Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 februari 2005
gepubliceerd op 07 maart 2005

Koninklijk besluit tot uitvoering van de bepalingen van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203610
pub.
07/03/2005
prom.
17/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/17/2004203610/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de bepalingen van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, inzonderheid op de artikelen 3, tweede lid, 7, § 1, 8, tweede lid, 9, § 3, 23, 26, 29, tweede lid, 35, § 2, 66 en 72;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de zeevisserij, gegeven op 16 april 2004, 4 mei 2004 en 22 september 2004;

Gelet op het advies 37.530/1/V van de Raad van State, gegeven op 27 juli 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Erkenning van de zeevisser Afdeling 1. - Voorwaarden en nadere regelen van de erkenning als

zeevisser

Artikel 1.- § 1. De zeevissers worden erkend door een paritair samengestelde administratieve commissie, hierna genoemd "de administratieve commissie", opgericht binnen het Paritair Comité voor de zeevisserij. § 2. Deze administratieve commissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter en een ondervoorzitter;2° drie gewone en drie plaatsvervangende leden aangewezen door de werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité;3° drie gewone en drie plaatsvervangende leden aangewezen door de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité;4° één secretaris. § 3. Het Paritair Comité voor de zeevisserij neemt op regelmatige tijdstippen kennis van de werkzaamheden en beslissingen van de administratieve commissie. § 4. De bepalingen van het koninklijk besluit van 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en paritaire subcomités, alsmede de bijzondere regels, zoals bepaald in artikel 8 van dit besluit, zijn van toepassing op de werking van de administratieve commissie.

De overige regelen inzake de werking van de administratieve commissie worden bij huishoudelijk reglement bepaald.

Art. 2.- Het fonds voor bestaanszekerheid van de sector, genaamd het "Zeevissersfonds", krachtens de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 29 augustus 1986, bezorgt de administratieve commissie de lijsten met zeevissers die voor erkenning in aanmerking komen.

Art. 3.- De erkenning als zeevisser wordt voor onbepaalde duur verleend.

Bij de erkenning wordt aan de zeevisser een erkenningsnummer toegekend. Tevens wordt hem een erkenningskaart afgeleverd. De nadere regelen inzake de vorm en inhoud van de erkenningskaart worden verder door het Paritair Comité voor de zeevisserij bepaald.

Art. 4.- De werknemer die aan de volgende voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor de erkenning als zeevisser : 1° minimum 18 jaar zijn of voldaan hebben aan de deeltijdse leerplicht;2° medisch geschikt verklaard zijn;3° over voldoende talenkennis beschikken om de bevelen van de gezagvoerder te kunnen begrijpen;4° beschikken over de vaartbevoegdheidsbewijzen en de beroepsbekwaamheid, zo dit voor bepaalde categorieën van zeevissers vereist wordt;5° over de nodige technische bekwaamheid beschikken;6° het attest met betrekking tot het volgen van de voorbereidingslessen veilig werken hebben bekomen of kunnen aantonen dat men daaraan gelijkgestelde opleidingen heeft gevolgd.

Art. 5.- § 1. Om zijn erkenning te behouden, moet de erkende zeevisser aan een minimumprestatienorm voldoen. Hij moet, te rekenen vanaf de datum van erkenning als zeevisser, gedurende een referteperiode die loopt van 1 april tot en met 31 maart minimum 100 arbeidsdagen gepresteerd hebben aan boord van een Belgisch vissersschip in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij. Deze norm geldt zonder onderscheid voor alle categorieën van zeevissers. § 2. Wanneer een zeevisser in de loop van de referteperiode wordt erkend, dient de bij § 1 bedoelde minimumprestatienorm voor het resterend gedeelte van die periode naar evenredigheid te worden toegepast. § 3. Voor de toepassing van de bij § 1 bedoelde minimumprestatienorm worden al de dagen die deel uitmaken van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij, zoals omschreven bij de artikel 8, leden 1 en 2 van de wet van 3 mei 2003 tot regeling van de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser, hierna genoemd "de wet van 3 mei 2003", binnen de beschouwde referteperiode als arbeidsdagen beschouwd.

Worden voor de toepassing van de bij § 1 bedoelde minimumprestatienorm voor de beschouwde referteperiode tevens met arbeidsdagen gelijkgesteld : 1° de dagen van arbeidsongeschiktheid van de zeevisser ten gevolge van een arbeidsongeval dat zich tijdens en door het feit van de uitvoering van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij heeft voorgedaan;2° de dagen gedurende dewelke de zeevisser voorkomt op de wachtlijst bedoeld bij artikel 4, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 februari 2003 tot wijziging en coördinatie van de statuten van het Zeevissersfonds;3° eventuele andere dagen, in uitzonderlijke en gemotiveerde omstandigheden, welke door de administratieve commissie worden beoordeeld. § 4. De nodige gegevens omtrent de prestaties van de zeevisser over de referteperiode, worden door de erkende organisatie van werkgevers, bedoeld bij artikel 14, aan de administratieve commissie meegedeeld. Afdeling 2. - Schorsing en intrekking van de erkenning als zeevisser

Art. 6.- De administratieve commissie kan de erkenning als zeevisser schorsen : 1° ingeval een administratief onderzoek zulks vereist tijdens de procedure tot intrekking van de erkenning;2° wanneer de erkende zeevisser tijdelijk medisch arbeidsongeschikt wordt verklaard;3° op verzoek van de erkende zeevisser die zich tijdelijk uit de zeevisserijsector wenst terug te trekken;4° op verzoek van de erkende zeevisser met het oog op een tijdelijke tewerkstelling in een ander onderdeel van de rederij of in een andere subsector die onder het Paritair Comité voor de zeevisserij ressorteert. Elk geval van schorsing van de erkenning wordt individueel onderzocht.

Art. 7.- De administratieve commissie kan de erkenning als zeevisser intrekken : 1° wanneer de erkende zeevisser over de referentieperiode de minimumprestatienorm niet heeft behaald;2° wanneer de erkende zeevisser zich schuldig heeft gemaakt aan een feit dat een dringende reden uitmaakt in de zin van artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of dat leidt tot een onmiddellijke ontscheping om ernstige reden in de zin van artikel 53 van de wet van 3 mei 2003;3° wanneer bewezen is dat de erkende zeevisser definitief in de lichamelijke of geestelijke onmogelijkheid is zijn taak van zeevisser verder uit te voeren;4° wanneer de erkende zeevisser weigert de documenten voor te leggen waartoe de administratieve commissie heeft verzocht overeenkomstig artikel 8, § 3. Elk geval van intrekking van de erkenning wordt individueel onderzocht.

Art. 8.- § 1. Wanneer de administratieve commissie het voornemen heeft de erkenning van een zeevisser te schorsen of in te trekken, dan wordt deze laatste door de commissiesecretaris op de door hem vastgestelde datum uitgenodigd om zich aan te bieden voor deze commissie.

Wanneer de zeevisser zich op de vastgestelde datum aanbiedt, wordt de beslissing van de administratieve commissie hem mondeling ter zitting meegedeeld en nadien per aangetekende brief bevestigd. De beslissing tot schorsing of intrekking gaat in vanaf de dag van de zitting tijdens dewelke zij is genomen.

Wanneer de zeevisser zich niet op de vastgestelde datum aanbiedt, wordt hij bij aangetekend schrijven opgeroepen voor een volgende zitting van de commissie. De commissie kan bij verstek een beslissing nemen indien de zeevisser zich niet aangeboden heeft vóór het einde van de tweede zitting waarvoor hij opgeroepen werd overeenkomstig het tweede lid. De bij verstek genomen beslissing wordt aan de belanghebbende betekend door de commissiesecretaris binnen acht dagen na haar uitspraak, hetzij bij deurwaardersexploot, hetzij bij aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde werkdag na de datum van verzending.

Binnen acht dagen na de betekening kan de zeevisser verzet aantekenen tegen deze beslissing. Om op geldige wijze verzet te kunnen aantekenen, moet de zeevisser, hetzij persoonlijk voor de commissiesecretaris verschijnen, hetzij hem een ter post aangetekend schrijven richten. Bij aangetekend schrijven roept de commissiesecretaris de zeevisser op voor een nieuwe zitting van deze commissie. Wanneer de zeevisser een tweede maal verstek laat gaan, is een nieuw verzet niet meer ontvankelijk. § 2. De zeevisser mag zich tijdens de procedure tot schorsing of intrekking van de erkenning voor verdediging laten bijstaan. § 3. De administratieve commissie kan de zeevisser verzoeken om alle documenten voor te leggen die nuttig zijn om te worden onderzocht teneinde uit te maken of er voldaan is aan een voorwaarde voor de schorsing of de intrekking van de erkenning als zeevisser. Afdeling 3. - Van rechtswege vervallen van de erkenning als zeevisser

Art. 9.- De erkenning als zeevisser vervalt in de volgende gevallen van rechtswege : 1° bij het overlijden van de erkende zeevisser;2° bij het rustpensioen van de erkende zeevisser;3° bij het vervroegd rustpensioen van de erkende zeevisser;4° wanneer de zeevisser beroepsvreemd gaat werken gedurende een periode die vier weken overschrijdt, buiten het geval van schorsing van de erkenning op verzoek van de erkende zeevissers bedoeld bij artikel 6, lid 1, 3°;5° wanneer de erkende zeevisser uitdrukkelijk of feitelijk afstand doet van zijn erkenning;met feitelijke afstand van de erkenning wordt bedoeld elke volgehouden houding en/of handelswijze van de zeevisser die er duidelijk op wijst dat hij geen arbeid meer wil verrichten als bemanningslid op een vissersschip in het kader van een arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij. Afdeling 4. - Tijdelijke en uitzonderlijke tewerkstelling zonder

erkenning

Art. 10.- Kunnen tijdelijk en op uitzonderlijke wijze zonder erkenning als zeevisser op een vissersschip worden tewerkgesteld : 1° de scheepsjongens als bedoeld bij de wet van 23 september 1931 op de aanwerving van het personeel der zeevisscherij;2° de niet-erkende zeevisser die in de loop van een zeereis wordt aangeworven om een lid van de bemanning van een vissersschip te vervangen, tot op het ogenblik waarop de administratieve commissie een beslissing omtrent zijn erkenning heeft genomen. HOOFDSTUK 2. - De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij

Art. 11.- De reder kan, overeenkomstig artikel 7, § 1 van de wet van 3 mei 2003, een volmacht ondertekenen waarbij aan de daarin aangewezen persoon de bevoegdheid wordt verleend om namens de reder op te treden.

Deze volmacht moet door de reder worden neergelegd bij de erkende organisatie van werkgevers, bedoeld bij artikel 15. De gemachtigde kan zijn of haar hoedanigheid bewijzen door voorlegging van een afschrift van deze volmacht.

De bepalingen van het vorig lid gelden niet ten aanzien van de schipper, die in elk geval geacht wordt gemachtigde van de reder te zijn.

Art. 12.- De bij artikel 8, lid 2, van de wet van 3 mei 2003 bedoelde werkzaamheden die, rekening houdend met de functie aan boord van de zeevisser en in zoverre dit tot de normale taken van de bemanning behoort, na het aanleggen van het vissersschip moeten worden verricht, zijn de volgende : 1° het lossen van de vangst;2° het reinigen en onderhouden van het vissersschip;3° de verslaggeving van de zeereis. In bepaalde gemotiveerde omstandigheden kan zich een zeker tijdsverloop voordoen tussen het aanleggen van het visserschip en het uitvoeren van de bedoelde werkzaamheden.

Art. 13.- De arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de zeevisserij moet in overeenstemming zijn met het als bijlage gevoegde model. HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen van de reder

Art. 14.- In geval van verlies, beschadiging of vernietiging van persoonlijke goederen van de zeevisser ten gevolge van schipbreuk, brand aan boord of andere onvoorziene voorvallen of overmacht, betaalt de reder aan de zeevissers van het betrokken vissersschip een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten binnen het Paritair Comité voor de zeevisserij, wordt bepaald. Wanneer binnen een termijn zes maanden te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit in de schoot van het voornoemd paritair comité geen collectieve arbeidsovereenkomst tot vaststelling van deze forfaitaire vergoeding is kunnen gesloten worden, bepaalt de Koning dit bedrag.

In onderling akkoord kunnen partijen een gunstiger vergoedingsregeling overeenkomen, inzonderheid wanneer sprake is van kostbare persoonlijke goederen van de zeevisser die voor de uitoefening van de functie aan boord worden aangewend en die voorafgaandelijk schriftelijk door de schipper als dusdanig worden erkend. Indien de schipper zelf dergelijke persoonlijke goederen voor de uitoefening van zijn functie aan boord aanwendt, dient de voorafgaande schriftelijke erkenning door de reder te worden gegeven.

Bij overlijden van een rechthebbende, wordt de vergoeding aan zijn rechtverkrijgenden uitbetaald.

Art. 15.- De werkgevers die onder het Paritair Comité voor de zeevisserij ressorteren, zijn verplicht zich aan te sluiten bij de organisatie van werkgevers die, overeenkomstig artikel 26 van de wet van 3 mei 2003, door Ons zal worden erkend. HOOFDSTUK 4. - Loon van de zeevisser

Art. 16.- De totale bruto-opbrengst van de tijdens de betrokken zeereis gerealiseerde vangst, bedoeld bij artikel 29, lid 2, van de wet van 3 mei 2003, is de opbrengst van de verkoop van de vis die tijdens de zeereis werd gevangen, zonder aftrek van enige kosten. Van dit bedrag mogen, voor de berekening van het variabel loon van de zeevisser, geen kosten worden afgetrokken.

Art. 17.- § 1. In geval van hulp, bijstand en opsleping van een ander schip, in de zin en onder de voorwaarden bepaald bij artikel 35, § 1, van de wet van 3 mei 2003, ontvangt de zeevisser als bijkomende vergoeding een procentueel aandeel in de vergoeding die de reder vanwege de verzekeringsmaatschappij van het betrokken schip ontvangt.

Dit procentueel aandeel is gelijk aan het procentueel aandeel dat overeenkomstig artikel 29, lid 1, van dezelfde wet wordt toegepast voor de vaststelling van het variabel loon van de zeevisser.

In geen geval mag het bedrag van de bijkomende vergoeding waarop de zeevisser recht heeft, lager zijn dan het bedrag dat bekomen wordt door het gewaarborgd minimumdagloon, vastgesteld krachtens artikel 30, § 1, van de voornoemde wet, te vermenigvuldigen met het aantal dagen waarop het loon van de zeevisser ingevolge de in het vorig lid bedoelde hulp, bijstand en opsleping werd aangetast. § 2. Zo, in het geval bedoeld in het eerste lid van de vorige paragraaf, de reder geen vergoeding ontvangt van de verzekeringsmaatschappij van het betrokken schip, ontvangt de zeevisser een bijkomende vergoeding die gelijk is aan het bedrag dat bekomen wordt door het gewaarborgd minimumdagloon, vastgesteld krachtens artikel 30, § 1, van de voornoemde wet, te vermenigvuldigen met het aantal dagen waarop het loon van de zeevisser ingevolge de in het eerste lid van de vorige paragraaf bedoelde hulp, bijstand en opsleping werd aangetast. HOOFDSTUK 5. - Bijzondere bepalingen

Art. 18.- Worden, onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, aangewezen als ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de naleving van de wet van 3 mei 2003 en de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de grenzen die hen krachtens die wet toegekend worden en voor de aangelegenheden die tot hun respectievelijke bevoegdheden behoren : 1° de inspecteurs en de sociaal-controleurs van de Algemene Directie Toezicht op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;2° de sociaal-inspecteurs van de afdeling Basistoezicht bij de Algemene Directie Toezicht van het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;3° de ambtenaren van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aangesteld overeenkomstig artikel 22 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel;4° de inspecteurs en de sociaal-controleurs van de sociale inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;5° de sociaal-inspecteurs en sociaal-controleurs van de Algemene Directie van de Inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 19.- De wet van 3 mei 2003 treedt in werking op 1 april 2005, met uitzondering van artikel 3, tweede lid, dat op grond van artikel 72 van voornoemde wet reeds in werking is getreden op 20 juni 2003, dag waarop de wet in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt.

Art. 20.- Dit besluit treedt in werking op 1 april 2005.

Art. 21.- Onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 20 juni 2003. Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^