Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 2010
gepubliceerd op 10 mei 2010

- Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende koninklijke besluiten van toepassing op de militaire aalmoezeniers en de morele consulenten bij de Krijgsmacht

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2010007144
pub.
10/05/2010
prom.
18/04/2010
ELI
eli/besluit/2010/04/18/2010007144/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2010.- Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende koninklijke besluiten van toepassing op de militaire aalmoezeniers en de morele consulenten bij de Krijgsmacht


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 107 en 167, §1, 2e lid;

Gelet op de wet van 18 februari 1991 betreffende de morele consulenten bij de Krijgsmacht, die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren, artikel 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 augustus 1927 ter regeling van den staat en den stand der militaire aalmoezeniers, Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 1994 houdende het statuut van de morele consulenten bij de Krijgsmacht die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveau's A, B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 8 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Pensioenen, d.d. 21 april 2008;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van het Sectorcomité XIV, gesloten op 11 december 2009;

Gelet op het advies 47.773/4 van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 augustus 1927 ter regeling van den staat en den stand der militaire aalmoezeniers

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 17 augustus 1927 ter regeling van den staat en den stand der militaire aalmoezeniers, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 1bis.De militaire aalmoezenier mag geen ander bezoldigd ambt uitoefenen.

Op aanvraag van de hogere overheid van de eredienst van de betrokken aalmoezenier, kan de Koning evenwel de cumulatie met een ander bezoldigd ambt toelaten.

De Koning kan bovendien de militaire aalmoezenier die dat aanvraagt, machtiging verlenen tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid. ».

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidende : «

Artikel 1ter.§ 1. De militaire aalmoezenier die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid moet de helft, twee derden, drie vierden of vier vijfden van de prestaties verrichten die hem normaal worden opgelegd.

Deze prestaties worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week verricht.

De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen op de eerste dag van een maand.

Een wijziging van de werkkalender tijdens een lopende periode van verminderde prestaties moet steeds ingaan op de eerste dag van de maand.

De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.

De militaire aalmoezenier die verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal human resources, de datum mee waarop de verminderde prestaties zullen aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de verminderde prestaties, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere periode aanvaardt.

Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de betrokken militaire aalmoezenier vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend. § 2. De militaire aalmoezenier kan zijn ambt voltijds hernemen, vooraleer de toegestane periode verstrijkt behoudens een opzegperiode van drie maanden, tenzij de overheid een kortere periode aanvaardt. § 3. De militaire aalmoezenier die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties.

Zijn wedde wordt evenwel vermeerderd met het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt, wanneer hij de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt of wanneer hij ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft. § 4. De militaire aalmoezenier die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid kan tijdens de duur van afwezigheid zijn aanspraken op bevordering doen gelden. § 5. De machtiging om verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid te verrichten eindigt automatisch zonder opzegging : 1° in geval van afkondiging van mobilisatie;2° in geval van afkondiging van de periode van oorlog;3° in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de Ministerraad. In geval de aanwezigheid van de betrokken militaire aalmoezenier noodzakelijk is bij militairen die zich in de deelstanden « in hulpverlening » of « in operationele inzet » bevinden, wordt de machtiging om verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid te verrichten geschorst door de directeur-generaal human resources, voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing en mits een schriftelijke opzegging van één maand, die kan teruggebracht worden tot één week in uitzonderlijke gevallen. ».

Art. 3.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : « De periode dat ze afwezig zijn wegens het uitoefenen van hun ambt met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid, telt niet als dienstanciënniteit voor de bevordering. ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 1994 houdende het statuut van de morele consulenten bij de Krijgsmacht die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren

Art. 4.In het artikel 4 van het koninklijk besluit van 26 september 1994 houdende het statuut van de morele consulenten bij de Krijgsmacht die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2001, wordt het woord « 12/2, » ingevoegd tussen de woorden « 7, » en « 13 ».

Art. 5.In de afdeling 2 van het hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende : «

Artikel 12/1.De morele consulent mag geen ander bezoldigd ambt uitoefenen.

Op aanvraag van de Centrale Raad der niet-confessionele Gemeenschap van België, kan de Koning evenwel de cumulatie met een ander bezoldigd ambt toelaten.

De Koning kan bovendien de morele consulent, die dat aanvraagt, machtiging verlenen tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid. ».

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12/2 ingevoegd, luidende : «

Artikel 12/2.§ 1. De morele consulent die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid moet de helft, twee derden, drie vierden of vier vijfden van de prestaties verrichten die hem normaal worden opgelegd.

Deze prestaties worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week verricht.

De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen op de eerste dag van een maand.

Een wijziging van de werkkalender tijdens een lopende periode van verminderde prestaties moet steeds ingaan op de eerste dag van de maand.

De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden.

De morele consulent die verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal human resources, de datum mee waarop de verminderde prestaties zullen aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de verminderde prestaties, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere periode aanvaardt.

Voor elke verlenging wordt een aanvraag van de betrokken morele consulent vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend. § 2. De morele consulent kan zijn ambt voltijds hernemen, vooraleer de toegestane periode verstrijkt behoudens een opzegperiode van drie maanden, tenzij de overheid een kortere periode aanvaardt. § 3. De morele consulent die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties.

Zijn wedde wordt evenwel vermeerderd met het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt, wanneer hij de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt of wanneer hij ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft. § 4. De morele consulent die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid kan tijdens de duur van afwezigheid zijn aanspraken op bevordering doen gelden. § 5. De machtiging om verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid te verrichten eindigt automatisch zonder opzegging : 1° in geval van afkondiging van mobilisatie;2° in geval van afkondiging van de periode van oorlog;3° in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de Ministerraad. In geval de aanwezigheid van de betrokken morele consulent noodzakelijk is bij militairen die zich in de deelstanden « in hulpverlening » of « in operationele inzet » bevinden, wordt de machtiging om verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid te verrichten geschorst door de directeur-generaal human resources, voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing en mits een schriftelijke opzegging van één maand, die kan teruggebracht worden tot één week in uitzonderlijke gevallen. § 6. De periode dat de morele consulent afwezig is wegens het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid, telt niet als dienstanciënniteit voor de bevordering. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveau's A, B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging

Art. 7.Artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveau's A, B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 25.De weddenschaal verbonden aan de hierna vermelde graden wordt vastgesteld als volgt : - Aalmoezenier 2e klasse 20.500,33 - 31.846,67 3/1 x 618,08 10/2 x 949,21 (Kl./Cl. 21 j./a. - N. 1 - G.B) - Aalmoezenier 1e klasse 25.254,60 - 37.550,15 3/1 x 618,08 11/2 x 949,21 (Kl./Cl. 21 j./a. - N. 1 - G.B) - Hoofdaalmoezenier 27.647,32 - 42.216,49 11/2 x 1.324,47 (Kl./Cl. 21 j./a. - N. 1 - G.B) - Opperaalmoezenier 35.408,45 - 49.977,62 11/2 x 1.324,47 (Kl./Cl. 21 j./a. - N. 1 - G.B) ». HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 8.Aan de militaire aalmoezenier wordt vanaf 1 mei 2003 en tot de dag vóór de datum van de inwerkingtreding van artikel 7 van dit besluit, een maandelijks weddecomplement toegekend waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen enerzijds de maandelijkse wedde zoals bepaald in uitvoering van artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 september 2004 houdende hervorming van de bijzondere loopbanen van de niveaus A, B, C en D en tot vaststelling van de weddenschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van Landsverdediging, en anderzijds een maandelijkse wedde zoals bepaald in toepassing van hetzelfde artikel 25, zoals gewijzigd bij toepassing van dit besluit.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 7 en 8 die in werking treden op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10.De Minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, G. VANHENGEL De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris van Begroting, M. WATHELET

^