Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2013
gepubliceerd op 05 september 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012200857
pub.
05/09/2013
prom.
19/04/2013
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2013. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 april 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 Invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 2 december 2010 onder het nummer 102472/CO/140) HOOFDSTUK I. - Voorwerp

Artikel 1.Huidige collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten met toepassing van artikel 10 van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna WAP genoemd), evenals in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties in het paritair comité zoals bepaald in het protocolakkoord van 6 mei 2009 voor de sector van de arbeiders van het vervoer en de logistiek, en meer bepaald van de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten voor de jaren 2010 en 2011, en heeft als enig onderwerp de invoering van een sociaal sectoraal pensioenstelsel. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Toepassingsgebied § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun arbeiders. § 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder : - "verhuizing" : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz..., met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; - "meubelbewaring" : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; - "aanverwante activiteiten" : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz....; - "voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen" : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz... HOOFDSTUK III. - Doelstelling

Art. 3.Dit sociaal sectoraal pensioenstelsel, bestaande uit een pensioentoezegging en een solidariteitstoezegging wordt ingevoerd ten bate van de aangesloten arbeiders en arbeidsters zoals bepaald in het pensioenreglement en het solidariteitsreglement, die tewerkgesteld zijn door de werkgevers bedoeld in artikel 2.

Het beheer van het pensioenstelsel heeft uitsluitend de rechtmatige belangen van de aangeslotenen als doel, met uitsluiting van enig ander doel en rekening houdend met de principes van deugdelijk bestuur. HOOFDSTUK IV. - De inrichter

Art. 4.De inrichter zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a) van de WAP is het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten" dat opgericht werd bij koninklijk besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971. De inrichter is conform artikel 5, § 1 van de WAP als enige bevoegd voor de beslissing tot invoering, wijziging of opheffing van het pensioenstelsel. HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de pensioeninstelling en van de solidariteitsinstelling

Art. 5.Als pensioeninstelling die de pensioentoezegging uitvoert duidt de inrichter een verzekeraar aan die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en die de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning. Deze aanduiding gebeurt op objectieve wijze aan de hand van de uitgeschreven offerte met referentie PC140.05/off20091231. De specifieke taakomschrijving van deze verzekeraar wordt vastgelegd in een beheersovereenkomst tussen de inrichter en aangeduide verzekeraar.

De uitvoerder van de solidariteitstoezegging wordt op dezelfde wijze aangeduid als de uitvoerder van de pensioentoezegging. HOOFDSTUK VI. - Pensioenreglement en solidariteitsreglement

Art. 6.Het pensioenreglement met betrekking tot de pensioentoezegging is toegevoegd als aanhangsel 1.

Art. 7.Het solidariteitsreglement met betrekking tot de solidariteitstoezegging is toegevoegd als aanhangsel 2. HOOFDSTUK VII. - Opting out en mogelijkheid van vrijstelling van de sectorale pensioentoezegging

Art. 8.§ 1. Opting out zoals bedoeld door artikel 9 WAP is niet toegestaan vanaf de invoering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Werkgevers die vóór de datum van 6 mei 2009 reeds een aanvullend pensioenstelsel op het vlak van de onderneming zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 6° van de WAP hebben ingevoerd voor hun arbeiders (m/v), kunnen vrijgesteld worden van deelname aan de sectorale pensioentoezegging indien zij vóór 5 juli 2010 hebben aangetoond dat de pensioentoezegging op ondernemingsvlak de aangesloten arbeiders (m/v) minstens dezelfde rechten verleent zoals bedoeld in artikel 9, alinea 2 van de WAP als de sectorale pensioentoezegging door middel van het betrokken pensioenreglement of door middel van een attest van de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming.

Deze werkgevers kunnen vrijgesteld blijven, indien zij jaarlijks op datum van 1 april een attest opgemaakt door de aangeduide actuaris van de betrokken verzekeringsonderneming kunnen voorleggen als bewijs van het nog in stand houden van dit ondernemingsplan en als bewijs dat het plan in minimum gelijke rechten voorziet.

De betrokken werkgevers kunnen slechts vrijgesteld worden van de sectorale pensioentoezegging, maar niet van de solidariteitstoezegging. HOOFDSTUK VIII. - Financiering

Art. 9.§ 1. De jaarlijkse bijdrage voor de financiering van de sociale sectorale pensioenregeling bedraagt in principe voor 2010 0,50 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto- jaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v), inclusief de bijdrage voor de solidariteitstoezegging en de toepasselijke RSZ-afhoudingen.

Vanaf 2011 bedraagt de bijdrage 0,50 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutojaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v), te verhogen met een bijdrage voor de financiering van de solidariteitsregeling ten beloop van 0,022 pct. en met de toepasselijke RSZ-afhoudingen.

Elke werkgever die onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst valt en niet is vrijgesteld van deelname aan de sectorale pensioentoezegging, moet deze bijdrage voldoen via RSZ-inning en dit volgens de bepalingen van het pensioenreglement en van het solidariteitsreglement bedoeld in artikelen 6 en 7. § 2. Gezien de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor het jaar 2010 geen bijdrage meer kan innen en ten vroegste op 1 januari 2011 met RSZ-inning kan starten, wordt vanaf 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een bijdrage van 0,94 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutojaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v) geïnd, te verhogen met een bijdrage van 0,041 pct. voor de financiering van de solidariteitstoezegging en met de toepasselijke RSZ-afhoudingen, om zo het jaar 2010 te compenseren. § 3. Voor de werkgevers die conform artikel 8, § 2 vrijgesteld zijn van deelname aan de sectorale pensioentoezegging maar niet van deelname aan de solidariteitstoezegging bedraagt de bijdrage 0,022 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutojaarlonen aan 108 pct. van de arbeiders (m/v). Voor 2011 bedraagt deze bijdrage ingevolge de redenen uiteengezet in § 2 hiervoor evenwel 0,041 pct. De betrokken werkgevers moeten deze bijdrage voldoen via RSZ-inning en dit volgens de bepalingen van het solidariteitsreglement bedoeld in artikel 7. HOOFDSTUK IX. - Duur

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur en treedt in werking vanaf 1 januari 2011. De Koning zal verzocht worden deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen bindend te verklaren.

Zij kan slechts opgezegd worden mits aangetekende brief aan de voorzitter van het paritair comité voor de arbeiders van de verhuizingen mits respect van een opzegtermijn van één jaar.

Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair comité conform artikel 10, § 1, 3° van de WAP de beslissing nemen om het sociaal sectoraal pensioenstelsel op te heffen.Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij 80 pct. van de stemmen van de, in het paritair comité benoemde, gewone of plaatsvervangende, leden die de werkgevers vertegenwoordigen en 80 pct. van de stemmen van de in het paritair comité benoemde, gewone of plaatsvervangende, leden die de werknemers vertegenwoordigen, heeft bekomen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten Pensioenreglement PC 140.05 Het pensioenreglement bevat de modaliteiten van de pensioentoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, hierna "CAO van 10 november 2010" genoemd.

Het pensioenreglement regelt de onderlinge rechten en plichten met betrekking tot de pensioentoezegging tussen de inrichter, de werkgevers, de werknemers, de aangeslotenen, de begunstigden en de pensioeninstelling.

Het is onderworpen aan alle bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna WAP genoemd) en diens uitvoeringsbesluiten die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op het pensioenreglement, los van het feit of er al dan niet expliciet in het pensioenreglement naar deze bepalingen wordt verwezen.

Het pensioenreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotenen.

Definities en begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen, gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de CAO van 10 november 2010 waar dit reglement deel van uitmaakt.2° Inrichter De inrichter is het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten", dat opgericht werd bij koninklijk besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971.3° Aangeslotene De arbeider (m/v) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter dit pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement.4° Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of arbeidsovereenkomsten, indien de aangeslotene bij meer dan één werkgever tewerkgesteld is zoals bedoeld in artikel 1, 11° anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen de vier kwartalen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst(en) geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, 11°.5° Pensioeninstelling De door de inrichter aangeduide verzekeringsmaatschappij die voldoet aan de voorwaarden gesteld door artikel 10, § 1, 4° van de WAP en aan dewelke de uitvoering van de pensioentoezegging is toevertrouwd.6° Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken in overeenstemming met dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.7° Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft in overeenstemming met dit pensioenreglement.8° Pensioenleeftijd Met de pensioenleeftijd wordt de leeftijd bedoeld vanaf dewelke de aangeslotene van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen geniet.De normale pensioenleeftijd is 65 jaar. 9° Einddatum De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene, op voorwaarde dat de begunstigde op dat ogenblik minstens de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.De normale einddatum valt op de eerste dag van de maand volgend op de normale pensioenleeftijd van de aangeslotene, namelijk 65 jaar. Op zijn vraag kan de aangeslotene die geniet van het statuut van voltijds bruggepensioneerde de uitbetaling van zijn prestaties verkrijgen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. 10° Wettelijk samenwonende De persoon die samen met zijn of haar samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.11° Werkgevers De werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten voor zover deze werkgevers niet vrijgesteld zijn van deelname aan de sectorale pensioentoezegging conform artikel 8, § 2 van de CAO van 10 november 2010.12° Financieringsfonds Het fonds, beheerd door de pensioeninstelling en waarvan de werking wordt bepaald in artikel 19. Gezien deze pensioentoezegging deel uitmaakt van een sociaal sectoraal pensioenstelsel, dienen in het pensioenreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in de betekenis die de WAP hen toekent.

Type van de pensioentoezegging

Art. 2.De pensioentoezegging bestaat in het storten van vooraf vastgestelde pensioenbijdragen zonder rendementsgarantie andere dan deze bepaald door artikel 24, § 2 van de WAP. Deze bijdragen zijn exclusief ten laste van de werkgevers.

Aansluitingsvoorwaarden

Art. 3.Alle arbeiders zowel deeltijds als voltijds tewerkgesteld via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van hun arbeidsovereenkomst) met een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, 11°.

De toetreding gebeurt onmiddellijk ongeacht de leeftijd en zonder geneeskundig onderzoek.

Worden evenwel niet aangesloten : - Studenten-arbeiders die conform het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders niet onderworpen zijn aan de gewone sociale bijdragen maar alleen aan de solidariteitsbijdrage; - Arbeiders tewerkgesteld met IBO contracten, leerlingen en leercontracten; - Leerlingen - werknemersgetal "035" - en leerlingen die vanaf 1 januari van het jaar waarin ze 19 jaar oud worden aangegeven onder het werknemersgetal "015"; - Deeltijds leerplichtigen - werknemerskengetal "027".

Onder "arbeiders" wordt bedoeld : de arbeiders en arbeidsters.

Bijdragen

Art. 4.Voor alle aangesloten arbeiders bedoeld in artikel 3 wordt ten laste van de betrokken werkgever elke trimester een individuele pensioenbijdrage gestort voor de financiering van een aanvullend pensioen. Deze bijdrage wordt bepaald per collectieve arbeidsovereenkomst en wordt conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 voor het jaar 2011 vastgesteld op 0,94 pct. (exclusief de toepasselijke sociale lasten) van het brutoloon, berekend aan 108 pct. en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan. Vanaf 2012 bedraagt het bijdragepercentage 0,50 pct. (exclusief de toepasselijke sociale lasten). De werkgever staat in voor de toepasselijke sociale lasten op de pensioenbijdragen. Deze bijdragen worden geïnd via de RSZ die ze overmaakt, na afhouding van de toepasselijke sociale lasten aan de inrichter.

Pensioeninstelling en verandering van pensioeninstelling

Art. 5.De inrichter duidt voor de uitvoering van de pensioentoezegging een pensioeninstelling aan onder de erkende verzekeraars die voldoen aan de voorwaarden opgelegd door artikel 10, § 1, 4° van de WAP. Per 1 januari 2011 is de aangeduide pensioeninstelling Integrale, Gemeenschappelijke Verzekeringskas, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530 om levensverzekeringen te beheren (koninklijk besluit van 10 november 1997).

Een verandering van pensioeninstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van verworven reserves, winstdelingen en financieringsfonds is onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikels 34 tot en met 37 van de WAP. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA in over de wijziging van pensioeninstelling. Conform artikel 38 van de WAP kan 10 pct. van de aangesloten werkgevers of aangesloten werknemers vragen dat de Raad voor Aanvullende Pensioenen het stelsel onderzoekt. Ingeval het rendement ondermaats is, kan de Raad voor Aanvullende Pensioenen aanbevelen om van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders.

Verplichtingen van de inrichter

Art. 6.§ 1. De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 vereist is. Hij zal alle geïnde pensioenbijdragen zo spoedig mogelijk aan de pensioeninstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de pensioeninstelling nodige of gewenste inlichtingen zo spoedig mogelijk bezorgen.

Indien de inrichter nalaat de bijdragen voor de financiering te storten aan de pensioeninstelling, brengt deze de aangeslotenen op de hoogte conform de bepalingen van artikel 14-4 van het uitvoeringskoninklijk besluit van de WAP van 14 november 2003, en haar wijzigingen. § 2. In afwijking van § 1 wordt de volgende procedure toegepast indien de pensioeninstelling op de hoogte gesteld wordt van één van de hierna genoemde situaties : 1° Faillissement, ontbinding of concordaat van een werkgever : De procedure beschreven onder § 1 wordt stopgezet voor zover zij nog lopende is. De reserves opgebouwd na de betaling van de laatste premie worden aangepast op basis van de werkelijk betaalde patronale bijdragen binnen de 3 weken na kennisname van het faillissement, de ontbinding of het concordaat.

De laatst gekende premie wordt uit het financieringsfonds geheven en als definitief verworven premie op de contracten aangewend zonder afbreuk te doen aan de rechten van de aangeslotenen die uit dienst traden binnen het jaar van hun aansluiting.

De pensioeninstelling geeft de nodige informatie door aan de inrichter zodat deze laatste een schuldvordering introduceert aan de vereffenaar of de liquidator.

De betrokken aangeslotenen worden van deze procedure op de hoogte gebracht.

Op het moment van betaling van achterstallen worden deze in verhouding tot de verworven reserves verdeeld en aangewend op de datum van de storting op de contracten van de aangeslotenen die actief waren op datum van het faillissement, de beslissing tot ontbinding of concordaat.

De aangeslotenen worden ingelicht over de betaling van de achterstallen. 2° Gerechtelijke reorganisatie van een werkgever : De procedure beschreven onder § 1 wordt stopgezet voor zover zij nog lopende is. De reserves opgebouwd na de betaling van de laatste premie worden aangepast op basis van de werkelijk betaalde patronale bijdragen binnen de 3 weken na kennisname van de gerechtelijke reorganisatie.

Hoewel er schorsing is van bestaande schuldvorderingen, blijft dit reglement ongewijzigd voortbestaan tijdens deze periode van schorsing.

Indien de gerechtelijke reorganisatie stopgezet wordt door een faillissement, is de procedure beschreven onder punt 1° hiervoor van toepassing.

De geheel of gedeeltelijk betaalde achterstallige premies in uitvoering van een minnelijk akkoord, worden in verhouding tot de verworven reserves verdeeld en onmiddellijk toegekend op de contracten.

In beide gevallen kan de pensioeninstelling verwijlinteresten ten bedrage van 7 pct. aanrekenen om de gemiste interesten en de gemaakte kosten te vergoeden.

Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbende(n).

Art. 7.De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010. Hij machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten. De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het aangaan van de verzekeringscontracten als tijdens de duur daarvan, aan de pensioeninstelling alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van het contract vereist zijn.

Om de uitkering te bekomen van de pensioentoezegging in geval van pensionering of overlijden maakt de aangeslotene of in voorkomend geval zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling een aanvraagformulier over met alle nodige inlichtingen, samen met de bewijsstukken die nodig zijn om de contractuele verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen. De pensioeninstelling stelt dit formulier op eenvoudige aanvraag ter beschikking van de aangeslotene of zijn rechthebbende(n).

Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) een van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de pensioeninstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit pensioenreglement geregelde prestaties.

De aangeslotene, en namens de aangeslotene, zijn begunstigden en rechthebbenden, verlenen de toestemming aan de pensioeninstelling om behoudens andersluidende wettelijke bepalingen de gekapitaliseerde waarde van niet-opgevraagde en wettelijk vervallen en verjaarde overlijdenskapitalen en pensioenkapitalen zoals bedoeld in artikel 8 in het financieringsfonds te storten, en zien af van enig verder verhaal tegen de inrichter en de pensioeninstelling.

Verzekerde bedragen

Art. 8.§ 1. Het huidig pensioenstelsel heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen, tot doel : - een kapitaal of rente uit te keren aan de aangeslotene indien hij in leven is op de einddatum; - bij overlijden van de aangeslotene vóór de einddatum, een kapitaal of rente uit te keren aan de in dit reglement bepaalde begunstigden. § 2. De arbeiders die worden aangesloten op 1 januari 2011 en op 1 januari 2010 reeds tewerkgesteld waren bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, 11° en voor zover zij aan de aansluitingsvoorwaarden van artikel 3 voldeden gedurende vier opeenvolgende kwartalen te rekenen vanaf 1 januari 2010, kunnen onmiddellijk aanspraak maken op verworven reserves en prestaties zoals bedoeld door artikel 17 van de WAP. § 3. De arbeiders die worden aangesloten vanaf 1 januari 2011 en zich niet in de voorwaarden bevinden bepaald in § 2 moeten gedurende minstens vier opeenvolgende kwartalen, te rekenen vanaf eerste dag van het kwartaal tijdens hetwelke zij worden aangesloten, voldaan hebben aan de aansluitingsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 3 alvorens zij aanspraak kunnen maken op verworven reserves en prestaties zoals bedoeld door artikel 17 van de WAP. § 4. Voor een aangeslotene die tijdens zijn vorige beroepsloopbaan bij één of meerdere werkgevers zoals bedoeld in artikel 1, 11° was tewerkgesteld en aan de voorwaarde van § 3 niet heeft voldaan, en later terug bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, 11° tewerkgesteld wordt, is de voorwaarde van § 3 van kracht met dien verstande dat de datum waarop de betrokkene voor het eerst aan deze aansluitingsvoorwaarden heeft voldaan dient verstaan als de datum waarop de arbeider opnieuw tewerkgesteld werd bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1, 11° en terug aan de aansluitingsvoorwaarden van artikel 3 voldeed. § 5. De prestaties, zowel bij leven op de einddatum als bij overlijden vóór die datum, worden opgebouwd door middel van een levensverzekering, afgesloten door de inrichter op het leven van de aangeslotene, van het type "uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve", welke een kapitaal waarborgt dat hetzij op de einddatum hetzij bij vooroverlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaalbaar is of kan worden omgezet in een lijfrente volgens de modaliteiten bepaald in artikel 10.

Het voorziene kapitaal bij einddatum is gelijk aan de som van de betaalde bijdragen verhoogd met door de pensioeninstelling gewaarborgde intrestopbrengsten en verminderd met de tariefopslagen voor beheer. Het voorziene kapitaal bij overlijden is gelijk aan hetzelfde bedrag, zoals bestaande op het ogenblik van vroegtijdig overlijden. Beide bedragen worden desgevallend verhoogd met de winstdeling toegekend door de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een reserveverhoging en is definitief verworven door de aangeslotenen.

Eventuele tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, zijn ten laste van de inrichter die hiervoor het financieringsfonds kan aanwenden.

Uitbetaling van de prestaties

Art. 9.Naargelang van het geval bestaat de prestatie uit de uitkering van een kapitaal of een rente, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 10. De uitbetalingmodaliteiten van de kapitalen of renten zijn als volgt : 1° Indien de aangeslotene in leven is (of was) op de einddatum, dient hij of zijn rechthebbende(n) onverwijld het formulier bedoeld in artikel 7 bij de pensioeninstelling op te vragen en na invulling en toevoeging van de gevraagde bewijsstukken aan de pensioeninstelling terug te bezorgen.2° Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de prestatie die voorzien wordt ingeval van overlijden vóór de einddatum behoudens andersluidende wettelijke bepalingen vereffend als volgt : 1) ten bate van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner op voorwaarde dat de betrokkenen : - niet uit de echt gescheiden zijn; - niet van tafel en bed gescheiden zijn; - niet feitelijk gescheiden zijn; - niet verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten; - zich niet bevinden in de proeftijd die een echtscheiding door onderlinge toestemming voorafgaat; 2) bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling;voor gelijke delen; 3) bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd(en) gemaakt aan de pensioeninstelling.Het aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan op elk moment deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding zou huwen of hij samen met zijn partner een wettelijk samenlevingscontract zou onderschrijven, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1) hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn;4) bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;5) bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters, voor gelijke delen;6) bij ontstentenis, aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering van de Staat;7) bij ontstentenis, aan het financieringsfonds bedoeld in artikel 1, 12°. Om de prestatie voorzien in geval van overlijden te kunnen ontvangen dient/dienen de begunstigde(n) onverwijld het formulier bedoeld in artikel 7 bij de pensioeninstelling op te vragen en na invulling en toevoeging van de gevraagde bewijsstukken aan de pensioeninstelling terug te bezorgen. 3° Uitkeringen gebeuren rekening houdend met de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten, belastingen en taksen.4° De prestaties worden ten vroegste effectief uitgekeerd door de pensioeninstelling vanaf 1 oktober 2012 zonder rendementsverlies voor de begunstigde(n).5° Indien de aangeslotenen of hun begunstigden of rechthebbenden zich niet spontaan en binnen een redelijke termijn aanmelden zal de pensioeninstelling zich van al haar wettelijke verplichtingen tot opzoeking van de aangeslotenen en hun begunstigden of rechthebbenden kwijten.De pensioeninstelling noch de inrichter kunnen aansprakelijk gesteld worden indien deze opzoekingen zonder gevolg blijven.

Omzetting van kapitalen in renten

Art. 10.De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) heeft (hebben) het recht om de omvorming te vragen van het uit te keren kapitaal in een rente onder de voorwaarden bepaald in artikel 28 van de WAP. De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens begunstigde(n) of rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de einddatum volgend uit de normale pensioenleeftijd of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht.

Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene, de begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij, zijn begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) geopteerd heeft (hebben) voor de éénmalige kapitaalsuitkering.

Ontbrekende loongegevens

Art. 11.Om de berekening en de uitkering van de verschuldigde prestaties te bespoedigen zal de pensioeninstelling de loongegevens die op het ogenblik van de opname van het pensioenkapitaal of van het overlijden van de aangeslotenen ontbreken bepalen op basis van de volgende regel : - loonbedrag betreffende de ontbrekende periode = (n/365) x het meest recente volledige jaarloon meegedeeld door de inrichter waarbij n = het aantal dagen tussen het einde van de laatste periode waarvoor loongegevens werden meegedeeld en de datum van het overlijden of de opname van het pensioenkapitaal.

De premie die op de individuele rekening moet worden gestort, wordt berekend conform artikel 4.

Verworven reserves en prestaties

Art. 12.De verworven reserves en prestaties worden berekend door de pensioeninstelling uitgaande van de bijdragen die voor rekening van de aangeslotene gestort zijn sinds zijn aansluiting. De aangeslotene moet voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties.

Uittreding

Art. 13.Wanneer een aangeslotene de pensioeninstelling inlicht over de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst(en) zoals bedoeld in artikel 1, 4°, of indien de pensioeninstelling vaststelt dat een aangeslotene gedurende meer dan vier opeenvolgende kwartalen niet meer voorkomt op de DMFA aangifte, en indien de betrokken aangeslotene aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties, deelt de pensioeninstelling hem uiterlijk 30 dagen na deze kennisgeving of vaststelling schriftelijk, met kopie aan de inrichter, het bedrag van de verworven reserves mede, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, en rekening houdend met de op dat moment bekende gegevens aangaande brutoloon en aansluitingsperiode van de uittreder, het bedrag van de verworven prestaties met behoud van de overlijdensdekking alsook de hierna opgesomde keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt conform artikel 32 van de WAP. De aangeslotene dient binnen de 30 dagen de pensioeninstelling te informeren voor welke van de volgende mogelijkheden hij opteert : 1° de verworven reserves desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP overdragen naar de pensioeninstelling van : a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;b) ofwel de inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter;2° de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overdragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3° de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de bedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, bij de pensioeninstelling laten zonder wijziging van de pensioentoezegging, met dit verschil dat er verder geen bijdragen meer worden gestort voor de aangeslotene. Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in 3°. Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel ten allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in 1° of 2° hiervoor.

De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt. Indien nodig worden na ontvangst van de definitieve gegevens met betrekking tot het brutoloon en aansluitingsperiode van de aangeslotene de eventuele voorlopige bedragen aan verworven reserves en verworven prestaties aangepast. De over te dragen verworven reserve ingeval gekozen wordt voor 1° of 2° zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht.

Toezichtscomité en transparantieverslag

Art. 14.Indien de pensioeninstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die de werknemers vertegenwoordigen aan wie deze pensioentoezegging wordt gedaan, aangeduid overeenkomstig artikel 41, § 2 van de WAP. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag bedoeld in artikel 15 alvorens de pensioeninstelling dit ter beschikking stelt van de inrichter.

In geval de bijdragen gestort worden in een afgezonderd fonds van de pensioeninstelling, beslist het toezichtscomité jaarlijks welk percentage van de winst gerealiseerd in het afgezonderd fonds aan de aangeslotenen zal toegekend worden als winstdeelname.

Art. 15.Onder de naam "transparantieverslag" zal de pensioeninstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het eventuele toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : 1° de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering;2° de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten;3° het rendement van de beleggingen;4° de kostenstructuur;5° in voorkomend geval, de winstdeling. Reserves afkomstig uit een vroegere tewerkstelling

Art. 16.Indien een aangeslotene bij zijn toetreding zijn verworven reserves met betrekking tot een vroegere tewerkstelling, voor zover deze reserves onder het toepassingsgebied van de WAP vallen, wenst over te dragen naar het huidige sociaal sectoraal pensioenstelsel zal hij de pensioeninstelling hierover inlichten en haar deze reserves overmaken. De pensioeninstelling zal deze reserves beheren conform de bepalingen van de WAP. Jaarlijkse informatie aan de aangeslotenen

Art. 17.De pensioeninstelling zal tenminste eenmaal per jaar, en voor het eerst op 1 oktober 2012 aan de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, een pensioenfiche bezorgen op basis van de gegevens ter beschikking van de pensioeninstelling, waarop de elementen vermeld worden voorzien door artikel 26, § 1 van de WAP, en onder meer : - het bedrag van de verworven reserves, desgevallend met vermelding van het bedrag van de waarborgen vermeld in artikel 24, § 2 van de WAP; - het bedrag van de verworven prestaties en de datum waarop deze opeisbaar zijn.

Op eenvoudig verzoek van de aangeslotene deelt de pensioeninstelling een historisch overzicht mee van de voormelde gegevens met betrekking tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling.

Voor alle aangeslotenen vanaf de leeftijd van 45 jaar deelt de pensioeninstelling, conform artikel 26, § 3 van de WAP, ten minste om de vijf jaar het bedrag mee van het bij pensionering te verwachten kapitaal op de normale einddatum of, indien het kapitaal kan worden omgezet in rente volgens de bepalingen van artikel 10, de te verwachten rente op de normale einddatum.

Bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 18.De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst.

De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Werking van het financieringsfonds

Art. 19.De inrichter stort de bijdragen bepaald in artikel 4 in afwachting van de regularisatie van de contracten van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens in het financieringsfonds waaruit de pensioeninstelling de nodige bedragen put om de contracten van de aangeslotenen te spijzen. Het financieringsfonds kan ook andere inkomsten innen, onder meer beleggingsopbrengsten, niet-opgevraagde en verjaarde kapitalen, niet-verworven reserves en overlijdenskapitalen, zoals bedoeld in artikelen 7, 8, 9 en 13. Het financieringsfonds kan eveneens gecrediteerd of gedebiteerd worden met het eventuele verschil tussen de door de inrichter geïnde bijdragen en de bijdragen die effectief op de rekeningen van de aangeslotenen worden gestort, onder meer als gevolg van de toepassing van artikel 11.

Op beslissing van de inrichter kan het financieringsfonds worden gedebiteerd met de sommen die nodig zijn om eventuele tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, te financieren.

Een eventueel negatief saldo van het financieringsfonds dient zonder verwijl worden aangezuiverd door de inrichter. In geen geval kan het financieringsfonds terug aan de inrichter worden gestort.

Aanvang

Art. 20.Dit pensioenreglement vangt aan op 1 januari 2011 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Wijziging en opheffing van het pensioenreglement

Art. 21.Een wijziging of opheffing van het pensioenreglement kan in geen geval leiden tot een vermindering van de verworven reserves, desgevallend aangevuld met de waarborgen van artikel 24, § 2 van de WAP, van de aangeslotenen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 8. Indien bij de opheffing van het pensioenstelsel de bij de pensioeninstelling aanwezige reserves met inbegrip van het saldo van het financieringsfonds de som van alle verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP, overtreffen, verwerven de aangeslotenen, die bij de opheffing van het pensioenreglement voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 8, een aandeel in het overschot aan aanwezige reserves dat in verhouding staat tot de door hen verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Dezelfde regels worden gevolgd bij verdwijning van de inrichter.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2013.

De Minister van Werk, M. DE CONINCK

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel in de subsector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en aanverwante activiteiten Solidariteitsreglement PC 140.05 Het solidariteitsreglement bevat de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 (hierna CAO van 10 november 2010 genoemd).

Het is voor zover toepasselijk onderworpen aan de bepalingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en diens uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd).

Het solidariteitsreglement dient in samenhang met het pensioenreglement gelezen te worden.

Het solidariteitsreglement zal door de inrichter op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld van de aangeslotenen.

Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : 1° Solidariteitstoezegging De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 waar dit reglement deel van uitmaakt.De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvulling op de pensioentoezegging behalve met betrekking tot de arbeiders (m/v) die tewerkgesteld zijn door werkgevers die vrijgesteld zijn van de pensioentoezegging conform artikel 8, § 2 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst en die derhalve alleen bij de solidariteitstoezegging zijn aangesloten. 2° Inrichter De inrichter is het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van verhuizingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten", dat opgericht werd bij koninklijk besluit van 24 juni 1971, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1971.3° Aangeslotene De arbeider (m/v) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter het sociaal sectoraal pensioenplan en dus deze solidariteitstoezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet.4° Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels.5° Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging.6° Pensioenreglement Het pensioenreglement dat deel uitmaakt van de CAO van 10 november 2010. Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sociaal sectoraal pensioenstelsel, dienen in het solidariteitsreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de WAP of van de in artikel 1 van het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst.

Aansluitingsvoorwaarden

Art. 2.Alle arbeiders bedoeld in artikel 3 van het pensioenreglement worden verplicht aangesloten bij de solidariteitstoezegging, inclusief de arbeiders die tewerkgesteld zijn bij een werkgever die conform artikel 8, § 2 van de CAO van 10 november 2010 vrijgesteld is van deelname aan de pensioentoezegging.

Bijdragen en financiering van de solidariteitsprestaties

Art. 3.Voor alle arbeiders bedoeld in artikel 2 zal ten laste van de werkgever elke trimester een bijdrage worden gestort voor de financiering van de solidariteitstoezegging. De bijdrage wordt per collectieve arbeidsovereenkomst vastgesteld. Conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 is de bijdrage voor 2011 0,041 pct. van het brutoloon, berekend aan 108 pct. en waarop RSZ-inhoudingen worden gedaan.

Vanaf 2012 is de bijdragevoet 0,022 pct. Voor werkgevers die conform artikel 8, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2010 zijn vrijgesteld van deelname aan de pensioentoezegging gelden dezelfde bijdragepercentages.

De bijdragen worden geïnd via de RSZ die ze overmaakt aan de inrichter.

De bijdragen worden vervolgens door de inrichter aan de solidariteitsinstelling overgemaakt voor het beheer en de financiering van de solidariteitsprestaties. De solidariteitsinstelling onderschrijft ter zake een middelenverbintenis. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd rekening houdende met de verplichtingen voorzien in het financieringsbesluit. In geval van tekorten, zoals bedoeld in artikel 6 van het financieringsbesluit, legt het solidariteitsfonds bedoeld in artikel 5, binnen de drie maanden aan de CBFA een plan voor om die toestand te verhelpen. Indien dit plan mislukt zal het Paritair Comité voor het vervoer en de logistiek, en meer bepaald behorende tot de subsector voor de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten beslissen hetzij over een wijziging van de solidariteitsprestaties en/of over een verhoging van de bijdragen, hetzij over de vereffening van het fonds. De vereffeningsmodaliteiten zijn deze voorzien in geval van opheffing.

Solidariteitsinstelling

Art. 4.De inrichter wijst de rechtspersoon aan die de solidariteitstoezegging uitvoert, hierna de solidariteitsinstelling genoemd, op dezelfde wijze aan als de pensioeninstelling.

Per 1 januari 2011 is de aangeduide solidariteitsinstelling Integrale, Gemeenschappelijke Verzekeringskas, met maatschappelijke zetel te 4000 Luik, place Saint-Jacques 11/101, toegelaten onder het codenummer 1530 om levensverzekeringen te beheren (koninklijk besluit van 10 november 1997).

Indien de solidariteitsinstelling niet op paritaire wijze wordt beheerd, wordt een toezichtscomité opgericht conform artikel 47, 2e alinea van de WAP die haar samenstelling en opdrachten bepaalt.

Solidariteitsfonds

Art. 5.Het financieringsfonds bedoeld in artikel 19 van het pensioenreglement wordt vanaf 1 januari 2011 en tot een door de inrichter nader te bepalen datum gecrediteerd met de bijdragen voor de solidariteitstoezegging en de beleggingsopbrengsten, en gedebiteerd met de beheerskosten van de solidariteitsregeling en de solidariteitsprestaties en/of verzekeringskosten. Aldus vervult het financieringsfonds tijdelijk de functie van solidariteitsfonds. De inrichter kan beslissen om over te gaan tot de oprichting van een afzonderlijk beheerd solidariteitsfonds binnen de schoot van de solidariteitsinstelling van zodra de voorwaarden om het afzonderlijk beheer ervan toe te laten vervuld zijn.

Verplichtingen van de inrichter

Art. 6.De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de CAO van 10 november 2010 en van het solidariteitsreglement vereist is. Hij zal alle bijdragen bestemd voor de financiering van de solidariteitstoezegging zo spoedig mogelijk aan de solidariteitsinstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties nodige of gewenste inlichtingen tijdig aan de solidariteitsinstelling bezorgen.

Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbende(n)

Art. 7.De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de CAO van 10 november 2010. De aangeslotene machtigt de inrichter alle inlichtingen op te vragen die voor de uitvoering van de solidariteitstoezegging vereist zijn. De aangeslotene of zijn rechthebbende(n) maakt(en) in voorkomend geval aan de solidariteitsinstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over die nodig zijn om haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) een van de opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de solidariteitsinstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) in verband met de bij dit solidariteitsreglement geregelde prestaties.

Solidariteitsprestaties

Art. 8.In navolging van artikel 43, § 1 van de WAP, zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft dit solidariteitsreglement tot doel de hierna volgende solidariteitsprestaties toe te kennen : 1° in geval van overlijden vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement van een aangeslotene tijdens de beroepsloopbaan, en behalve wettelijk voorziene uitsluitingen, een aanvullende uitkering in rente.Deze rente is gelijk aan het bedrag dat bekomen wordt door de omzetting van een kapitaal van 1.239 EUR of 2.478 EUR ingeval het overlijden te wijten is aan een ongeval, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 28 van de WAP. Indien de aldus bekomen rente echter lager is dan 300 EUR, geïndexeerd conform de modaliteiten beschreven in artikel 28, § 2 van de WAP, wordt in plaats van de rente het kapitaal van 1.239 EUR of 2.478 EUR eenmalig uitbetaald. 2° Voor een aangeslotene van de solidariteitsregeling die eveneens aangesloten is bij het sectorale pensioenstelsel, de voortzetting van de werkgeversbijdragen voor dit pensioenstelsel op basis van een fictief dagloon berekend uitgaande van het bruto-uurloon van de functiecategorie "drager-beginneling" tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid of tijdens vergoede periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongeval of beroepsziekte, beginnend vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement.3° Voor een aangeslotene van de solidariteitsregeling die niet aangesloten is bij het sectorale pensioenstelsel, het spijzen van een levensverzekeringscontract afgesloten door de inrichter bij de pensioeninstelling, met bijdragen berekend op basis van een fictief dagloon berekend uitgaande van het bruto-uurloon van de functiecategorie "drager-beginneling" tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid of tijdens vergoede periodes van tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongeval of beroepsziekte, beginnend vanaf de inwerkingtreding van het solidariteitsreglement, en bijdragevoeten van 0,94 pct.in 2011 en 0,5 pct. vanaf 2012.

Dit levensverzekeringscontract is onderworpen aan artikelen 7, 8, § 5, 9, 10 en 21 van het pensioenreglement. Indien betrokken aangeslotene ten gevolge van een latere tewerkstelling bij een werkgever zoals bedoeld door artikel 1, 11° van het pensioenreglement, vooralsnog wordt aangesloten bij het pensioenstelsel, wordt de theoretische afkoopwaarde van dit contract als koopsom gestort op zijn pensioencontract.

Art. 9.De modaliteiten voor de toekenning van de solidariteitsprestaties zijn als volgt : 1° voor de prestatie vermeld onder artikel 8, § 1, 1° is (zijn) de begunstigde(n), behalve andersluidende wettelijke bepalingen, diegene(n) die aangeduid is (zijn) in artikel 10, 2° van het pensioenreglement. Om de solidariteitsuitkering voorzien in geval van overlijden te ontvangen dienen geen andere formaliteiten vervuld dan deze voorzien in artikel 7 van het pensioenreglement.

Aanvragen die meer dan vijf jaar na de datum van het overlijden van de betrokkene worden ingediend komen niet meer in aanmerking voor de bedoelde solidariteitsprestatie. Uitkeringen zijn onderworpen aan de wettelijke afhoudingen voor sociale lasten, belastingen en taksen. 2° de prestaties vermeld onder artikel 8, § 1, 2° en 3° worden vereffend zonder dat de aangeslotene hiertoe een aanvraag moet indienen. Wijzigingsrecht

Art. 10.Dit solidariteitsreglement kan worden gewijzigd en zelfs worden opgeheven door de inrichter.

De solidariteitstoezegging geeft geen aanleiding tot de vestiging van verworven rechten noch in geval van uittreding, zoals bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement, noch in geval van wijziging of opheffing van het solidariteitsreglement.

De bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 11.De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige solidariteitsregeling slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze regeling. De inrichter en de solidariteitsinstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Wijzigingen van solidariteitsinstelling en overdrachten

Art. 12.Een wijziging van de solidariteitsinstelling en de eventueel hiermee verbonden overdracht van reserves zijn onderworpen aan de voorwaarden bepaald door artikelen 34 tot en met 37 van de WAP. In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA in over de wijziging van solidariteitsinstelling.

Opheffing

Art. 13.Ingeval van opheffing van het sociaal sectoraal pensioenstelsel of van het solidariteitstelsel zullen de overblijvende middelen van het solidariteitsfonds, of naargelang, de overblijvende middelen die het financieringsfonds bevat met betrekking tot het solidariteitsstelsel, na aftrek van de provisies voor lopende solidariteitsprestaties en voor te voorziene kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsstelsel, in geen geval worden teruggestort aan de inrichter. Zij zullen worden toegekend onder vorm van een uitzonderlijke bijdrage aan de pensioenregeling ten bate van alle aangeslotenen die bij de opheffing van het sociaal sectoraal pensioenstelsel of van het solidariteitsstelsel voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 van het pensioenreglement. Deze uitzonderlijke bijdrage wordt voor elke aangeslotene berekend in verhouding tot de verworven reserve waarover hij beschikt in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP. Indien er geen overschot is, maar er voldoende middelen overblijven voor de lopende prestaties, zullen deze worden uitgevoerd ongeacht of er voldoende activa overblijven om de te voorziene kosten te dekken.

Indien er onvoldoende middelen overblijven om de hangende prestaties volledig uit te keren worden zij pro rata verminderd en eventueel geannuleerd. In beide laatste gevallen neemt de oprichter hetzij het saldo van de kosten hetzij het geheel van de kosten in verband met de opheffing van het solidariteitsfonds te zijnen laste.

Aanvang

Art. 14.Dit solidariteitsreglement vangt aan op 1 januari 2011 en wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 april 2013.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^