Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 november 2011
gepubliceerd op 11 januari 2012

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2011205321
pub.
11/01/2012
prom.
18/11/2011
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 NOVEMBER 2011. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 juni 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 november 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van7 juni 2011 Brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 27 juli 2011 onder het nummer 104896/CO/118) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de voedingsindustrie, met uitzondering van de de bakkerijen, de banketbakkerijen die "verse" producten vervaardigen voor onmiddellijke consumptie met zeer beperkte houdbaarheid en de verbruikszalen bij een banketbakkerij. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Ontslag

Art. 2.§ 1. De aanvullende vergoeding, ingesteld in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, wordt toegekend aan de arbeiders die worden ontslagen om een andere reden dan om dringende reden en die voldoen aan de hier verder vermelde voorwaarden. § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van de arbeidsovereenkomsten wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten kan het ontslag dat aanleiding geeft tot het statuut van bruggepensioneerde het gevolg zijn van een initiatief van de werkgever en/of van de arbeider.

Deze regeling geldt niet voor de ondernemingen die minder dan tien werknemers tewerkstellen waar het initiatief uitsluitend uitgaat van de werkgever.

Voor wat betreft het ontslag in het kader van artikel 3, § 2, van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen partijen hierbij rekening houden met de arbeidsorganisatorische omstandigheden. § 3. Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 58 jaar zoals vermeld in artikel 3, § 1, moet plaats hebben tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013.

Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 56 jaar zoals voorzien in artikel 3, § 2, moet plaats hebben tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012.

Het ontslag met het oog op brugpensioen vanaf 56 jaar zoals voorzien in artikel 3, § 3, moet plaats hebben tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012. HOOFDSTUK III. - Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden

Art. 3.§ 1. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 58 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de loopbaanvoorwaarden opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor bruggepensioneerden, met name : - in de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2011 : - 37 jaar als loontrekkende voor de arbeiders; - 35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders in geval van zwaar beroep overeenkomstig artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/2007 pub. 09/05/2007 numac 2007000350 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van sommige kiesverrichtingen voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers op 10 juni 2007 sluiten - Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007; - 33 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters. - in de periode van 1 januari 2012 tot 31 december 2013 : - 38 jaar als loontrekkende voor de arbeiders; - 35 jaar als loontrekkende voor de arbeiders in geval van zwaar beroep overeenkomstig artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 3 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/05/2007 pub. 09/05/2007 numac 2007000350 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van sommige kiesverrichtingen voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers op 10 juni 2007 sluiten - Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007; - 35 jaar als loontrekkende voor de arbeidsters.

De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 58 jaar moet vervuld zijn zowel in de periode tussen 1 januari 2011en 31 december 2013 als op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. § 2. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar voor zover de betrokkene voldoet aan de reglementaire voorwaarde van 33 dienstjaren als loontrekkende waarvan : - minstens 20 jaar in een arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990; - en minstens 10 jaar bij de laatste werkgever of in de sector van de voedingsindustrie.

De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012 en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. § 3. De leeftijdsvoorwaarde van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 wordt verlaagd tot 56 jaar mits loopbaan van 40 jaar als loontrekkende en voor zover de betrokkene voldoet aan de wettelijke verplichtingen opgelegd door de werkloosheidsreglementering voor bruggepensioneerden.

De vermelde leeftijdsvoorwaarde van 56 jaar moet vervuld zijn in de periode tussen 1 januari 2011 en 31 december 2012 en bovendien op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Tussenkomst van het waarborg- en sociaal fonds

Art. 4.§ 1. In principe is de betaling van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 en van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen verschuldigd door de werkgever. § 2. De verplichting van de werkgevers tot betaling van de aanvullende vergoeding wordt echter overgedragen aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" onder de volgende voorwaarden : - in hoofde van de werkgever : de werkgever moet reeds 5 jaar ononderbroken aangesloten zijn bij het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" of het "Waarborg en Sociaal Fonds voor de suikernijverheid"; - in hoofde van de arbeider : gedurende 5 jaar als arbeider in de sector verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met een werkgever van de voedingsnijverheid, waarvan 2 jaar onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag. § 3. Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" neemt niet de aanvullende vergoeding ten laste van de arbeiders die overstappen van volledig tijdskrediet naar conventioneel brugpensioen. § 4. In het geval dat de betrokken arbeider of de werkgever niet aan de voorwaarden vermeld in bovenstaande paragraaf voldoet kan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid", geval per geval, onderzoeken of het de aanvullende vergoeding ten laste neemt. § 5. De verplichting tot betaling door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" van de aanvullende vergoeding zoals bepaald in § 2, geldt enkel ten overstaan van arbeiders die werden ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met name vanaf 58 jaar (artikel 3, § 1) of vanaf 56 jaar (artikel 3, § 2 en artikel 3, § 3). § 6. Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" betaalt de aanvullende vergoeding waarvan sprake in deze collectieve arbeidsovereenkomst niet in geval van brugpensioen dat het gevolg is van een ontslag in het kader van een sluiting of faillissement van een onderneming. § 7. De werkgevers en arbeiders verbinden er zich toe de formulieren die door het sociaal fonds opgesteld werden te gebruiken voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 8. Wanneer in uitvoering van onderhavig artikel het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" de betaling van de aanvullende vergoeding ten laste neemt, staat zij ook in voor de betaling van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen per bruggepensioneerde.

Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid" zal deze bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen evenwel terugvorderen bij de betrokken werkgever volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. HOOFDSTUK V. - Aanvullende vergoeding

Art. 5.§ 1. De aftrek van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen voor de berekening van de aanvullende vergoeding van het brugpensioen wordt berekend op 100 pct. van het brutoloon. § 2. De aanvullende vergoeding wordt berekend op basis van het nettoloon dat gelijk is aan het brutoloon verminderd met de RSZ-inhoudingen en bedrijfsvoorheffing die van toepassing zijn op arbeiders die in België tewerkgesteld zijn en er hun fiscale verblijfplaats hebben. § 3. Voor de arbeiders die gebruik maken van het recht op een vermindering van de arbeidsprestaties voor werknemers van 50 jaar en ouder zoals bepaald in artikel 9, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, en overstappen van de loopbaanvermindering naar het conventioneel brugpensioen, zal de aanvullende vergoeding van het brugpensioen worden berekend op basis van een voltijdse arbeidsprestatie. § 4. Bij werkhervatting gelden de bepalingen van artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17. HOOFDSTUK VI. - Verplichtingen van de werkgever

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen is de vervanging van de bruggepensioneerde verplicht. § 2. De wekgever betaalt de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen terug aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de voedingsnijverheid", overeenkomstig artikel 4, § 8. § 3. De eventuele sancties, onder welke vorm ook, die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen blijven volledig ten laste van de individuele ondernemingen. HOOFDSTUK VII. - Geldigheidsduur

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende het brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 april 2010 (Belgisch Staatsblad van 9 juni 2010).

Zij wordt gesloten voor bepaalde duur en treedt in werking op 1 januari 2011 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2013, met uitzondering van artikel 3, § 2 en 3 dat ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2012.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^