Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 maart 1997
gepubliceerd op 20 juni 1997

Koninklijk besluit betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels

bron
ministerie van economische zaken
numac
1997011136
pub.
20/06/1997
prom.
18/03/1997
ELI
eli/besluit/1997/03/18/1997011136/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MAART 1997. Koninklijk besluit betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 189;

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 78/170/EEG van 13 februari 1978, gewijzigd door de richtlijn 82/885/EEG van 10 december 1982, betreffende het rendement van verwarmingstoestellen die gebruikt worden voor de verwarming van ruimten en voor de productie van warm water in nieuwe of bestaande niet-industriële gebouwen alsmede betreffende de isolatie van netten voor de distributie van warmte en warm water voor huishoudelijke doeleinden in nieuwe niet-industriële gebouwen, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 83/189/EEG van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, gewijzigd door de richtlijn 88/182/EEG van 12 maart 1988;

Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 92/42/EEG van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels, gewijzigd door de richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Middenstand;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de noodzakelijkheid om onverwijld de nodige maatregelen te nemen om hoger genoemde richtlijn 92/42/EEG van 21 mei 1992 om te zetten, voortvloeit uit het feit dat een verzoekschrift van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, tegen België, op 17 juni 1996 aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeen-schappen werd gericht en dat dit volgt op een aanmaning van 3 december 1993 en een gemotiveerd advies van 26 juni 1995;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit bepaalt de rendementseisen die van toepassing zijn op de nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels, met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 4 kW en gelijk aan of lager dan 400 kW.

Art. 2.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder: - ketel: het gehele lichaam van ketel en brander dat de door verbranding vrijgekomen warmte doorstuurt naar het water; - toestel: - het ketellichaam waarop een brander behoort te worden gemonteerd; - de brander die op een ketellichaam behoort te worden gemonteerd; - nuttig nominaal vermogen (uitgedrukt in kW): het door de fabrikant vastgestelde en gewaarborgde maximale verwarmingsvermogen dat de ketel in continu-bedrijf kan afgeven, terwijl de door de fabrikant vermelde nuttige rendementen worden gehaald; - waterzijdig rendement (uitgedrukt in een percentage) : de verhouding tussen de hoeveelheid warmte per tijdseenheid overgedragen op het water in de ketel en het product van de calorische benedenwaarde bij constante druk van de brandstof en het brandstofverbruik per tijdseenheid; - deellast (uitgedrukt in een percentage): de verhouding tussen het nuttige vermogen van een ketel die werkt bij tussenpozen of op een vermogen lager dan het nuttig nominaal vermogen, en dat nuttig nominaal vermogen; - gemiddelde temperatuur van het water in de ketel : het gemiddelde van de intrede- en uittredetemperatuur van het water; - standaardketel: een ketel die zodanig is ontworpen dat de gemiddelde bedrijfstemperatuur kan worden begrensd; - "backboiler" : een ketel die ontworpen is voor het voeden van een centraal verwarmingssysteem en voor installatie in de schoorsteenholte als onderdeel van een gasgestookt systeem bestaande uit achterketel (backboiler) en haard; - lagetemperatuurketel: een ketel die permanent in bedrijf kan zijn met een intredetemperatuur van het water van 35 tot 40°C en die onder bepaalde omstandigheden condensatie kan veroorzaken, met inbegrip van oliegestookte ketels met rookgascondensor; - gasgestookte ketel met rookgascondensor: een ketel die zodanig is ontworpen dat er permanent een belangrijk deel van de waterdamp in de rookgassen kan condenseren; - ketel die in een woonruimte geïnstalleerd moet worden: een ketel met een nuttig nominaal vermogen van minder dan 37 kW, die zodanig is ontworpen dat hij de woonruimte waarin hij is geïnstalleerd met de warmte van de ketelwand verwarmt, met een open expansievat en natuurlijke warm-watercirculatie; op de ketelwand is uitdrukkelijk vermeld dat de ketel in een woonruimte moet worden geïnstalleerd.

Art. 3.1. Niet onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen : - centrale-verwarmingsketels die gestookt kunnen worden met verschillende brandstoffen, waaronder vaste brandstoffen; - doorstromingstoestellen voor de ogenblikkelijke bereiding van warm water; - ketels die moeten worden gestookt met brandstoffen waarvan de eigenschappen aanzienlijk afwijken van normaal in de handel verkrijgbare olie en gas (inzonderheid de industriële restgassen, biogas); - fornuizen en toestellen die zijn ontworpen om hoofdzakelijk de ruimte waarin zij zijn geïnstalleerd te verwarmen, en die als nevenfunctie tevens warm water leveren voor centrale verwarming en voor gebruik als tapwater; - toestellen met een nuttig vermogen van minder dan 6 kW, die uitsluitend zijn ontworpen voor een systeem met zwaartekrachtcirculatie, voor de opslag van warm tapwater; - ketels die afzonderlijk als eenheid worden vervaardigd. 2. In het geval van ketels met een dubbele functie, namelijk ruimteverwarming en het leveren van warm tapwater, hebben de rendementseisen bedoeld in artikel 5 alleen betrekking op de verwarmingsfunctie.

Art. 4.Het is verboden toestellen en ketels op de markt te brengen die niet voorzien zijn van de in artikel 7 bedoelde CE-markering, die aangeeft dat zij voldoen aan alle voorschriften van dit besluit.

De ketels van het type "backboilers" en de ketels die in een woonruimte geïnstalleerd moeten worden, moeten ook aan de hierna voor de standaardketels vastgestelde eisen beantwoorden.

Art. 5.1. De verschillende typen ketels moeten voldoen aan eisen inzake waterzijdig rendement: - bij nominaal vermogen, dat wil zeggen bij werking op nominaal vermogen Pn uitgedrukt in kW en bij een gemiddelde temperatuur van het ketelwater van 70°C en - bij deellast, dat wil zeggen bij werking in een deellast van 30% waarbij de gemiddelde temperatuur van het ketelwater afhankelijk van het keteltype varieert.

In de tabel van bijlage II, A wordt aangegeven aan welke waterzijdige rendementen moet worden voldaan. 2. De keuringsmethoden die gelden voor de productie en voor de metingen zijn vastgesteld door de Europese normen en/of harmoniseringsdocumenten ter zake waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt en die ofwel door de Koning gehomologeerd zijn ofwel door het B.I.N. geregistreerd zijn. Het rendementspercentage moet passende toleranties omvatten.

Art. 6.1. Overeenkomstig de procedures van artikel 7, mag het in bijlage I, punt 2 aangegeven specifieke systeem van merktekens die op de nieuwe ketels moeten worden aangebracht ten einde de energiebesparende eigenschappen van de ketels te kunnen vaststellen, worden toegepast in zover het gebruikt wordt voor ketels die tegelijkertijd bij nominaal vermogen en bij deellast een rendement behalen dat gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstige waarden voor de standaardketels genoemd in artikel 5, 1.

Het aantal merktekens stemt overeen met het aantal van de tabel van bijlage II, B. 2. Het is verboden ieder ander merkteken te gebruiken dat met de in 1 genoemde merktekens kan worden verward.

Art. 7.1. De ketels en toestellen die conform zijn met de geharmoniseerde normen en/of harmoniseringsdocumenten waarvan de referentienummers in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt en die ofwel door de Koning gehomologeerd zijn ofwel door het B.I.N. geregistreerd zijn, worden verondersteld conform te zijn met de essentiële vereisten bedoeld in artikel 5, 1.

Deze ketels en toestellen moeten voorzien zijn van de CE-markering bedoeld in bijlage I, punt 1 en vergezeld zijn van de EG-conformiteitsverklaring. 2. De middelen om de overeenstemming van in serie geproduceerde toestellen aan te tonen zijn: - het rendementsonderzoek van een standaardketel volgens module B als beschreven in bijlage III en - de verklaring van overeenstemming met het goedgekeurde type volgens een van de modules C, D of E die beschreven zijn bij punt 1°, 2° of 3° in bijlage IV. De procedures voor de conformiteitsbeoordeling van gasgestookte ketels zijn die welke gebruikt worden voor de beoordeling van de overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften bedoeld bij het koninklijk besluit van 3 juli 1992 betreffende de veiligheid van gasgestookte toestellen. 3. Alvorens de afzonderlijk verkochte toestellen op de markt worden gebracht, moeten zij voorzien zijn van de CE-markering vergezeld van de EG-conformiteitsverklaring, waarin de parameters worden aangegeven waarmee, na assemblage, de waterzijdige rendementsparameters genoemd in artikel 5, 1 worden gehaald.4. De CE-markering van overeenstemming met de eisen van dit besluit en met de andere reglementaire bepalingen betreffende de toekenning van de CE-markering, alsmede de in bijlage I bedoelde opschriften moeten zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht op de ketels en toestellen. Op deze producten mogen geen markeringen, tekens of vermeldingen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering. 5. Onverminderd artikel 6, mogen op de ketels en toestellen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd. Indien de ketels onder andere reglementeringen vallen, die Europese richtlijnen met betrekking tot andere aspecten omzetten en die in het aanbrengen van de CE-markering voorzien, geeft deze markering aan dat de ketels geacht worden ook aan de voorschriften van deze reglementeringen te voldoen.

Art. 8.1. De instanties die belast worden met de uitvoering van de procedures bedoeld in artikel 7, verder "aangemelde instanties" genoemd, alsook de beproevingslaboratoria waarop deze instanties een beroep doen, worden erkend door de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft.

Om erkend te worden en het te blijven, moeten de aangemelde instanties op het Belgisch grondgebied gelegen zijn en voldoen aan de voorwaarden van bijlage V. 2. De Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort, bepaalt de datum en de modaliteiten volgens dewelke de organismen het bewijs moeten leveren dat zij conform zijn met de normen van de reeks NBN-EN 45000 die op hen van toepassing zijn en dit door voorlegging van een accreditatie die is afgeleverd op basis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria.3. De erkenningsaanvraag dient gericht te worden aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Economie behoort, bij een ter post aangetekend schrijven.Zij moet vergezeld zijn van de stukken, bestemd om vast te stellen dat het organisme aan de in 1 en 2 bedoelde voorwaarden voldoet. 4. De aanvraag wordt voor advies voorgelegd aan de vaste commissie voor advies inzake het rendement voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels, verder commissie van advies voor het rendement genoemd, ingesteld bij artikel 9. Wanneer de commissie van advies voor het rendement een negatief advies uitbrengt over een aanvraag, wordt dit advies behoorlijk gemotiveerd bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager.

Binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop hij de kennisgeving van het negatief advies heeft ontvangen, kan de aanvrager bij de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, bij een ter post aangetekend schrijven, beroep aantekenen. 5. De erkenning wordt toegekend voor een maximale duur van vijf jaar. Overeenkomstig de bepalingen van 3 wordt de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning ten laatste zes maanden vóór het verstrijken van de erkenningsperiode ingediend. 6. De ambtenaren bedoeld in artikel 10 die hoog toezicht uitoefenen, hebben vrije toegang tot de lokalen van de erkende instanties en van de proeflaboratoria.Zij kunnen alle documenten en nuttige gegevens, nodig voor de vaststelling van het naleven van de erkenningsvoorwaarden vastgelegd bij dit besluit, opeisen en inkijken.

Indien nodig, laten zij zich de documenten of een kopie van de documenten geworden, die een controle toelaten.

Indien één of meerdere criteria, bedoeld in 1 en 2 niet meer worden nageleefd, leggen zij een termijn vast die het erkende organisme toelaat om zich hiernaar te schikken. Dit uitstel kan maximaal drie maanden duren. 7. De Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort, kan bij gemotiveerde beslissing de erkenning toegekend aan een organisme intrekken, na advies hieromtrent van de commissie van advies inzake het rendement, 1° indien hij, na afloop van de termijn, vastgelegd door de bevoegde ambtenaar om zich te schikken naar de criteria, bedoeld in 1 en 2, nog steeds niet aan deze criteria voldoet;2° indien hij activiteiten uitoefent in een gebied waarvoor de erkenning niet werd toegekend. De intrekking van de erkenning wordt ter kennis gebracht bij een ter post aangetekend schrijven. 8. In het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt : - de lijst van de Belgische en buitenlandse aangemelde instanties alsook hun identificatienummers en de specifieke taken waarmee deze instanties zijn belast; - de lijst van de proeflaboratoria die erkend zijn door de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft; - de lijst van de normen bedoeld in artikel 5, 2.

Art. 9.1. De commissie van advies inzake het rendement wordt belast met het verlenen van advies aan de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, inzake alle vragen die haar gesteld worden overeenkomstig artikel 10. 2. De commissie van advies inzake het rendement is samengesteld uit de volgende leden: twee vertegenwoordigers van het Bestuur Energie en een vertegenwoordiger van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken, twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, een vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, een vertegenwoordiger van het Waalse Gewest, een vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een vertegenwoordiger van de fabrikanten van ketels. Later, en dit ten laatste twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, zullen nog twee vertegenwoordigers worden toegevoegd van de aangemelde instanties alsmede twee vertegenwoordigers van de proeflaboratoria.

De vertegenwoordigers van de verschillende Ministeries worden benoemd door hun respectievelijke Minister.

De vertegenwoordigers van de fabrikanten van ketels, van de aangemelde instanties en van de proeflaboratoria worden benoemd door de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft.

Er worden evenveel plaatsvervangende als effectieve leden benoemd.

Het voorzitterschap en het secretariaat van de commissie van advies inzake het rendement worden waargenomen door de vertegenwoordigers van het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken. 3. De commissie van advies stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft.4. De werkingskosten zijn ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

Art. 10.1. Het toezicht op, de vaststelling en bestraffing van de inbreuken gebeuren overeenkomstig de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument.

Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie, 1° wordt het hoog toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit uitgeoefend door de ambtenaren en beambten van het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken;2° wordt de controle op de naleving van de bepalingen van dit besluit uitgeoefend door: - de ambtenaren en beambten van het bestuur Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken; - de ambtenaren en beambten van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken; - de ambtenaren en beambten van het Ministerie van Middenstand; - de ambtenaren en beambten van de Administratie der Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën. 2. Ten einde na te gaan of de toestellen voorzien van de CE-markering, bij normaal gebruik, voldoen aan de fundamentele voorschriften van bijlage II, laat de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, ze uitkiezen door middel van een steekproef.3. Indien bij nazicht blijkt dat niet aan de fundamentele voorschriften van bijlage II voldaan is, betekent het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken dit gemotiveerd en bij een ter post aangetekend schrijven aan diegene die verantwoordelijk is voor het op de markt brengen van de ketels en toestellen en verduidelijkt of de non-conformiteit voortvloeit uit: 1° het niet voldoen aan de fundamentele voorschriften van bijlage II wanneer het toestel niet voldoet aan de in artikel 5, 2 bedoelde normen;2° een verkeerde toepassing van de in artikel 5, 2 bedoelde normen;3° leemtes in de in artikel 5, 2 bedoelde normen zelf.4. Binnen een periode van één maand na de ontvangst van de betekening bedoeld in 3, kan de fabrikant of iedere natuurlijke of rechtspersoon die deze ketels en toestellen op de markt brengt, bij een ter post aangetekend schrijven bij de Minister die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, op basis van een uitvoerige technische motivering, een aanvraag indienen voor een nieuw onderzoek. Wanneer de Minister, die de Energie in zijn bevoegdheid heeft, het resultaat kent van dit nieuwe onderzoek of wanneer de fabrikant of iedere natuurlijke of rechtspersoon die deze ketels en toestellen op de markt brengt geen nieuw onderzoek heeft aangevraagd binnen de 30 dagen na de betekening voorzien in 3, kan de Minister, na advies van de commissie van advies inzake het rendement, verbieden dat de ketels en toestellen op de markt worden gebracht. 5. Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de toestellen niet beantwoorden aan de fundamentele voorschriften van bijlage II, kunnen de ambtenaren en beambten voorzien bij 1, deze in noodgeval verzegelen, onverminderd de toepassing van de bovenvermelde bepalingen.

Art. 11.Bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 11 maart 1988 betreffende de vereisten inzake rationeel energieverbruik waaraan de verwarmingstoestellen moeten voldoen, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingelast : |1K Niet onder het toepassingsgebied van dit besluit vallen de nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels met een nominaal vermogen gelijk aan of hoger dan 4 kW en gelijk aan of lager dan 400 kW.

Art. 12.Ketels en toestellen die beantwoorden aan de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit van 11 maart 1988 maar niet met die van dit besluit mogen tot 31 december 1997 op de markt worden gebracht.

Art. 13.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Lanbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister Landbouw en van Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlage I CE-markering van overeenstemming en aanvullende specifieke markeringen 1. CE-markering van overeenstemming. - De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de hierna volgende grafische vorm en de laatste twee cijfers van het jaar waarin de CE-markering is aangebracht;

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - Bij verkleining of vergroting van de CE-markering moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen. - De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt. 2. Aanvullende specifieke markeringen. Kunnen specifieke bijkomende markeringen vormen: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - energiebesparingsmerktekens die op nieuwe ketels zijn aangebracht overeenkomstig artikel 6 van dit besluit en die overeenstemmen met het hierboven afgebeeld symbool.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Landbouw en van Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN. Annexe II. Bijlage II A: Exigences essentielles de rendement.

A: Fundamentele rendementsvoorschriften.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Y compris les chaudières à condensation utilisant les combustibles liquides. Met inbegrijp van de condensatieketels die gestockt worden met vloeibare brandstoffen. (2) Température de l'eau à l'entrée de la chaudière. Intredetemperatuur van het water in de ketel B: Système de labels de performances énergétiques B: Syteem van energiebesparende merktekens Exigences de rendement à remplir simultanément à puissance nominale et à charge partielle de 0,3 Pn Rendementsvoorschriften waaraan zowel bij nominaal vermogen als bij deellast van 0,3 Pn moet worden voldaan Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlage III "EG-typeonderzoek" (In de procedures die op Europees niveau zijn gedefinieerd, wordt dit onderzoek "module B" genoemd) 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een representatief exemplaar van de betrokken productie voldoet aan de bepalingen terzake van dit besluit.2. De aanvraag om een "EG-typeonderzoek" wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant, alsmede naam en adres van de gemachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde wordt ingediend; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - de technische documentatie als omschreven in 3.

De aanvrager stelt een voor de betrokken productie representatief exemplaar, dat hierna "type" wordt genoemd, ter beschikking van de aangemelde instantie. De aangemelde instantie kan om meer exemplaren verzoeken indien dit nodig is voor het keuringsprogramma. 3. Op basis van de technische documentatie moet beoordeeld kunnen worden of het product in overeenstemming is met de voorschriften van het besluit.Voor zover dat voor deze beoordeling nodig is, dient de technische documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het product en het volgende te omvatten : - een algemene beschrijving van het type; - ontwerp- en fabricagetekeningen en inzonderheid de alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen; - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het produkt; - een lijst van de in artikel 5, 2, bedoelde normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om aan de fundamentele voorschriften van het besluit te voldoen ingeval de in het artikel bedoelde normen niet zijn toegepast; - de resultaten van de verrichte ontwerp-berekeningen en van de onderzoeken; - de keuringsrapporten. 4. De aangemelde instantie : 4.1. bestudeert de technische documentatie, controleert of het type in overeenstemming daarmee vervaardigd is en identificeert de onderdelen die ontworpen zijn overeenkomstig de relevante bepalingen van de in artikel 5, 2, bedoelde normen, alsook de onderdelen die zijn ontworpen zonder dat de desbetreffende bepalingen van die normen in acht werden genomen; 4.2. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en de noodzakelijke proeven om na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de fundamentele voorschriften van dit besluit voldoen ingeval de in artikel 5, 2, bedoelde normen niet zijn toegepast; 4.3. verricht of geeft opdracht tot het verrichten van de passende controles en noodzakelijke proeven om, ingeval de fabrikant heeft besloten de desbetreffende normen toe te passen, na te gaan of deze ook werkelijk zijn toegepast; 4.4. stelt in overleg met de aanvrager de plaats vast waar de noodzakelijke controles en proeven zullen worden uitgevoerd. 5. Indien het type voldoet aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie een verklaring van EG-typeonderzoek aan de aanvrager.De verklaring bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van de controle en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

Een lijst van de belangrijke onderdelen van de technische documentatie wordt als bijlage bij de verklaring gevoegd en een afschrift daarvan wordt door de aangemelde instantie bewaard.

Indien aan de fabrikant of aan zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde een typeverklaring wordt geweigerd, dan geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op.

Er moet door en binnen de instantie in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende de verklaring van EG-typeonderzoek, wordt door de aanvrager in kennis gesteld van alle aan het goedgekeurde product aangebrachte wijzigingen;voor de betrokken wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend indien zij van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de fundamentele voorschriften of de voor het product voorgeschreven gebruiksomstandigheden. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op de oorspronkelijke verklaring van het EG-typeonderzoekcertificaat. 7. Iedere aangemelde instantie deelt aan de andere aangemelde instanties een overzicht mee van de verstrekte en ingetrokken verklaringen van EG-typeonderzoek en bijbehorende aanvullingen.8. De andere aangemelde instanties kunnen afschriften van de verklaringen van EG-typeonderzoek en/of de aanvullingen krijgen.De bijlagen bij de verklaringen worden ter beschikking van de andere aangemelde instanties gehouden. 9. Gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product bewaart de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde naast de technische documentatie ook een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. Indien noch de fabrikant, noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die met het in de handel brengen van het product in de Gemeenschap is belast, degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlage IV Verklaring van overeenstemming met het type 1° Overeenstemming met het type. (In de procedures die op Europees niveau zijn gedefinieerd, wordt dit onderzoek "module C" genoemd). 1. In deze module wordt dat deel van de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoen aan de desbetreffende voorschriften van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder toestel de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde producten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de rendementseisen van dit besluit.3. Gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product bewaart de fabrikant of zijn gemachtigde een afschrift van de verklaring van overeenstemming. Indien noch de fabrikant, noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is de persoon die met het in de handel brengen van het product in de Gemeenschap is belast, degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 4. Een door de fabrikant uitgekozen aangemelde instantie verricht op willekeurige tijdstippen controles op het product of laat dergelijke controles uitvoeren.Een geschikt monster van het eindproduct dat door de aangemelde instantie is genomen, wordt gecontroleerd en er worden relevante proeven uitgevoerd die zijn omschreven in de norm die van toepassing is of de normen die van toepassing zijn, als bedoeld in artikel 5, 2, of er worden gelijkwaardige proeven uitgevoerd om na te gaan of de productie voldoet aan de eisen van de bijbehorende richtlijn. De aangemelde instantie treft passende maatregelen indien een of meer exemplaren van de gecontroleerde producten niet in overeenstemming zijn. 2° Produktiekwaliteitsbewaking. (In de procedures die op Europees niveau zijn gedefinieerd, wordt dit onderzoek "module D" genoemd). 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die aan de eisen van 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de betrokken toestellen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en voldoen aan de voorschriften van dit besluit.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op ieder toestel de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in 4. 2. De fabrikant hanteert een goedgekeurd productiekwaliteitssysteem, verricht een eindproductcontrole en keuring als omschreven in 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in 4.3. Kwaliteitssysteem. 3.1. De fabrikant dient voor de betrokken toestellen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag behelst: - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie producten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de toestellen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek en met de voorschriften van dit besluit die daarop van toepassing zijn.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgestelde beleidslijnen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van: - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de fabricageprocédés, de kwaliteitscontrole- en kwaliteitsbewakingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die voor, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. Tenminste één lid van het beoordelingsteam dient ervaring te hebben met het beoordelen van de productietechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssyteem; - de kwaliteitsrapporten, inzonderheid de controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende een periode van tenminste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product de volgende gegevens ter beschikking van de federale en gewestelijke administraties: - de in 3.1, tweede streepje bedoelde documentatie; - de in 3.4, tweede alinea bedoelde aanpassingen; - de in 3.4, laatste alinea en in 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de terzake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen.3° Produktkwaliteitsbewaking. (In de procedures die op Europees niveau zijn gedefinieerd, wordt dit onderzoek "module E" genoemd). 1. In deze module wordt de procedure beschreven in het kader waarvan de fabrikant die aan de eisen van 2 voldoet, garandeert en verklaart dat de verwarmingsketels en de toestellen in overeenstemming zijn met het type als beschreven in de verklaring van EG-typeonderzoek.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde brengt op iedere ketel en ieder toestel de CE-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op. De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in 4. 2. De fabrikant maakt gebruik van een goedgekeurd kwaliteitssysteem voor de eindcontrole van en de proeven met de ketel en het toestel, als omschreven in 3, en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in 4.3. Kwaliteitssysteem. 3.1. De fabrikant dient voor de ketels en de toestellen bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

Deze aanvraag omvat: - alle relevante informatie voor de bedoelde categorie ketels of toestellen; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie over het goedgekeurde type en een afschrift van de verklaring van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitssysteem wordt iedere ketel of ieder toestel onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 5 bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkgestelde proeven verricht, ten einde de overeenstemming met de desbetreffende voorschriften van de richtlijn te controleren. Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, voorschriften en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde beleidslijnen, procedures en instructies.

Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, - plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van: - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, inzonderheid de controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast.

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als beoordelaar, ervaring te hebben met het beoordelen van de producttechnologie in kwestie. De beoordelingsprocedure omvat een evaluatiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusie van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn gemachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1 Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor controledoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name: - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, inzonderheid de controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen; zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende een periode van ten minste tien jaar na de vervaardiging van de laatste ketel of het laatste toestel de volgende gegevens ter beschikking van de federale en gewestelijke administraties: - de in 3.1, derde streepje bedoelde documentatie; - de in 3.4, 2de alinea bedoelde aanpassingen; - de in punt 3.4, laatste alinea en in de 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de terzake dienende informatie over afgifte en intrekking van kwaliteitssysteemgoedkeuringen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlage V Minimumcriteria voor de erkenning van de instanties 1. De instantie, de directeur daarvan en het met de keuring belaste personeel mogen niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier of de installateur zijn van de ketels en de toestellen die zij keuren, noch de gemachtigde van een der genoemde personen.Zij mogen noch rechtstreeks noch als gemachtigden optreden bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop of het onderhoud van deze ketels en toestellen. Een eventuele uitwisseling van technische informatie tussen fabrikant en aangemelde instantie wordt door deze bepaling niet uitgesloten. 2. De instantie en het personeel dat met de keuringen is belast, dienen de keuring uit te voeren met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid;zij dienen vrij te zijn van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun beoordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die bij de resultaten van de keuring belang hebben. 3. De instantie dient met name te beschikken over het personeel en de nodige middelen om aan de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken adequaat te vervullen;tevens dient de aangemelde instantie toegang te hebben tot het materiaal voor de buitengewone keuringen. 4. Het personeel dat met de keuringen is belast, dient: - een goede technische en beroepsopleiding te hebben genoten; - een bevredigende kennis te bezitten van de voorschriften betreffende de keuringen die het verricht en voldoende ervaring met deze keuringen te hebben; - de vereiste bekwaamheid te bezitten om op grond van de verrichte verklaringen, notulen en rapporten op te stellen. 5. De onafhankelijkheid van het personeel dat met de keuringen is belast, dient te zijn gewaarborgd.De bezoldiging van elke functionaris mag niet afhangen van het aantal keuringen dat hij verricht, noch van de uitslagen van deze keuringen. 6. De instantie moet een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid sluiten.7. Het personeel is gebonden aan het beroepsgeheim in het kader van dit besluit en de uitvoeringsbesluiten en bepalingen ervan (behalve tegenover de Belgische administratieve overheden). Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 maart 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN.

^