Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 maart 2009
gepubliceerd op 15 april 2009

Koninklijk besluit houdende wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2009201539
pub.
15/04/2009
prom.
18/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/18/2009201539/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 MAART 2009. - Koninklijk besluit houdende wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding In het kader van het economisch Relanceplan heeft de Regering besloten om een deel van de door de enveloppe samengestelde middelen voor de koppeling aan de welvaart via de inkomensgarantie voor ouderen, te besteden aan de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden die onder het stelsel van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap vallen (Ministerraad van 16/01/2009).

Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft het optrekken tot doel van de vrijgestelde bedragen op de inkomsten van de ouderen met 4,5 % voor de berekening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Deze maatregel ligt in de lijn van de verhoging van de minimumpensioenen, zodat de personen met een handicap die, enerzijds hun minimumpensioen zien verhogen, anderzijds hun tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden niet met een proportioneel bedrag zien afnemen.

Gelet op de noodzaak van de dringende goedkeuring van het economisch Relanceplan, besloot de Ministerraad van 16/01/2009 dat het ontwerp van koninklijk besluit met betrekking tot de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden zou voorgelegd worden aan de volgende Ministerraad, namelijk die van 23 januari 2009.

Dit besluitontwerp werd bij hoogdringendheid op datum van 19 januari 2009 voorgelegd aan de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap.

De Ministerraad keurde op 23 januari 2009 het besluitontwerp goed, zonder over het advies van de Hoge Raad te beschikken.

Het advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap werd verstrekt op datum van 2 februari 2009. Het advies is unaniem gunstig en bevat een aantal opmerkingen.

Gelet op dringendheid van de goedkeuring van het Relanceplan, werd het advies van de Raad van State over het besluitontwerp met hoogdringendheid gevraagd.

De Raad van State wees op het feit dat de beraadslaging van de Ministerraad van 23 januari 2009 gebeurde zonder de beschikking te hebben over het advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een handicap en stelde voor om het ontwerp terug ter onderzoek voor te leggen aan de Ministerraad, vergezeld van het vormelijk advies van de Hoge Raad.

Aangezien het advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een handicap zich unaniem gunstig uitsprak ten aanzien van het besluitontwerp, is het niet van aard om op de beslissing van de Ministerraad terug te komen.

De Raad van State wijst er eveneens op dat deze maatregel alleen van toepassing is op de genieters van een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en dat er een onderscheid zou kunnen gecreëerd worden tussen meerdere categorieën van genieters van een tegemoetkoming voor personen met een handicap.

De Raad van State stelt zich vragen over het eventuele discriminerende karakter van de maatregel.

Het is belangrijk eraan te herinneren dat het stelsel van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap gestructureerd is in een stelsel van ouderen en van niet-ouderen. In haar arrest van 22 november 2007 heeft het Grondwettelijk Hof trouwens erkend dat het instellen van een onderscheid tussen de twee stelsels niet discriminerend was.

Krachtens artikel 6, § § 2 en 3, van de wet van 27 februari 1987, zijn de bedragen voor de integratietegemoetkoming aanzienlijk hoger dan die voor de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Het is dus niet onredelijk om het vrijgestelde bedrag dat van toepassing is op de inkomsten van de persoon in het kader van de berekening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden met 4,5 % te verhogen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Personen met een Handicap, Mevr. J. FERNANDEZ FERNANDEZ

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 4 februari 2009, door de Staatssecretaris voor Personen met een handicap verzocht haar, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden", heeft het volgend advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavig geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt : « La modification prévue dans cet arrêté cadre dans l'application de la liaison au bien-être prévue par la loi du 23 décembre 2005 sur le pacte de solidarité entre les générations, modifiée par la loi du 27 décembre 2006 qui doit faire partie intégrante du plan de relance économique du 11 décembre 2008 dont toutes les mesures doivent être adoptées simultanément, en ce compris celles qui entreront en vigueur à une date ultérieure. Ce plan de relance forme un tout indivisible par le gouvernement et doit obtenir comme une entité intégrée une base réglementaire et doit pouvoir être exécutée dans les meilleurs délais comme le recommande d'ailleurs la Commission européenne dans le cadre du plan de relance européen annoncé le 26 novembre 2008. Pour ces raisons l'avis urgent du Conseil d'Etat est demandé conformément à l'article 84, § 1er, premier alinéa, 2°, des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat et ce, pour tout le paquet de mesures du plan de relance économique, que celles-ci doivent être instaurées par une loi ou par un AR ».

Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het gedeelte van het inkomen van de gerechtigden op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden dat niet in aanmerking wordt genomen voor de berekening van die tegemoetkoming, te verhogen met ingang van 1 juni 2009.2. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 7, § 1, derde lid, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.Krachtens die bepaling kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen dat sommige inkomsten of delen van het inkomen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, niet of slechts gedeeltelijk in aanmerking worden genomen.

Artikel 6, § 6, van dezelfde wet, waaraan eveneens wordt gerefereerd in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp, biedt geen rechtsgrond voor het ontwerp. De verwijzing naar dat artikel in het eerste lid van de aanhef dient bijgevolg te worden weggelaten.

VORMVEREISTEN Artikel 20 van de wet van 27 februari 1987 bepaalt dat de Koning, ter beoefening van de hem door deze wet toegekende bevoegdheden, het advies inwint van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap. Dat advies is met betrekking tot het voorliggende ontwerp gegeven op 2 februari 2009. Het overleg in de Ministerraad, waarin wordt voorzien in voornoemd artikel 7, § 1, derde lid, van dezelfde wet, heeft plaatsgehad op 23 januari 2009, derhalve vóór voornoemd advies is uitgebracht.

Een dergelijke werkwijze vertoont verschillende gebreken. Immers, enerzijds dreigt daardoor het inwinnen van een bij wet voorgeschreven advies te worden herleid tot het louter vervullen van een formaliteit, nu de tekst van het ontwerp op het ogenblik dat het advies wordt uitgebracht reeds is overlegd in de Ministerraad en bijgevolg als definitief vastgesteld zou kunnen worden beschouwd. Anderzijds dreigt op die wijze ook de verplichting tot overleg in de Ministerraad zelf te worden uitgehold, nu deze niet met volledige kennis van zaken heeft kunnen beraadslagen over de hem voorgelegde tekst.

Die gebreken klemmen in het voorliggende geval des te meer, nu in het door de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap uitgebrachte advies fundamentele opmerkingen worden gemaakt bij het toepassingsgebied van de ontworpen maatregel. Bovendien wordt in de nota aan de Ministerraad van 19 januari 2009 met geen woord gerept over het door de Nationale Hoge Raad op dat ogenblik nog uit te brengen advies, zodat bezwaarlijk kan worden aangenomen dat de Ministerraad wetens en willens over bedoelde maatregel heeft willen beraadslagen zonder reeds kennis te kunnen nemen van bedoeld advies.

Gelet op hetgeen hiervoor is uiteengezet, acht de Raad van State, afdeling wetgeving, het raadzaam, ten einde voornoemde onvolkomenheden te verhelpen en tegelijk elke twijfel weg te nemen omtrent de rechtsgeldigheid van de wijze waarop bedoeld advies werd ingewonnen, alsook van de wijze waarop het ontwerp in de Ministerraad is overlegd, om het voorliggende ontwerp samen met het voornoemd advies opnieuw te overleggen in de Ministerraad, zodat deze thans met volledige kennis van zaken over het ontwerp zou kunnen beraadslagen. Indien als gevolg van dat overleg nog wijzigingen worden aangebracht in de nu voorgelegde tekst, zal de afdeling wetgeving over die wijzigingen opnieuw dienen te worden geconsulteerd.

OVEREENSTEMMING MET DE HOGERE RECHTSNORMEN De ontworpen maatregel is enkel van toepassing op de gerechtigden op een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, en derhalve niet op de gerechtigden op een andere tegemoetkoming aan personen met een handicap. Op die wijze wordt een onderscheid gecreëerd tussen verschillende categorieën van gerechtigden op een tegemoetkoming aan personen met een handicap.

Om in overeenstemming te zijn met de grondwettelijke beginselen van de gelijkheid en de niet-discriminatie, dienen voor dit verschil in behandeling objectieve en in redelijkheid aanvaardbare motieven te bestaan.

De Raad van State, afdeling wetgeving, beschikt niet over voldoende concrete gegevens om het ontwerp vanuit dit oogpunt te beoordelen, mede gelet op het gegeven dat niet valt uit te sluiten dat de voorliggende maatregel slechts een onderdeel vormt van een ruimer en in de tijd gespreid pakket maatregelen op het vlak van de vaststelling van de voornoemde tegemoetkomingen, waardoor het ontwerp, wat betreft het in overeenstemming zijn met voornoemde beginselen, uiteraard in een bredere context zou moeten worden beoordeeld.

18 MAART 2009. - Koninklijk besluit houdende wijziging van artikel 4 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, artikel 7, § 1, derde lid, vervangen bij de wet van 9 juli 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 januari 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 20 januari 2009;

Gelet op het advies van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap, gegeven op 2 februari 2009;

Gelet op het advies 45.964/1 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2009, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de correctie voorzien in onderhavig besluit kadert in de toepassing van de welvaartsaanpassing voorzien door de wet van 23 december 2005 op het generatiepact gewijzigd door de wet van 27 december 2006 die integrerend deel moet uitmaken van het economisch relanceplan van 11 december 2008 waarvan alle maatregelen gelijktijdig moeten aangenomen worden met inbegrip van de maatregelen die op een latere datum in werking zullen treden;

Overwegende dat dit plan een ondeelbaar geheel uitmaakt voor de regering dat als een geïntegreerd geheel een reglementaire basis moet krijgen en snel moet uitgevoerd kunnen worden zoals ook aanbevolen door de Europese Commissie in het kader van het Europees herstelplan aangekondigd op 26 november 2008;

Overwegende dat om die redenen aan de Raad van State het dringende advies wordt gevraagd overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State en dit voor het ganse pakket van maatregelen van het economisch relanceplan, of ze nu bij wet of bij KB moeten worden ingevoerd;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris voor Personen met een Handicap en op het advies van onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 4, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, wordt het bedrag van "9.054,53" telkens vervangen door "9.461,98" en het bedrag van "11.314,40" wordt vervangen door "11.823,55".

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2009.

Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Staatssecretaris bevoegd voor Personen met een Handicap zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 maart 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Personen met een Handicap, Mevr. J. FERNANDEZ FERNANDEZ

^