Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 december 2003
gepubliceerd op 26 januari 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de aanwending van de bijdrage voor de risicogroepen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003202191
pub.
26/01/2004
prom.
17/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/17/2003202191/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de aanwending van de bijdrage voor de risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de aanwending van de bijdrage voor de risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2001 Aanwending van de bijdrage voor de risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 4 april 2001 onder het nummer 56938/CO/303.03)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst strekt ertoe initiatieven te ontwikkelen ter bevordering van de vorming en de tewerkstelling van risicogroepen onder de werknemers in uitvoering van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 13 februari 1997) in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en in uitvoering van sectie IV, hoofdstuk II van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en haar uitvoeringsbesluiten (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999), en onder verwijzing naar het interprofessioneel akkoord van december 2000.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen.

Art. 3.Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 zal elke werkgever een bijdrage ten belope van 0,20 pct. van de bruto loonmassa van de derde en vierde trimesters zoals aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, storten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Voor de eerste twee kwartalen van 2001 wordt derhalve geen bijdrage gestort. Voor werkgevers die slechts in de loop van de eerste twee trimesters van 2001 hun activiteit opstarten, zal het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen van geval tot geval de berekeningswijze uitwerken.

Voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 zal elke werkgever een bijdrage ten belope van 0,10 pct. van de bruto loonmassa zoals aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, storten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Het « Fonds voor de exploitatie van bioscoopzalen », met als zetel Koningsstraat 241, te 1210 Brussel, is gemachtigd om deze gelden in ontvangst te nemen.

Art. 4.Deze bijdrage zal worden aangewend voor initiatieven ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van de risicogroepen, zoals bepaald in artikel 5 van deze overeenkomst, alsook voor initiatieven die kaderen in het gelijke kansenbeleid en voor maatregelen inzake kinderopvang.

Art. 5.Als risicogroepen worden beschouwd : - de laaggeschoolde werklozen en de langdurige werklozen, de gehandicapten, de deeltijds leerplichtigen, de herintreders, de bestaansminimumtrekkers en de laaggeschoolde werknemers, de -werklozen van minstens 50 jaar oud die geconfronteerd worden met collectief ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie zoals omschreven in artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgsich Staatsblad van 9 januari 1991) en in artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 1991; - alle werknemers, ongeacht hun opleidingsniveau, van wie de functie bedreigd wordt zonder bijkomende vorming in de sector, met uitzondering van het kader- of vertrouwenspersoneel en met uitzondering van het universitair gevormd personeel.

Art. 6.Het « Sociaal Fonds voor de exploitatie van bioscoopzalen » wordt paritair beheerd conform de statuten van het fonds.

Art. 7.De raad van bestuur van het in artikel 3 genoemde sociaal fonds zal de nodige schikkingen treffen om de bijdragen te innen.

Art. 8.De raad van bestuur van het in artikel 3 genoemde sociaal fonds zal de nodige initiatieven ontwikkelen om deze bijdrage te besteden zoals voorzien in artikelen 4 en 5 van deze overeenkomst.

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.

Ze vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen betreffende de aanwending van de bijdragen voor risicogroepen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 april 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 december 2003.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^