Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2006
gepubliceerd op 01 augustus 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 november 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006201213
pub.
01/08/2006
prom.
19/04/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 november 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 november 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 april 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 november 2005 Bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" (Overeenkomst geregistreerd op 5 januari 2006 onder het nummer 77890/CO/121)

Artikel 1.Bij toepassing van artikel 7 van de statuten vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 18 april 1968 van het Nationaal Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juli 1968, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 1968, worden ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", de volgende aanvullende sociale voordelen toegekend : 1° een eindejaarspremie;2° een bijkomende werkloosheidsvergoeding;3° een bijkomende vergoeding voor arbeidsongeval;4° een bijkomende vergoeding voor langdurige ziekte;5° een bijzondere vergoeding voor arbeiders en werksters in geval van ontslag om economische redenen;6° een speciale toeslag op werkloosheidsuitkeringen voor oudere werklozen;7° een syndicale premie. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de arbeiders en arbeidsters bedoeld bij artikel 5, 2°, van de statuten van het fonds, zonder onderscheid van leeftijd, hierna "arbeiders" genoemd. HOOFDSTUK I. - Eindejaarspremie

Art. 2.De referteperiode waarop deze premie betrekking heeft is begrepen tussen 1 juli van het voorgaande jaar en 30 juni van het jaar waarop de premie betrekking heeft.

Vanaf einde 2002, referteperiode 2001-2002, en tot de sanering van het sociaal fonds, bedraagt de bruto premie 9 pct. berekend op de brutolonen aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de referteperiode.

Vanaf het refertejaar 1993-1994, dus voor het eerst voor de berekening van de eindejaarspremie 1994, wordt een systeem uitgewerkt om ziektedagen gedeeltelijk gelijk te stellen. 63,158 pct. van het loonverlies wordt gelijkgesteld.

Art. 3.Vanaf eind 1993 wordt de premie toegekend indien de arbeider minstens 60 RSZ of gelijkgestelde dagen dienst heeft in de bedrijfstak, of indien het op de titel vermelde brutoloon minstens gelijk is aan : loon categorie 1 A van de maand januari van de referteperiode x 3 uur x 60 dagen, afgerond naar het lagere tiental. voorbeeld : 2003 : 9,4070 EUR x 3 x 60 = 1.693,26 EUR afgerond 1.690 EUR.

Art. 4.Indien een arbeider, door toepassing van bovenvermelde grenzen geen recht gehad heeft op zijn eindejaarspremie, en bovendien bewijst dat hij zijn militaire dienst volbracht heeft in de periode na de prestaties in de bedrijfstak, dan zal de wegens de geringe prestatie afgewezen premie toegevoegd worden aan de eindejaarspremie waarop hij recht heeft in het jaar dat volgt op de militaire dienst, op voorwaarde dat de som van beide titels hoger ligt dan de grenzen die gelden voor de uitkering van de premie in het laatste premiejaar.

Art. 5.Indien een arbeider, jonger dan 21 jaar (op de laatste dag van de referteperiode), geen recht heeft op de eindejaarspremie als gevolg van de toepassing van de vermelde grenzen, dan mag hij of zij deze titel, die geen recht geeft, cumuleren met de titel van de volgende referteperiode, op voorwaarde dat de som van beide titels hoger of gelijk is aan de grenzen die gelden voor de toekenning van de premie over het tweede jaar.

Art. 6.De voorwaarden van anciënniteit en minimumloonbedrag zijn niet toepasselijk op de volgende categorieën arbeiders, voor zover zij recht hebben gehad op de premie van het vorige dienstjaar : 1. de gepensioneerden die elke arbeid in de bedrijfstak hebben stopgezet;2. de genieters van brugpensioen en van het stelsel voor oudere werklozen;3. de personen die ontslagen werden wegens economische redenen. De raad van beheer van het fonds zal de toepassingsmodaliteiten van deze regeling vaststellen.

Art. 7.De premie wordt door het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" betaald vanaf de maand december van het jaar waarop de premie betrekking heeft.

De betaling van de premie geschiedt op grond van een door de beheerraad van het fonds opgesteld betalingsmandaat.

De mandaten worden door het fonds aan de arbeiders verzonden in de loop van de maand december van het betreffende jaar.

De arbeider, aangesloten bij één van de representatieve werknemersorganisaties, legt het betalingsmandaat voor aan de plaatselijke afdeling van deze organisatie.

De arbeider die geen lid is van één van de representatieve werknemersorganisaties, vult het betalingsmandaat volledig in en zendt het terug aan het fonds bij een ter post aangetekend schrijven.

Het minimumbedrag per betalingsmandaat is vastgesteld op 5 EUR. Er wordt geen betalingsmandaat uitgegeven wanneer de premie een bedrag van 5 EUR niet bereikt.

Het recht op een premie verjaart na 42 maand te rekenen vanaf het einde van de referteperiode, bedoeld in artikel 2, waarop de eindejaarspremie betrekking heeft.

Art. 8.Deze bepalingen zijn minimumvoordelen die de in de ondernemingen bestaande voordeliger toestanden onverkort laten. HOOFDSTUK II. - Bijkomende werkloosheidsvergoeding

Art. 9.Wanneer arbeiders door een onderenming die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen valt, in werkloosheid worden gesteld en, om welke reden ook, recht hebben op een werkloosheidsuitkering, zal het fonds tussenkomen, gedurende maximum twintig weken (120 dagen) per kalenderjaar ten belope van een forfaitaire vergoeding (niet gebonden aan de werkduur van deze werklieden) per werkloosheidsdag, op voorwaarde dat deze arbeiders in de bedrijfstak recht hadden op een eindejaarspremie in december van het vorig jaar.

Vanaf 1 januari 1996 en voor de dagen werkloosheids vanaf 1 januari 1996, wordt de forfaitaire dagvergoeding gebracht op 1/26e van het maximum per maand, voorzien in artikel 23 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, afgerond op de eurocent, hetzij 11,63 EUR voor het jaar 2003.

Deze vergoeding is niet verschuldigd in geval van cumul met de bijzondere vergoeding in geval van ontslag van personeel om economische redenen (zie artikel 23, geval b hieronder); zij zal een keer verschuldigd zijn aan de werknemer die een ononderbroken anciënniteit van 5 jaar in de sector kan bewijzen op het moment van het ontslag.

Art. 10.De arbeiders die geen recht zouden gehad hebben op een eindejaarspremie in de sector "schoonmaak", maar die kunnen bewijzen dat zij in de 12 maanden die aan de werkloosheid voorafgaan, minstens een brutoloon verdiend hebben in de bedrijfstak gelijk aan de grens van de eindejaarspremie in december van het vorig jaar, kunnen genieten van een bijkomende werkloosheidsvergoeding van maximum 20 weken.

De raad van bestuur van het fonds neemt de nodige administratieve maatregelen om de huidige reglementering toe te passen. HOOFDSTUK III. - Bijkomende vergoeding voor arbeidsongeval

Art. 11.Aangezien de verzekeraars voor 90 pct. tussenkomen in het loonverlies, komt het fonds tussen voor 1/9e van de bruto vergoeding betaald door de verzekeraar en dit gedurende maximum 6 maanden per ongeval.

Nochtans zal het fonds nooit gehouden zijn om méér te vergoeden dan het bruto loonverlies van de begunstigde gedurende het te vergoeden tijdperk.

Art. 12.Het bewijs van zijn rechten moet door de arbeider geleverd worden door betalingsborderellen opgesteld door de verzekeraars.

Art. 13.In geval van dodelijk werkongeval zal het fonds de erfgenamen van de arbeider vergoeden.

De weduwe of gelijkgestelde zal vanaf 1 mei 2005 een vergoeding van 5.000 EUR ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Bijkomende vergoeding voor langdurige ziekte

Art. 14.Aangezien de mutualiteiten tussenkomen in het gederfde loon voor 60 pct. van het plafond, betaalt het fonds 40 pct. uit van de bruto tussenkomst van de mutualiteit en dit vanaf de eerste dag van de tweede maand ziekte.

Nochtans is het fonds nooit gehouden méér te vergoeden dan het bruto loonverlies van de begunstigde gedurende de te vergoeden periode, en ondermeer wanneer een derde de begunstigde vergoedt in een ongeval van gemeen recht.

Art. 15.Het bewijs van zijn rechten moet door de arbeider geleverd worden door de stroken van assignaties of door elk gelijksoortig document dat door de mutualiteit wordt verstrekt; het fonds betaalt dan 40 pct. uit van de sommen die door de mutualiteit worden toegekend voor de te vergoeden periode.

Art. 16.De door het fonds te vergoeden periode is maximaal 6 maanden voor werklieden die minstens 6 opeenvolgende maanden effectief gewerkt hebben in de bedrijfstak, geteld vanaf de eerste dag van de ziekte.

De te vergoeden periode wordt op maximum 12 maanden gebracht voor werklieden, die bewijzen dat ze effectief 12 maanden gewerkt hebben, geteld vanaf de eerste dag van de ziekte.

Wanneer een arbeider in één of in meerdere malen genoten heeft van de in de vorige alinea's opgenoemde maximum vergoedingsperioden, dan verwerft hij of zij opnieuw recht op uitkering gedurende 6 of 12 maanden, na een periode van effectieve werkhervatting van respectievelijk 6 of 12 maanden, onder meer zonder werkongeschiktheid door ziekte en/of zwangerschap mee te tellen.

Art. 17.De ziekteperiode bevat nooit de 15 weken rust bij zwangerschap.

De raad van bestuur organiseert medische controle wanneer hij het nuttig acht. HOOFDSTUK V. - Bijzondere vergoeding voor arbeiders in geval van ontslag om economische redenen

Art. 18.De bijzondere vergoeding in geval van ontslag voor economische reden wordt toegekend door het "Sociaal Fonds van de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" aan de arbeiders en werksters die, als gevolg van een ontslag voor economische reden, een vermindering van werkrooster ondergaan, of hun betrekking verliezen, overgaan van een voltijdse naar een deeltijdse betrekking of vermindering van loonvoet.

Art. 19.De bijzondere vergoeding beoogt het laatste netto loon te garanderen met een maximum van 302,38 EUR per maand voor 2003, jaarlijks in januari gekoppeld aan de gezondheidsindex.

De bijzondere vergoeding wordt voor de gevallen A en C van tussenkomst, voorzien bij artikel 23 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, gedurende 12 opeenvolgende maanden uitgekeerd.

Niettemin is voor het geval B, voorzien bij artikel 23 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de periode van tussenkomst gekoppeld aan de ononderbroken anciënniteit in de sector : Anciënniteit Periode van tussenkomst vanaf 13 weken 3 maanden van 13 tot minder dan 26 weken 3 maanden van 26 tot minder dan 39 weken 6 maanden van 29 tot minder dan 52 weken 9 maanden vanaf 52 weken 12 maanden De bijzondere vergoeding voor de gevallen A en B van tussenkomst, voorzien bij artikel 27 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die effectief wordt vanaf 1 mei 2003, wordt gedurende 18 maanden uitgekeerd, voorzover het verlies van betrekking het gevolg is van een sluiting (= stopzetting van de activiteit van de klant) en voorzover het personeel van de klant geniet van een sociaal plan, onderhandeld in het kader van de sluiting.

De bijzondere vergoeding voor de gevallen A en B van tussenkomst, voorzien bij artikel 23 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die effectief wordt vanaf 1 juli 2005, wordt gedurende 18 maanden uitgekeerd, voorzover het verlies van betrekking het gevolg is van een collectief ontslag (collectief ontslag bij de klant) en voorzover het personeel van de klant geniet van de vergoeding verschuldigd bij collectief ontslag.

Art. 20.Het in artikel 19 van deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene maximum, wordt op het bestaansminimum gebracht voor de arbeiders die niet voldoen aan de toekenningsvoorwaarden op werkloosheidsvergoeding, voorzien door artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en die niet kunnen genieten van het bestaansminimum.

Art. 21.Het netto referentieloon wordt berekend vanaf het brutoloon, uitgaande van de volgende formule : basisloon x aantal uren per week x 4,33 x 1,095.

Art. 22.Door "arbeidscontract voor het ontslag" verstaat men : de arbeidsregeling die minstens gedurende 13 opeenvolgende weken heeft gegolden, begrepen in 20 weken, die het ontslag zijn voorafgegaan, te bewijzen met de arbeidsovereenkomst of met zijn bijvoegsels.

Art. 23.Er bestaan drie gevallen van tussenkomst, waarbij de berekening van de bijzondere vergoeding in geval van ontslag om economische reden als volgt geschiedt : het verschil tussen het netto referentieloon voor het ontslag en het nettoloon na het ontslag of elk ander inkomen.

Geval A. Vermindering van werkrooster.

Geval B. Ontslag met verlies van betrekking.

Geval C. Vermindering van loonvoet.

Art. 24.Om van de bijzondere vergoeding te kunnen genieten, moet de werknemer recht gehad hebben op een eindejaarspremie in december van het jaar die het ontslag voorafgaat of een minimum brutoloon in de bedrijfstak verantwoorden, dat gelijk is aan de grens voor de eindejaarspremie in december van het vorig jaar, in de twaalf maanden die het ontslag voorafgaan.

Art. 25.De bijzondere vergoeding mag niet gecumuleerd worden met de aanvullende vergoeding voor werkloosheid ten laste van hetzelfde sociaal fonds.

De cumul van de bijzondere vergoeding met de bijkomende werkloosheidsvergoeding kan echter mogelijk zijn in geval van gedeeltelijke werkloosheid en voor de onvrijwillige werkloze met inkomensgarantie in de volgende gevallen : geval A. Vermindering van werkrooster; geval C. Vermindering van loonvoet.

De cumul zal ook toegestaan zijn, een enkele keer, voor de werknemer die een ononderbroken anciënniteit van 5 jaar kan bewijzen op het ogenblik van het ontslag om economische redenen.

Art. 26.De bijzondere vergoeding in geval van ontslag om economische reden wordt gelijkgesteld aan een vergoeding voor collectief ontslag en is dus niet onderworpen aan RSZ bijdragen.

Art. 27.In geval van collectief ontslag zal de bijzondere vergoeding in geval van ontslag om economische reden uitgekeerd worden na de periode gedurende dewelke de werkgever de vergoeding voor collectief ontslag uitkeert.

Echter, in geval van verlenging van de periode van tussenkomst van 12 tot 18 maanden, wordt de bijzondere vergoeding in geval van ontslag om economische reden afgetrokken van het bedrag van de vergoeding voor collectief ontslag.

De raad van beheer van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten en de uitbetalingsvoorwaarden van de bijzondere vergoeding in geval van ontslag voor economische redenen. HOOFDSTUK VI. - Speciale toeslag op werkloosheidsuitkeringen voor oudere werklozen

Art. 28.De uitkering is voorbehouden : - aan werklozen uit de sector van minstens 55 jaar oud en vervalt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd; - aan de werknemers van de sector van minstens 55 jaar oud, die in onderlinge overeenstemming met hun werkgever hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse tewerkstelling, gepresteerd in volle dagen en vervalt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Art. 29.Om te kunnen genieten van de uitkering, moet de werkloze bewijzen te voldoen aan de volgende eisen : 1. genieten van een werkloosheidsvergoeding;2. een anciënniteit in de sector rechtvaardigen die voldoende is geweest om in de loop van de 10 laatste jaren, 5 eindejaarspremies verkregen te hebben waaronder minstens één tijdens de laatste 2 jaar.

Art. 30.Teneinde de lasten van de eventueel toe te kennen speciale toeslagen te verdelen, hebben de sociale partners beslist de verantwoordelijkheid te geven aan het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" om deze speciale toeslagen toe te kennen of te weigeren en de betaling hiervan te verzekeren tot op termijn.

De sociale partners zijn vastbesloten deze doelstelling te realiseren in het kader van een budget van 20 miljoen voor 1997 en 20 miljoen voor 1997 en 20 miljoen voor 1998.

Teneinde elk probleem te vermijden, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling van elke toeslag tot op de leeftijd van het rustpensioen, zal moeten gebudgetteerd worden vanaf het vertrek, rekening houdend met een werkelijke rentevoet van 2 pct., verminderd op de beschikbare enveloppe en geplaatst op een afzonderlijke rekening.

Art. 31.De werkloze, beschreven in artikel 29, ontvangt een maandelijkse speciale toeslag, gelijk aan de helft van het verschil tussen het vroegere netto loon en de huidige werkloosheidsuitkering, met een minimum van 188,15 EUR (mei 2003) ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen". Het bedrag van deze toeslag is gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex volgens de modaliteiten van toepassing inzake werkloosheidsvergoedingen.

De raad van beheer van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak en ontsmettingsondernemingen" zal in ieder geval de juiste berekeningswijze vast stellen.

De aanvraag tot het bekomen van deze uitkering geschiedt in de vorm die de raad van beheer van het sociaal fonds vaststelt.

Driemaandelijks moet de werkloze de bewijzen overleggen werkloosheidsuitkeringen te hebben ontvangen volgens zijn uitkeringsstelsel, in de vorm, door de raad van beheer van het sociaal fonds vastgesteld.

Art. 32.De werknemer die recht heeft op sectorieel brugpensioen, maar hierop geen aanspraak wenst te maken, komt niet in aanmerking voor de uitkering die in dit hoofdstuk is voorzien.

De werkloze, die van de speciale toeslag voor oudere werklozen geniet, mag deze toeslag niet cumuleren met de bijkomende werkloosheidsvergoeding beschreven in artikel 9 tot artikel 11, noch met de bijzondere vergoeding voor arbeiders in geval van ontslag om economische redenen beschreven in artikel 21 tot artikel 31 van deze overeenkomst. HOOFDSTUK VII. - Syndicale premie

Art. 33.De arbeiders bedoeld bij artikel 5, 2°, van de statuten van het fonds hebben onder de hierna vermelde voorwaarden, recht op een jaarlijkse premie, zonder onderscheid van leeftijd en geslacht.

Vanaf de betaling voor eind 2005 wordt deze premie op 128 EUR gebracht.

De premie wordt toegekend op basis van 1/12e van het totaal jaarbedrag voor iedere maand of gedeelte van de maand gedurende dewelke de rechthebbende tewerkgesteld was in een onderneming die ressorteert onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.

De gepensioneerde rechthebbenden tijdens het dienstjaar van het fonds, alsook de erfgenamen van overleden rechthebbenden in de loop van dit zelfde dienstjaar, hebben recht op het volledig bedrag bepaald in de eerste alinea, voor zover de arbeiders voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 34 tot op het ogenblik van hun pensionering of hun overlijden.

Art. 34.Om recht te hebben op de premie, voorzien in artikel 33, dienen de arbeiders aan volgende voorwaarde te voldoen : lid zijn van één der representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal vlak verbonden zijn, gedurende het volledig refertedienstjaar.

Art. 35.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt een afwezigheid ingevolge ziekte slechts gelijkgesteld tot 300 dagen.

Art. 36.In de loop van de maand december van elk jaar zal het fonds aan elke arbeider die tijdens het voorbije jaar verbonden was door een arbeidsovereenkomst in een onderneming die ressorteert onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, een formulier verzenden waarvan het model bepaald is door de raad van beheer.

Art. 37.Bij ontvangst overhandigen de arbeiders het formulier bepaald bij artikel 36 aan hun syndicale organisatie.

Art. 38.Het fonds neemt alle vereiste administratieve maatregelen opdat de nodige sommen voor de betaling aan de rechthebbenden zouden ter beschikking zijn van zodra de betalingsorders door de betrokken syndicale organisatie zijn overlegd.

Deze organisaties storten het aangeduide bedrag op deze titels aan de rechthebbenden tegen afgifte van het betalingsorder.

Art. 39.De vakbondsorganisaties verbinden er zich toe noch de syndicale bijdrage, noch de premies te cumuleren met deze die bestaan in andere sectoren van de nijverheid, waarin hoofdzakelijk of bijkomstig de arbeiders van de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen tewerkgesteld zijn.

Art. 40.Alle onvoorziene en/of betwiste gevallen met betrekking tot de betaling van de premie en van de bepaling van de hoedanigheid van de rechthebbende kunnen worden onderzocht door de raad van beheer van het fonds.

Art. 41.De raad van beheer van het fonds werkt een regeling uit voor het toekennen van een gehele of gedeeltelijke syndicale premie aan de personen bruggepensioneerden en aan de arbeiders die genieten van de speciale toeslag op werkloosheidsuitkeringen voor oudere werklozen. HOOFDSTUK VIII. - Eindbepalingen

Art. 42.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 28 juni 1993 alsook deze die haar wijzigen, tot vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1994, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 december 1994.

Zij vervangt en annuleert eveneens deze van 19 juni 2003, tot vaststelling van het bedrag, de toekenningsvoorwaarden en de uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende sociale voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", geregistreerd op 9 september 2003 onder het nummer 67403/CO/121, alsook deze van 9 augustus 2005 geregistreerd op 16 september 2005 onder het nummer 76437/CO/121 die haar wijzigt.

Art. 43.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 mei 2003 en is aangegaan voor onbepaalde duur. Zij wordt eventueel opgezegd door een der partijen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van 3 maanden, die niet eerder mag ingaan dan op 1 februari 2005. Opzegging geschiedt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.

De tussenkomst toegekend in hoofdstuk VI van deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft dezelfde geldigheidsduur als de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1994 betreffende het sectorieel brugpensioen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 januari 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 september 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^