Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 januari 2002
gepubliceerd op 01 maart 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de witzandexploitaties

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012027
pub.
01/03/2002
prom.
17/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/17/2002012027/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de witzandexploitaties (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de witzandexploitaties.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grind- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1999 Arbeidsvoorwaarden in de witzandexploitaties (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nummer 51796/CO/102.06) I. Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de witzandexploitaties welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg.

Met "werklieden" worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld.

II. Lonen

Art. 2.Het minimumuurloon van de werkman van 21 jaar en ouder en met 6 maanden anciënniteit bedraagt op 1 februari 1999, voor een wekelijkse arbeidsduur van zevenendertig uren 483,10 BEF. Het minimumuurloon alsmede de werkelijk uitbetaalde lonen van de werklieden worden verhoogd met 10 BEF/uur vanaf 1 februari 1999 en met 10 BEF/uur vanaf 1 februari 2000.

Nieuw aangeworven werknemers ontvangen de eerste 6 maanden 90 pct., en na zes maanden 95 pct. van het minimumuurloon of, na positieve evaluatie, van het functieloon; na een jaar ontvangt de werknemer 100 pct. van het functieloon.

Art. 3.De lonen van de werklieden jonger dan 21 jaar worden, naargelang hun leeftijd, vastgesteld op de hierna vermelde percentages van het loon van de meerderjarige werklieden van de categorie waartoe ze behoren : vanaf 18 jaar : 70 pct. vanaf 19 jaar : 80 pct. vanaf 20 jaar : 90 pct.

Nochtans genieten de houders van een diploma A3 en/of B2 vanaf 20 jaar, 100 pct. van het toepasselijk categorieloon.

De lonen van de jongere werklieden aangeworven voor een bepaalde duur van ten hoogste één maand bedragen volgend percentage van het minimumloon : beneden de 18 jaar : 60 pct.; vanaf 18 jaar : 70 pct.

III. Correctiemechanisme

Art. 4.Met betrekking tot de loonnorm wordt overeengekomen dat, in geval er twee indexsprongen plaatsvinden voor 1 februari 2001, de loonsverhoging van 1 februari 2000 vanaf de tweede indexering komt te vervallen.

IV. Koppeling van de lonen en van de ploegenpremies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.De in artikel 2 vermelde lonen en de in artikel 20 voorziene anciënniteitstoeslag zijn gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.De in artikel 2 vastgestelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 101,58.

Telkens wanneer het vorig indexcijfer met 2 pct. stijgt of daalt, worden de laatste uitbetaalde lonen en ploegenpremies met 2 pct. verhoogd of verlaagd.

De verlagingen welke uit een daling van het indexcijfer voortvloeien worden slechts toegepast wanneer het indexcijfer met een halve schijf beneden de waarde welke de verhogingen veroorzaakte daalt.

De indexcijfers die een verhoging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : 103,61 - 105,68 - 107,80 De indexcijfers die een loonsverlaging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : 101,58...

Art. 7.De wijzigingen voortvloeiend uit de toepassing van de artikelen 5 en 6 gaan in de eerste dag van de maand volgend op die waarvan het indexcijfer aanleiding geeft tot aanpassing van de lonen en de ploegenpremies.

De lonen, berekend volgens de hiervoor bepaalde modaliteiten, worden afgerond naar de hogere of lagere halve deciem naargelang de centiemen 2,5 bereiken of lager zijn dan 7,5.

V. Ploegenpremies

Art. 8.In de ondernemingen waar het werk met opeenvolgende ploegen is ingericht wordt een ploegenpremie toegekend, berekend op het gemiddeld uurloon verhoogd met 7,65 BEF, van : - 2,853 pct. voor de morgenploeg; - 7,550 pct. voor de namiddagploeg; - 24,927 pct. voor de nachtploeg.

Voormeld gemiddeld uurloon bedraagt 512,35 BEF op 1 februari 1999, als volgt samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3 074,10 BEF : 6 = 512,35 BEF Dit gemiddeld uurloon wordt bij elke wijziging van de uurlonen herberekend.

VI. Gelijkschakeling lonen Maasmechelen

Art. 9.In uitvoering en ter bevestiging van het akkoord van 29 juni 1994 omtrent de gelijkschakeling van de lonen te Maasmechelen met deze te Mol/Dessel/Lommel zullen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst volgende principes worden gehanteerd. 1. Partijen streven er naar voor vergelijkbare functies te Maasmechelen dezelfde lonen toe te kennen als te Mol/Dessel/Lommel.2. Alle nieuwe aanwervingen te Maasmechelen gebeuren tegen de voorwaarden Mol/Dessel/Lommel.3. Aan de normale loonindexeringen zal niet worden geraakt.4. Voor werknemers te Maasmechelen met een hoger loon en die niet van functie veranderen zullen er geen effectieve loonsverlagingen plaatsvinden.Tot op het ogenblik dat hun uurloon gelijk is met dit van Mol/Dessel/Lommel zullen zij geen aanspraak kunnen maken op de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene loonsverhogingen.

VII. Zaterdagwerg

Art. 10.Voor het werk op zaterdag vanaf 6 uur ontvangen de werklieden een premie die gelijk is aan 80 pct. van het basisloon per uur prestatie.

VIII. Terugroeping naar het werk

Art. 11.Vanaf 1 februari 1999, voor terugroeping naar het werk wordt een premie toegekend van 700 BEF per terugroeping.

IX. Eindejaarspremie

Art. 12.De werklieden die op 30 november ingeschreven zijn in de onderneming en zelf geen opzegging hebben gegeven, hebben recht op een eindejaarspremie.

Vanaf 1999 is het bedrag van deze eindejaarspremie vastgesteld op 55 707 BEF. Vanaf 2000 is het bedrag van deze eindejaarspremie vastgesteld op 57 303 BEF. Bij werkonbekwaamheid wordt het eerste jaar gelijkgesteld met gewerkte dagen en geeft recht op de eindejaarspremie.

De eindejaarspremie wordt uitbetaald naar rato van één twaalfde per gewerkte maand aan : a) de werklieden die in de loop van de twaalf maanden vóór 30 november : 1° gepensioneerd zijn;2° ontslagen werden wegens economische redenen;3° aangeworven werden.b) de rechtverkrijgenden van de werklieden die in de loop van de twaalf maanden vóór 30 november overleden zijn. X. Anciënniteitsverlofdagen

Art. 13.De werklieden hebben vanaf vier jaren dienst recht op tegen enkel uurloon betaalde anciënniteitsverlofdagen.

Vanaf het kalenderjaar waarin men de hierna vermelde anciënniteit bereikt, wordt het aantal dagen waarop de werklieden recht hebben, vastgesteld als volgt : 4 jaar anciënniteit : 1 dag; 8 jaar anciënniteit : 2 dagen; 12 jaar anciënniteit : 3 dagen; 16 jaar anciënniteit : 4 dagen; 20 jaar anciënniteit : 5 dagen.

De betaling gebeurt op het tijdstip dat de dagen worden genomen.

Deze verlofdagen zijn niet overdraagbaar naar het volgend kalenderjaar.

XI. Syndicale premie

Art. 14.Mits het eerbiedigen van de sociale vrede tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst storten de werkgevers vanaf 1994 een patronale bijdrage van 3 500 BEF, vermenigvuldigd met het gemiddelde van het aantal werklieden die het voorgaande jaar werden tewerkgesteld.

De stortingen gebeuren in onderling akkoord tussen elke betrokken werkgever en de betrokken syndicale organisaties, uiterlijk op 15 juni van het lopende jaar.

XII. Werkzekerheid

Art. 15.a) De werkgevers stellen alles in het werk om geen ontslag wegens economische redenen te moeten doorvoeren gedurende de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. b) Vooraleer er tot ontslag wegens economische redenen overgegaan wordt zullen de werkgevers trachten de betrokkenen in andere afdelingen van de onderneming te herplaatsen of een beroep te doen op gedeeltelijke werkloosheid.c) Indien er toch tot ontslag wegens economische redenen moet worden overgegaan verbinden de werkgevers er zich toe vooraf in contact te treden met de vakbondsorganisaties. d) Wat betreft de sector witzand van de N.V. "S.C.R. SIBELCO" en « NZM-GRIT » verbinden de werkgevers er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst geen ontslagen door te voeren om economische redenen.

XIII. Bestaanszekerheid

Art. 16.De werklieden hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.

De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonsuitbetaling.

De bestaanszekerheidsuitkering wordt met ingang van 1 februari 1997 éénvormig op 600 BEF per dag gedeeltelijke werkloosheid gebracht ongeacht de gezinstoestand of de duur van de werkloosheid.

XIV. Carensdag

Art. 17.De carensdag wordt voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst afgeschaft.

XV. Maaltijdcheques

Art. 18.De patronale bijdrage in de maaltijdcheques bedraagt met ingang van 1 januari 1999 154 BEF per gewerkte dag. De werknemersbijdrage zal vanaf die datum 46 BEF bedragen zodat de nominale waarde van de maaltijdcheque 200 BEF wordt.

XVI. Werkgelegenheid

Art. 19.De aanwervingen die gebeurd zijn krachtens de opeenvolgende tewerkstellingsakkoorden blijven verworven en genieten van de werkzekerheidsregeling bedoeld in hoofdstuk XII hierboven.

XVII. Bevordering van de tewerkstelling

Art. 20.Vanaf 1996 wordt jaarlijks 0,10 pct. van de loonmassa aangewend voor op brugpensioenstelling vanaf 58 jaar met vervanging, overeenkomstig de modaliteiten van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1985, betreffende het brugpensioen in de witzandexploitaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 april 1986 (Belgisch Staatsblad van 3 mei 1986).

Vanaf 1 januari 1999, wordt aan de werklieden die met brugpensioen gaan in 1999 en 2000 en die minstens 15 jaar dienstanciënniteit hebben in de onderneming, wordt een bijkomende maandelijkse anciënniteitstoeslag toegekend van 165 BEF per dienstjaar gepresteerd in de onderneming op het ogenblik van het vertrek van de betrokken werkman.

Art. 21.De werkgever gaat akkoord de openstaande vacatures eerst kenbaar te maken binnen de onderneming.

De vacatures zullen 14 dagen voor publicatie intern worden verspreid.

XVIII. Afscheidsvergoeding

Art. 22.Aan de werklieden die met pensioen of met brugpensioen gaan, en die minstens 15 jaar dienstanciënniteit tellen, wordt een afscheidsvergoeding uitbetaald die gelijk is aan 900 BEF per gepresteerd dienstjaar in de sector.

XIX Loopbaanonderbreking

Art. 23.Conform de nationale regeling bestaat het recht op loopbaanonderbreking tot beloop van 3 pct. van het personeelsbestand.

Iedere aanvraag hieromtrent zal door de werkgevers met goed gevolg worden onderzocht.

XX. Werktijdverkorting

Art. 24.De werkgever gaat akkoord om een beperkt aantal dagen werktijdverkorting in halve dagen te laten opnemen onder volgende strikte voorwaarden : maximaal 6 werkdagen kunnen opgesplitst worden; nooit tijdens de maanden juli, augustus en december; mits toestemming van de directe chef; enkel wanneer de werknemer in dagploeg staat.

XXI. Hospitalisatieverzekering

Art. 25.De partijen komen overeen om in de hospitalisatieverzekering volgende zaken te laten opnemen : de dekking van maxi - en superforfaits (One Day Clinic) bij daghospitalisatie; de periode van pre- en posthospitalisatie uit te breiden naar 2 maanden voor en 6 maanden na de hospitalisatie.

XXIII. Geldigheid

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 februari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 januari 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^