Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 november 2006
gepubliceerd op 24 november 2006

Koninklijk besluit betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000924
pub.
24/11/2006
prom.
17/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/17/2006000924/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, inzonderheid op de artikelen 2, § 1, 8, § 2 en § 5, 17 en 20;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die gebruikt worden door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten;

Gezien het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 juli 2006;

Gezien de dringendheid gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 41 van de nieuwe wapenwet van 8 juni 2006 op 9 juni 2006 in werking is getreden en dat dit artikel de bevoegdheid om wapenbezit- en wapendrachtvergunningen in de sector van de private veiligheid af te leveren overdraagt naar de Minister van Binnenlandse Zaken hoewel deze bevoegdheid vroeger uitgeoefend werd door de korpschefs van de lokale politie en door de provinciegouverneurs; het bijgevolg dringend is uitvoeringsbepalingen te nemen van het bovengenoemd artikel om de openbare orde en de openbare veiligheid te vrijwaren;

Gelet op advies 41.422/2 van de Raad van State, gegeven op 9 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet private veiligheid : de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;2° de wapenwet : de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;3° wapenkamer : wapenkamer zoals bedoeld in artikel 8, § 2, derde lid, van de wet private veiligheid;4° instelling: instelling, zoals bedoeld in artikel 1, § 8, van de wet private veiligheid;5° onderneming : bewakingsonderneming, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet private veiligheid;6° dienst: interne bewakingsdienst, zoals bedoeld in artikel 1, § 2, van de wet private veiligheid;7° bewakingsagent : personeelslid in de zin van artikel 6 van de wet private veiligheid, belast met activiteiten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet private veiligheid;8° wapenopleiding : de opleiding en de schietoefeningen die krachtens artikel 6, eerste lid, 5°, van de wet private veiligheid moet gevolgd worden voor het uitoefenen van gewapende opdrachten;9° lesgever: persoon aangesteld door een instelling, belast met het verstrekken van de wapenopleiding;10° de minister : de minister van Binnenlandse Zaken;11° administratie : de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK II. - Bijzondere toestemming tot het uitvoeren van gewapende bewakingsactiviteiten

Art. 2.Ondernemingen of diensten komen slechts in aanmerking voor het verrichten van bewakingsactiviteiten op een gewapende wijze na hiertoe de bijzondere toestemming van de minister te hebben bekomen. Deze toestemming wordt enkel verleend indien de onderneming of dienst : 1° aantoont activiteiten uit te oefenen die beantwoorden aan de vereiste, bedoeld in artikel 35;2° niet hoofdzakelijk activiteiten verricht, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet private veiligheid, in dansgelegenheden of herbergen of geen banden heeft met een onderneming of dienst die deze activiteiten hoofdzakelijk verricht in deze plaatsen;3° over de vergunning beschikt, bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet private veiligheid voor het uitoefenen van activiteiten, waarbij het dragen van wapens beoogd wordt en, met uitzondering van de activiteit, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 3°, deze activiteit, minstens gedurende twee jaar zonder wapen effectief heeft uitgeoefend;4° aantoont dat het dragen van wapens bij het uitoefenen van haar activiteiten gedekt is door een verzekering, bedoeld in artikel 3 van de wet private veiligheid;5° beschikt over minstens één afzonderlijke wapenkamer, zoals bedoeld in artikel 23;6° beschikt over minstens twee uitvoerende personeelsleden die voldoen aan de vereisten inzake wapenopleiding;7° niet het voorwerp uitmaakt van een procedure bedoeld in artikel 17 van de wet private veiligheid;8° voldaan heeft aan de betaling van de administratiekosten, verschuldigd krachtens artikel 20 van de wet private veiligheid.

Art. 3.De bijzondere toestemming is geldig voor een duur van vijf jaar, met dien verstande dat ze vervalt samen met de vergunning bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet private veiligheid die aan de betrokken onderneming of dienst is uitgereikt.

De onderneming of dienst kan de vernieuwing van de bijzondere toestemming enkel aanvragen in het kader van de vernieuwingsaanvraag van een vergunning bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet private veiligheid.

Elke aanvraag, bedoeld in dit artikel dient, samen met de documenten bedoeld in artikel 8, uiterlijk 6 maanden voor de beoogde toestemming of de vernieuwing ervan, bij de administratie te worden ingediend.

Art. 4.De bijzondere toestemming neemt van rechtswege een einde wanneer de onderneming of dienst niet langer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 2.

De minister kan de bijzondere toestemming weigeren, schorsen of intrekken indien : 1° in de periode van maximum twee voorbije jaren, herhaaldelijk is vastgesteld dat de onderneming of dienst inbreuken pleegde op de bepalingen van de wet private veiligheid of haar uitvoeringsbesluiten;2° leden van het leidinggevend personeel feiten gepleegd hebben die raken aan het vertrouwen die in de onderneming of dienst gesteld wordt om gewapende activiteiten te verrichten;3° leden van het leidinggevend personeel van de onderneming of dienst het voorwerp uitmaken van een lopend onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet private veiligheid of van een procedure, bedoeld in artikel 17 van de wet private veiligheid;4° leden van het leidinggevend personeel van de onderneming of dienst het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek;5° is vastgesteld dat de bewakingsagenten behorend tot de onderneming of dienst in het kader van hun beroepsactiviteiten wapens dragen in strijd met de wapenwet, de wet private veiligheid of dit besluit en aan de verplichting, bedoeld in artikel 15, § 1, tweede lid, van de wet private veiligheid, op een onvoldoende wijze is voldaan.

Art. 5.Bij de eerste aanvraag en de vernieuwing van de aanvraag van de bijzondere toestemming, maakt de aanvrager een dossier over aan de administratie, dat volgende gegevens bevat: 1° een precieze beschrijving van de activiteiten waarvoor wapens zullen worden gedragen en een omstandige motivering die de vereiste, bedoeld in artikel 2, 1°, schraagt;2° een verklaring op eer dat de aanvrager voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 2, 2°;3° een kopie van de verzekeringsovereenkomst, waaruit blijkt dat voldaan is aan de vereiste, bedoeld in artikel 2, 4°;4° de namen van de personeelsleden, bedoeld in artikel 2, 6°, en het bewijs dat ze voldoen aan de vereisten inzake wapenopleiding;5° schriftelijke bewijsmiddelen, met uitzondering van de verklaring, waaruit blijkt dat de onderneming of dienst voldoet aan de vereiste bedoeld in artikel 2, 3°;6° het bewijs van betaling van de administratiekosten, verschuldigd krachtens artikel 20 van de wet private veiligheid;7° de lijst van de wapenkamers, met aanduiding van het type, de naam van de plaats, het adres en de naam van het personeelslid, bedoeld in artikel 8, § 2, derde lid van de wet private veiligheid. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, 5°, zijn niet vereist bij de aanvraag tot vernieuwing van de bijzondere toestemming.

De bijzondere toestemming kan slechts verleend worden nadat de administratie door de keuringsinstelling, bedoeld in artikel 50, in het bezit is gesteld van de keuringsattesten, bedoeld in artikel 51, waaruit blijkt dat de wapenkamers, waarover de aanvrager beschikt voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 23.

Indien een wapenkamer wordt ingericht in een exploitatiezetel die zich in een andere lidstaat van de Europese Unie bevindt, kan de bijzondere toestemming niet eerder worden verleend dan na voorafgaand akkoord van die staat. HOOFDSTUK III. - Bezitsvergunning

Art. 6.Een onderneming, dienst of instelling kan slechts een wapen bezitten nadat ze hiervoor een bezitsvergunning heeft gekregen van de minister. Deze vergunning wordt slechts afgeleverd indien de aanvrager: 1° aantoont dat het wapen dat de onderneming, dienst of instelling, al gelang het geval, beoogt te bezitten of bezit, beantwoordt aan de vereisten bedoeld in artikel 31;2° in het geval van een onderneming of een dienst, in het bezit is van de bijzondere toestemming bedoeld in artikel 2;3° in het geval van een onderneming of dienst, aantoont dat de som van de wapens die hij in zijn bezit heeft en het aantal wapens waarvoor hij een bezitsvergunning aanvraagt, niet hoger is dan het aantal bewakingsagenten, vermeerderd met 10%, die aan de vereiste van wapenopleiding voldoen;4° in het geval van een instelling, krachtens artikel 4, § 3, van de wet private veiligheid, erkend is voor het organiseren van de wapenopleiding;5° voldaan heeft aan de betaling van de administratiekosten, verschuldigd krachtens artikel 20 van de wet private veiligheid.

Art. 7.De vergunning is geldig voor een maximumduur van vijf jaar, met dien verstande dat ze vervalt voor ondernemingen en diensten samen met de bijzondere toestemming, bedoeld in artikel 2, en voor instellingen samen met de erkenning voor het organiseren van de wapenopleiding, bedoeld krachtens artikel 4, § 3, van de wet private veiligheid.

De vernieuwing van de bezitsvergunning geschiedt doordat, op voorstel van de aanvrager, de minister de lijst voegt van de betrokken wapens bij de notificatie van de beslissing tot het toekennen van de vernieuwing van, voor wat betreft ondernemingen en diensten, de bijzondere toestemming, bedoeld in artikel 2, en voor wat betreft instellingen, de erkenning voor het organiseren van de wapenopleiding, bedoeld krachtens artikel 4, § 3, van de wet private veiligheid.

Art. 8.Bij de eerste aanvraag van de bezitsvergunning, maakt de aanvrager aan de administratie een dossier over, dat volgende gegevens bevat: 1° een documentatie of een attest van een wapenhandelaar, waaruit blijkt dat het wapen voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel 31;2° de aard, het merk, het model, het type en het kaliber en in het geval de aanvrager het wapen bezit, het serienummer;3° het adres van de wapenkamer waar het wapen zal bewaard worden;4° het bewijs van betaling van de administratiekosten, verschuldigd krachtens artikel 20 van de wet private veiligheid. De aanvrager maakt samen met de vernieuwingsaanvraag tot het verkrijgen van de bijzondere toestemming, bedoeld in artikel 2, de volledige lijst over van de wapens waarvoor hij de bezitsvergunning wenst te vernieuwen met voor elk wapen de vermeldingen, bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, alsmede het bewijs, bedoeld in het eerste lid, 4°.

In een wapen, dat in het kader van dit besluit wordt aangewend, bewaard, in een exploitatiezetel die zich in een andere lidstaat van de Europese Unie bevindt, kan de bezitsvergunning niet eerder worden verleend dan na voorafgaand akkoord van die staat.

Art. 9.De administratie levert aan de onderneming, dienst of instelling voor elk nieuw wapen die de aanvrager beoogt te bezitten en waarvoor een bezitsvergunning is toegekend, een formulier af, zoals bedoeld krachtens de wapenwet. Dit formulier verleent de mogelijkheid het wapen, waarvoor de bezitsvergunning is uitgereikt, te verwerven.

De souche van het formulier wordt bewaard door de administratie. Een deel A is bestemd voor de onderneming, dienst of instelling aan wie de bezitsvergunning werd toegekend. Een deel B wordt, in geval van verwerving, ingevuld door de overdrager van het wapen.

Art. 10.De bezitsvergunning neemt van rechtswege een einde wanneer : 1° de onderneming of dienst niet langer beschikt over de bijzondere toestemming, zoals bedoeld in artikel 2;2° de onderneming, dienst of instelling niet langer aan de vereisten voldoet, zoals bedoeld in artikel 6;3° de vervaldatum van de bezitsvergunning, zonder dat deze vernieuwd is, is bereikt;4° één van de gegevens die op de bezitsvergunning voorkomen, gewijzigd is;5° het wapen vernietigd werd, verloren of gestolen is of niet langer in het bezit is van de onderneming, dienst of instelling die over de bezitsvergunning beschikt;6° het deel B van het formulier, bedoeld in artikel 9, niet binnen de drie maanden na zijn uitreiking aan de administratie is overgemaakt. De onderneming, dienst of instelling maakt binnen de 14 dagen de bezitsvergunning aan de administratie over in de gevallen bedoeld onder het vorig lid, 1°, 3°, 4°, 5° of 6°. HOOFDSTUK IV. - Wapendrachtvergunning

Art. 11.Een bewakingsagent en een lesgever kunnen enkel en alleen een wapen dragen nadat ze daartoe een vergunning verkregen hebben door de minister, na advies van de procureur des Konings van het arrondissement van de hoofdverblijfplaats en bij ontstentenis ervan in België, van hun verblijfplaats en bij ontstentenis van een verblijfplaats in België, de Minister van Justitie.

In afwijking van wat bepaald is in het vorige lid kan een cursist, behoudens in het geval van de zesmaandelijkse schietoefeningen, aan de schietlijn van de schietstand een wapen dragen zonder vergunning, voor zover dit gebeurt in het kader van zijn opleiding wapendracht.

Art. 12.Om een vergunning of de vernieuwing ervan te bekomen, dienen de betrokkenen aan volgende voorwaarden te voldoen: 1° voor wat betreft een bewakingsagent, beschikken over een nuttige beroepservaring van minstens drie maanden in het uitoefenen van de betrokken activiteit;2° voldoen aan de opleidingsvoorwaarden met betrekking tot wapendracht, zoals bedoeld krachtens artikel 6, eerste lid, 5°, van de wet private veiligheid en zijn opgeleid met een wapen, waarvan de aard, het model en het type overeenstemmen met dit waarvoor de wapendrachtvergunning wordt aangevraagd;3° op medisch vlak in staat zijn een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen en geen medische tegenindicaties vertonen voor het dragen van een vuurwapen;4° niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing en niet het voorwerp zijn van een intrekking met nog actuele redenen, van een vergunning tot het bezit of het dragen van een wapen, in het kader van zijn beroeps- of andere activiteiten;5° houder zijn van een met de onder 1° bedoelde activiteit overeenstemmende identificatiekaart, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet private veiligheid;6° voldoen aan de vereisten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, 1° tot 4°, van de wapenwet;7° geen activiteiten uitoefenen, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van de wet private veiligheid in dansgelegenheden of herbergen;8° niet het voorwerp uitmaken van een lopend onderzoek naar de veiligheidsvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet private veiligheid of van een procedure, bedoeld in artikel 17 van de wet private veiligheid;9° niet het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek.

Art. 13.De wapendrachtvergunning neemt van rechtswege een einde wanneer: 1° de onderneming of dienst, die de wapendrachtvergunning voor betrokkene heeft aangevraagd, niet langer beschikt over de bijzondere toestemming, bedoeld in artikel 2;2° de onderneming, dienst of instelling die de wapendrachtvergunning voor betrokkene heeft aangevraagd, niet langer beschikt over de bezitsvergunning, bedoeld in artikel 6, van een wapen waarvan de aard, het model en het type overeenstemt met de aard, het model en het type waarvoor de wapendrachtvergunning wordt aangevraagd;3° de betrokkene de activiteiten die een wapendrachtvergunning rechtvaardigen binnen de onderneming, de dienst of instelling definitief niet langer uitoefent;4° de betrokkene niet langer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 12, 2°, 3°, 5°, 6°,7°, 8° en 9°. De minister kan de wapendrachtvergunning weigeren, schorsen of intrekken indien: 1° de betrokkene niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 12, 4°, 8° en 9°;2° in de periode van maximum twee voorbije jaren, herhaaldelijk is vastgesteld dat de betrokkene inbreuken pleegde op de bepalingen van de wet private veiligheid of haar uitvoeringsbesluiten;3° de betrokkene feiten gepleegd heeft of een attitude vertoonde die raken in het vertrouwen die in de betrokkene gesteld wordt om een wapen te dragen.

Art. 14.De wapendrachtvergunning voor bewakingsagenten wordt verleend door de vermelding ervan op de identificatiekaart van de betrokkene, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet private veiligheid.

De wapendrachtvergunning voor lesgevers wordt verleend door de uitreiking van een afzonderlijk document dat in de kantoren van de administratie aan de aanvrager wordt afgeleverd.

De lesgever moet het document, bedoeld in het tweede lid, op elk ogenblik dat hij een wapen vervoert of draagt, bij zich dragen.

Art. 15.De wapendrachtvergunning is geldig voor een maximumduur van 5 jaar, met dien verstande dat ze, in het geval van een onderneming of dienst, vervalt samen met de geldigheid van de identificatiekaart bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet private veiligheid.

De onderneming of dienst kan de vernieuwing van de wapendrachtvergunning enkel aanvragen in het kader van de vernieuwingsaanvraag van de identificatiekaart, bedoeld in artikel 8, § 3, van de wet private veiligheid en de instelling in het kader van de vernieuwing van de erkenning van de lesgever, krachtens artikel 6, eerste lid, 5°, van de wet private veiligheid.

De eventuele vernieuwing ervan moet aangevraagd zijn bij de administratie uiterlijk zes maanden vóór de vervaldatum.

Art. 16.De aanvraag tot het bekomen van een wapendrachtvergunning kan uitsluitend worden ingediend door de bewakingsonderneming, dienst of instelling, waarvoor de betrokkene, in het geval van een bewakingsagent, over een identificatiekaart beschikt, en in het geval van een lesgever, aangesteld is.

Art. 17.De eerste aanvraag of de vernieuwing van de aanvraag van een wapendrachtvergunning voor bewakingsagenten geschiedt op de wijze, zoals voorzien krachtens artikel 8, § 3, vijfde lid, van de wet private veiligheid, voor de aanvraag of de vernieuwing van een identificatiekaart.

De aanvrager voegt bij het dossier, naast de aanvraaggegevens, bepaald krachtens artikel 8, § 3, vijfde lid, van de wet private veiligheid, volgende gegevens : 1° de bekwaamheidsattesten, waaruit blijkt dat de bewakingsagent voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel 12, 2°;2° een medisch attest van een arts, zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wapenwet, waaruit blijkt dat de bewakingsagent voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 12, 3°;3° aangaande het wapen dat de bewakingsagent zal dragen: de aard van het wapen, het merk, model, type en het kaliber;

Art. 18.Bij de eerste aanvraag of de vernieuwing van de aanvraag voor een wapendrachtvergunning voor een lesgever, voegt de aanvrager een dossier, dat, aangaande de betrokkene, volgende gegevens bevat : 1° zijn naam en voornaam;2° zijn geboorteplaats en geboortedatum;3° het adres van zijn hoofdverblijfplaats;4° zijn taalregime;5° zijn nummer van het bevolkingsregister;6° het origineel van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag (model 1) of een gelijkwaardig getuigschrift indien betrokkene in het buitenland verblijft;het getuigschrift mag niet meer dan drie maanden oud zijn op het ogenblik van de aanvraag; 7° de bekwaamheidsattesten, waaruit blijkt dat de lesgever voldoet aan de vereisten aangaande wapenopleiding;8° een medisch attest van een arts, zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid van de wapenwet, waaruit blijkt dat de lesgever voldoet aan de voorwaarde bedoeld in artikel 12, 3°;9° aangaande het wapen die de lesgever zal dragen: de aard van het wapen, het merk, model, type en het kaliber.

Art. 19.De betrokkene dient, in het geval van wapenopleiding en activiteiten bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 3°, van de wet private veiligheid, bij het einde van elke opdracht zijn identificatiekaart af te geven aan de verantwoordelijke van de wapenkamer.

In de andere, dan in het eerste lid bepaalde gevallen, kan de onderneming of dienst vereisen dat de identificatiekaart wordt afgegeven aan de verantwoordelijke van de wapenkamer.

Art. 20.De onderneming of dienst moet, volgens de modaliteiten en in de gevallen voorzien krachtens artikel 8, § 3, vijfde lid, van de wet private veiligheid, evenals in het geval de wapendrachtvergunning, krachtens artikel 13 een einde neemt, binnen de 14 dagen de identificatiekaart terugsturen aan de administratie.

Art. 21.De instelling moet op eigen initiatief het document, bedoeld in artikel 14, tweede lid, binnen de 14 dagen aan de administratie overmaken, indien: 1° de wapendrachtvergunning, krachtens artikel 13 een einde neemt;2° de vervaldatum van de wapendrachtvergunning een bereikt is;3° één van de gegevens die op het document voorkomen, gewijzigd is. HOOFDSTUK V. - Wapenkamer en wapenregister

Art. 22.De volgende voorwerpen worden altijd in de wapenkamer bewaard : 1° de wapens;2° de munitie;3° de lijst bedoeld in artikel 28;4° het register bedoeld in artikel 29;5° de identificatiekaarten van bewakingsagenten bedoeld in artikel 19.6° in voorkomend geval, de documenten, bedoeld in artikel 23, vierde lid, 6°.

Art. 23.Als wapenkamer kan elk lokaal dienst doen: 1° dat deel uitmaakt van een exploitatiezetel van de onderneming, dienst of instelling;2° dat uitsluitend als wapenkamer gebruikt wordt;3° dat uitgevoerd is in inbraakbestendige materialen;4° dat geen toegang heeft tot een publiek toegankelijke ruimte of tot de buitenkant van een gebouw;5° waarvan elke toegang voorzien is van een gepantserde deur;6° dat niet door een bewegwijzering of vermelding aangegeven is;7° waarvan de binnenzijde, van buiten het lokaal, niet zichtbaar is;8° dat onder bewaking staat van een alarmsysteem, aangesloten op een alarmcentrale en op een wijze dat de alarmcentrale in staat is elke poging tot inbraak of diefstal in dit specifieke lokaal als dusdanig vast te stellen;9° dat uitgerust is met een camerasysteem, aangesloten op een alarmcentrale op een wijze die deze de mogelijkheid biedt elk alarm afkomstig van het lokaal door middel van beelden te verifiëren en de alarmcentrale in staat stelt elke handeling in het lokaal, wanneer het onder alarm staat, door middel van beeldregistratie vast te leggen. Per exploitatiezetel kan, per onderneming, dienst of instelling slechts één wapenkamer worden ingericht.

De wapenkamer bevat uitsluitend de voorwerpen die toebehoren aan de instelling, onderneming of dienst die er de beheerder van is.

In afwijking van wat bepaald is in het eerste lid, 1°, kan een wapenkamer, beheerd door een onderneming, worden ingericht bij een klant, waar de betrokken onderneming gewapende bewakingsactiviteiten uitvoert, voor zover aan volgende voorwaarden voldaan is : 1° de wapenkamer voldoet aan alle bepalingen bedoeld in dit besluit en de wet private veiligheid;2° de wapenkamer wordt ten allen tijde beheerd door een verantwoordelijk personeelslid van de onderneming;3° de onderneming is volledig verantwoordelijk voor het naleven van de bepaling, bedoeld onder 1° en 2°;4° de personen, bedoeld in artikel 16, hebben ten allen tijde toegang tot de wapenkamer;5° het adres van de wapenkamer bevindt zich op Belgisch grondgebied of is ingericht op het grondgebied van een ambassade;6° de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen, bedoeld onder 1°, 2°, 3° en 4° zijn gedetailleerd beschreven in een schriftelijke overeenkomst tussen de klant en de onderneming;een duplicaat van deze overeenkomst bevindt zich in de wapenkamer en in de wapenkamer van de hoofdzetel van de onderneming.

Art. 24.In de instellingen, ondernemingen of diensten die maximum vijf wapens in een exploitatiezetel bezitten of in de plaatsen bedoeld in artikel 23, vierde lid, kan gebruik maken worden van een brandkoffer als wapenkamer.

Deze brandkoffer bevindt zich in een lokaal, dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 23, 8° en 9°.

Deze brandkoffer wordt uitsluitend voor de bewaring van de voorwerpen, bedoeld in artikel 22, gebruikt.

Art. 25.Elke wapenkamer staat onder het toezicht van een verantwoordelijke die voldoet aan de vereiste inzake wapenopleiding en artikel 8, § 2, derde lid van de wet private veiligheid.

Enkel de verantwoordelijke van de wapenkamer en personen behorend tot de onderneming, dienst of instelling, die houder zijn van een wapendrachtvergunning, hebben toegang tot de wapenkamer of tot het lokaal bedoeld in artikel 24, tweede lid.

Elk wapen moet in de wapenkamer op en specifieke en geïdentificeerde plaats opgeborgen worden.

Art. 26.De wapens die zich in de wapenkamer bevinden zijn niet geladen.

De munitie bevindt zich in de wapenkamer in een afzonderlijke afgesloten munitiekoffer.

Art. 27.Het maximum aantal stuks munitie dat zich in een wapenkamer van een onderneming of dienst bevindt, mag niet hoger zijn dan het aantal wapens vermenigvuldigd met de laadcapaciteit van het aantal wapens, waarvoor een bezitsvergunning op het adres van de betrokken wapenkamer, is afgeleverd.

Art. 28.Indien een onderneming, dienst of instelling slechts over één wapenkamer beschikt moet in de wapenkamer permanent een lijst aanwezig zijn van al de munitie en van alle wapens die in het bezit zijn van de instelling, onderneming of instelling.

Indien een onderneming, dienst of instelling over meerdere wapenkamers beschikt: 1° moet in elke wapenkamer permanent een lijst aanwezig zijn van al de munitie en van alle wapens die bewaard worden op de betrokken plaats;2° moet in de wapenkamer van de exploitatiezetel waar de hoofdzetel van de onderneming, dienst of instelling is gevestigd permanent een kopie aanwezig zijn van al de lijsten, bedoeld onder 1°. De lijsten bedoeld in dit artikel bevatten de naam en de handtekening van de verantwoordelijke van de wapenkamer, de datum van de handtekening en voor elk wapen de gegevens, bedoeld in artikel 8, 2°.

Art. 29.Wapens mogen niet uit de wapenkamer worden weggenomen of teruggeplaatst zonder dat de verantwoordelijke van de wapenkamer volgende gegevens in een vastbladig register genoteerd heeft : 1° het serienummer van het wapen;2° de datum en het uur van wegname of terugplaatsing;3° de naam, alsmede, in het geval van bewakingsagenten, het nummer van de identificatiekaart, van de persoon die tijdens de afwezigheid uit de wapenkamer het wapen zal dragen;4° in geval van statische opdrachten, het uitvoeringsadres van de gewapende opdrachten of in geval van mobiele opdracht de identificatie van de gewapende opdracht;5° de handtekening van de verantwoordelijke van de wapenkamer.

Art. 30.De personen, bedoeld in artikel 16 van de wet private veiligheid hebben ten allen tijde toegang tot de wapenkamer en de goederen en de documenten die er zich bevinden. HOOFDSTUK VI. - Gebruiksmodaliteiten

Art. 31.De wapens die instellingen, ondernemingen of diensten mogen bezitten en bewakingsagenten of lesgevers mogen dragen zijn een revolver met een kaliber kleiner dan 10 millimeter of een pistool met een kaliber van 9 millimeter.

De pistolen hebben een voorziening, waardoor met het wapen niet kan gevuurd worden door de enkele handeling die er in bestaat de trekker over te halen.

Art. 32.De munitie, die bij de wapens mag worden gebruikt, heeft een kaliber, in het geval van een revolver, van minder dan 10 millimeter op 19 millimeter en in het geval van een pistool, van 9 millimeter op 19 millimeter.

Art. 33.Er mogen bij de uitoefening van hun activiteiten enkel en alleen wapens en munitie gedragen en gebruikt worden die eigendom zijn van de onderneming, dienst of instelling, waarvoor de betrokkenen, in het geval van een bewakingsagenten, over een identificatiekaart beschikken, en in het geval van lesgevers, aangesteld zijn door de betrokken instelling.

Art. 34.Een cursist mag in het kader van de opleiding wapendracht of bij schietoefeningen enkel en alleen een wapen dragen en gebruiken dat eigendom zijn van de instelling, waar hij de wapenopleiding volgt en waarvoor de instelling over een bezitsvergunning, bedoeld in artikel 6, beschikt.

In afwijking van wat bepaald is in het vorige lid kunnen cursisten die over een wapendrachtvergunning beschikken, bij de zesmaandelijkse schietoefeningen het wapen dragen en gebruiken dat eigendom is van de onderneming of dienst, waarvoor ze over een identificatiekaart beschikken.

Art. 35.Bewakingsagenten kunnen slechts wapens dragen indien dit noodzakelijk is doordat andere middelen of methodes het bijzondere veiligheidsrisico waaraan de bewakingsagenten zelf of de personen die ze beschermen zijn blootgesteld, op een onvoldoende wijze kunnen voorkomen of verhinderen.

Art. 36.De activiteit, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet private veiligheid, mag slechts op een gewapende wijze worden uitgeoefend op plaatsen waar er geen andere personen geacht worden aanwezig te zijn, dan bewakingsagenten.

De bepaling in het eerste lid is niet van toepassing indien een uitzonderlijk veiligheidsrisico een afwijking op deze bepaling verantwoorden en dit door de instantie aangeduid door de minister op een gemotiveerde wijze is vastgesteld in een attest dat door hem aan de beheerder van de plaats is overhandigd.

Art. 37.De activiteit, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de wet private veiligheid, mag, slechts op een gewapende wijze worden uitgeoefend indien de te beschermen persoon een groot veiligheidsrisico loopt en dat de gewapende bescherming van deze persoon dit groot risico in grote mate beperkt.

Het in het eerste lid bedoelde risico moet blijken uit een attest dat aan de betrokkene werd overhandigd door de instantie aangeduid door de minister.

Art. 38.De minister kan de nadere regels bepalen die de instanties, bedoeld in artikel 36 en 37, moeten in acht nemen bij het nemen van hun beslissing, alsook de adviezen die ze hiervoor moeten inwinnen.

Een attest, bedoeld in artikel 36 en 37, is geldig tot op de datum van het beëindigen van, in het geval van een onderneming, de eerste bewakingsovereenkomst tussen de onderneming en haar klant, en van in het geval van een dienst, de eerste gewapende bewakingsactiviteit, die volgt op de uitreiking van het attest.

De betrokkene overhandigt de attesten, bedoeld in artikel 36 en 37, aan de onderneming of dienst die de gewapende opdracht zal uitvoeren.

De onderneming of dienst maakt, in het geval van artikel 36, voor de aanvang ervan, en in het geval van artikel 37, onverwijld, de attesten over aan de administratie.

De onderneming of dienst meldt de gewapende opdrachten, bedoeld in artikel 36, eerste lid, met vermelding van de naam van de opdrachtgever en het adres van uitvoering, voor de aanvang ervan, aan de administratie.

Art. 39.Een bewakingsagent of een lesgever mag zich nooit gewapend naar de uitvoeringsplaats van zijn opdracht verplaatsen.

Art. 40.Een wapen mag, hetzij van en naar de uitvoeringsplaats van de opdracht, hetzij naar de startplaats van de opdracht, hetzij van en naar de plaats van wapenopleiding, enkel ongeladen worden vervoerd.

Tijdens het vervoer bevindt het wapen zich in een gesloten vervoerskoffer.

De munitie wordt afzonderlijk van het wapen of de vervoerskoffer waarin het zich bevindt, vervoerd.

Art. 41.Het wapen dat in het kader van de wapenopleiding worden gebruikt, mag enkel worden vervoerd door een lesgever, in het bezit van een wapendrachtvergunning.

Art. 42.Een wapen dient tijdens de uitvoering van zijn opdracht door de bewakingsagent te worden gedragen in een gesloten en aan het wapen aangepast foedraal dat verhindert dat het wapen gemakkelijk door een derde kan worden gegrepen.

Art. 43.Een wapen mag niet worden gedragen met een kogel in de kamer.

Art. 44.Het maximum aantal stukken munitie dat een bewakingsagent bij het vervoer van de wapen en het uitvoeren van zijn opdracht bij zich mag hebben, is niet hoger zijn dan het aantal stuks waarmee hij zijn wapen kan laden.

Art. 45.Na elke opdracht, moet het wapen en de munitie in de wapenkamer worden bewaard.

Art. 46.Telkens als, buiten de in het kader van de wapenopleiding georganiseerde schietoefeningen, met een wapen wordt geschoten, doet de onderneming, dienst of instelling hiervan aangifte aan de lokale politie.

Tevens meldt de onderneming, dienst of instelling dit feit binnen de drie werkdagen aan de administratie in de vorm van een omstandig verslag.

Art. 47.Het verslag, bedoeld in artikel 46, tweede lid, omvat minstens : 1° een precieze beschrijving van de feiten;2° het adres van de plaats en het tijdsstip van de feiten;3° de namen en adressen van de personen die bij de feiten betrokken waren;4° de namen en adressen van de verantwoordelijke(n) over de personen bedoeld onder 3°;5° de door de onderneming, dienst of instelling genomen of beoogde maatregelen als gevolg van de feiten;6° de naam van de politiedienst en het nummer van het proces-verbaal van aangifte van de feiten.

Art. 48.De onderneming, dienst of instelling doet aangifte bij de lokale politie en binnen dezelfde termijn melding aan de administratie telkens een wapen, waarvan ze de bezitter is, vermist, gestolen of vernield is.

Art. 49.Telkens een onderneming, dienst of instelling maatregelen neemt tegen een personeelslid, tengevolge van het niet naleven van de regelgeving of de door de werkgever bepaalde procedures of ten gevolge van zijn attitude aangaande het dragen of manipuleren van wapens, meldt ze binnen de drie werkdagen aan de administratie : 1° de namen en adressen van de personen die het voorwerp uitmaken van de maatregel;2° een omstandige omschrijving van de feiten die de maatregel schragen, alsook de plaats en het tijdstip waarop zich ze voordeden;3° de genomen maatregel en het tijdsstip ervan. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 50.Om als keuringsinstelling te worden aangewezen door de minister om de taken uit te voeren, zoals bedoeld in artikel 51, dient de instelling een aanvraag te richten tot de minister. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van het bewijs dat de instelling geaccrediteerd is op basis van de norm EN 45004 door het Belgische accreditatiesysteem conform de wet van 20 juli 1990 betreffende accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria, of door een gelijkwaardige accreditatie-instelling, opgericht binnen de Europese economische ruimte.

Art. 51.De keuringsinstelling maakt op vraag van de betrokken onderneming, dienst of instelling per wapenkamer een omstandig keuringsverslag op en indien ze vaststelt dat de wapenkamer in overeenstemming is met de bepalingen bedoeld in artikel 23, verleent ze aan de aanvragende opdrachtgever binnen de 14 dagen na het uitvoeren van de keuring, een keuringsattest.

De keuringsinstelling maakt het duplicaat van het keuringsverslag en het keuringsattest binnen de 14 dagen na het opstellen ervan, over aan de administratie.

Art. 52.De kosten verbonden aan de opdracht van de keuringsinstelling zijn ten laste van de aanvrager.

Art. 53.Er kan geen wapenkamer worden ingericht en wapens worden bewaard die in het kader van dit besluit worden aangewend, in een exploitatiezetel die zich in een andere lidstaat van de Europese Unie bevindt, zonder voorafgaand akkoord van die staat.

Art. 54.Bij de uitvoering van hun opdrachten mogen bewakingsagenten, ondernemingen en diensten geen handboeien bezitten of gebruiken.

Art. 55.De onderneming, dienst of instelling maakt de gegevens en de documenten bedoeld in dit besluit, per aangetekende brief over aan de administratie.

In afwijking van wat bepaald is in het eerste lid, kan de Minister bepalen dat en of meerdere documenten of gegevens bedoeld in dit besluit op elektronische wijze aan de administratie, en volgens haar instructies, moeten worden overgemaakt.

Art. 56.De minister kan bepalen dat omdat ze door de administratie op een geautomatiseerde wijze kunnen worden geraadpleegd, een of meerdere gegevens of documenten niet langer moeten worden overgemaakt.

Art. 57.De gegevens die betrekking hebben op de vergunningen, bedoeld in de artikelen 6 en 11, maken het voorwerp uit van inschrijving in het centraal wapenregister door de administratie.

Art. 58.Wanneer de minister van oordeel is dat een van de bepalingen, bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 10 of 13, van toepassing is, stelt hij, naar gelang het geval, de onderneming, dienst of instelling in kennis van ontstane situatie.

De onderneming, dienst of instelling kan binnen de vijftien dagen schriftelijk verduidelijking verlenen aangaande deze situatie, waarna de minister al dan niet vaststelt dat de betrokken bepaling, van toepassing is.

Art. 59.De bijzondere toestemmingen, verleend krachtens het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die gebruikt worden door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, alsmede de bezitsvergunningen, verleend krachtens de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, aan ondernemingen of diensten voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot de vervaldatum van de vergunning, bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet private veiligheid, die aan de betrokken onderneming of dienst is uitgereikt.

Art. 60.De wapendrachtvergunnin-gen, krachtens de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie verstrekt aan de bewakingsagenten voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot de vervaldatum ervan.

Art. 61.In afwachting van de aanstelling van de artsen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wapenwet, geldt een medisch attest van de arbeidsgeneesheer of huisarts als attest bedoeld in artikel 14, 8°.

Art. 62.In afwachting van de aanwijzing van een keuringsinstelling, bedoeld in artikel 50, wordt aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 5, derde lid, voldaan doordat de onderneming, dienst of instelling documentatie overmaakt waardoor afdoende blijkt dat de aanvrager beschikt over een wapenkamer die voldoet aan de vereisten van artikel 23.

Art. 63.De bepalingen, bedoeld in artikel 36 en 38, tweede en derde lid, zijn niet van toepassing op de bewakingsactiviteiten, waarvan de uitvoering werd aangevat voor de inwerkingtreding van dit besluit en, in het geval van een onderneming, in het kader van dezelfde bewakingsovereenkomst, of, in het geval van een dienst, op een onafgebroken wijze, worden uitgevoerd.

In de gevallen bedoeld in het eerste lid, meldt de onderneming of dienst aan de administratie, de gewapende activiteit, bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 1°, van de wet private veiligheid, met de vermelding van de naam van de opdrachtgever en het adres van uitvoering, binnen de twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 64.Het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die gebruikt worden door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, wordt opgeheven.

Art. 65.De minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 36 en 37.

De andere artikelen van dit besluit treden in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 66.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^