Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 mei 2001
gepubliceerd op 09 augustus 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012461
pub.
09/08/2001
prom.
17/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/17/2001012461/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen, met uitzondering van de bepalingen die in strijd zijn met artikel 4, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 3 april 1995, Belgisch Staatsblad van 22 april 1995.

Koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993.

Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1998 Halftijds conventioneel brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 3 april 1998, onder het nummer 47652/CO/305.02)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werkgevers die reeds gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst inzake halftijds conventioneel brugpensioen die tenminste dezelfde voordelen voorziet als deze bedongen in deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 13 juli 1993, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties en in het kader van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werknemers in dienst bij de werkgever en die hun activiteiten voltijds uitvoeren in het kader van een arbeidsovereenkomst en voor zover ze aan de leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden voldoen zoals voorzien in het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen.

Deze werknemers moeten eveneens de toelaatbaarheidsvoorwaarden vervullen voor de voltijdse werknemers, zoals voorzien in de werkloosheidsreglementering.

Art. 4.De halvering van de prestaties maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen werkgever en werknemer. Dit akkoord dient vastgesteld in een geschreven overeenkomst, conform de beschikkingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten.

Bij de aanvang van de halvering van zijn arbeidsprestaties moet de betrokken werknemer ten minste twaalf maanden voltijds in dienst zijn van de werkgever en ten minste 56 jaar oud zijn.

Het aantal arbeidsuren die de werknemer vanaf de vermindering moet presteren is gelijk aan de helft van het aantal arbeidsuren van een voltijdse werknemer van de onderneming.

Art. 5.Vooraleer een overeenkomst tot halftijds brugpensioen af te sluiten zal de werkgever de betrokken werknemer uitnodigen tot een gesprek waarbij de halftijdse brugpensioenregeling wordt voorgesteld en de financiële gevolgen ervan schriftelijk worden toegelicht. De werknemer heeft het recht het bijzonder statuut van halftijds bruggepensioneerde te aanvaarden of af te wijzen.

Desgewenst kan de werknemer zich laten bijstaan door een afgevaardigde van de syndicale organisatie.

Art. 6.Na de halvering van de arbeidsprestaties, behoudt de werknemer zijn recht op de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever voor zover hij de werkloosheidsuitkeringen blijft genieten.

In geen geval zal de werkgever de verandering of de afschaffing van de werkloosheidsuitkeringen compenseren met een hogere vergoeding.

Art. 7.De aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de regels vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad van 13 juli 1993.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan het te waarborgen inkomen verminderd met de volgende twee elementen namelijk de helft van het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkeringen.

Het te waarborgen inkomen is gelijk aan het inkomen dat ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, wordt verkregen, vermeerderd met de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en het inkomen verkregen ter uitvoering van diezelfde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974.

Als refertemaand voor de berekening van het brutomaandloon wordt de kalendermaand genomen die voorafgaat aan de maand waarin de vermindering van de arbeidsprestaties ingaat.

Deze aanvullende vergoeding is in elk geval de maximale tussenkomst ten laste van de werkgever voor wat deze overeenkomst betreft.

Op deze bijkomende vergoeding worden voor wat deze overeenkomst betreft, desgevallend de wettelijke afhoudingen verricht. Deze zijn steeds ten laste van de werknemer.

Art. 8.Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt gebonden aan het indexcijfer der consumptieprijzen en wordt jaarlijks herzien door de Nationale Arbeidsraad, in het licht van de ontwikkeling van de regelingslonen, volgens de modaliteiten opgenomen in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974.

Art. 9.De werknemers die een aanvullende vergoeding genieten in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden hun recht op deze aanvullende vergoeding tot de datum waarop zij de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (tenzij de werknemer voor die tijd zou overlijden) of tot de datum van einde van de arbeidsovereenkomst.

Art. 10.De bruggepensioneerde van minder dan 60 jaar, wordt overeenkomstig de artikelen 3 tot 6 van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen, vervangen door een uitkeringsgerechtigde werkloze.

Nochtans kan in uitvoering van § 8 van artikel 3 van het voormeld koninklijk besluit van 30 juli 1994 vrijstelling van de vervangingsplicht toegestaan worden door de bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau.

Deze vervanging dient niet noodzakelijk te gebeuren in dezelfde dienst of functie als die van de bruggepensioneerde.

Art. 11.De halftijds bruggepensioneerde is verplicht de werkgever op de hoogte te brengen van elke wijziging van zijn familiale toestand, burgerlijke staat, adres, post- of bankrekening en van alle gegevens die zijn statuut van bruggepensioneerde zouden kunnen beïnvloeden, met name : - de gegevens in verband met zijn hoedanigheid van vergoede werkloze; - de gegevens in verband met voortzetting, hervatting of stopzetting van om het even welke beroepsactiviteit; - bij ziekte of invaliditeit, elke aanvraag tot het bekomen van ziektevergoedingen of invaliditeitsuitkeringen in de plaats van de werkloosheidsuitkeringen.

Art. 12.Voor alles wat niet uitdrukkelijk in deze collectieve arbeidsovereenkomst is voorzien, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad van 13 juli 1993, evenals alle wettelijke en reglementaire bepalingen die hierop van toepassing zijn, zoals onder meer de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 juli 1994 en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974.

Art. 13.Voor de sectoren die subsidies genieten om hun loonlasten te dekken, is de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst ten minste gekoppeld aan het behoud van de gesubsidieerde arbeidsprestaties, met inbegrip van de gesubsidieerde tenlasteneming van de aanvullende vergoeding waarin is voorzien krachtens deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst mag bovendien niet tot gevolg hebben dat de toestand van de inrichtingen, die tot een belangrijke herstructurering gedwongen zijn welke minstens beantwoordt aan de voorwaarden van de wetgeving betreffende de reglementering inzake het collectief ontslag, in het gedrang worden gebracht.

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur.

Zij treedt in werking op 1 juli 1998 en houdt op van kracht te zijn op 30 juni 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^