Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 1999
gepubliceerd op 29 april 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1999020470
pub.
29/04/1999
prom.
19/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/19/1999020470/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 15, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 1975, 17 maart 1993 en 14 september 1994, en op artikel 27, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 20 oktober 1992, 9 juli 1993, 14 september 1994 en 10 april 1995;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 augustus 1998 en 29 september 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 13 oktober 1998;

Gelet op het protocol nr. 308 van 1 december 1998 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de toelaatbaarheid voor de toekenning van de verhogingen in de weddeschaal van de werkelijke diensten die de ambtenaar gepresteerd heeft door een overheidsbetrekking uit te oefenen in een staat van de Europese Unie als onderdaan ervan, in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met een van die welke opgesomd zijn in de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, zonder uitstel moet erkend worden om nieuwe veroordelingen van de Belgische Staat door het Gerechtshof van de Europese gemeenschappen te vermijden;

Overwegende dat het behoud van de meest voordelige weddeschaal ook dient gewaarborgd in geval van een bevordering door verhoging in weddeschaal;

Overwegende dat sinds 1 oktober 1998 de reglementering contradictorisch is inzake het bepalen van de geldelijke toestand van het herplaatst of overgeplaatst personeel, dat dit contradictiepunt afbreuk kan doen aan de wetten van de overheidsdienst, meer bepaald aan de wet van de gelijkheid der gebruikers, zodat het aangewezen is een regeling uit te werken zoals bepaald in de mobiliteitsregeling;

Overwegende dat alleen het behoud van de wedde verbonden aan de vroegere graad gewaarborgd is in geval van verandering van graad zodat het noodzakelijk is de weddeschaal te garanderen opdat de ambtenaar nog een verhoging in weddeschaal of een bevordering door verhoging in weddeschaal zou bekomen in de nieuwe graad;

Overwegende dat met ingang van 1 januari 1998 de diensten als tewerkgestelde werkloze stapsgewijze worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de wedde, zodat het aangewezen is in een overgangsmaatregel te voorzien die de totaliteit van die diensten, met een maximum van zes jaar, toekent aan de ambtenaar die als contractuele diensten als tewerkgestelde werkloze heeft verricht;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 15 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 1975, 17 maart 1993 en 14 september 1994, wordt aangevuld als volgt : « 5° worden eveneens in aanmerking genomen, de werkelijke diensten van de andere aalmoezeniers en de andere morele adviseurs die ressorteren onder de niet-confessionele gemeenschap van België. »

Art. 2.Een artikel 15bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 15bis.Komen eveneens in aanmerking voor de toekenning van verhogingen in de weddeschaal, de werkelijke diensten die de ambtenaar verricht heeft toen hij een openbare betrekking uitoefende in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke opgesomd zijn in de artikelen 14 en 15, van een Staat van de Europese Unie, als onderdaan ervan.

De erkenning van het in aanmerking komen moet door de Minister van Ambtenarenzaken worden goedgekeurd op voorstel van de betrokken overheid ».

Art. 3.In artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 20 oktober 1992, 9 juli 1993, 14 september 1994 en 10 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.De ambtenaar die wordt bevorderd, heeft in zijn nieuwe graad of in zijn nieuwe weddeschaal, nooit een lagere wedde dan hij in de weddeschaal van zijn vorige graad of in zijn vorige weddeschaal zou hebben genoten. »; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4.De ambtenaar die een verandering van graad heeft verkregen, heeft in zijn nieuwe graad nooit een lagere wedde dan hij in de weddeschaal van zijn vorige graad zou hebben gehad. » 3° een paragraaf 5 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 5.De ambtenaar die herplaatst of ambtshalve overgeplaatst wordt, behoudt het voordeel van de weddeschaal die hij voor zijn herplaatsing of overplaatsing genoot.

De ambtenaar die bij wege van vrijwillige mobiliteit wordt overgeplaatst, behoudt zijn wedde tot wanneer hij in de weddeschaal verbonden aan zijn nieuwe betrekking, een wedde bekomt die ten minste daaraan gelijk is. »

Art. 4.Een artikel 38bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd in hetzelfde besluit : «

Art. 38bis.In afwijking van artikel 14, tweede lid, komen de diensten verricht als tewerkgestelde werkloze in een functie met volledige prestaties door een ambtenaar die voorheen de hoedanigheid van contractueel heeft gehad en die in dienst is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, in aanmerking voor de toekenning van verhogingen in de weddeschaal en dit voor een maximale duur van zes jaar. »

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998, met uitzondering van : - artikel 3, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1994; - artikel 3, 2°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 februari 1997; - artikel 3, 3°, dat in werking treedt op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

^