Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 december 2003
gepubliceerd op 30 december 2003

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

bron
federale overheidsdienst informatie- en communicatietechnologie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003014296
pub.
30/12/2003
prom.
17/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/17/2003014296/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE, FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE


17 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 15, ingevoegd bij de wet van 25 maart 2003;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op de artikelen 31bis en 36bis, ingevoegd bij wet van 26 februari 2003;

Gelet op de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op de artikelen 27 en 28;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 maart 2003;

Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 27 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 8 mei 2003;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 35.859/2 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Onze Minister van Middenstand en Landbouw en Onze Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder « de wet van 8 december 1992 » : de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. § 2. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder « sectorale comités » : - het sectoraal comité voor het Rijksregister opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen; - het sectoraal comité voor de Kruispuntbank van Ondernemingen opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig artikel 27 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen; - het sectoraal comité voor de federale overheid opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, overeenkomstig artikel 36bis van de wet van 8 december 1992.

Art. 2.De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt voor het sectoraal comité voor de Kruispuntbank van Ondernemingen beschouwd als beheersinstelling in de zin van artikel 31bis, § 3, van de wet van 8 december 1992.

De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt voor het sectoraal comité voor het Rijksregister beschouwd als beheersinstelling in de zin van artikel 31bis, § 3, van de wet van 8 december 1992.

Art. 3.Naast de leden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoeld in artikel 31bis, § 2, van de wet van 8 december 1992, is elk sectoraal comité afzonderlijk samengesteld uit : 1° een extern lid met een expertise in de juridische domeinen gerelateerd aan de bijzondere wetgevingen die voorzien in de oprichting van een sectoraal comité;2° een extern lid met een bijzondere professionele en praktische ervaring in het gebruik van gegevens in de domeinen gerelateerd aan de bijzondere wetgevingen die voorzien de oprichting van een sectoraal comité;3° een extern lid met een bijzondere expertise in e-government en administratieve vereenvoudiging.E-government is een grondige herdenking van de relaties tussen de openbare diensten, de burgers en de ondernemingen door gebruik te maken van opportuniteiten geboden door moderne technologieën, internet en nieuwe media.

Onverminderd artikel 4, tweede lid, kan elk extern lid slechts deel uitmaken van één sectoraal comité opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 4.De externe leden bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden voor een hernieuwbare termijn van zes jaar benoemd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, uit een dubbeltal dat door de Ministerraad voor elk van de vacante mandaten wordt voorgedragen. Ze kunnen van hun opdracht worden ontheven door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Onder dezelfde voorwaarden wordt voor elk extern lid bedoeld in artikel 3, eerste lid, één plaatsvervangend lid benoemd. Dit plaatsvervangend lid vervangt het effectief lid indien deze verhinderd of afwezig is, of in afwachting van zijn vervanging.

Wanneer het mandaat van een extern lid een einde neemt vóór de vastgestelde datum, wordt binnen de drie maanden in de vervanging van de titularis voorzien. Het nieuw extern lid voleindigt het mandaat van degene die hij vervangt.

De voorzitter van het sectoraal comité en de overige leden afkomstig uit de Commissie, worden aangewezen voor een hernieuwbare termijn van maximum zes jaar.

Art. 5.§ 1. Om tot extern lid van het desbetreffende sectoraal comité benoemd te kunnen worden en het te kunnen blijven, moeten de kandidaten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. Belg of onderdaan van de Europese Unie zijn;2. de burgerlijke en politieke rechten genieten;3. onafhankelijk zijn van de betrokken beheersinstelling en niet onder het hiërarchisch gezag staan van de Minister die de betrokken beheersinstelling onder zijn bevoegdheid heeft;4. geen lid zijn van het Europees of nationaal parlement, noch van een Gemeenschaps- of Gewestraad. § 2. De in § 1 bedoelde voorwaarden gelden onverkort voor de Voorzitter van het sectoraal comité en de overige leden afkomstig uit de Commissie.

Art. 6.Elk sectoraal comité bestaat uit evenveel Franstalige leden als Nederlandstalige leden.

Art. 7.De artikelen 24, §§ 6 en 7, 27, 31bis, § 4 en 36, tweede en derde lid, van de wet van 8 december 1992 zijn van toepassing op de leden van de sectorale comités.

Art. 8.Onverminderd artikel 31bis, § 2, eerste lid, laatste zin van de wet van 8 december 1992, verlenen de sectorale comités advies en machtigingen bij meerderheid der stemmen.

De sectorale comités kunnen slechts geldig beraadslagen voorzover ten minste 2 leden van de Commissie onder wie steeds de voorzitter of diens plaatsvervanger, en 2 externe leden aanwezig zijn. Indien er op het ogenblik van de beraadslaging geen pariteit bestaat tussen de leden van de Commissie enerzijds en de externe leden anderzijds, wordt de pariteit hersteld volgens een regeling beschreven in het huishoudelijk reglement van het betrokken sectoraal comité.

Art. 9.Indien de voorzitter verhinderd of afwezig is, wordt zijn functie uitgeoefend door het ander lid van de Commissie met de grootste anciënniteit of, bij gelijkheid van anciënniteit van de Commissieleden, door de oudste onder hen.

Art. 10.In geval van toepassing van artikel 31bis, § 5, tweede lid, van de wet van 8 december 1992, draagt de beheersinstelling de werkingskosten van het betrokken sectoraal comité, met uitzondering van de vergoedingen en terugbetalingen van kosten uitgekeerd aan de voorzitter en aan de leden van het sectoraal comité, die ten laste van de Commissie blijven.

Art. 11.De voorzitter van elk sectoraal comité zorgt, in overleg met de andere leden van de Commissie in het comité, voor de coördinatie tussen de werkzaamheden van het sectoraal comité en die van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; hij waakt over de verenigbaarheid van de aan het sectoraal comité voorgelegde ontwerpbeslissingen met de beginselen en normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De nadere werkingsregels van elk sectoraal comité zijn, overeenkomstig artikel 31bis van de wet van 8 december 1992, deze bepaald door datzelfde artikel, met uitzondering van de afwijkingen die, uitsluitend ten behoeve van het sectoraal comité van de sociale zekerheid, worden voorzien ten opzichte van de §§ 2 en 5.

Art. 12.De voorzitter van een sectoraal comité kan, binnen een termijn van 3 werkdagen te tellen vanaf de dag waarop zijn comité zich uitgesproken heeft, het dossier overmaken aan de Commissie om het opnieuw te laten onderzoeken, indien hij vaststelt dat de beslissing van zijn sectoraal comité niet strookt met de beginselen en normen inzake de bescherming van het privé-leven. In dit geval wordt het gehele dossier zonder verwijl aan de Commissie overgemaakt.

De Commissie doet uitspraak binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de datum van de overmaking van het dossier aan de Commissie. Indien deze termijn niet wordt nageleefd, wordt de Commissie geacht in te stemmen met de beslissing van het comité.

Ingeval de Commissie beslist de door het sectoraal comité genomen beslissing te herzien, wordt haar beslissing overgemaakt aan de instanties bedoeld in artikel 15, tweede en derde lid.

Art. 13.Elk sectoraal comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Dit huishoudelijk reglement wordt voor goedkeuring aan de Commissie voorgelegd.

Art. 14.Elk sectoraal comité kan de aanvrager of de betrokken beheersinstelling alle aanvullende inlichtingen vragen die het nuttig acht.

Art. 15.De adviezen en de machtigingen van de sectorale comités worden met redenen omkleed.

Een afschrift van elk advies wordt na afloop van de termijn bedoeld in artikel 12, eerste lid overgemaakt aan de Minister die de betrokken beheersinstelling onder zijn bevoegdheid heeft.

Een afschrift van de machtiging of van de weigering tot machtiging wordt na afloop van de termijn bedoeld in artikel 12, eerste lid, overgemaakt aan de aanvrager die erom heeft verzocht en aan de betrokken beheersinstelling.

Art. 16.De adviezen en de machtigingen van de sectorale comités worden binnen de maand bekendgemaakt op de internetsite van de Commissie. De adviezen en de machtigingen van de sectorale comités of een referentie naar hun vindplaats op de internetsite van de Commissie worden bekendgemaakt in het verslag dat de Commissie opstelt op grond van artikel 32, § 2, van de wet van 8 december 1992.

Art. 17.Behalve indien voor een sectoraal comité uitvoering wordt gegeven aan artikel 31bis, § 5, tweede lid, van de wet van 8 december 1992, wordt het secretariaat van dat sectoraal comité waargenomen door het secretariaat van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 18.Onverminderd artikel 28 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, is de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer tot de installatie en de benoeming van de leden van de sectorale comités bedoeld in artikel 1, § 2, belast met de opdrachten die aan elk van deze sectorale comités worden toebedeeld door de wetten bedoeld in hetzelfde artikel, elk voor wat hem betreft.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgend op die waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 20.Onze Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Onze Minister van Middenstand en Landbouw en Onze Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Mevr. F. MOERMAN De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. M. ARENA De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Informatisering van de Staat, P. VANVELTHOVEN

^