Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 oktober 2002
gepubliceerd op 12 december 2002

Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2002000772
pub.
12/12/2002
prom.
17/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/17/2002000772/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister aan de Katholieke Universiteit Leuven (K.U.L.) te verlenen in het kader van een onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten.

De rechtsgrond van het ontwerp van besluit wordt gevormd door artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten kadert in een meerjarig onderzoeksprogramma over actuele problemen met betrekking tot de Sociale Cohesie (onderzoeksovereenkomst nr. SO/01/002) dat gebeurt in opdracht van de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden.

Het wordt uitgevoerd door de onderzoeksgroep van het Hoger Instituut voor de Arbeid, in samenwerking met en inhoudelijk methodologisch ondersteund door de afdeling dataverzameling en analyse van het departement Sociologie en de onderzoeksgroep voor stress, gezondheid en welzijn van het departement Psychologie van de Katholieke Universiteit Leuven.

Het doel van het onderzoek is een beeld te schetsen van de gehele bevolking, zowel wat betreft de beeldvorming ten aanzien van de groep nieuwe migranten als ten aanzien van het gevoerde beleid. De finaliteit van de aangemaakte gegevensbestanden is de aanmaak van een gegevensbestand ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek.

Sinds 1989 is in België permanent onderzoek verricht naar de houding van de Belgische bevolking tegenover etnische minderheden. Dit gebeurde vooral in het kader van het Centrum voor Dataverzameling en Analyse/ISPO en dit resulteerde in tientallen nationale en internationale publicaties. De onderzoeksgroepen die het huidige gezamenlijk voorstel indienen, werken in het kader van een wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap (FWO) reeds geruime tijd samen rond dit thema. Dit onderzoek sluit aan bij het onderzoek in het buitenland, met onder meer de onderzoeksgroep van P. Scheepers (K.U.Nijmegen), bij de talrijke Europese onderzoeksgroepen die betrokken zijn bij het vergelijkend onderzoek naar politieke opvattingen en waarden. De onderzoekers hebben momenteel een goed zicht op de spreiding van, de evolutie in, en de verklaring van de houding tegenover de zogenaamde immigranten die zich als gastarbeiders enkele decennia geleden gevestigd hebben (vooral Marokkanen en Turken). Tal van aspecten werden reeds onderzocht, waaronder de relatie met extreem rechts als gegevens echter over de zogenaamde nieuwe migranten (asielzoekers, illegalen,...) ontbreken vrijwel volledig. Toch komen deze steeds meer in de publieke belangstelling, al blijft hun totale aantal eerder bescheiden vergeleken met de totale migratie. Maar zelfs al betreft het geen erg grote aantallen, zij kunnen gepercipieerd worden als een omvangrijke groep, zeker in gebieden waar zij geconcentreerd leven. Het aantal personen dat via de asielprocedure een wettige verblijfstitel probeert te bekomen in een van de Europese mogendheden neemt toe, maar ook het aantal clandestiene migranten. Door het stijgend aantal asielzoekers, hun opname in open en gesloten centra op initiatief van de overheid, de toenemende toevloed van illegale migranten en de grote mediabelangstelling hiervoor, de regularisaties en de geplande uitwijzingen zijn de zogenaamde nieuwe migranten vrijwel niet uit het nieuws en uit de belangstelling weg te branden. Dit lijkt gepaard te gaan met eenvrij uitgesproken beeldvorming. Men zou er kunnen van uitgaan dat xenofobie algemeen (diffuus) is, en dat de spreiding en verklaring voor de houding tegenover deze nieuwe migranten niet verschilt van wat we weten uit vroeger onderzoek. Zeker is dat echter niet. Er stellen zich waarschijnlijk bijzondere problemen bijvoorbeeld naar aanleiding van het (tijdelijk) opvangen van grote groepen van deze mensen in centra voor asielzoekers, of omwille van de verschillende etnische afkomst, leeftijdsstructuur en gezinssituatie.

Met uitzondering van summiere informatie in de Eurobarometer van 1997 ontbreekt zulke informatie volledig wat België aangaat. Bijgevolg is het nodig om met het oog op het te voeren beleid een goed zicht te krijgen op de specificiteit in de beeldvorming van de Belgische bevolking.

In het kader van dit onderzoek wordt een toevalssteekproef getrokken van 6 000 Belgen die zullen ondervraagd worden over hun houding tegenover asielzoekers. In de bevraging wordt gepeild naar zowel persoonsvariabelen (kennis van de problematiek, wijze kennisverwerving, betrokkenheid, sociale positie en andere profielkenmerken) als naar contextvariabelen (welk type gemeente, aanwezigheid asielcentra, aanwezigheid asielzoekers) en intermediaire variabelen (wijze waarop het beleid in de gemeente vorm gekregen heeft). Er dient onderzocht te worden welke beelden leven in de bevolking en met welke sociale kenmerken en contextkenmerken deze beelden samenhangen.

De onderzoeksvragen die zullen worden gesteld zijn de volgende : - in hoeverre worden diverse types van migranten gepercipieerd en in hoeverre zijn deze beelden specifiek of diffuus ? - welke problemen worden geassocieerd met deze nieuwe migranten ? - wat is het effect van een langdurige aanwezigheid van opvangcentra op de beelden en houdingen bij de lokale bevolking ? - zit er een evolutie in die houding ? - welke rol spelen de media in de beeldvorming ? - welke is het effect van de beleidsmaatregelen die werden genomen in gemeenten waar centra werden ingepland ? De opdracht van het onderzoek omvat de bevraging van 3 000 respondenten, waarvoor er 6 000 vragenlijsten verspreid dienen te worden. Daartoe is het nodig om een steekproef te trekken van een 6 000 eenheden (reserves inbegrepen) met het oog op het bereiken van een representativiteit als gevolg van de weigeringen. Een bevraging die niet volgens de voorgestelde methode verloopt, heeft tot 20 procentpunten meer non-respons, en dit leidt tot meer onbetrouwbare resultaten. Door een minimale informatie uit het Rijksregister kan een doorgedreven analyse van de non-respons uitgevoerd worden en kunnen de mogelijke effecten ervan ingeschat worden (zie diverse internationale publicaties van Loosvelt en Carton die tot het Centrum voor Dataverzameling en Analyse behoren).

Om de steekproef op een wetenschappelijk verantwoorde wijze te kunnen samenstellen vraagt de onderzoeksgroep de mededeling van de informatiegegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (beperkt tot de geboortedatum), 3° en 5°, van de organieke wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister.

De mededeling van die informatiegegevens is verantwoord omwille van de volgende redenen : - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats) is uiteraard noodzakelijk opdat de personen die deel uitmaken van de steekproef ondervraagd zouden kunnen worden; - de kennis van het informatiegegeven vermeld onder 2° (beperkt tot de geboortedatum) en 3° (geslacht) is noodzakelijk om de steekproef te kunnen samenstellen uit een representatief staal van de bevolking;

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn, preciseert artikel 4, eerste lid, van het ontworpen besluit, dat de informatiegegevens uit het Rijksregister moeten worden vernietigd binnen drie maanden na de afsluiting van de datainvoer en uiterlijk één jaar na de steekproeftrekking.

De Regering heeft nagegaan of de nodige voorzorgen genomen werden om de bescherming van het privé-leven van de personen waarop de informatiegegevens die verkregen werden door mededeling uit het Rijksregister betrekking hebben, te waarborgen : 1° het blijkt dat de aanvraag om mededeling van informatiegegevens op alle punten voldoet aan de voorwaarden gesteld door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995 : - De drie onderzoeksgroepen, namelijk het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA), de afdeling dataverzameling en analyse van het Centrum voor Dataverzameling en Analyse en de onderzoeksgroep voor stress, gezondheid en welzijn, van het departement Psychologie, maken integraal deel uit van de rechtspersoonlijkheid van de Katholieke Universiteit Leuven. Meer in het bijzonder is het Hoger Instituut voor de Arbeid een instelling van de K.U.Leuven, dat in zijn huidige vorm werd opgericht in 1974, op initiatief van de K.U.Leuven en de Christelijke Arbeidersbeweging. De prioritaire doelstellingen van het HIVA zijn : * het verwerven van wetenschappelijke inzichten over maatschappelijke problemen van de werknemers en van kansarme groepen in de samenleving, om aldus een bijdrage te leveren tot een oplossing van deze problemen; * het stimuleren van de dialoog en samenwerking tussen wetenschap en praktijk, tussen universiteit en werknemersbeweging.

De Katholieke Universiteit Leuven zelf, waarvan de voormelde onderzoeksgroepen deel uitmaken, beschikt over rechtspersoonlijkheid (1). - de drie onderzoeksgroepen beschikken over het nodige personeel en over de nodige technische middelen (artikel 1, eerste lid, 2°).

Het Centrum voor Dataverzameling en Analyse is gespecialiseerd in methodologie en survey onderzoek via interviews. Het is één van de best bekende instellingen voor opinieonderzoek in België. Het centrum beschikt over een staf van wetenschappelijke medewerkers die gespecialiseerd zijn in verschillende domeinen van de statistische analyse en dataverwerking. Momenteel gebeurt de analyse van de gegevens en de bewaring van de gegevens nog uitsluitend via PC's die met een netwerk verbonden zijn, dat aangesloten is op KULNET en draait onder Banyan Vines + TCP/IP. De externe beveiliging gebeurt door KULNET. Het is absoluut uitgesloten dat via het net bestanden op harde schijven gelezen worden door onbevoegden. De groep beschikt over 10 PC's, twee printers en over de meest geavanceerde software voor statistische analyses waaronder SAS, Lisrel, Mln, Bmdp, SPSS en LEM. Het Hoger Instituut voor de Arbeid is één van de best bekende instellingen voor sociaal-economisch onderzoek in België. Het Instituut beschikt eveneens over een staf van wetenschappelijke medewerkers die gespecialiseerd zijn in verschillende domeinen van de statistische analyse en dataverwerking. Momenteel gebeurt de analyse van de gegevens en de bewaring van de gegevens nog uitsluitend via PC's die met een netwerk verbonden zijn, dat aangesloten is op KULNET en draait onder Win NT server 4.0 + TCP/IP. De externe beveiliging gebeurt door KULNET. Bovendien is het HIVA netwerk ook intern beveiligd tegen externe inmenging. Het is absoluut uitgesloten dat via het net bestanden op harde schijven gelezen worden door onbevoegden.

Het Instituut beschikt over 100 PC's, 8 printers en over software voor statistische analyses waaronder SAS, Lisrel en SPSS. In het kader van informatieverwerking van het HIVA, beschikt het Instituut over een surveyteam van 4 voltijdse medewerkers - met 10 jaar ervaring met dataverwerking - dat ondersteund wordt door een ploeg van 3 informatici. Deze dienst onderhoudt een permanent netwerk met een vaste pool van een 25-tal getrainde en ervaren interviewers en een team voor data-entry tot 12 personen; - artikel 1, eerste lid, 3°, van het voornoemde koninklijk besluit van 3 april 1995 bepaalt dat de betrokken personeelsleden zich dienen te houden aan de beroepsethiek, meer bepaald wat het vertrouwelijke karakter van de door het Rijksregister meegedeelde informatie betreft.

De wetenschappelijke medewerkers die deel uitmaken van de onderzoeksgroepen dienen een verklaring te ondertekenen waarin zij zich verplichten om de beroepsethiek, meer bepaald het vertrouwelijke karakter van de door het Rijksregister meegedeelde informatie in acht te nemen. Deze verklaring wordt als bijakte bij de arbeidsovereenkomst gevoegd. Ook de interviewers dienen een verklaring te ondertekenen waarbij zij zich ertoe verbinden het beroepsgeheim alsmede de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens, die zij ontvangen of ingezameld hebben, te bewaren; - de onderzoeksgroepen zullen zelf, zonder onderaanneming, alle activiteiten uitvoeren (artikel 1, eerste lid, 4°); - de betrokken onderzoekseenheid heeft de verbintenis aangegaan zich te onderwerpen aan de controle die zowel door de Minister van Binnenlandse Zaken als door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal worden georganiseerd (artikel 1, eerste lid, 5°); - twee aparte bestanden zullen worden gehouden, te weten, één met de informatiegegevens verkregen uit het Rijksregister en een ander met de specifieke onderzoeksgegevens. Beide bestanden zullen strikt gescheiden worden. Alleen de wetenschappelijke medewerkers van de onderzoeksgroepen, die de bovenvermelde verklaring ondertekend hebben zullen beschikken over de sleutel om ze met elkaar in verband te brengen. Na de uitvoering van de survey zal deze sleutel vernietigd worden, zodat het onmogelijk zal zijn een verband te leggen tussen het anonieme nummer en de identiteit van de respondent (artikel 1, eerste lid, 6°); - de onderzoekseenheid verplicht er zich toe om de resultaten van het onderzoek slechts te publiceren of te verstrekken aan derden in de vorm van anonieme en niet-identificeerbare informatie (artikel 1, eerste lid, 7°).

In wetenschappelijke publicaties zullen enkel geaggregeerde gegevens worden opgenomen. In het databestand staat enkel een anoniem respondentennummer. Op het ogenblik dat dit databestand ter beschikking zal worden gesteld, zal de sleutel die toegang geeft tot het respondentenbestand reeds vernietigd zijn. 2° de aanhef van het ontworpen besluit verwijst uitdrukkelijk naar de volgende wettelijke en reglementaire bepalingen : - de artikelen 4, § 1, 3°, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, vervangen door de wet van 11 december 1998; - de artikelen 2, 14 en 70 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Elk van deze bepalingen strekt ertoe de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen waarop de verzamelde informatiegegevens betrekking hebben te waarborgen.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht haar advies uit op 14 januari 2002. Het besluit houdt rekening met de in dit advies geformuleerde opmerkingen.

De Raad van State was van oordeel in het advies nr. 27.010/2 van 6 juli 1998 over een ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Universiteit Gent en aan de « Université libre de Bruxelles » mededeling van sommige informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend voor de opvolging van de vitale status van personen die meegewerkt hebben aan vorige onderzoekingen over het verband tussen fysische fitheid, risicofactoren en cardiovasculaire aandoeningen, dat de koninklijke besluiten die geen bindende, onpersoonlijke en algemene strekking hebben, niet van verordenende aard zijn zoals bedoeld door artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, en niet voor advies moeten worden voorgelegd aan de afdeling wetgeving. Derhalve kan men stellen dat het huidige koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven voor de tijd nodig voor het uitvoeren van een wetenschappelijke onderzoeksactiviteit mededeling van bepaalde informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend, niet van verordenende aard is en niet aan het advies van de Raad van State dient te worden voorgelegd.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE _______ Nota (1) Artikel 1, § 2, 1, van de wet van 12 augustus 1911 tot toekenning van de rechtspersoonlijkheid aan de « Katholieke Universiteit Leuven - Université Catholique de Louvain », aan de « Vrije Universiteit Brussel », aan de « Université libre de Bruxelles », en waarbij aan de « Katholieke Universiteit te Leuven - Université Catholique de Louvain » machtiging wordt verleend een Franstalige en een Nederlandstalige universiteit op te richten, zoals zij werd gewijzigd (B.S. 21/22-8-1911).

ADVIES NR. 01/2002 VAN 14 JANUARI 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid het artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, tweede lid, b, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 27 december 2001;

Gelet op het verslag van de heer Erik Van Hove;

Brengt op 14 januari 2002 het volgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag Het aan de Commissie voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit betreft een aanvraag van de Katholieke Universiteit Leuven om, in het kader van een onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de belgen tegenover nieuwe migranten, de mededeling te ontvangen van bepaalde gegevens van het Rijksregister onder de vorm van een aselecte steekproef van 6 000 personen uit de volwassen bevolking.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor advies wordt voorgelegd werd opgesteld bij toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register zijn opgenomen. Dit laatste besluit heeft specifiek betrekking op de uitvoering van wetenschappelijke navorsings- en onderzoekswerkzaamheden.

II. Wettelijk en reglementair kader A) Wet van 8 augustus 1983 Bij toepassing van art. 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen kan de Koning, na advies van de Commissie, bij in Ministerraad overlegd besluit aan instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen en die Hij nominatief aanwijst, de mededeling verlenen van de nodige informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, uitsluitend voor de uitvoering van wetenschappelijke, navorsings- en onderzoekswerkzaamheden, binnen de perken van de informatiegegevens die hen ter beschikking moeten worden gesteld uitsluitend voor de uitvoering van die werkzaamheden; de instellingen mogen slechts over de bedoelde informatiegegevens beschikken gedurende de tijd nodig voor de uitvoering van die werken en enkel tot dat doel; de Koning bepaalt de andere voorwaarden waaraan deze instellingen moeten voldoen om mededeling van deze informatiegegevens te bekomen.

B) Koninklijk besluit van 3 april 1995 In uitvoering van deze laatste bepaling werd het koninklijk besluit van 3 april 1995 uitgevaardigd. Het stelt de volgende voorwaarden vast : a) Wat de aanvragende instelling betreft (art.1) : 1. rechtspersoonlijkheid bezitten;2. passend uitgerust zijn wat betreft personeel en infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek;3. het betrokken personeel schriftelijk verbinden het vertrouwelijk karakter van de gegevens uit het Rijksregister te eerbiedigen;4. zeer restrictief van onderaanneming gebruik maken;5. zich onderwerpen aan controle;6. de nominatieve gegevens uit het Rijksregister afzonderlijk opslaan en met naam de personen aanwijzen die toegang tot deze gegevens hebben;7. in de rapportering aan derden enkel anonieme gegevens verstrekken.b) Wat het onderzoek betreft (art.2) : 8. erkend worden door de Minister van Wetenschapsbeleid als van wetenschappelijk belang (art.2). 9. beperkt zijn tot de informatiegegevens van het Rijksregister die nodig zijn (art.3).

De aanvraag moet gericht worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en vergezeld zijn van alle stukken waaruit blijkt dat aan de voorgaande voorwaarden is voldaan. Daarenboven moet de aanvraag vergezeld zijn van de statuten van de instelling.

Het koninklijk besluit dat de machtiging verleent moet vermelden : 1. de nummers van de gegevens uit het Rijksregister die medegedeeld mogen worden;2. het doel van de mededeling;3. de toegestane termijn van bewaring;4. de voorwaarden van onderaanneming en de identiteit van de bewerkers;5. de datum waarop de Commissie haar advies heeft uitgebracht. De Commissie stelt vast, op grond van het dossier dat haar overgemaakt werd, dat de aanvragende instelling aan de voormelde vereisten voldoet.

De Katholieke Universiteit Leuven is een instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult.

De mededeling wordt gevraagd van de gegevens 1° en 5° vermeld in artikel 3 van de Wet van 8 augustus 1983, dit om de geselecteerde personen te kunnen aanschrijven, en van de gegevens 2° (geboortedatum) en 3° (geslacht), dit om de representativiteit van de respons te kunnen nagaan. Deze gegevens zijn ter zake en niet overmatig.

Uit het ingediende dossier blijkt dat de passende veiligheidsmaatregelen worden voorzien en dat de betrokken onderzoekers alle maatregelen nemen om de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen te beschermen.

De statuten van de Katholieke Universiteit Leuven werden niet aan de aanvraag toegevoegd maar werden reeds bij een vorige gelegenheid overgemaakt.

De erkenning door de Minister van Wetenschapsbeleid van het onderzoek als zijnde van wetenschappelijk belang werd verleend op 8 juni 2001.

Voor het overige wordt in het Verslag aan de Koning omstandig ingegaan op de wijze waarop de aanvragers aan de gestelde voorwaarden voldoen.

III. Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Het artikel stelt dat de de machtiging wordt verleend « om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens... voor het trekken van een toevalssteekproef... ». Dit wekt de indruk dat de ontvangende instelling de beschikking zou krijgen over alle informatie uit het Rijksregister om zelf dan de steekproef te trekken. Dit kan niet de bedoeling zijn : het is het Rijksregister dat de steekproef trekt zodat de mededeling beperkt blijft tot de informatie van de geselecteerde personen. De woorden voor 'het trekken' worden dan ook best geschrapt.

Artikel 2.

De Commissie wenst het belang te onderstrepen van een oprechte en volledige kennisgeving aan de aangezochte respondenten. Zij stelt met genoegen vast dat het ontwerp daartoe de nodige onderrichtingen bevat.

De laatste paragraaf van het artikel legt aan de ontvangers op om de introductiebrief en de vragenlijst aan de Commissie voor te leggen.

Het volstaat dat deze ter beschikking van de Commissie worden gehouden.

Om deze redenen verleent de Commissie een gunstig advies, onder voorbehoud van de gemaakte bemerkingen.

De secretaris, (get.) B. Havelange.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

17 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij aan de Katholieke Universiteit Leuven mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid het artikel 4, § 1, 3°, vervangen door de wet van 11 december 1998, van toepassing is;

Gelet op de beslissing van 8 juni 2001 waarbij Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek het wetenschappelijk belang van de door de Katholieke Universiteit Leuven geplande onderzoeksactiviteit, waarvoor mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister gevraagd wordt, erkent;

Overwegende dat uit het omstandig dossier dat aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd werd door de Katholieke Universiteit Leuven blijkt dat de geplande onderzoeksactiviteit op alle gebied voldoet aan de voorwaarden vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 5 van het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995;

Gelet op het advies nr. 01/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 14 januari 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 maart 2002;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Justitie, en van Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het kader van het onderzoek naar de beeldvorming en de houding van de Belgen tegenover nieuwe migranten, wordt aan de Katholieke Universiteit Leuven machtiging verleend om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (beperkt tot de geboortedatum), 3° en 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, van een toevalssteekproef van 6 000 Belgen die zullen worden ondervraagd over hun houding tegenover asielzoekers.

Art. 2.De personen die deel uitmaken van de steekproef, bedoeld in artikel 1, zullen vóór de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de onderzoeksinstelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.

Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.

Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, waarin wordt voorzien in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.

Een exemplaar van de brief bedoeld in het eerste lid, alsmede van de vragenlijst die aan de personen die uitgenodigd worden aan het onderzoek mee te werken zal voorgelegd worden, zal ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden gehouden.

Art. 3.De mededeling van de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens uit het Rijksregister geschiedt aan de rector van de Katholieke Universiteit Leuven.

De persoon bedoeld in het eerste lid duidt de leden van het Hoger Instituut voor de Arbeid, de afdeling dataverzameling en analyse van het departement Sociologie en van de onderzoeksgroep voor stress, gezondheid en welzijn van het departement Psychologie van de Katholieke Universiteit Leuven aan, die gebruik mogen maken van de informatiegegevens in het kader van de geplande onderzoeksactie, en dit enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1.

De lijst van de leden van het Hoger Instituut voor de Arbeid, de afdeling dataverzameling en analyse en de onderzoeksgroep voor stress, gezondheid en welzijn van de Katholieke Universiteit Leuven bedoeld in het voorgaande lid, met aanduiding van hun functie, wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Hij wordt permanent ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 4.De met toepassing van artikel 1 uit het Rijksregister verstrekte informatiegegevens moeten worden gewist of vernietigd binnen drie maanden na de afsluiting van de data-invoer en uiterlijk één jaar na de steekproeftrekking.

Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.

Voor de toepassing van het voorgaande lid worden niet als derden beschouwd de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE

^