Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2015
gepubliceerd op 29 december 2015

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2015003508
pub.
29/12/2015
prom.
18/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/18/2015003508/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In de programmawet van 10 augustus 2015Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 10/08/2015 pub. 18/08/2015 numac 2015203736 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten werd een nieuw aanslagstelsel ingevoerd dat van toepassing is op de juridische constructies. In dit aanslagstelsel wordt wat het toepassingsgebied betreft van de in artikel 2, § 1, 13°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) bedoelde juridische constructies, een onderscheid gemaakt naargelang de plaats van vestiging van de in deze bepaling geviseerde rechtspersonen (enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting, instelling of entiteit, die krachtens het recht dat deze entiteiten beheerst, rechtpersoonlijkheid bezit).

Voor wat betreft de rechtspersonen die gevestigd zijn binnen de Europese Economische Ruimte, wordt het toepassingsgebied van dit aanslagstelsel beperkt tot degene die zijn begrepen in het toepassingsgebied van het koninklijk besluit dat artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, WIB 92 ten uitvoering brengt.

Reeds kort na de publicatie van de voormelde programmawet, meer bepaald op 23 augustus 2015, werd een eerste koninklijk besluit ondertekend dat de voormelde wettelijke bepaling ten uitvoering bracht. Dit besluit beperkte zich tot de overname van de rechtspersonen waarvan het recht wordt beheerst door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die reeds in het koninklijk besluit van 19 maart 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2014 pub. 02/04/2014 numac 2014003116 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevoegd bij de wet houdende diverse bepalingen van 30 juli 2013 sluiten tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevoegd bij de wet houdende diverse bepalingen van 30 juli 2013 waren begrepen. De aanpassing van de rechtsgrond van dit laatst genoemde koninklijk besluit had immers tot gevolg dat er twee afzonderlijke nieuwe koninklijke besluiten dienden te worden opgesteld.

Het aan U gepresenteerde ontwerp heeft tot doel om het door U op 23 augustus 2015 ondertekende besluit te vervangen met het oog op het nog slagkrachtiger maken van het aanslagstelsel.

Waar de bepaling in artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, WIB 92, die van kracht was voor de inwerkingtreding van de voormelde programmawet, expliciet de bevoegdheid van de Koning beperkte tot het opnemen van de "voor welbepaalde landen of rechtsgebieden beoogde rechtsvormen", is na de inwerkingtreding van de programmawet de rechtsgrond voor dit koninklijk besluit ruimer geformuleerd, waardoor aan de Koning de bevoegdheid wordt verleend om de beoogde gevallen ruimer te omschrijven, waardoor deze zich niet hoeft te beperken tot een opsomming van landen en rechtsvormen.

Teneinde het mogelijk te maken voor de Koning om deze bredere bevoegdheid te kunnen vormgeven, heeft de wetgever ervoor gekozen om deze koninklijke besluiten bij wet te bekrachtigen.

Van deze ruimere formulering van de rechtsgrondslag wordt in het aan U voorgestelde besluit gebruik gemaakt, in die zin dat in dit besluit ook twee nieuwe definities worden opgenomen.

Zo worden in dit ontwerp de in artikel 2, § 1, 13° /1, WIB 92 beoogde instellingen, entiteiten en vennootschappen geviseerd, waarvan de rechten door één persoon, of meerdere met elkaar verbonden personen, worden aangehouden, in voorkomend geval per afzonderlijk compartiment beschouwd.

De in het vorige lid vermelde personen worden geacht verbonden te zijn met andere personen indien ofwel: - één of meerdere natuurlijke of rechtspersonenover een andere rechtspersoon controle uitoefenen als bedoeld in artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen; - deze personen bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad zijn; - deze personen met elkaar gehuwd zijn, wettelijk samenwonen, of hun woonplaats of de zetel van hun fortuin op hetzelfde adres hebben gevestigd.

Vervolgens worden ook de vennootschappen geviseerd, die naar Belgisch fiscaal recht niet transparant worden behandeld, maar die krachtens het fiscale recht van de lidstaat van de Europese Economische Ruimte waar deze vennootschappen zijn gevestigd wel fiscaal transparant worden behandeld. De Société en Commandite Simple naar Luxemburgs recht is een voorbeeld van een dergelijke vennootschap.

Het gebrek aan geharmoniseerde regels binnen de Europese Economische Ruimte leidt er toe dat sommige belastingplichtigen die gebruik maken van deze hybride vennootschappen, aan de toepassing van de inkomstenbelasting kunnen ontsnappen.

Met de invoering van de in dit koninklijk besluit opgenomen definitie worden deze hybride vennootschappen voortaan onderworpen aan het aanslagstelsel dat van toepassing is op de juridische constructies.

Ten einde de proportionaliteit te waarborgen wordt evenwel voorzien dat het voormelde aanslagstelsel slechts van toepassing is in de mate dat de bedoelde rechtspersoon Belgische inkomsten verkrijgt en deze inkomsten niet eerder aan de Belgische inkomstenbelasting werden onderworpen. Inkomsten die worden behaald of verkregen in een Belgische vaste inrichting en die dus aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen vallen dus buiten het toepassingsgebied van deze bepaling.

De aanpak van dergelijke discrepanties tussen verschillende fiscale wetgevingen kadert ook in de evolutie die internationaal gaande is en waarbij de dubbele niet-belasting van hybride structuren wordt bestreden. De inspanningen die op internationaal vlak worden geleverd beperken zich evenwel veelal tot het bestrijden van deze gevolgen in de vennootschapsbelasting en bestrijden slechts in mindere mate de bestaande discrepanties binnen de rechtspersonenbelasting of de personenbelasting. Deze bepaling moet dan ook aanzien worden als een autonome bepaling weliswaar geïnspireerd is op de inspanningen van de OESO en de Europese instellingen om deze hybride structuren te bestrijden, maar daar geen uitvoering van vormt.

Vervolgens worden in het aan U voorgelegde ontwerp de reeds in het vigerende koninklijk besluit opgenomen rechtsvormen hernomen. Deze lijst wordt evenwel uitgebreid met de "Fondation Patrimoniale" naar Luxemburgs recht. De toevoeging van deze rechtsvorm wordt verantwoord door haar uitzonderlijk fiscaal regime en het toepassingsgebied dat de Luxemburgse Staat met de invoering van deze rechtsvorm heeft beoogd.

De inwerkingtredingbepaling wordt in navolging van het advies van de Raad van State aangepast. Zo wordt de toepassing van dit besluit wat de roerende voorheffing of de bedrijfsvoorheffing betreft uitgesteld tot de eerste dag van de tweede maand die volgt op de publicatie van dit besluit.

Vervolgens wordt in antwoord op het advies verduidelijkt dat de inwerkingtredingbepaling ook van toepassing is op de opheffing van het in artikel 2 bedoelde besluit. Wat betreft de aangifte van de inkomsten van het jaar 2015 die in de loop van 2016 zal plaatsvinden zal dit opgeheven besluit dus niet worden toegepast.

Tot slot wordt eraan herinnerd dat dit besluit moet worden bekrachtigd bij wet binnen het jaar na de datum van de inwerkingtreding ervan. Bij gebreke van deze bekrachtiging binnen de voormelde periode worden de besluiten geacht nooit uitwerking te hebben gehad.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Advies 58.496/2 van 17 december 2015 over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992" Op 10 december 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 15 december 2015. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers en Johan Put, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Kristine Bams, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 17 december 2015. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door : "- het feit dat het belastbaar tijdperk waarin de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld, weldra ten einde loopt. Het is de wil van de Federale Regering dat de bepalingen van dit amendement worden toegepast op deze inkomsten en op de aangifte van deze inkomsten die in 2016 zal plaatsvinden; - de noodzaak om de in dit ontwerp voorziene bepalingen snel in werking te laten treden, zodat effectief kan worden ingespeeld op een snel veranderend internationaal fiscaal landschap". 2. In de begeleidende brief verzoekt de Minister van Financiën de afdeling Wetgeving ook "te onderzoeken welk de meest aangewezen legistieke methode is om de in het voorliggend besluit opgenomen lijst te integreren in het KB/WIB 92, gelet op de plaats van de rechtsgrond van dit besluit in het WIB 92, waardoor deze lijst zou moeten worden geïntegreerd voor het vigerende artikel 1 van het KB/WIB 92". Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, moet de afdeling Wetgeving zich evenwel beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Vragen van louter wetgevingstechnische aard zoals degene die in de adviesaanvraag wordt geformuleerd, kunnen dan ook niet in dat onderzoek betrokken worden, gegeven de keuze van de adviesaanvrager zelf om de spoedeisendheid in te roepen.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om, gebruik makend van de bevoegdheid die aan de Koning is toegekend bij artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), de rechtsvormen voor rechtspersonen die gevestigd zijn in een staat die of in een rechtsgebied dat behoort tot de Europese Economische Ruimte te bepalen die te beschouwen zijn als juridische constructies, en bijgevolg onderworpen zijn aan de zgn.Kaaimantaks.

Algemene opmerkingen 4. Krachtens het vierde lid van artikel 2, § 1, 13°, b, van het WIB 92 dienen op grond van het tweede lid van datzelfde artikelonderdeel genomen besluiten te worden bekrachtigd door de wetgever.Nadat het ontworpen besluit is vastgesteld, zal derhalve onmiddellijk een ontwerp van wet tot bekrachtiging ervan bij de Kamer van volksvertegenwoordigers moeten worden ingediend. 5. Om terugwerkende kracht te vermijden, zal het ontworpen besluit nog dit kalenderjaar moeten worden bekendgemaakt.(1) Onderzoek van de tekst Artikel 1 6.In artikel 1, 1°, van het ontwerp wordt verwezen naar "artikel 2, § 1, 13° /1, tweede lid" van het WIB 92. Een amendement tot invoeging van die bepaling in het WIB 92 is eveneens om advies aan de Raad van State voorgelegd.(2) Uiteraard kan artikel 1, 1°, van het ontwerp slechts doorgang vinden op voorwaarde dat de betrokken bepaling effectief in het WIB 92 wordt opgenomen. 7. Op de vraag waarom in artikel 1, 2°, van het ontwerp enkel gewag wordt gemaakt van vennootschappen, en welke vennootschappen dan wel zijn bedoeld, antwoordde de gemachtigde het volgende: "Aangezien koninklijk besluit het WIB 92 uitvoert, zullen de in het WIB 92 opgenomen definities van kracht zijn. Het begrip "vennootschap" wordt gedefinieerd in artikel 2, § 1, 5, WIB 92, zijnde: "enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die, regelmatig is opgericht, rechtspersoonlijkheid bezit en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard." Er zijn bij de administratie vooralsnog geen gevallen bekend van hybride verenigingen. Het probleem kan zich bij verenigingen ook niet zo scherp stellen aangezien roerende inkomsten van Belgische oorsprong via voorheffingen worden belast. Onroerende inkomsten behoren toe tot het land waar het onroerend goed is gelegen (België). Het probleem betreft dus voornamelijk beroepsinkomsten en deze behoren verenigingen niet te verkrijgen." 8. Zoals ook door de gemachtigde is bevestigd, is de wettelijke regeling inzake de "Fondation Patrimoniale" in het Groothertogdom Luxemburg nog niet aangenomen.(3) Het is dan ook niet duidelijk waarom van die rechtsvorm reeds melding wordt gemaakt in het ontworpen besluit, dat luidens zijn artikel 3 "van toepassing [is] op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie". Daarover om toelichting verzocht, verduidelijkte de gemachtigde het volgende: "Uit de ontwerpteksten kan wel al zeer veel worden afgeleid. Zo kan onder meer worden verwezen naar artikel 33 van het ontwerp, dat werd aangepast via amendement, waarin wordt vastgesteld dat de roerende inkomsten principieel worden vrijgesteld van inkomstenbelasting. Het is de bedoeling om reeds voor de inwerkingtreding van de wettelijke bepalingen van deze rechtsvorm aan de Belgische belastingplichtigen te verduidelijken welk fiscaal regime de Belgische fiscus zal toepassen in het geval zij zouden overwegen hun activa in deze structuur onder te brengen." De Raad van State kan begrip opbrengen voor de wenselijkheid om nu reeds in te spelen op die toekomstige wettelijke regeling, maar hij kan deze potentieel zeer rechtsonzekere werkwijze toch niet aanraden.

Artikel 3 9. De inwerkingtreding wordt niet op rechtszekere wijze bepaald. Ter wille van de duidelijkheid zou een onderscheid moeten worden gemaakt tussen, enerzijds, het bepalen van het tijdstip vanaf wanneer de nieuwe regels zullen gelden en, anderzijds, het eventueel voorzien in een overgangsregeling.(4) Luidens artikel 3 van het ontwerp treedt de nieuwe regeling, wat de gevolgen op het vlak van roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing betreft, in werking de eerste dag van de maand na die waarin het te nemen besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Een dergelijke regeling van inwerkingtreding heeft evenwel het nadeel dat, indien de bekendmaking op het einde van de maand gebeurt, de bestemmelingen ervan zelfs niet over de normale termijn van tien dagen zullen beschikken om zich aan de regeling aan te passen. Vooral indien hen slechts een zeer korte termijn wordt gelaten, wordt afbreuk gedaan aan de rechtszekerheid.

De griffier Annemie Goossens De voorzitter, Jo Baert _______ Nota's (1) Een fiscaalrechtelijke regel kan slechts als retroactief worden aangemerkt indien hij van toepassing is op feiten, handelingen en situaties die definitief waren op het ogenblik dat hij is bekendgemaakt (GwH 17 juli 2014, nr.106/2014, B.17.2). Inzake inkomstenbelastingen ontstaat de belastingschuld definitief op de datum van afsluiting (2) Adv.RvS 58.628/3 van 17 december 2015 over amendementen op het voorontwerp van wet "houdende bepalingen ter versterking van de jobcreatie en de koopkracht". (3) Zie de website van de Chambre des députés du Grand-Duché de Luxembourg: http://www.chd.lu, dossier nr. 6595. Het commissieverslag (document nr. 6595/04) dateert van 20 november 2014. Sedertdien zijn er blijkbaar geen verdere stappen meer gezet. (4) Zo is bv.onduidelijk wanneer de opheffing van het koninklijk besluit van 23 augustus 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015003277 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, derde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 23/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015003278 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten `tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (artikel 2 van het ontwerp) in werking dient te treden.

18 DECEMBER 2015. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, van het wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 2, § 1, 13°, b), tweede lid, vervangen bij de programmawet van 10 augustus 2015Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 10/08/2015 pub. 18/08/2015 numac 2015203736 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 8 december 2015;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 9 december 2015;

Gelet op het advies nr. 58.637/3 van de Raad van State gegeven op 17 december 2015 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State ;

Overwegende de hoogdringendheid die wordt gemotiveerd door: - het feit dat het belastbaar tijdperk waarin de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld, weldra ten einde loopt; - de wil van de Federale Regering dat de bepalingen van het voorliggende besluit worden toegepast op deze inkomsten en op de aangifte van deze inkomsten die in 2016 zal plaatsvinden; - de noodzaak om de in dit ontwerp voorziene bepalingen snel in werking te laten treden, zodat effectief kan worden ingespeeld op een snel veranderend internationaal fiscaal landschap.

Op de voordracht van de Minister van Financiën, en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In afwijking van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn de in de Europese Economische Ruimte gevestigde en in de hiernavolgende lijst opgenomen vennootschappen, verenigingen, inrichtingen, instellingen of entiteiten, die rechtspersoonlijkheid bezitten, een juridische constructie: 1° de in artikel 2, § 1, 13° /1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde instellingen, entiteiten en vennootschappen;2° een vennootschap die niet in het toepassingsgebied van artikel 29, § 2 van het voormelde Wetboek is begrepen: - in de mate dat deze inkomsten van Belgische oorsprong verkrijgt die niet belastbaar zijn in België, en; - waarvan de inkomsten krachtens de fiscale wetgeving van het land waar deze vennootschap is gevestigd, worden verondersteld rechtstreeks te zijn behaald of verkregen door de aandeelhouders of vennoten van deze vennootschap; 3° de volgende rechtsvormen : 1° Liechtenstein: Stiftung;2° Liechtenstein: Anstalt;3° Luxemburg: Société de gestion Patrimoine Familiale;4° Luxemburg: Fondation Patrimoniale.

Art. 2.Het koninklijk besluit van 23 augustus 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015003277 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, derde lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 type koninklijk besluit prom. 23/08/2015 pub. 28/08/2015 numac 2015003278 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten tot uitvoering van artikel 2, § 1, 13°, b, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de inkomsten die vanaf 1 januari 2015 werden verkregen, toegekend of betaalbaar gesteld door een juridische constructie en, wat de toepassing van de roerende of bedrijfsvoorheffing betreft, op de inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld vanaf de eerste dag van de tweede maand na die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art. 4.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^