Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2005
gepubliceerd op 10 mei 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het akkoord voor 2002

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005200891
pub.
10/05/2005
prom.
19/04/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het akkoord voor 2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de banken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het akkoord voor 2002.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de banken Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001 Akkoord voor 2002 (Overeenkomst geregistreerd op 4 april 2002 onder het nummer 61946/CO/310)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken behoren.

Tewerkstellingspolitiek Algemeen kader

Art. 2.In de nabije toekomst zal de tewerkstelling een belangrijker gegeven worden in het beleid van de banken, ondanks de niet altijd eenvoudige omstandigheden (fusies, herstructureringen, enz.).

Art. 3.De banksector beschikt vandaag reeds over een heel arsenaal van middelen die de tewerkstelling in de sector moeten ondersteunen.

De meeste zijn opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997 betreffende het Paritair Subcomité voor de tewerkstelling in de banksector : - in deze collectieve arbeidsovereenkomst (artikel 5) wordt voorzien in informatie aan het subcomité van collectief ontslag met op straffe van een sanctie; - verder moet informatie verstrekt worden bij stopzetting van de bedrijvigheid, wijzigingen in het agentschapnetwerk, bij fundamentele herstructureringen (artikel 6), bij bepaalde overplaatsingen (artikel 7), bij fusie, opslorpingen en overnames (artikel 8); - in het raam van bovenvermelde gebeurtenissen kan worden voorzien in opleidings- en bijscholingsinitiatieven en in wederaanpassingsprojecten (artikelen 8 en 9).

Andere maatregelen zijn te vinden in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonsvoorwaarden : - het principe van de billijkheid bij ontslag (artikel 66); - bij ontslag om economische omstandigheden : orde van voorrang bij ontslag en wederindienstneming, en tussenkomst van de syndicale afvaardiging (artikelen 67 en 69).

Art. 4.De sociale partners van de banksector vinden dat de bestaande bepalingen, naast de algemene wettelijke en reglementaire beschikkingen ter zake, reeds een goede bescherming van de tewerkstelling bieden.

Zij vinden het evenwel raadzaam om deze bepalingen verder te verbeteren via een voluntaristische werkgelegenheidspolitiek voor het personeel van de ondernemingen van de sector.

In het raam van deze voluntaristische tewerkstellingspolitiek, zullen alle mogelijkheden op sectoraal vlak en op het niveau van de ondernemingen overwogen worden om de tewerkstelling van het personeel te vrijwaren.

Er wordt uitdrukkelijk aan herinnerd dat deze nieuwe bepalingen niet in de plaats mogen komen van eventuele procedures voorzien op het niveau van de ondernemingen die een hoger beschermingsniveau voor de werknemers inhouden.

In overleg met de werknemersvertegenwoordigers verbinden de banken zich er bovendien toe om bijzondere inspanningen te leveren, opdat iedere werknemer van de sector zou kunnen genieten van een passende professionele opleiding.

Eveneens verbinden ze zich ertoe om jaarlijks globaal op ondernemingsniveau opleidingstijd via gepaste middelen aan te bieden gelijk aan minstens tweemaal zoveel dagen als er personeelsleden tewerkgestelde worden (berekend in voltijds equivalent). Dit zou betrekking moeten hebben op een zo groot mogelijk aantal personeelsleden.

In de ondernemingsraden zal hierover regelmatig verslag worden uitgebracht.

Collectief maatregelen

Art. 5.Er wordt een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997 betreffende het Paritair Subcomité voor de tewerkstelling in de banksector.

Individuele maatregelen

Art. 6.In artikel 66 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonsvoorwaarden wordt nu reeds voorzien dat ontslagen, om de stabiliteit van de arbeidskrachten te verzekeren, met de nodige billijkheid moeten gepaard gaan. De sociale partners van de banksector menen dat het aangewezen is om die bepaling te versterken, en er eveneens een sanctie aan te verbinden.

Zij herinneren er tevens aan dat de hieronder beschreven procedure geen afbreuk mag doen aan verworven situaties geregeld op het niveau van de ondernemingen die toelaten om de mogelijkheden tot tussenkomst van de vakbondsafvaardiging te vrijwaren en bijkomende conflictsituaties te vermijden.

Art. 7.Bijgevolg wordt artikel 66 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonsvoorwaarden vervangen door de volgende bepaling : "

Art. 66.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan het principe van het werkgeversgezag en ten einde, naar gelang van de economische mogelijkheden van de ondernemingen, de stabiliteit van de arbeidskrachten te verzekeren, geschiedt een eventueel ontslag met inachtneming van de billijkheidsregels. § 2. Indien de werkgever overweegt om een werknemer die is tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en die zich niet meer in de proefperiode bevindt, te ontslaan wegens disciplinaire of professionele tekortkomingen, wordt deze werknemer uitgenodigd op een onderhoud dat binnen de 8 kalenderdagen na de uitnodiging plaats heeft.

De werknemer wordt ervan op de hoogte gebracht dat hij zich op dit onderhoud mag laten bijstaan door een vakbondsafgevaardigde van zijn keuze. Tijdens dit onderhoud wordt de werknemer ingelicht over de redenen die de werkgever ertoe hebben bewogen een ontslag te overwegen. § 3. Bij niet-naleving van de procedure voorzien in § 2 door toedoen van de werkgever, is deze verplicht, aan de ontslagen werknemers met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en met minstens een jaar anciënniteit, een forfaitaire vergoeding te betalen gelijk aan het lopend loon van drie maanden, onverminderd de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met de vergoedingen bepaald in de artikelen 16 tot 18 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, met de vergoeding verschuldigd in geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde of een preventieadviseur, of met enige andere vergoeding of schadeloosstelling die op bedrijfsniveau bij individuele of collectieve overeenkomst aan de betrokken werknemers zou worden toegekend. § 4. De bepalingen van § 2 en § 3 zijn niet van toepassing indien het ontslag gebeurt om dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Zij zijn ook niet van toepassing in de bedrijven waar reeds dergelijke procedures bestaan, die gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van § 2 en § 3. » Bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken

Art. 8.De sociale partners zijn nog steeds, zoals in het akkoord van 9 december 1999, bereid om onderhandelingen te voeren met alle belanghebbende partijen over de bevoegdheid van het paritair comité.

Bijgevolg doen de ondertekenende partijen beroep op de voorzitter van het paritair comité, opdat deze zo vlug mogelijk na de ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, alle initiatieven neemt om de besprekingen te reactiveren.

De bedoeling is om tegen uiterlijk 31 maart 2002 tot een raamakkoord te komen dat rekening houdt met een de jongste jaren sterk geëvolueerd bankenlandschap waar talrijke differentiaties zijn ingevoerd, en waarin bijgevolg de mogelijkheid is voorzien om op termijn nieuwe onderhandelingen aan te brengen, naargelang onder meer van de aard en de plaats van de werkzaamheden (bijvoorbeeld banken die internationaal, nationaal, lokaal zijn, controle onderverdeling in organen,...).

Vanaf heden tot 31 maart 2002 staan de banken borg voor het behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden zoals die gelden in het Paritair Comité voor de banken voor de werknemers, tewerkgesteld in bankactiviteiten (call-centres, core-business-diensten,...) die zouden gefilialiseerd worden tijdens deze periode en die heden onder het Paritair Comité voor de banken ressorteren. Deze bepaling geldt eveneens voor de werknemers van de verschillende structuren die door gelijkstelling die evolutie van het Paritair Comité voor de banken volgen via specifieke bedrijfsovereenkomsten.

Mobiliteit

Art. 9.In de lijn van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, herinneren de ondertekenende partijen aan het belang dat zij hechten aan de mobiliteitsproblematiek van de werknemers.

En dit zowel in het belang van het concurrentievermogen van de ondernemingen als van de kwaliteit van het leven en het werk van de werknemers.

Het huidige sectorale akkoord heeft bijgevolg als doel deze problematiek vanuit verschillende hoeken te benaderen : - verbetering van de terugbetaling van de vervoerskosten; - uitnodiging om gesprekken aan te vatten of verder te zetten op niveau van de banken met het oog op het sluiten van bedrijfsvervoerplannen.

Bij de bespreking van bedrijfsvervoerplannen zullen de banken aandacht hebben voor de volgende elementen : - de verhouding kwaliteit van het leven en de kwaliteit van het werk; - de omvang van de vervoerskosten; - het milieu; - de mogelijkheden van behoud van de lokale tewerkstelling; - de overdreven duur van de verplaatsingen tussen woon- en werkplaats.

Onderzoek van de mogelijkheden om het gebruik van alternatieve en openbare vervoermiddelen aan te moedigen.

Art. 10.De tweede alinea van artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1972 betreffende de bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van het personeel word gewijzigd als volgt : "Deze collectieve arbeidsovereenkomst is evenwel niet van toepassing : a) op de werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van een bedrijfsvervoerplan dat op niveau van de onderneming werd ingevoerd in de mate dat dit plan minstens evenwaardig is voor de werknemers voor wat betreft het openbaar vervoer; b) op de werknemers waarvan de woonplaats op minder dan 2 kilometer van hun werkplaats is."

Art. 11.Artikel 2 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling : "

Art. 2.§ 1. Aan de werknemers wordt een maandelijkse tussenkomst in de verplaatsingskosten toegekend. § 2. De berekening van het bedrag van de tussenkomst is gebaseerd op de bijdrage van de werkgever in de treinkaart gelijkgesteld aan het sociaal abonnement, zoals vastgesteld door de tariefregeling in bijlage van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. § 3. De werknemers hebben recht op een tussenkomst voor een afstand van 7 kilometer, volgens de tariefregeling vermeld in § 2, waarop de volgende coëfficiënt wordt toegepast : a) 1,17 wanneer gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijk vervoermiddel waarvan de prijs forfaitair vastgesteld wordt, ongeacht de afgelegde afstand;b) 1,17 wanneer gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijk vervoermiddel om een afstand van 2 tot 7 kilometer af te leggen;c) 0,9 wanneer gebruik wordt gemaakt van een privé-vervoermiddel om een afstand van 2 tot 7 kilometer af te leggen. § 4. De overige werknemers hebben recht op een tussenkomst voor een overeenstemmend aantal kilometers, volgens de tariefregeling vermeld in § 2, waarop de volgende coëfficiënt wordt toegepast : a) 1,17 wanneer gebruik wordt gemaakt van een gemeenschappelijk vervoermiddel; b) 0,9 wanneer gebruik wordt gemaakt van een privé-vervoermiddel."

Art. 12.Wat de instelling van collectieve bedrijfsvervoerplannen betreft, bevelen de ondertekenende partijen de banken met een ondernemingsraad aan om deze problematiek in de schoot van de onderneming te onderzoeken.

In de mate dat zo'n plan ernaar streeft om het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen, kan op het niveau van de onderneming, in afwijking van de sectorale regeling, een vermindering van de werkgeversbijdrage ten aanzien van privé-transportmiddelen worden overeengekomen.

In dit raam zal in de banken worden nagegaan in welke mate het gebruik van de fiets bij het woon-werkverkeer op een fiscaal- en parafiscaalvriendelijke manier kan worden gestimuleerd.

Tijdskrediet

Art. 13.Er wordt een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten inzake tijdskrediet, 1/5de loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties voor werknemers van 50 jaar en ouder en deeltijds werk.

Jongerenplan

Art. 14.De ondertekenende partijen komen overeen om het jongerenplan van de banksector onder de volgende voorwaarden te vernieuwen in 2002 : Omschrijving § 1. De banken zullen, gedurende het jaar 2002, aan 200 jongeren een bijkomende opleiding en voltijdse werkervaring voorstellen gedurende zes maanden die volgen op een periode van opleiding.

De bedoeling is de nodige kennis op te doen om hun kansen in het beroepsleven te vergroten.

Principes § 2. a) Voor de jongeren is er een periode van opleiding in samenwerking met de banken en/of gespecialiseerde diensten. De opleiding zal gefinancierd worden uit de beschikbare gelden van het paritair fonds. b) Na de theoretische vormingsperiode zullen de jongeren voltijds worden aangeworven, hetzij via een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, hetzij via een startbaanovereenkomst zoals voorzien door de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, hetzij in het raam van enig ander tewerkstellingsplan ingevoerd door de overheid. c) Het loon van de jongeren aangeworven in het kader van het jongerenplan bedraagt op 1 november 2001, 1.318,79 EUR. Dit bedrag wordt geïndexeerd op dezelfde wijze en tijdstippen als de lonen in de banksector.

In de hypothese dat de jonge werknemers in dienst blijven van de bank na deze eerste periode van zes maanden, zullen zij genieten van een baremiek loon rekening houdend met hun leeftijd en de functie die zij uitoefenen in de bank. d) De doelgroep bestaat uit werkzoekende jongeren, met slechts middelbare (of eventueel A2) schoolopleiding, en zonder (of met slechts beperkte) beroepservaring.e) Na de opleidingsperiode kan de bank waar de praktische stage werd gedaan beslissen om over te gaan tot aanwerving.In het algemeen zal worden gestreefd naar een definitieve aanwerving van 35 pct. van deze werknemers. f) Bij afloop van het experiment zal een sectoraal rapport opgesteld worden in de schoot van het Paritair Subcomité voor de tewerkstelling in de banksector.

Art. 15.Het protocol van 30 maart 2000 gesloten ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1999 met het oog op de invoering van het jongerenplan in de banksector wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden, teneinde een goede uitvoering van het plan in de loop van het jaar 2002 mogelijk te maken.

Conventioneel brugpensioen

Art. 16.Een collectieve arbeidsovereenkomst inzake het conventioneel brugpensioen in de banksector wordt gesloten voor een periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2005.

Elektronische communicatiemiddelen

Art. 17.Rekening houdend met de evolutie inzake elektronische communicatiemiddelen, de bestaande personeelsvoorschriften voor het professioneel gebruik ervan en met de voorwaarden voorzien in een protocol terzake, kunnen de leden van de sociale overlegorganen en van de vakbondsafvaardiging gebruik maken van de in de ondernemingen beschikbare elektronische communicatiemiddelen.

Het protocol bedoeld in voorgaande alinea wordt ten laatste op 30 juni 2002 afgesloten op het niveau van het bedrijfsniveau en doet geen afbreuk aan reeds op dat niveau afgesloten akkoorden.

In dit raam wordt vastgelegd op welke wijze de elektronische communicatiemiddelen gebruikt kunnen worden binnen de werking van de vakbondsafvaardiging, de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming. De veiligheidsregels en gebruiksprocedures worden vastgelegd.

Het gebruik van de aldus vastgestelde elektronische communicatiemiddelen gebeurt namens de in die organen vertegenwoordigde organisaties en niet namens individuele werknemersvertegenwoordigers. In het protocol worden per organisatie een of meerdere communicatieverantwoordelijke(n) aangeduid.

Art. 18.Wat betreft een eventueel toegangsrecht tot elektronische netwerkcommuncatiemiddelen (elektronische post, intranet en internet) op de werkplaats voor alle werknemers beoogd in artikel 1 van deze overeenkomst, komen de partijen overeen zich op dit punt te richten op de modaliteiten en de voorwaarden die overeengekomen zouden kunnen worden door de sociale partners in het kader van de besprekingen die momenteel plaatshebben in de Nationale Arbeidsraad.

Arbeidsstatuut

Art. 19.De sociale partners van de banksector stellen vast dat het aantal arbeiders dat momenteel nog tewerkgesteld is in de banksector bijzonder laag is (minder dan 1 pct. van de totale tewerkstelling in de sector).

De banken zullen onderzoeken in welke mate het niet verkieslijk zou zijn om het bediendenstatuut toe te passen op de arbeiders.

Koopkracht

Art. 20.Een artikel 4bis wordt in de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1999 betreffende de koopkracht ingevoegd, luidend als volgt : "

Art. 4bis.§ 1. Er wordt aan de barema's van de banksector voor elke leeftijd een maandelijks bedrag toegevoegd van 20 EUR vanaf 1 april 2002.

Dit bedrag dient bijgevolg toegekend te worden aan alle werknemers die volgens de barema's worden betaald die van kracht zijn op die datum.

Dit bedrag dient eveneens toegekend te worden aan alle werknemers die minder dan 20 EUR boven die barema's worden betaald.

Voor de werknemers die een loon genieten dat 20 EUR of meer boven de barema's van de banksector ligt, dient de werkgever een enveloppe te voorzien in de plaats van bovengenoemd bedrag, die gelijk is aan 20 EUR per maand vanaf 1 april 2002 per betrokken voltijdse equivalent.

De verdeling van deze enveloppe gebeurt na overleg met de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming, of bij gebreke daaraan, met de werknemers.

Bij gebrek aan overleg resulterend in een akkoord voor 1 april 2002, wordt bij het loon van de werknemers bedoeld in vorige alinea een bedrag van 20 EUR toegevoegd. § 2. Er wordt aan de barema's van de banksector voor elke leeftijd een maandelijks bedrag toegevoegd van 20 EUR vanaf 1 december 2002.

Dit bedrag dient bijgevolg toegekend te worden aan alle werknemers die volgens de barema's worden betaald die van kracht zijn op die datum.

Dit bedrag dient eveneens toegekend te worden aan alle werknemers die minder dan 20 EUR boven die barema's worden betaald.

Voor de werknemers die een loon genieten dat 20 EUR of meer boven de barema's van de banksector ligt, dient de werkgever een enveloppe te voorzien in de plaats van bovengenoemd bedrag, die gelijk is aan 20 EUR per maand vanaf 1 april 2002 per betrokken voltijdse equivalent.

De verdeling van deze enveloppe gebeurt na overleg met de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming, of bij gebreke daaraan, met de werknemers.

Bij gebrek aan overleg resulterend in een akkoord voor 1 april 2002, wordt bij het loon van de werknemers bedoeld in vorige alinea een bedrag van 20 EUR toegevoegd. § 3. De partijen komen overeen dat geen nieuwe koopkrachtverhoging kan ingevoerd worden voor 1 september 2003. § 4. Wat Artesia BC en BACOB betreft, wordt, in het kader van de fusie van deze banken en Dexia, overeengekomen dat de koopkrachtverhogende maatregelen en de premies die in de huidige collectieve arbeidsovereenkomst zijn ingeschreven, niet gecumuleerd kunnen worden met de premies en andere koopkrachtverhogende maatregelen die zouden toegekend worden in andere paritaire comités." Studentenloon

Art. 21.Artikel 56 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden wordt vervangen door de volgende bepaling : "Het maandloon voor de studenten van negentien jaar en ouder, tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor tewerkstelling van studenten zoals bedoeld in de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, wordt vastgesteld op 1.140,24 EUR (bedrag per 1 juni 2001). Dit bedrag evolueert volgens de regels bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr 43 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de waarborg van een gemiddeld mimum maandinkomen.

Voor de studenten die jonger zijn dan negentien jaar wordt een degressiviteitsvoet toegepast van 2,5 pct. per leeftijdsjaar." Diverse bepalingen

Art. 22.De vakbondsorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de banken verbinden zich ertoe, tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomsten, geen bijkomende vorderingen in te stellen noch op het niveau van het paritair comité noch op het niveau van de banken met betrekking tot de materies opgenomen in deze overeenkomsten.

Art. 23.Deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor de periode van 1 januari 2002 tot 31 december 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2005.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^