Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 2010
gepubliceerd op 07 mei 2010

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2010022239
pub.
07/05/2010
prom.
18/04/2010
ELI
eli/besluit/2010/04/18/2010022239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Economische Herstelwet van 27 maart 2009, het artikel 30, gewijzigd bij de wet van 30 december 2009 houdende diverse dringende bepalingen;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 113, tweede lid, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor werknemers van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 23 september 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 23 december 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 26 februari 2010;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de nieuwe bepalingen inzake de vergoeding van werkneemsters die het voorwerp uitmaken van een maatregel van moederschapsbescherming krachtens de arbeidswet van 16 maart 1971 in werking moeten treden op 1 januari 2010 en dat het bijgevolg aangewezen is dat de nieuwe maatregelen zo snel mogelijk ter kennis worden gebracht van de sociaal verzekerden en van de verzekeringsinstellingen, teneinde deze laatsten toe te laten binnen de vereiste termijnen over te gaan tot de betaling van de uitkeringen berekend op basis van de nieuwe bepalingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 219bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 april 1997 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, wordt vervangen als volgt : « Art. 219bis § 1. De zwangere gerechtigde, voor wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst of die van arbeid is vrijgesteld krachtens de artikelen 42, § 1 eerste lid, 3° of 43, § 1, tweede lid, 2° van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan aanspraak maken op een moederschapsuitkering waarvan het bedrag vastgesteld is op 78,237 pct. van het gederfde loon, bedoeld in artikel 113, derde lid, van de gecoördineerde wet. Deze uitkering wordt toegekend tot de zesde week die voorafgaat aan de vermoedelijke datum van de bevalling of tot de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien.

Wanneer de zwangere gerechtigde de zelfstandige activiteit verderzet die zij uitoefende onmiddellijk vóór het voormelde tijdvak van moederschapsbescherming, overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in artikel 219ter, § 5, tweede lid, wordt het bedrag van de moederschapsuitkering vastgesteld op 60 pct. van het gederfde loon, bedoeld in artikel 113, derde lid, van de gecoördineerde wet vanaf de zesde week die voorafgaat aan de vermoedelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt voorzien. Deze uitkering wordt verminderd met 10 pct., overeenkomstig artikel 219ter, § 5, derde lid. § 2. De bevallen gerechtigde, of de gerechtigde die borstvoeding geeft, voor wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst of die van arbeid is vrijgesteld krachtens de artikelen 42, § 1 eerste lid, 3°, 43, § 1, tweede lid, 2° en 43bis, tweede lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971 kan aanspraak maken op een moederschapsuitkering, waarvan het bedrag vastgesteld is op 60 pct. van het gederfde loon, bedoeld in artikel 113, derde lid, van de gecoördineerde wet.

Het tijdvak waarover de gerechtigde die borstvoeding geeft, aanspraak kan maken op de bovenvermelde moederschapsuitkering, mag een periode van vijf maanden vanaf de dag van de bevalling niet overschrijden. § 3. De aligneringsmaatregel bepaald in artikel 217 is eveneens van toepassing op de deeltijdse werkneemsters met behoud van rechten, die een inkomensgarantieuitkering ontvangen overeenkomstig de bepalingen van artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. »

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010 en is van toepassing op gevallen van werkverwijdering die zich voordoen vanaf deze datum.

Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 april 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX

^