Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 september 2001
gepubliceerd op 01 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012891
pub.
01/02/2002
prom.
18/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/18/2001012891/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971;

Gelet op de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 van 2 juni 1987, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999, inzonderheid titel III, hoofdstuk I, afdeling 1;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971. Wet van 17 maart 1987, Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987.

Koninklijk besluit van 18 juni 1987, Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987.

Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 20 oktober 1999, Belgisch Staatsblad van 16 december 1999.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997 Tot uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele regeling (Overeenkomst geregistreerd op 12 november 1998 onder het nummer 49463/CO/124) Afdeling 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 20 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 6 december 1999) hierna kader-collectieve arbeidsovereenkomst genoemd.

Art. 2.Deze overeenkomst is eveneens gesloten in toepassing van de bepalingen van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en de collectieve arbeidsovereenkomst nr 42 van 2 juni 1987, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 juni 1987 (Belgisch Staatsblad van 26 juni 1987).

Art. 3.Deze overeenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor het bouwbedrijf voor zover deze werkgevers beslissen toe te treden tot titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst.

Onder "arbeiders" wordt verstaan de arbeiders en de arbeidsters. Afdeling 2. - Toepassingsmodaliteiten van de inhaalrust

Art. 4.De bijkomende uren, bedoeld bij artikel 71 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, moeten worden ingehaald door volledige rustdagen die worden toegekend tijdens de bij artikel 73 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde ononderbroken periode van 12 maanden.

Dit inhalen gebeurt door toekenning van één rustdag per acht gepresteerde bijkomende uren.

Art. 5.De bij artikel 4 bedoelde inhaalrust moet samenvallen met de bij artikel 74 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde dagen of perioden van slecht weer of gebrek aan werk.

De inhaalrust mag op geen ander dan in het eerste lid bedoelde moment worden toegekend behalve indien : - de bij artikel 75 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde interne grens van 65 uren werd bereikt; - de bij artikel 74 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde dagen of perioden niet volstaan om het saldo bijkomende uren op te vangen vóór het einde van de ononderbroken periode van 12 maanden zoals bedoeld bij artikel 73 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 6.De bij artikel 5, lid 2 bedoelde inhaalrust moet samenvallen met een dag waarop de arbeider normaal zou hebben gewerkt indien deze arbeider geen inhaalrust, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel 5, lid 2, had genoten. Afdeling 3. - Beloning van de bijkomende uren

Art. 7.In toepassing van artikel 76 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst en van artikel 9bis van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 30 april 1965), wordt het loon voor de bijkomende uren betaald op het einde van de betaalperiode waarin de inhaalrust wordt toegekend.

Art. 8.Indien de inhaalrust niet kan worden toegekend vóór het einde van de arbeidsovereenkomst moet het loon voor de bijkomende uren worden betaald, uiterlijk op de eerste betaaldag die volgt op de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.

Art. 9.Bij elke definitieve afrekening van het maandloon : 1. vermeldt de werkgever het aantal bijkomende uren waarvoor het loon, overeenkomstig artikel 7 van deze overeenkomst, wordt uitgesteld op de afrekening die hij de arbeider bezorgt;2. voegt de werkgever een kopie van de bij artikel 10 van deze overeenkomst bedoelde maandelijkse prestatiestaat bij de afrekening die hij de arbeider bezorgt. De bepalingen van lid 1 zijn opgesteld zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de bescherming van het loon van de werknemers en meer bepaald het koninklijk besluit van 18 januari 1984 betreffende de informatie van de werknemers over de staat van hun prestaties, wanneer hun arbeidsstelsel georganiseerd is overeenkomstig de artikelen 20, § 2, 20bis en 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 18 februari 1984). Afdeling 4. - Modaliteiten van de controle op het inhalen van de

bijkomende uren

Art. 10.De werkgever houdt voor elke arbeider die valt onder de toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek zoals georganiseerd bij deze collectieve arbeidsovereenkomst en de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, een maandelijkse prestatiestaat bij die volgende vermeldingen bevat : - de identiteit van de werkgever; - de identiteit van de werknemer; - het aantal tijdens de maand gepresteerde bijkomende uren; - het aantal tijdens de maand ingehaalde bijkomende uren; - het saldo in te halen bijkomende uren; - de data van de tijdens de maand toegekende rustdagen; - de omstandigheden die de toekenning van de rustdagen rechtvaardigen.

De raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (F.B.Z.) verduidelijkt de vermeldingen van lid 1 en stelt het model van de maandelijkse prestatiestaat vast.

Art. 11.De werkgever stuurt maandelijks de bij artikel 10 bedoelde maandelijkse prestatiestaat naar het F.B.Z. De raad van bestuur van het F.B.Z. stelt de termijnen en modaliteiten vast voor het bij lid 1 bedoelde overmaken van de prestatiestaten.

Art. 12.Het F.B.Z. is gemachtigd na te gaan of in de onderneming het inhalen van de bijkomende uren gebeurt in overeenstemming met de artikelen 4 tot 7 van deze overeenkomst. Hiervoor kan het F.B.Z. de werkgever om bijkomende inlichtingen vragen en zich een kopie van elk bewijsstuk laten overmaken. Afdeling 5. - Toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van het

specifieke voordeel

Art. 13.Het bij artikel 78 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde specifieke voordeel wordt enkel toegekend voor de rustdagen die een dag tijdelijke werkloosheid vervangen zoals bepaald in artikel 74 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.Het bedrag van dit specifieke voordeel is het dagbedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkeringen zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1993 betreffende de toekenning van aanvullende werkloosheidsuitkeringen aan de werklieden uit de bouwnijverheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 november 1994 (Belgisch Staatsblad van 24 december 1994), gewijzigd en verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 11 mei 1995 en 15 mei 1997, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 23 mei 1996 en 6 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 25 juli 1996 en 16 december 1999).

Art. 15.Het maandbedrag van het specifieke voordeel waarop de werkgever aanspraak kan maken, stemt overeen met het bij artikel 14 bedoelde bedrag, vermenigvuldigd met het aantal bij artikel 13 bedoelde rustdagen die volgens de prestatiestaten in de betrokken maand in de onderneming werden toegekend.

Het specifieke voordeel wordt per kwartaal aan de werkgever betaald volgens door de raad van bestuur van het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (F.B.Z.) te bepalen modaliteiten.

Art. 16.De raad van bestuur van het F.B.Z. : - spreekt zich uit over de tekortkomingen die door het F.B.Z. in toepassing van artikel 12, werden vastgesteld; - beslist over de opschorting of, in geval van fraude, over de afschaffing van de betaling van het specifieke voordeel en de terugvordering van de reeds gestorte bedragen; - licht de voorzitter van het paritair comité in over de vastgestelde tekortkomingen en de toegepaste sancties. Afdeling 6. - Toetredingsmodaliteiten en slotbepalingen

Art. 17.In toepassing van artikel 69 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst gebeurt de toetreding tot titel III - hoofdstuk 1 - afdeling 1 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst voor een periode die minimum 1 en maximum 2 toepassingsperioden van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek bevat.

Onder toepassingsperiode van de regeling, verstaat men de bij artikel 73 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde ononderbroken periode van 12 maanden.

De toepassingsperiode van de regeling kan in geen geval 30 juni 2000 overschrijden.

Art. 18.De bij artikel 19 bedoelde toetredingsakten en -overeenkomsten moeten uiterlijk op 1 december 1998 aan de voorzitter van het paritair comité worden overgemaakt.

Art. 19.De werkgever treedt toe tot titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst met inachtneming van de bepalingen van titel IV van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toetredings- en goedkeuringsprocedure.

Hiertoe gebruikt de werkgever, afhankelijk van het geval, het toetredingsformulier met als opschrift "toetredingsakte" of "collectieve toetredingsovereenkomst" waarvan de modellen bij deze overeenkomst zijn gevoegd.

De werkgever voegt bij zijn toetredingsformulier een document dat de verschillende uurroosters bevat die in toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek in de onderneming kunnen worden toegepast.

Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1997 en verstrijkt op 31 december 1998.

Deze overeenkomst blijft echter van toepassing tot 30 juni 2000 voor alle goedgekeurde toetredingen die vóór 2 december 1998 werden ingediend.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997 tot uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek Paritair Comité voor het bouwbedrijf Toetredingsakte (1) tot de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek Akte van .................. . . . . . .. (2) houdende toetreding van de onderneming ....................................... . . . . . . tot titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling van 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1999).

Deze toetredingsakte moet behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend, in twee exemplaren (origineel en een door de werkgever voor eensluidend verklaarde kopie), voor goedkeuring door het beperkt comité van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, worden verstuurd naar : De voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf Poincarélaan 68-70 1070 Brussel 1. Identificatie van de werkgever Naam en voornaam of firmanaam : .. . . .

Woonplaats of sociale zetel : Straat . . . . . nr. .....

Postcode : .......... Gemeente : . . . . .

Telefoon : . . . . .

Identiteit van de werkgever (3) : . . . . .

Functie : . . . . .

Inschrijvingsnummer R.S.Z. : . . . . .

Aantal aan de R.S.Z. aangegeven werknemers (arbeiders en bedienden) op 30 juni van het jaar voorafgaand aan de toetreding : . . . . . 2. Invoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek 2.1. Ingevoerde regeling - In toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek mag de normale wekelijkse arbeidsduur van 40 uur met maximaal 5 uur worden verhoogd. - Het weekkrediet aan bijkomende uren wordt gebruikt in de loop van maandag tot vrijdag, ten belope van maximum één bijkomend uur per dag (4). - De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uur wordt op jaarbasis nageleefd door toekenning van betaalde rustdagen. 2.2. Vaststelling van de periode voor het naleven van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur De periode van 12 maanden waarbinnen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uur moet worden nageleefd, loopt van .................... tot .................... (5) 2.3. Toekenning inhaalrust De rustdagen worden toegekend zodra één of meerdere dagen of perioden van slecht weer of gebrek aan werk voorkomen die indien er geen rustdagen waren geweest, de tijdelijke werkloosheid van de arbeiders waarop de regeling van toepassing is, zou hebben gerechtvaardigd. 2.4. Betaling van het loon voor de bijkomende uren De bijkomende uren worden betaald aan het normale uurloon van de betrokken arbeider.

Het loon voor de bijkomende uren wordt betaald op het ogenblik dat de inhaalrust wordt toegekend. 2.5. Alternatieve uurregelingen De verschillende uurregelingen die in toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek in de onderneming kunnen worden toegepast, zijn opgenomen in een document dat aan deze akte wordt toegevoegd en samen met de akte bij het arbeidsreglement wordt gevoegd. 3. Geldigheidsduur van de toetredingsakte Deze toetredingsakte is geldig van ................... . . . . . tot .................... (6)(7).

Ze is opgesteld onder voorbehoud van goedkeuring door het beperkt comité van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. 4. Bijkomende verklaringen 4.1. De ondergetekende bevestigt : 4.1.1. dat er in de onderneming geen vakbondsafvaardiging bestaat; 4.1.2. dat de raadplegingsprocedure van de arbeiders van de onderneming werd nageleefd overeenkomstig de bepalingen van artikel 90 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997. 4.2. De ondergetekende verbindt zich ertoe : 4.2.1. de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek toe te passen overeenkomstig de bepalingen van de terzake toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten (8); 4.2.2. de wettelijke regeling van de flexibele arbeidsweek (artikel 20bis van de wet van 16 maart 1971) niet toe te passen tijdens de geldigheidsduur van deze toetredingsakte; 4.2.3. het tewerkstellingspeil in de onderneming te behouden tijdens de geldigheidsduur van deze toetredingsakte; 4.2.4. de maandelijkse prestatiestaat (9) op te maken en elke maand op te sturen naar het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (F.B.Z.); 4.2.5. op vraag van het F.B.Z. werklieden bijkomende inlichtingen en bewijsstukken over te maken waardoor het fonds de toekenning van de inhaalrust kan controleren; 4.2.6. deze door het beperkt comité van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf goedgekeurde toetredingsakte bij het arbeidsreglement van de onderneming te voegen. 5. Bijlagen Ondergetekende voegt .......... documenten als bijlage bij deze toetredingsakte waaronder : - het register voor opmerkingen dat gedurende de bij punt 4.1.2. bedoelde raadplegingsperiode ter beschikking van de arbeiders moet worden gehouden; - een kopie van de normale uurregelingen die in de onderneming worden toegepast; - een kopie van het bij punt 2.5. bedoelde document in verband met de verschillende uurroosters die in de onderneming toepasbaar zijn in uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek;

Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring getrouw en volledig is.

Opgemaakt te .................. . . . . . .. op .................. . . . . . .. (Handtekening en identiteit van de werkgever of zijn afgevaardigde). _______ Nota's (1) Dit model van toetredingsakte kan slechts worden gebruikt door de bouwondernemingen die minder dan 50 werknemers tewerkstellen op 30 juni van het aan de toetreding voorafgaande jaar en die geen vakbondsafvaardiging hebben.(2) Datum waarop de toetredingsakte in de onderneming wordt getekend.(3) Of van zijn afgevaardigde.De identiteit die hier wordt vermeld, moet overeenstemmen met die van de ondertekenaar op het einde van het formulier. (4) D.w.z. één uur meer dan de in het arbeidsreglement vermelde normale dagelijkse arbeidsduur. (5) Indien U geen andere periode kiest, moet U de periode gaande van 1 april tot 31 maart van het volgende jaar invullen. (6) De geldigheidsduur van de toetredingsakte moet zo worden vastgesteld dat de regeling tenminste gedurende de onder punt 2.2. van deze akte bedoelde toepassingsperiode van 12 maanden kan worden toegepast. De geldigheidsduur van de toetredingsakte kan ook zo worden vastgesteld dat de regeling gedurende een tweede toepassingsperiode van 12 maanden kan worden toegepast voor zover de totale duur van de 2 toepassingsperioden (24 maanden) de datum van 30 juni 2000 niet overschrijdt. (7) Opgelet : het is niet meer mogelijk tot de regeling toe te treden nà 1 december 1998.(8) Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 (Titel III - Hoofdstuk I - afdeling 1) en collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997.(9) Deze documenten zijn verkrijgbaar bij de werkgeversorganisaties van de bouwsector of bij het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve toetredingsovereenkomst tot de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek Collectieve overeenkomst van .................. . . . . . .. (1) houdende toetreding van de onderneming .................... tot titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie voor de regelingen ter bevordering van de tewerkstellingen 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1999).

Deze toetredingsovereenkomst moet behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend, in dubbel exemplaar (origineel en een door de werkgever voor eensluidend verklaarde kopie), voor goedkeuring door het beperkt comité van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf worden verstuurd naar : De voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf Poincarélaan 68-70 1070 Brussel

Artikel 1.Deze collectieve toetredingsovereenkomst wordt gesloten tussen : - De onderneming : . . . . . - Woonplaats of sociale zetel : Straat . . . . . nr. .... - Postcode :.......... Gemeente : . . . . . - Telefoon : . . . . . - Inschrijvingsnummer R.S.Z. : . . . . . - Aantal aan de R.S.Z. aangegeven werknemers (arbeiders en bedienden) op 30 juni van het aan de toetreding voorafgaande jaar : .......... - Vertegenwoordigd door : . . . . . . . . . . (naam en functie) - en de volgende representatieve vakorganisaties (2) : - De Christelijke Centrale der Houtbewerkers en Bouwvakarbeiders, vertegenwoordigd door : . . . . . . . . . . (naam en functie) - De Algemene Centrale, vertegenwoordigd door : . . . . . . . . . . (naam en functie) - De A.C.L.V.B., vertegenwoordigd door : . . . . . . . . . . (naam en functie)

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de onderneming bedoeld in artikel 1 en op de arbeiders die zij tewerkstelt.

Art. 3.Deze overeenkomst heeft tot doel toe te treden tot de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek zoals georganiseerd bij titel III - hoofdstuk I - afdeling 1 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst tot bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998 die op 15 mei 1997 werd gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Art. 4.De werkgever zal de regeling bedoeld in artikel 3 van deze overeenkomst toepassen met inachtneming van de bepalingen van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 en van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1997 ter uitvoering van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek.

Art. 5.In toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek : 1. Mag de normale wekelijkse arbeidsduur van 40 uur met maximaal 5 uur worden verhoogd.2. Wordt het weekkrediet aan bijkomende uren gebruikt in de loop van maandag tot vrijdag, ten belope van maximum één bijkomend uur per dag (3).3. Wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uur op jaarbasis nageleefd door toekenning van betaalde rustdagen.4. Worden de rustdagen toegekend zodra één of meerdere dagen of perioden van slecht weer of gebrek aan werk voorkomen die indien er geen rustdagen waren geweest, de tijdelijke werkloosheid van de arbeiders waarop de regeling van toepassing is, zou hebben gerechtvaardigd.5. Worden de bijkomende uren betaald aan het normale uurloon van de betrokken arbeider. Het loon voor de bijkomende uren wordt betaald op het ogenblik dat de inhaalrust wordt toegekend.

Art. 6.De verschillende uurregelingen die in toepassing van de sectorale regeling van de flexibele arbeidsweek in de onderneming kunnen worden toegepast, zijn in een document opgenomen dat wordt toegevoegd aan deze overeenkomst. Dit document vermeld eveneens de normale uurregelingen die in de onderneming van toepassing zijn.

Art. 7.De periode van 12 maanden waarbinnen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 40 uur moet worden nageleefd, loopt van ............. . . . . . ....... tot . . . . . . ................... (4).

Art. 8.Deze toetredingsovereenkomst wordt, na goedkeuring door het beperkt comité van het paritair comité, samen met de in artikel 6 bedoelde bijlage, bij het arbeidsreglement van de onderneming gevoegd.

Art. 9.De werkgever verbindt zich ertoe : 1. de wettelijke regeling van de flexibele arbeidsweek (artikel 20bis van de wet van 16 maart 1971) niet toe te passen tijdens de geldigheidsduur van deze toetredingsakte;2. het tewerkstellingspeil in de onderneming te houden tijdens de geldigheidsduur van deze toetredingsakte; 3. de maandelijkse prestatiestaat (5) op te maken en elke maand op te sturen naar het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf (F.B.Z.); 4. op vraag van het F.B.Z. bijkomende inlichtingen en bewijsstukken over te maken waardoor het fonds de toekenning van de inhaalrust kan controleren.

Art. 10.Deze toetredingsovereenkomst treedt in werking op .................... en verstrijkt op .................... (6)(7).

Deze overeenkomst is gesloten onder voorbehoud van goedkeuring door het beperkt comité van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

De ondertekenende partijen : - Voor de onderneming : . . . . . (naam) . . . . . (functie) . . . . . (handtekening) - Voor elk van de vakorganisaties : . . . . . (naam) . . . . . (functie) . . . . . (handtekening) _______ Nota's (1) Datum waarop de toetredingsovereenkomst in de onderneming wordt ondertekend.(2) Deze overeenkomst moet worden ondertekend door een vertegenwoordiger van elk van de vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging van de onderneming.Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging moet de overeenkomst worden ondertekend door een vertegenwoordiger van minstens 2 vakorganisaties die zitting hebben in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en die het meest representatief zijn voor het arbeiderspersoneel van de onderneming. (3) Dit wil zeggen één uur meer dan de in het arbeidsreglement vermelde normale dagelijkse arbeidsduur.(4) Indien geen andere periode wordt gekozen, moet de periode gaande van 1 april tot 31 maart van het volgende jaar worden ingevuld.(5) Deze documenten zijn verkrijgbaar bij de werkgeversorganisaties van de bouwsector of bij het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf.(6) De geldigheid van de toetredingsovereenkomst moet zo worden vastgesteld dat de regeling tenminste gedurende de bij artikel 7 bedoelde toepassingsperiode van 12 maanden kan worden toegepast.De geldigheidsduur van de toetredingsovereenkomst kan ook zo worden vastgesteld dat de regeling gedurende een tweede toepassingsperiode van 12 maanden kan worden toegepast voor zover de totale duur van de 2 toepassingsperioden (24 maanden) de datum van 30 juni 2000 niet overschrijdt. (7) Opgelet ! Het is niet meer mogelijk tot de regeling toe te treden na 1 december 1998. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^