Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 september 2005
gepubliceerd op 12 oktober 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de eindejaarspremie

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005202404
pub.
12/10/2005
prom.
17/09/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de eindejaarspremie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de eindejaarspremie.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 Eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 3 oktober 2003 onder het nummer 67852/CO/112) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het garagebedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden onder "werklieden" verstaan : de werklieden of de werksters. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 3.Onverminderd de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden, wordt een eindejaarspremie door de werkgevers toegekend aan de in artikel 1 bedoelde werklieden.

Art. 4.§ 1. Deze eindejaarspremie, berekend op basis van het op 1 december van het jaar van betaling van kracht zijnde uurloon, wordt berekend volgens volgende formule : bovengenoemd uurloon x wekelijkse arbeidsduur op basis van het betaalregime x 52 : 12. § 2. Indien een werkman tijdens de referteperiode overstapt naar een ander arbeidstijdstelsel, moet de berekening van de eindejaarspremie gebeuren op basis van het gemiddelde van de jaarlijkse arbeidsduur.

Art. 5.De referteperiode voor de berekening van de eindejaarspremie vangt aan op 1 december van het voorgaande jaar en eindigt op 30 november van het lopende jaar.

Art. 6.In de gevallen, zoals bepaald in § 1 tot en met § 8, hebben de werklieden recht op een gedeelte van de premie gelijk aan een twaalfde per maand tewerkstelling in de referteperiode, waarbij elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledig gepresteerde maand. § 1. De werklieden die sedert ten minste drie maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn, maar die geen jaar anciënniteit tellen op 30 november van de betreffende referteperiode. § 2. De gepensioneerde en bruggepensioneerde werklieden en de werklieden die ontslagen worden in de loop van het jaar, om gelijk welke andere reden dan de dringende reden, en zelfs wanneer zij gedurende hun opzeg een tegenopzeg geven, genieten, op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rato van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode.

Dezelfde regel geldt voor rechthebbenden van de in de loop van de referteperiode overleden werklieden. § 3. De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten terwijl zij zich in een periode van tijdelijke werkloosheid bevinden in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), genieten de premie naar rato van de geleverde prestaties in de referteperiode. § 4. Deeltijdse werknemers met behoud van rechten die zelf hun arbeidsovereenkomst beëindigen om een job met meer uren te krijgen hebben recht op hun eindejaarspremie prorata temporis. § 5. De werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht, genieten op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten, de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode. § 6. De werklieden met een contract van bepaalde duur, of voor een bepaald werk, of een vervangingsovereenkomst, van minstens drie maanden hebben recht op een eindejaarspremie naar rato van de geleverde prestaties. Zij genieten deze eindejaarspremie op het ogenblik dat zij de onderneming verlaten. Voor deze gevallen geldt de normale referteperiode niet. Wanneer het een contract van meer dan een jaar betreft, wordt per jaar een eindejaarspremie betaald, op basis van de dat jaar geleverde prestaties en waarbij de laatste afrekening ten laatste gebeurt op het ogenblik van het verlaten van de onderneming. § 7. Wanneer een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd in onderlinge toestemming en het schriftelijk akkoord bevat geen clausule omtrent de eindejaarspremie dan is deze eindejaarspremie prorata verschuldigd. § 8. In bovengenoemde gevallen wordt de premie berekend op basis van het uurloon dat normaal betaald wordt op het ogenblik van het vertrek.

Art. 7.De werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten in de loop van het jaar, verliezen het recht op de premie, met uitzondering van de gevallen voorzien bij artikel 5, indien de opzegstermijn verstrijkt vóór 30 november.

Art. 8.Voor de betaling van de premie worden de schorsingen van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschaps- en bevallingsrust gelijkgesteld met effectieve prestaties.

Art. 9.Voor de betaling van de premie zijn alle gevallen van schorsing van de arbeidsovereenkomst gelijkgesteld, behoudens : § 1. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst om reden van militaire dienst, wordt de premie betaald naar rato van de effectief gepresteerde werktijd in de referteperiode. § 2. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens ongeval of gewone ziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot maximum 30 kalenderdagen per referteperiode. § 3. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens tijdelijke werkloosheid in toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) wordt de gelijkstelling begrensd tot maximum 150 dagen per referteperiode. § 4. In geval van schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeval of beroepsziekte, wordt de gelijkstelling begrensd tot de eerste twaalf maanden van de ononderbroken ongeschiktheid.

Voor elke dag van schorsing van de arbeidsovereenkomst die niet is gelijkgesteld, wordt het bedrag van de eindejaarspremie met 1/260e verminderd.

Art. 10.De eindejaarspremie wordt ten laatste op 20 december uitbetaald. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 4 juli 2001 betreffende de eindejaarspremie, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, geregistreerd onder het nummer 60022/CO/112 op 4 december 2001 (koninklijk besluit van 22 juni 2003, Belgisch Staatsblad van 18 september 2003). HOOFDSTUK IV. - Duur van de overeenkomst

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 december 2003 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd, mits een opzeg van zes maanden betekend met een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf en aan de in dat paritair comité vertegenwoordigde organisaties.

Deze opzeg kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 december 2005.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005.

Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE

^