Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 1997
gepubliceerd op 24 juni 1997

Koninklijk besluit met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven

bron
ministerie van financien
numac
1997003229
pub.
24/06/1997
prom.
18/04/1997
ELI
eli/besluit/1997/04/18/1997003229/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 1997. Koninklijk besluit met betrekking tot de instellingen voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, zoals gewijzigd door de wetten van 30 maart 1976 en 24 maart 1978, door het koninklijk besluit nr. 22 van 15 december 1978, door de wet van 1 juli 1983, door het koninklijk besluit van 16 januari 1986, door de wet van 12 juli 1989, door het koninklijk besluit van 30 december 1991 en door de wet van 6 augustus 1993, inzonderheid op de artikelen 1, eerste lid, 4° en 11, 2° zoals gewijzigd door de wet van 1 juli 1983;

Gelet op de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, inzonderheid op artikel 120, 3, zoals gewijzigd door de wetten van 5 augustus 1992, 22 maart 1993 en 6 april 1995, op artikel 122, 1, eerste lid, 7°, en tweede lid, op artikel 123, zoals gewijzigd door de wet van 5 augustus 1992, op artikel 126, 1, tweede lid, en 3, zoals gewijzigd door de wet van 6 augustus 1993, en op de artikelen 127 en 129, 1, tweede lid, en 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 29 november 1977, 27 december 1977, 12 september 1983, 6 november 1967, 30 december 1991, 3 december 1993, 13 februari 1996 en 4 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 december 1991, 5 augustus 1992 en 4 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 december 1991, 3 december 1993, 27 april 1995 en 13 februari 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën d.d. 3 mei 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Overwegende dat het van belang is beleggingen in durfkapitaal te stimuleren om de financiële structuur van onze bedrijven te versterken, hun investeringsvermogen te vergroten en zo de werkgelegenheid te vrijwaren en jobcreatie aan te moedigen;

Overwegende dat een instrument om dit te bewerkstelligen erin bestaat het reglementair kader te scheppen voor beleggingsinstellingen met als doel participeren in niet- genoteerde vennootschappen en in groeibedrijven;

Overwegende dat deze beleggingsinstellingen een belangrijke rol kunnen spelen in het professionaliseren van de bedrijven waarin zij participeren omdat zo een proces kan op gang komen waardoor uiteindelijk meer bedrijven gaan doorgroeien naar een beursnotering, hetgeen op zich positieve gevolgen heeft voor zowel de betrokken bedrijven, als voor de Belgische effectenbeurzen en bijgevolg de financiële sector, voor de beleggers en, in het algemeen, voor het economisch bestel van ons land;

Op voordracht van Onze Minister van Financiën, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1.Met toepassing van artikel 122, 1, eerste lid, 7°, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transancties en de financiële markten, creëert dit besluit de categorie van beleggingen in toegelaten financiële instrumenten uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen en groeibedrijven.

Dit besluit regelt het statuut van de instellingen voor collectieve belegging, bedoeld in artikel 108, eerste lid, 2° van de voornoemde wet, die opteren voor de categorie van beleggingen bedoeld in het eerste lid.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;2° de wet van 6 april 1995 : de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;3° beleggingsinstelling : de Belgische instelling, met een vast aantal rechten van deelneming, voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en groei-vennootschappen, als bedoeld in artikel 116 van de wet, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in toegelaten financiële instrumenten uit-gegeven door niet-genoteerde vennoot-schappen en groeibedrijven;4° Prifonds : het Belgisch fonds, met een vast aantal rechten van deelneming, voor belegging in niet-genoteerde vennootschappen en groeibedrijven als bedoeld in artikel 117 van de wet, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in niet-genoteerde vennoot-schappen en groeibedrijven;5° Privak : de Belgische vennootschap voor belegging in niet-genoteerde vennoot-schappen en in groeibedrijven met vast kapitaal, als bedoeld in artikel 118 van de wet, die als uitsluitend doel heeft de collectieve belegging in toegelaten financiële instrumenten uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen en groei-vennootschappen;6° toegelaten financiële instrumenten : a) aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren;b) obligaties en andere schuldinstrumenten, die al dan niet gematerialiseerd en verhandelbaar zijn, met uitsluiting van betaalmiddelen;c) al dan niet gematerialiseerde rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging;d) alle andere al dan niet gematerialiseerde en verhandelbare waardepapieren waarmee de onder a) en b) vermelde financiële instrumenten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven;e) al dan niet gematerialiseerde opties tot verwerving of vervreemding van onder a) en b) vermelde financiële instrumenten, voor zover deze onderliggende financiële instrumenten op zich voldoen aan de criteria van artikel 41 van dit besluit, om opgenomen te worden in de activa van de beleggingsinstelling;7° niet-genoteerde vennootschappen : vennootschappen waarvan de aandelen niet zijn opgenomen in de notering van een effectenbeurs noch verhandeld worden op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, 3 van de wet van 6 april 1995 of op een andere, regelmatig werkende, erkende en open markt;8° groeibedrijven : vennootschappen waarvan de toegelaten financiële instrumenten worden verhandeld op een door een effectenbeurs georganiseerde markt, op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, 3, van de wet van 6 april 1995 of op een andere regelmatig werkende, erkende en open markt, op voorwaarde dat die markten zich toespitsen op startende, jonge vennootschappen dan wel op groeibedrijven;de Commissie voor het bank- en financiëwezen stelt elk jaar de lijst op van de als zodanig bestempelde markten; die lijst wordt in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt; 9° aandelen : al dan niet gematerialiseerde aandelen en andere al dan niet gematerialiseerde met aandelen gelijk te stellen waardepapieren;10° beleggingen in genoteerde of op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten : beleggingen in toegelaten financiële instrumenten die zijn opgenomen in de notering van een effectenbeurs of verhandeld worden op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, 3 van de wet van 6 april 1995 of op een andere, regelmatig werkende, erkende en open markt;11° financiële dienst : de financiële dienstverlening inzake de resultaatuitkering en de wettelijk en reglementair verplichte verkrijgbaarstelling en verstrekking van informatie door de beleggingsinstelling aan het publiek. 12° controle over een vennootschap : een affiliatieverband zoals omschreven in hoofdstuk III, deel 1, IV, A., 2 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen; 13° dochteronderneming en gemeenschappelijke dochteronderneming : de ondernemingen zoals omschreven in hoofdstuk III, deel 1, IV, A., 2, tweede en vierde lid van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen; 14° ondernemingen of personen die verbonden zijn met de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap, de bewaarder dan wel de bestuurders, beheerders of personen belast met het dagelijks bestuur van de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder : a/ de ondernemingen of personen die zij controleren; b/ de ondernemingen of personen die hen controleren; c/ de ondernemingen of personen waarmee zij een consortium vormen; d/ de ondernemingen of personen die, bij hun weten, worden gecontroleerd door de sub a/, b/ en c/ bedoelde ondernemingen of personen; 15° deelneming : de maatschappelijke rechten in een onderneming die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die onderneming, een persoon of een fonds in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van die onderneming;de vermoedens van deelneming als bepaald in hoofdstuk III, deel 1, IV, B van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, zijn van toepassing; 16° deelnemingsverhouding : de verhouding tot een onderneming die voortvloeit uit een deelneming. HOOFDSTUK II - Inschrijving Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 3.Een prifonds wordt pas ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen en kan zijn werkzaamheden pas aanvatten als de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de beheersvennootschap heeft een vergunning verkregen met toepassing van dit besluit;2° het beheersreglement van het prifonds is aanvaard;3° het prifonds beschikt over een bewaarder en de keuze van de bewaarder is aanvaard. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen is bevoegd om de beheersvennootschap een vergunning te verlenen en om het beheersreglement en de keuze van de bewaarder te aanvaarden.

Art. 4.Een privak wordt pas ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen en kan haar werkzaamheden pas aanvatten als de volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° de privak heeft een vergunning verkregen met toepassing van dit besluit;2° haar statuten zijn aanvaard;3° de privak beschikt over een bewaarder en de keuze van de bewaarder is aanvaard. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen is bevoegd om de privak een vergunning te verlenen en om haar statuten en de keuze van de bewaarder te aanvaarden. Afdeling 2. - Vergunning als beheersvennootschap of als privak

Art. 5.Om een vergunning te verkrijgen om een prifonds te beheren en een beroep te doen op het publiek om voor dat fonds de financieringsmiddelen bijeen te brengen, moet de beheersvennootschap bewijzen : 1° dat zij een naamloze vennootschap is naar Belgisch recht;2° dat haar maatschappelijk kapitaal niet minder bedraagt dan 5 miljoen BEF en volgestort is;dat zij beschikt over een specifiek aan het eigenlijke beheer van het prifonds toegewezen eigen vermogen ten belope van ten minste 0,5% van de eerste schijf van 1 miljard BEF van het beheerde vermogen, vermeerderd met 0,25% van de schijf tussen 1 en 10 miljard BEF van het beheerde vermogen en 0,10% van het bedrag van het beheerde vermogen boven 10 miljard BEF; 3° dat zij voor onbepaalde duur is opgericht;4° dat haar kapitaal uitsluitend is vertegenwoordigd door aandelen op naam;5° dat de aandeelhouders die een deelneming bezitten in de beheersvennootschap de vereiste professionele betrouwbaarheid hebben;6° dat zij geen ander bedrijf heeft dan het beheer van beleggingsinstellingen bedoeld in boek III van de wet;7° dat zij, om het prifonds in het uitsluitend belang van de houders van rechten van deelneming te beheren, voor haar voorgenomen bedrijf beschikt over een passende administratieve, boekhoud-kundige, financiële en technische organisatie die een autonoom beheer verzekert;8° dat ten minste twee natuurlijke personen in de raad van bestuur gezamenlijk het toezicht uitoefenen over het dagelijks bestuur;9° dat haar bestuurders alsook de personen die de dagelijkse leiding waarnemen, de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor die functies passende ervaring bezitten en kunnen instaan voor een autonoom beheer van het prifonds;10° dat in haar statuten wordt vastgesteld op welke wijze haar activa worden belegd;dat de statuten bepalen dat deze activa enkel in vlot realiseerbare financiële instrumenten mogen worden belegd, zij het dat de beheersvennootschap wel de roerende en onroerende goederen mag verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar bedrijf; wanneer de beheersvennootschap een onroerend goed bezit, moet de aanschaffingswaarde van dit goed, na aftrek van de afschrijvingen en rekening houdend met eventuele herwaarderingen, volledig gedekt zijn met eigen vermogen dat rechtstreeks voor deze belegging wordt bestemd; 11° dat de financiële dienst met betrekking tot het beheerde prifonds in België waargenomen wordt door een beurs-vennootschap naar Belgisch recht als bedoeld in boek II, titel II van de wet van 6 april 1995 of door een kredietinstelling die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met uitzondering van de gemeentespaarkassen, of door een in België gevestigd bijkantoor van een kredietinstelling die onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ressorteert en is geregisteerd overeenkomstig artikel 65 van voornoemde wet van 22 maart 1993;12° dat een minimum beleggingsbudget voor het prifonds is vastgelegd voor een periode van ten minste drie jaar vanaf de datum van inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 120, 1, tweede lid van de wet, dat het prifonds in staat moet stellen om het aangekondigde beleggingsbeleid tijdens deze periode te verwezenlijken.

Art. 6.Om van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een vergunning te verkrijgen als privak en om een beroep te doen op het publiek om haar financieringsmiddelen bijeen te brengen, moet de privak bewijzen : 1° dat zij een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen naar Belgisch recht is en dat haar maatschappelijk kapitaal niet minder dan vijftig miljoen frank bedraagt en volgestort is;2° dat zij voor ten minste 5 jaar is opgericht;3° dat zij geopteerd heeft voor de categorie van beleggingen als bedoeld in artikel 1 van dit besluit;4° dat zij, om in het uitsluitend belang van de aandeelhouders bestuurd te worden, voor haar voorgenomen bedrijf beschikt over een passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie beschikt die een autonoom beheer verzekert;5° dat het toezicht over het dagelijks bestuur gezamenlijk wordt uitgeoefend door ten minste twee natuurlijke personen;deze personen moeten hetzij deel uitmaken van de raad van bestuur van de privak, hetzij beherende vennoten zijn, hetzij deel uitmaken van het bestuursorgaan van de beherende vennoot(vennoten) van de privak; 6° dat haar bestuurders alsook de personen die de dagelijkse leiding waarnemen, de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor die functies passende ervaring bezitten en kunnen instaan voor een autonoom beheer van de privak;7° dat de financiële dienst in België waargenomen wordt door een beursvennootschap naar Belgisch recht als bedoeld in boek II, titel II van de wet van 6 april 1995 of door een kredietinstelling die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, met uitzondering van de gemeentespaarkassen, of door een in België gevestigd bijkantoor van een kredietinstelling die onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ressorteert en is geregistreerd overeenkomstig artikel 65 van voornoemde wet van 22 maart 1993;8° dat een minimum beleggingsbudget is vastgelegd voor een periode van ten minste drie jaar vanaf de datum van inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 120, 1, tweede lid van de wet, dat de privak in staat moet stellen het aangekondigde beleggingsbeleid tijdens deze periode te verwezenlijken.

Art. 7.De beheersvennootschap moet bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een vergunningsaanvraag indienen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.

Bij de vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd met de volgende stukken : 1° de statuten van de beheersvennootschap en, in voorkomend geval, de opgave van de ondernemingen waarmee de beheersvennootschap is verbonden of waarmee een deelnemingsverhouding bestaat;2° de laatste drie jaarrekeningen van de beheersvennootschap, indien beschikbaar;3° de opgave van de identiteit van de aandeelhouders;4° de samenstelling van de vennootschapsorganen, alsook de opgave van de identiteit van de commissaris(sen)-revisor(en);5° de opgave van de identiteit van de bestuurders, personen belast met het dagelijks bestuur en directieleden van de beheersvennootschap, inzonderheid aan de hand van een curriculum vitae en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;6° de opgave van de identiteit van de bewaarder;7° de opgave van de identiteit van de instelling belast met de financiële dienst;8° een beschrijving van de boekhoudkundige en administratieve organisatie van de beheersvennootschap en van de technische middelen waarover zij beschikt met het oog op de voorgenomen werkzaamheden;9° een minimum beleggingsbudget voor een periode van drie jaar vanaf de datum van inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 120, 1, tweede lid van de wet, dat inzonderheid balans- en resultatenrekeningprognoses omvat;10° de verbintenis van de beheersvennootschap om de notering van de rechten van deelneming van het prifonds op een Belgische effectenbeurs aan te vragen;11° het ontwerp van beheersreglement van het prifonds; De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag om mededeling verzoeken van alle andere inlichtingen die zij noodzakelijk acht voor de beoordeling van de vergunningsaanvraag.

Art. 8.De privak moet bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een vergunningsaanvraag indienen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.

Bij de vergunningsaanvraag wordt een dossier gevoegd met de volgende stukken : 1° de statuten of het ontwerp van statuten van de privak en, in voorkomend geval, de opgave van de ondernemingen waarmee de privak is verbonden of waarmee een deelnemingsverhouding bestaat;2° de opgave van de identiteit van de aandeelhouders die over tenminste 10% van de stemrechten beschikken op het ogenblik van de vergunningsaanvraag en van de personen die zich verbonden hebben tot inschrijving op ten minste 10 % van het kapitaal van een nog op te richten privak;3° de samenstelling van de vennootschapsorganen, alsook de opgave van de identiteit van de commissaris(sen)-revisor(en);4° de opgave van de identiteit van de bestuurders, zaakvoerders, personen belast met het dagelijks bestuur en directieleden van de privak, inzonderheid aan de hand van een curriculum vitae en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;5° de opgave van de identiteit van de bewaarder;6° de opgave van de identiteit van de instelling belast met de financiële dienst;7° een beschrijving van de boekhoudkundige en administratieve organisatie van de privak en van de technische middelen waarover zij beschikt met het oog op de voorgenomen werkzaamheden;8° een minimum beleggingsbudget voor een periode van drie jaar vanaf de datum van inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 120, 1, tweede lid van de wet, dat inzonderheid balans- en resultaten-rekeningprognoses omvat;9° de verbintenis van de privak om de notering van haar aandelen op een Belgische effectenbeurs aan te vragen; De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag om mededeling verzoeken van alle andere inlichtingen die zij noodzakelijk acht voor de beoordeling van de vergunningsaanvraag.

Art. 9.1. Binnen 15 dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag laat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de indiener van het dossier in een kennisgeving weten of het dossier alle gegevens en inlichtingen bevat die zij noodzakelijk acht voor de beoordeling van het dossier en of het dossier derhalve volledig is.

Indien het dossier onvolledig is, deelt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in deze kennisgeving tevens mee welke gegevens in het dossier ontbreken en formuleert zij de nodige vragen om aanvullende informatie en haar eventuele opmerkingen op de vergunningsaanvraag. 2. Indien het dossier onvolledig is, beschikt de indiener van het dossier over 21 dagen, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving bedoeld in 1, om de ontbrekende gegevens of inlichtingen te verstrekken en een definitief en afdoend antwoord te geven op de geformuleerde opmerkingen of vragen. Uiterlijk op de dag na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, laat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de indiener van het dossier weten of het dossier volledig is.

Niet-mededeling van de in het eerste lid bedoelde gegevens, inlichtingen of antwoorden binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, komt neer op een weigering van de vergunningsaanvraag. 3. Binnen de maand na de dag van de kennisgeving dat het dossier volledig is, brengt de Commissie voor het Bank- en Finan-ciewezen haar beslissing over de vergunnings-aanvraag ter kennis van de indiener van het dossier en van de bevoegde beursautoriteiten.

Art. 10.Na hun inschrijving delen de beheersvennootschap of de privak de Commissie voor het Bank- en Financiewezen onmiddellijk elke wijziging mee in de elementen van het dossier.

Op basis van deze nieuwe elementen en van elke andere informatie waarvan ze kennis heeft, onderzoekt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of nog voldaan is aan de vergunningsvoorwaarden als beheers-vennootschap of privak.

Indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen oordeelt dat, rekening houdend met deze nieuwe elementen, niet langer is voldaan aan deze vergunningsvoorwaarden, is artikel 134 van de wet van toepassing. Afdeling 3. - Aanvaarding van het beheersreglement of de statuten

Art. 11.De Commissie voor het Bank- en Financiewezen toetst het beheersreglement van het prifonds of de statuten van de privak op hun overeenstemming met de voorschriften van de wet en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 12.Elk ontwerp tot wijziging van het beheersreglement van het prifonds of van de statuten van de privak moet vooraf aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden voorgelegd. Zij geeft kennis aan de beleggingsinstelling van de goedkeuring of weigering van de voorgestelde wijziging. De beroepsprocedure van artikel 134, 2 van de wet is van toepassing.

Art. 13.Het beheersreglement van een prifonds wordt neergelegd bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

Het beheersreglement kan slechts worden neergelegd, indien op iedere bladzijde de handtekening voorkomt van de door de beheersvennootschap daartoe gemachtigde personen.

Het neer te leggen reglement wordt bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen toegestuurd, die op dezelfde wijze aan de beheersvennootschap kennis geeft van de neerlegging. Bij gebreke van kennisgeving door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen binnen vijftien dagen moet de neerleggingsprocedure worden herhaald.

Dezelfde procedure geldt voor wijzigingen in het beheersreglement.

Iedereen kan kennis nemen van de beheersreglementen die bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn neergelegd.

Art. 14.De beheersvennootschap of de privak ziet erop toe dat het beheersreglement of de statuten die bij het in artikel 27 bedoelde prospectus zijn gevoegd, steeds zijn bijgewerkt en overeenstemmen met de tekst die, naar gelang van het geval, is neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel of bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.

In het prospectus en de in artikel 35 bedoelde verslagen wordt vermeld dat de officiële tekst van het beheersreglement of van de statuten is neergelegd ter griffie van de rechtbank van koophandel of bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. In geval van betwisting geldt deze officiële tekst.

Art. 15.Het beheersreglement bepaalt dat het prifonds voor ten minste vijf jaar is opgericht en heeft geopteerd voor de categorie van beleggingen als bedoeld in artikel 1 van dit besluit.

Art. 16.1. Het beheersreglement van het prifonds bepaalt dat elke uitgifte van nieuwe rechten van deelneming gebeurt tegen inbreng in geld en dat bij dergelijke uitgifte de nieuwe rechten van deelneming vooraf moeten worden aangeboden aan de houders van eerder uitgegeven rechten van deelneming. 2. De statuten van de privak bepalen dat, bij uitgifte van aandelen tegen inbreng in geld, niet kan worden afgeweken van het voorkeurrecht van de aandeelhouders. Onverminderd artikel 34 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, bepalen de statuten van de privak dat, bij uitgifte van aandelen tegen inbreng in natura, de volgende voorwaarden moeten worden nageleefd : 1° de identiteit van de inbrenger moet worden vermeld in het verslag bedoeld in artikel 34, 2, derde lid van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, alsook in de oproeping tot de algemene vergadering die over de kapitaalverhoging moet beslissen;2° de uitgifteprijs mag niet minder bedragen dan de gemiddelde beurskoers gedurende de dertig dagen die de inbreng voorafgaan noch minder dan de laatst gepubliceerde inventariswaarde;3° het in 1° bedoelde verslag moet tevens de weerslag vermelden van de voorgestelde inbreng op de toestand van de vroegere aandeelhouders, in het bijzonder wat hun aandeel in de winst en het kapitaal betreft. Afdeling 4. - Aanvaarding van de bewaarder

Art. 17.1. De keuze van de bewaarder wordt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen pas aanvaard wanneer is bewezen dat zijn organisatie hem in staat stelt als bewaarder op te treden.

De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan haar aanvaarding herroepen; de beroepsprocedure van artikel 134, 2 van de wet is van toepassing. 2. De beleggingsinstelling kan slechts een andere bewaarder aanstellen met de toestemming van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. De beroepsprocedure van artikel 134, 2 van de wet is van toepassing indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de vervanging van de bewaarder weigert.

Art. 18.1. De bewaarder moet er zich van vergewissen dat de beleggingsinstelling tijdig de opeisbare opbrengsten uit haar activa ontvangt. 2. De beleggingsinstelling moet alle toegelaten financiële instrumenten en contanten bij de bewaarder in bewaring geven. De bewaarder moet : 1° de bewaring ervan verzekeren en inzonderheid de gebruikelijke verplichtingen nakomen inzake bewaargeving van contanten en van toegelaten financiële instrumenten;2° in opdracht van de beheersvennootschap of van de privak hun beslissingen met betrekking tot die activa uitvoeren en inzonderheid de verkochte activa afleveren, de aangekochte activa betalen, de dividenden en interesten uit die activa innen, alsook de inschrijvings- en toekenningsrechten uitoefenen die eraan verbonden zijn;3° zich ervan vergewissen dat, bij transacties met betrekking tot die activa van de beleggingsinstelling, de tegenprestatie binnen de gebruikelijke termijnen wordt geleverd;4° zich ervan vergewissen dat de opbrengsten van de beleggingsinstelling een bestemming krijgen in overeenstemming met de wet, de uitvoeringsbesluiten en het beheersreglement of de statuten;5° elke andere instructie van de beheersvennootschap of de privak uitvoeren, tenzij die in strijd is met de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheersreglement of de statuten.3. Voor de toepassing van deze bepaling stellen de bestuurders van de beheersvennootschap of van de privak of de personen die het dagelijks bestuur van deze vennootschappen waarnemen, de bewaarder te gepasten tijde op de hoogte van elke verrichting van de beleggingsinstelling.

Art. 19.Het beheersreglement, de statuten of overeenkomsten tussen de beheersvennootschap of de privak, enerzijds, en de bewaarder, anderzijds, mogen de aansprakelijkheid van deze laatste niet verminderen, beperken of uitsluiten.

Het beheersreglement, de statuten en overeenkomsten tussen de beheers-vennootschap of de privak, enerzijds, en de bewaarder, anderzijds, moeten bepalen dat de aansprakelijkheid van de bewaarder onverkort blijft gelden wanneer hij de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of gedeeltelijk aan een derde toevertrouwt.

HOOFSTUK III - Werking Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 20.De beheersvennootschap is aansprakelijk voor de naleving door het prifonds van de bepalingen van de wet en dit besluit.

De beheersvennootschap is tegenover de deelnemers en derden aansprakelijk voor de goede uitvoering van haar opdracht. Geen enkele statutaire of contractuele bepaling mag de aansprakelijkheid van de bewaarder, zoals gedefinieerd door de wet of dit besluit, verminderen, beperken of uitsluiten.

Art. 21.De statuten van de beheersvennootschap bepalen dat voor elke daad van beschikking met betrekking tot deelnemingen van het prifonds, de beheersvennootschap door ten minste twee bestuurders samen wordt vertegenwoordigd.

De statuten van de privak bepalen dat voor elke daad van beschikking met betrekking tot deelnemingen van de privak, de privak door ten minste twee bestuurders samen wordt vertegenwoordigd of door twee gecomman-diteerde vennoten, tenzij de privak slechts één gecommanditeerde vennoot heeft. Afdeling 2. - Vergoedingen, provisies en kosten

Art. 22.Het prospectus omvat een omschrijving en een raming van alle kosten en provisies die de beleggingsinstelling draagt. In het bijzonder wordt vermeld op welke wijze de beheersvennootschap en de bestuurders of de personen belast met het dagelijks bestuur van de beheersvennootschap of de privak, alsook de bewaarder, worden vergoed.

De vergoeding van de beheersvennootschap en van de bestuurders of personen belast met het dagelijks bestuur van de beheersvennootschap of de privak mag niet bepaald worden in functie van verrichtingen en transacties van de beleggingsinstelling. Wel mag deze vergoeding geheel of gedeeltelijk afhangen van de resultaten van de beleggingsinstelling, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° de berekeningsbasis en -wijze voor deze vergoeding wordt in het prospectus aangegeven;2° de vergoeding mag enkel gebaseerd zijn op het netto-resultaat van de beleggingsinstelling, met uitsluiting van niet-gerealiseerde meerwaarden;3° er is een uitkering ter vergoeding van het door de houders van rechten van deelneming ingebrachte vermogen, op de wijze bepaald in artikel 57, 1, eerste lid, en 2. Het prospectus vermeldt eveneens alle kosten en provisies die de aandeelhouders en/of de inschrijvers zullen moeten dragen bij kapitaal- of uitgifteverrichtingen.

De in dit artikel bedoelde vergoedingen, kosten en provisies kunnen enkel worden gewijzigd in het nadeel van de deelnemers, indien het prospectus die mogelijkheid en een specifieke procedure daarvoor vermeldt. Zo'n wijziging moet vooraf in nationaal verspreide dagbladen of dagbladen met een voldoende oplage, dan wel via enig andere gelijkwaardige weg worden openbaar gemaakt.

Art. 23.In het jaarverslag worden afzonderlijk de vergoedingen vermeld die werden toegekend aan, enerzijds, de beheersvennootschap en de bestuurders en personen belast met het dagelijks bestuur van de beheersvennootschap of de privak en, anderzijds, de bewaarder.

In het jaarverslag worden tevens alle provisies, rechten en kosten verantwoord die de beleggingsinstelling draagt bij verrichtingen die betrekking hebben op : 1° toegelaten financiële instrumenten die werden uitgegeven door de beheersvennootschap of de bewaarder, of door een vennootschap waarmee de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap, de bewaarder of bestuurders, zaakvoerders of personen belast met het dagelijks bestuur van de beleggingsinstelling of de beheersvennootschap, zijn verbonden;2° rechten van deelneming in enig andere instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 105 van de wet, die rechtstreeks of onrechtstreeks wordt beheerd door de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of andere onder punt 1° vermelde personen. Het jaarverslag geeft tevens commentaar bij alle uitzonderlijke kosten of voorzieningen die in de loop van het boekjaar in resultaat zijn genomen. Afdeling 3. Voorkoming van belangenconflicten

Art. 24.De beleggingsinstelling wordt bestuurd in het uitsluitend belang van de deelnemers.

Art. 25.1. Verrichtingen voor rekening van de beleggingsinstelling of voor rekening van een vennootschap waarmee de beleggingsinstelling een deelnemingsverhouding heeft, dienen in het jaarverslag te worden verantwoord, inzonderheid met betrekking tot hun belang voor de beleggingsinstelling en hun verenigbaarheid met haar beleggingsbeleid, en door de commissaris-revisor van de belegging-sinstelling te worden toegelicht, inzonderheid met betrekking tot het marktconform karakter van de voorwaarden, indien één of meer van de volgende personen rechtstreeks of onrechtstreeks optreden als tegenpartij of enig vermogensrechtelijk voordeel halen uit de verrichting : 1° de beheersvennootschap of de bewaarder;2° de personen met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder verbonden zijn of met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder een deelnemingsverhouding hebben;3° de bestuurders, zaakvoerders, personen belast met het dagelijks bestuur, directeuren of lasthebbers van de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder, of van een persoon met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder verbonden is of met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennoot-chap of de bewaarder een deelnemingsverhouding heeft. Verrichtingen voor rekening van de beleggingsinstelling of voor rekening van een vennootschap waarmee de beleggingsinstelling een deelnemingsverhouding heeft, met een beleggingsfonds dat door de beheers-vennootschap van het prifonds wordt beheerd, zijn eveneens aan de voorwaarden in het eerste lid onderworpen. 2. De bepaling van 1, eerste lid geldt niet voor : a) de bewaargeving van toegelaten financiële instrumenten of contanten bij de bewaarder, en b) de verwerving van of de inschrijving op rechten van deelneming van de beleggingsinstelling door de in 1, eerste lid bedoelde personen voor zover de sub a) en b) bedoelde verrichtingen gebeuren tegen marktconforme voorwaarden.3. De beleggingsinstelling kan niet beleggen in toegelaten financiële instrumenten die achtergesteld zijn ten opzichte van toegelaten financiëleinstrumenten in bezit van de beheersvennootschap of de bewaarder of van een persoon met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder verbonden is, dan wel in bezit van de bestuurders, zaakvoerders, personen belast met het dagelijks bestuur, directeuren of lasthebbers van de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder of van een persoon met wie de beleggingsinstelling, de beheersvennootschap of de bewaarder verbonden is.

Art. 26.In het jaarverslag wijdt de beheersvennootschap van het prifonds of de raad van bestuur van de privak een afzonderlijk commentaar aan de beleidsvoering in ondernemingen waarin de beleggingsinstelling of haar vertegenwoordigers aan het beleid deelnemen. Dit commentaar zal uitdrukkelijk aangeven in welke gevallen de beleggingsinstelling of haar vertegenwoordigers hierbij artikel 60 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen hebben toegepast. HOOFDSTUK IV - Uitgifte, verkoop en verhandeling van rechten van deelneming

Art. 27.1. Voor elke openbare uitgifte van rechten van deelneming van een beleggingsinstelling alsook voor hun krachtens artikel 125 van de wet verplichte verhandeling op een effectenbeurs, moet de beleggingsinstelling eerst ingeschreven zijn bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, een prospectus zijn openbaar gemaakt en een bericht gepubliceerd met het volledige prospectus of de vermelding waar het prospectus is bekend gemaakt en voor het publiek verkrijgbaar is. 2. Het prospectus moet alle gegevens bevatten die, naargelang van de kenmerken van de betrokken verrichting, het publiek nodig heeft om zich met kennis van zaken een oordeel te kunnen vormen over de aard van de zaak en de aan de rechten van deelneming verbonden rechten. Het beheersreglement of de statuten worden bij het prospectus gevoegd of moeten kosteloos voor het publiek verkrijgbaar zijn.

Art. 28.Het prospectus met eventuele aanvullingen, evenals de berichten, mededelingen, affiches, aanplakbiljetten en alle andere stukken of reclamemiddelen van welke aard ook, die de uitgifte, notering, verhandeling of commercialisatie van rechten van deelneming aankondigen, mogen pas worden openbaar gemaakt na goedkeuring door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Het prospectus moet ten minste één bankwerkdag vóór de uitgifte worden openbaar gemaakt.

Art. 29.Binnen een termijn van één maand na ontvangst van een volledig dossier spreekt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zich uit over de goedkeuring van het prospectus.

In het prospectus wordt vermeld dat dit wordt openbaar gemaakt na goedkeuring door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen overeenkomstig artikel 129, 1, tweede lid van de wet en dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit of de kwaliteit van de verrichting, evenmin als van de positie van wie haar verwezenlijkt.

De goedkeuring van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt ter kennis gebracht van de indieners van het dossier als bedoeld in het eerste lid en van de autoriteiten van de effectenbeurs waar de rechten van deelneming worden genoteerd.

Wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat de verrichting waarvan zij kennis heeft gekregen, dreigt te geschieden onder voorwaarden waarbij het publiek kan worden misleid omtrent de aard van de zaak of de aan de rechten van deelneming verbonden rechten, dan geeft zij daarvan binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kennis aan de indieners van het dossier.

Wanneer hiermee geen rekening wordt gehouden, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de in artikel 129, 1, tweede lid van de wet bedoelde goedkeuring weigeren. Deze weigering wordt gemotiveerd en met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de indieners van het dossier bedoeld in het eerste lid en van de bevoegde beursautoriteiten.

Behoudens de in het tweede lid bedoelde vermeldingen die in het prospectus moeten voorkomen of in de andere in artikel 28 bedoelde stukken mogen worden opgenomen, mag het optreden van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen niet worden vermeld in de stukken, publicaties en reclame met betrekking tot de beleggingsinstelling.

Art. 30.Elk nieuw betekenisvol feit dat een invloed kan hebben op de beoordeling door het publiek en zich voordoet tussen het ogenblik van de in artikel 29, eerste lid bedoelde goedkeuring en de afwikkeling van de verrichting, moet in een aanvulling bij het prospectus worden meegedeeld. Gebeurt dit niet, dan kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, wanneer zij kennis heeft van een dergelijk feit, de verrichting opschorten tot dit feit wordt openbaar gemaakt.

Art. 31.Onverminderd de artikelen 27, 29, tweede lid, en 32, bevat het prospectus ten minste de gegevens uit het bij dit besluit gevoegde schema A.

Art. 32.Onverminderd de toepassing van dit besluit, is het koninklijk besluit van 18 september 1990 over het prospectus dat moet worden gepubliceerd voor de opneming van effecten in de eerste markt van een effectenbeurs, eveneens van toepassing.

Art. 33.Het prospectus en het laatste jaarverslag, alsook, in voorkomend geval, het daaropvolgende halfjaarverslag, worden kosteloos ter beschikking gehouden van het publiek.

Art. 34.In alle reclame waarin rechten van deelneming van een beleggingsinstelling te koop worden aangeboden, moet worden vermeld dat er een prospectus bestaat en waar dit voor het publiek verkrijgbaar is. HOOFDSTUK V - Openbaarmaking van gegevens

Art. 35.Het in artikel 129, 1 van de wet bedoelde jaarverslag moet worden openbaar gemaakt binnen vier maanden na afloop van de periode waarop het betrekking heeft.

Het in artikel 129, 1 van de wet bedoelde halfjaarverslag moet worden openbaar gemaakt binnen drie maanden na afloop van het halfjaar waarop het betrekking heeft.

De jaar- en halfjaarverslagen moeten kosteloos voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld op de in het prospectus vermelde plaatsen en worden op verzoek kosteloos aan de deelnemers verstrekt.

Art. 36.1. Het jaarverslag bevat de jaarrekening van de beleggingsinstelling die, met toepassing van artikel 80bis, tweede lid van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen in het geval van een privak, voorgesteld wordt in overeenstemming met het jaarrekeningschema in verkorte vorm zoals opgenomen in hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976. De toelichting dient daarenboven ten minste de volgende detailgegevens te vermelden : 1° een verzamelstaat van de deelnemingen, waarin per deelneming de voornaamste financiële kerncijfers zijn vermeld;2° een staat van de aangegane beleggingsverbintenissen;3° alle geboekte herwaarderingen, waarde-verminderingen, meer- en minderwaarden;4° alle verrichtingen tijdens het jaar met betrekking tot beleggingen bedoeld in artikel 41;5° de gehanteerde waarderingsregels. Het jaarverslag bevat tevens een beheersverslag. Hierin worden de belangrijkste evoluties en verrichtingen van de beleggingsinstelling tijdens het verlopen jaar en de vooruitzichten toegelicht en een aanduiding gegeven omtrent de voornaamste deelnemingen, rekening houdend met het vennootschapsbelang van de ondernemingen waarin deze deelnemingen worden gehouden. 2. Het halfjaarverslag bevat ten minste de gegevens opgesomd in hoofdstuk I van het bij dit besluit gevoegde schema B, de halfjaarrekening in verkorte vorm, zoals opgenomen in hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976, en een beknopt beheersverslag.3. In haar verslag moet de beleggingsinstelling, met het oog op hun waardering, haar beleggingen in drie categorieën onderverdelen : a) beleggingen in niet genoteerde, noch op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten, uitgegeven door jonge vennootschappen : hieronder ressorteren zowel de beleggingen in startkapitaal en in vennootschappen in oprichting als in vennootschappen die nog niet in een maturiteitsfase zijn getreden;b) beleggingen in niet genoteerde, noch op een gereglementeerde markt verhandelde, toegelaten financiële instrumenten, uitgegeven door vennootschappen met een redelijke maturiteitsgraad : vennootschappen in deze categorie moeten kunnen bogen op een stabiele evolutie in de resultaten;de beleggingsinstelling moet er redelijkerwijze vanuit kunnen gaan dat zij desgewenst deze beleggingen op korte termijn geheel of gedeeltelijk aan derden kan overdragen; c) beleggingen in genoteerde of op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten : beleggingen kunnen hieronder slechts ressorteren indien er voldoende liquiditeit voorhanden is voor een marktgerichte prijszetting, zodat de beleggingsinstelling er voor deze beleggingen vanuit kan gaan dat zij die te allen tijde kan realiseren.4. Wanneer de beleggingsinstelling voornemens is tussentijds inkomsten uit te keren of een interimdividend uit te betalen, moeten de kwantitatieve gegevens bovendien het resultaat na belasting over het betrokken halfjaar en de voorgestelde interimuitkering of het voorgestelde interimdividend vermelden. HOOFDSTUK VI - Toezicht

Art. 37.Overeenkomstig artikel 133 van de wet kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zich alle inlichtingen doen verstrekken of ter plaatse onderzoeken uitvoeren en kennis nemen van alle stukken van de beheersvennootschap, de beleggingsinstelling of de bewaarder. HOOFDSTUK VII - Beleggingsbeleid Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Art. 38.1. Dit hoofdstuk is op geconsolideerde basis van toepassing op de privak en de vennootschappen die de privak, met toepassing van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, consolideert volgens de methode van de integrale of van de evenredige consolidatie.

Dit hoofdstuk is eveneens op geconsolideerde basis van toepassing op het prifonds en zijn dochterondernemingen en gemeenschappelijke dochterondernemingen, met uitsluiting van de ondernemingen die overeenkomstig de artikelen 13 tot 15 van het voormelde koninklijk besluit van 6 maart 1990, buiten de consolidatiekring kunnen of moeten worden gehouden. 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk op de dochterondernemingen van de beleggingsinstelling, worden de betrokken activa en passiva van die vennootschappen samengevoegd met de overeenkomstige activa en passiva van de beleggingsinstelling, ongeacht het effectieve deelnemingspercentage van de beleggingsinstelling in die vennootschappen. Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op de gemeenschappelijke dochterondernemingen van de beleggingsinstelling worden de betrokken activa en passiva van die vennootschappen samengevoegd met de overeenstemmende activa en passiva van de beleggingsinstelling naar verhouding van het effectieve deelnemingspercentage van de beleggingsinstelling in die vennootschappen.

Art. 39.De beleggingsinstelling belegt haar activa in toegelaten financiële instrumenten volgens het beginsel van de risicospreiding.

Een beleggingsinstelling mag in bijkomende orde liquide middelen houden. Het beheersreglement of de statuten bepalen in welke vorm en binnen welke grenzen deze liquide middelen moeten worden gehouden.

Een beleggingsinstelling mag alle roerende en onroerende goederen verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar bedrijf.

Art. 40.De beleggingsinstelling belegt ten minste 50% van haar activa in aandelen.

Art. 41.Een beleggingsinstelling belegt ten minste 70% van haar activa in : 1° toegelaten financiële instrumenten uit-gegeven door niet genoteerde vennootschappen;2° toegelaten financiële instrumenten uitgegeven door groeibedrijven;3° rechten van deelneming of aandelen uitgegeven door andere beleggingsi-nstellingen of holdings die voldoen aan de voorwaarden van artikel 42, ten belope van 70 % van hun waarde;indien deze beleggingsinstellingen of holdings in hun beheersreglement of statuten een hoger minimumpercentage dan 70 % opleggen voor belegging in de sub 1° en 2° bedoelde beleggingen, kan het voormelde percentage tot dat minimumpercentage worden opgetrokken. De in het eerste lid, 2° bedoelde beleggingen kunnen nooit meer bedragen dan 50% van het totaal van het in het eerste lid bedoelde beleggingen.

Art. 42.De beleggingsinstelling kan beleggen in andere prifondsen of privaks en in holdings, indien aan volgende voorwaarden is voldaan : 1° de statuten van de holdings bepalen dat hun beleggingsbeleid niet fundamenteel afwijkt van de bepalingen van dit hoofdstuk;2° de bedoelde beleggingsinstellingen en holdings voeren een beleggingsbeleid dat nauw aansluit bij dat van de beleggingsinstelling zelf;en 3° ze verschaffen de beleggingsinstelling de nodige informatie waaruit blijkt dat de beleggingen beantwoorden aan de twee voorgaande voorwaarden.

Art. 43.1. Een beleggingsinstelling mag niet meer dan 20 % van haar activa beleggen in toegelaten financiële instrumenten van éénzelfde emittent.

Voor de toepassing van deze bepaling worden de niet-opgevraagde bedragen van niet-volgestorte financiële instrumenten meegerekend. 2. Een beleggingsinstelling mag jaarlijks niet meer dan 250 miljoen BEF beleggen in éénzelfde emittent.

Art. 44.Ongeacht de voorschriften van artikel 43 mag de beleggingsinstelling steeds de inschrijvings- en conversierechten uitoefenen die verbonden zijn aan de toegelaten financiële instrumenten die deel uitmaken van haar actief.

Art. 45.Bij niet-naleving van de in artikel 40, 41 en 43 vermelde begrenzingen buiten de wil van de beleggingsinstelling of ten gevolge van de uitoefening van inschrijvings- of conversierechten, moet de beleggingsinstelling de toestand in het belang van de deelnemers regulariseren binnen twaalf maanden na de vaststelling dat die begrenzingen niet zijn nageleefd.

Art. 46.De beleggingsinstelling beschikt, vanaf de datum van inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 120, 1, tweede lid van de wet, over een periode van 5 jaar om haar beleggingen in overeenstemming te brengen met de artikelen 40 en 41.

Het prospectus vermeldt in welke mate en voor welke beleggingen de beleggingsinstelling voornemens is die mogelijkheid te gebruiken. Het duidt tevens aan hoe en volgens welk tijdsschema de beleggingsinstelling voor-nemens is haar beleggingen in overeen-stemming te brengen met de artikelen 40 en 41. Het jaarverslag geeft aan op welke wijze de beleggingen die niet stroken met de artikelen 40 en 41, in het voorbije jaar werden afgebouwd.

Art. 47.Een door de beleggingsinstelling gedane belegging in toegelaten financiële instrumenten uitgegeven door een niet-genoteerde vennootschap, waarvan de aandelen vervolgens worden opgenomen in de notering van een effectenbeurs of worden verhandeld op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, 3 van de wet van 6 april 1995 of op een andere, regelmatige werkende, erkende en open markt, mag nog gedurende 5 jaar n|$$|Aaa de opneming in de notering of de verhandeling op voormelde markten in aanmerking worden genomen voor de toepassing van dit besluit.

Art. 48.Met toepassing van artikel 126 3 van de wet, zijn de bepalingen van artikel 126 1 en 2 van deze wet niet van toepassing op de beleggingsinstellingen.

Art. 49.Een privak is gerechtigd, overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in artikel 52 bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, eigen aandelen in te kopen. De inkoopverrichtingen worden in het jaarverslag verantwoord. HOOFDSTUK VIII - Verbodsbepalingen

Art. 50.Een beleggingsinstelling mag slechts ontleningen aangaan tot maximum 10 % van haar activa.

Indien de beleggingsinstelling niet volgestorte financiële instrumenten verwerft, worden de niet-opgevraagde bedragen, onverminderd artikel 43, 1, voor de toepassing van deze bepaling met ontleningen gelijkgesteld.

In afwijking van het eerste lid mag een beleggingsinstelling ontleningen in deviezen aangaan, waaraan leningen van een zelfde waarde zijn gekoppeld met als enig doel deviezen te kopen, mits ingevolge deze verrichtingen haar netto-schuldpositie ongewijzigd blijft en zal blijven.

Art. 51.De beleggingsinstelling mag geen toegelaten financiële instrumenten verkopen vanuit een ongedekte positie en dient op ieder ogenblik over voldoende dekking te beschikken om haar verrichtingen af te handelen.

Art. 52.De beleggingsinstelling mag voor rekening van derden geen kredieten verstrekken of zekerheden stellen.

Art. 53.Het is de beleggingsinstelling verboden : 1° deel te nemen aan een vereniging voor vaste opneming, tenzij indien de desbetreffende verbintenissen enkel slaan op de toegelaten financiële instrumenten die de beleggingsinstelling naar aanleiding van de verrichting zelf wenst te verwerven;2° toegelaten financiële instrumenten uit te lenen;3° toegelaten financiële instrumenten te verwerven van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging die failliet werd verklaard of ten aanzien waarvan in het buitenland een gelijkaardige maatregel is getroffen. HOOFDSTUK IX - Boekhouding en waarderingsregels Afdeling 1. Boekhouding

Art. 54.De bepalingen van hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen en van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 12 september 1983 tot uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, zijn van toepassing op de prifondsen.

Art. 55.De boekhouding van een beleggingsinstelling wordt derwijze gevoerd dat een volledige inventaris wordt gemaakt, waarin duidelijk de waarde van het vermogen en van de rechten van deelneming wordt bepaald : 1° minstens éénmaal per semester;2° telkens een uitgifte van nieuwe rechten van deelneming wordt aangekondigd of wanneer de privak besluit eigen aandelen anders dan ter beurze in te kopen;3° wanneer verrichtingen in verband met deelnemingen worden uitgevoerd of andere inventarisdaden worden gesteld die een substantiële wijziging in de vermogenswaarde van de beleggingsinstelling met zich brengen. Telkens een inventaris wordt opgesteld, wordt de waarde van de rechten van deelneming onverwijld gepubliceerd in de nationale financiële pers. Afdeling 2. Waarderingsregels

Art. 56.1. De bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen worden aangevuld met de waarderingsregels van dit artikel. 2. De beleggingsinstelling moet passende waarderingsregels vastleggen voor elke in artikel 36, 3, bepaalde categorie van beleggingen afzonderlijk.Gezien de aard van de beleggingen dient een eventuele herwaardering steeds met omzichtigheid vastgesteld te worden. 3. Voor beleggingen in niet genoteerde, noch op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten van jonge vennootschappen geldt de kostprijs als uitgangspunt voor de waardering.Een herwaardering is enkel mogelijk indien hiervoor voldoende objectieve aanwijzingen voorhanden zijn, zoals o.m. : 1° een betekenisvolle kapitaalinbreng door een derde, waarbij een waardering wordt gehanteerd die beduidend hoger ligt dan die toegepast door de beleggingsinstelling;2° de vaststelling, aan de hand van een gecertifieerde jaarrekening, dat de netto-actiefwaarde van de belegging beduidend hoger ligt dan de waardering door de beleggingsinstelling;3° het feit dat de vennootschap waarin werd belegd, een stabiele winststroom genereert die - rekening houdend met de onzekerheid gelet op de beperkte periode waarop de resultaten betrekking hebben - onweerlegbaar op een herwaardering wijst. Passende waardeverminderingen dienen onverwijld te worden geboekt zodra één van de volgende situaties zich voordoet : 1° de resultaten van de onderneming vallen beduidend minder gunstig uit dan die op basis waarvan de belegging voorheen werd gewaardeerd en wijzen op een permanente waardedaling;2° om een vereffening, een gerechtelijk akkoord of een faillissement te vermijden, heeft de onderneming behoefte aan betekenisvolle bijkomende financiering;3° derden hebben een relevante transactie afgesloten in aandelen van de onder-neming, waarvan de voorwaarden steunen op een waardering die lager ligt dan de vroegere waardering door de beleggings-instelling.4. Beleggingen in niet genoteerde noch op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten van vennootschappen met een redelijke maturiteitsgraad zullen, volgens algemeen aanvaarde waarderingstechnieken, dienen te steunen op een voldoende stabiele referentieperiode met betrekking tot de resultaten, waarbij een correctie wordt toegepast, gezien hun beperkte of onbestaande verhandelbaarheid. De beleggingsinstelling kan evenwel opteren voor dezelfde waarderingsregels als voor de in 3 bedoelde beleggingen, waarbij rekening kan worden gehouden met het bestaan van een meer betekenisvolle referentieperiode met betrekking tot de resultaten.

Deze keuze wordt in het jaarverslag verantwoord. 5. Beleggingen in financiële instrumenten die periodiek tussen derden worden verhandeld, worden in beginsel tegen marktwaarde gewaardeerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de reële verhandelbaarheid o.m. in het licht van de relatieve omvang van de belegging ten opzichte van de courant verhandelde volumes.

Beleggingen in genoteerde of op een gereglementeerde markt verhandelde toegelaten financiële instrumenten worden gewaardeerd in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekeningen van bepaalde instellingen voor collectieve belegging. HOOFDSTUK X - Resultaatverwerking

Art. 57.1. De beleggingsinstelling dient tenminste 80 % van de netto- opbrengst zoals bedoeld in 2, verminderd met de bedragen die overeenstemmen met de netto-vermindering van de schulden van de beleggingsinstelling in het boekjaar, uit te keren als vergoeding van het door de deelnemers ingebrachte kapitaal of vermogen.

De voormelde verplichting geldt evenwel slechts vanaf het eerste boekjaar afgesloten na het verstrijken van de overgangstermijn die in artikel 46 is vastgelegd voor de beleggingsinstelling om haar beleggingen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de artikelen 40 en 41. 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de netto-opbrengst, zoals bedoeld in artikel 109, 1, van de wet, omschreven als de winst van het boekjaar, met uitsluiting van de in de resultatenrekening opgenomen waardeverminderingen, de terugnemingen van waardeverminderingen en de niet-gerealiseerde meerwaarden. HOOFDSTUK XI - Diverse bepalingen

Art. 58.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 59.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT Bijlage SCHEMA A In het prospectus op te nemen gegevens - een beschrijving van de organisatie van de beheersvennootschap en van de beleggingsinstelling; - de identiteit en de referenties van de oprichters van de beheersvennootschap of de privak en hun aandeelhouders, die ten minste over 10% van de stemrechten beschikken, alsook van de bewaarder, samen met de beschrijving van hun respectieve functies; - een beschrijving van het beleggingsbeleid en van de criteria voor de spreiding van de activa van de beleggingsinstelling; - een beschrijving van de beleggingsrisico's die inherent zijn aan het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling, aan de lange-termijn- beleggingen en aan de notering van de rechten van deelneming; - een beschrijving van de beleggingen van de beleggingsinstelling; - rendements- of uitkeringsprognoses voor de beleggingsinstelling; - bij kapitaalverhoging of uitgifte van nieuwe rechten van deelneming, de evolutie van de beurskoers ten opzichte van de netto- inventariswaarde over een voldoende lange periode; - een waarschuwing die het publiek wijst op het feit dat de beurskoersen van de rechten van deelneming van de beleggingsinstelling sterk kunnen afwijken van hun inventariswaarde; - in voorkomend geval, een beschrijving van de plaatsingsprovisie, de vaste- opnemings-provisie of de provisie voor de waarborg van goede afloop, alsook de identiteit van de rechthebbenden; - uitleg over de aard van de andere provisies, vergoedingen, kosten en lasten ten laste van de beleggingsinstelling met vermelding van de rechthebbenden, alsook of, en eventueel in welke mate, de vergoeding betrekking heeft op activa die niet rechtstreeks of onrechtstreeks zijn belegd in beleggingen als bedoeld in artikel 41 van dit besluit; - de gehanteerde waarderingscriteria.

SCHEMA B In het jaarverslag en het halfjaarverslag op te nemen gegevens Hoofdstuk I - de samenstelling van de portefeuille, uitgesplitst in deelportefeuilles per vreemde munt en op grond van geografische en sectorale criteria; - informatie over de verrichtingen tijdens het verstreken boekjaar of halfjaar; - de inventariswaarde van de rechten van deelneming; - informatie over de situatie van de sectoren waarin de beleggingsinstelling heeft belegd;

Hoofdstuk II - de evolutie van de beurskoers in verhouding tot de inventariswaarde van de rechten van deelneming; - gedetailleerde informatie over de beleggingen die meer dan 5 % vertegenwoordigen van de activa van de beleggingsinstelling; - de relevante resultaatgegevens voor verschillende deelportefeuilles; - de beschrijving van de beginselen voor de consolidatie van de privak met de vennootschappen die zij controleert; - de inventaris van de beleggingen van de beleggingsinstelling met inbegrip van de vennootschappen die zij controleert, met aanduiding voor elke belegging van de aanschaffingswaarde, de waarderingswaarde en de categorie van beleggingen in de zin van artikel 36, 3 waarin ze werd ondergebracht; - de gehanteerde waarderingscriteria; - informatie over de schulden van de beleggingsinstelling, alsook de ontvangen en verleende waarborgen en zekerheden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 april 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT

^