Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 augustus 1998
gepubliceerd op 11 september 1998

Koninklijk besluit betreffende de voor de bouw bestemde producten

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1998014214
pub.
11/09/1998
prom.
19/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/19/1998014214/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit betreffende de voor de bouw bestemde producten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het voorliggend ontwerp geeft uitvoering aan de wet van 25 maart 1996 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten (hierna : de richtlijn).

Voor een uiteenzetting over de historiek van deze wet alsmede van de richtlijn die eraan ten grondslag ligt, over de doelstellingen en over de methodes om deze te bereiken, wordt verwezen naar de Memorie van toelichting bij de wet.

De onderlinge overeenstemming van de richtlijn en het koninklijk besluit blijkt uit de tabellen in bijlage.

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1.

Dit artikel geeft een bepaling van de sleutelbegrippen van de richtlijn. Daarbij werd zoveel mogelijk een beroep gedaan op de definities die de richtlijn zelf geeft.

Het begrip 14° "verklaring van overeenstemming" werd ingevoerd als overkoepelend begrip voor het conformiteitscertificaat (15°) en de fabrikantenverklaring (16°), conform de terminologie van Bijlage III van de richtlijn.

Artikel 2.

Dit artikel omschrijft op eerder omslachtige wijze - zoals de richtlijn dat doet - de werkingssfeer.

Het toepassingsgebied van het besluit werd nader omschreven in de verklaringen te voegen bij de notulen van de Europese Ministerraad : « De Raad en de Commissie verklaren dat, met het oog op een nadere precisering voor bepaalde talen, men dient nota te nemen van het feit dat eveneens behoren tot de bouwproducten : de installaties en voorzieningen en delen daarvan voor de verwarming, de klimaatregeling, de ventilatie, de waterafvoer, de electriciteitsvoorziening en het opslaan van stoffen die een risico inhouden voor het leefmilieu, evenals de geprefabriceerde werken die als dusdanig verkocht worden zoals bijvoorbeeld geprefabriceerde huizen, garages en silo's. ».

Uit par. 1.3.1. « Bouwwerken » in de « Mededeling van de Commissie betreffende de basisdocumenten van de richtlijn 89/106/EEG van de Raad », Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, C 62, 37e jaargang, 28 februari 1994, blz. 7 blijkt overigens dat : « Onder een bouwwerk wordt verstaan datgene wat gebouwd wordt of voortkomt uit bouwwerkzaamheden en dat vast in de grond verankerd is.

Deze term omvat zowel gebouwen als weg- en waterbouwkundige werken. In de basisdocumenten worden bouwwerken ook aangeduid als werken.

Bouwwerken omvatten onder andere : woningen, gebouwen ten behoeve van de industrie, commercie, administratieve doeleinden, gezondheidszorg, onderwijs, recreatie en landbouw, bruggen, wegen en hoofdwegen, spoorwegen, leidingnetten, stadions, zwembaden, kaden, perrons, dokken, sluizen, kanalen, dammen, watertorens, tanks, hoogspanningsmasten, tunnels, enz.

Het besluit is slechts toepasselijk voor zover « fundamentele voorschriften » voor « werken » daarmee in verband staan. Beide termen worden omschreven in artikel 1. Uit de samenlezing met het eerste lid van bijlage I blijkt bovendien dat die fundamentele voorschriften « vastgelegd » moeten zijn. Dit vloeit reeds impliciet reeds voort uit de omstandigheid dat zij met werken « in verband » moeten staan, maar kan niet voldoende onderstreept worden.

Artikel 3.

De producten mogen slechts dan in de handel gebracht worden wanneer zij voor het beoogde doel geschikt zijn (omzetting van artikel 2.1 van de richtlijn). Deze geschiktheid heeft in deze context een bijzondere betekenis : ze houdt in dat het product de nodige eigenschappen moet bezitten opdat de werken waarin zij worden gebruikt, op voorwaarde dat zij behoorlijk ontworpen en uitgevoerd zijn, kunnen voldoen aan de fundamentele voorschriften.

Er kan niet voldoende benadrukt worden dat de richtlijn geenszins de verplichting oplegt werken aan regelingen te onderwerpen waarin de voorvermelde fundamentele voorschriften zijn opgenomen. Doet een Lid-Staat dat toch, dan dient hij zich te beperken tot de zgn. fundamentele voorschriften en treedt het richtlijnmechanisme in werking, wat ondermeer inhoudt dat de Lid-Staat zich van het geharmoniseerd Europees instrumentarium dient te bedienen.

Artikel 4.

Steeds op voorwaarde dat de werken waarin de producten worden gebruikt kunnen voldoen aan de fundamentele voorschriften worden producten die de CE-markering dragen geacht geschikt te zijn voor gebruik. Het merkteken schept aldus een vermoeden van gebruiksgeschiktheid (omzetting van artikel 4.2 van de richtlijn).

Artikel 5.

De CE-markering geeft aan dat de producten in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen, Europese technische goedkeuringen of erkende nationale technische specificaties (eerste drie gevallen).

Artikel 1, 11° definieert « technische specificaties » als « normen en technische goedkeuringen ». « Nationale » betekent hier dus nationale normen of technische goedkeuringen, dit wil zeggen uitgegeven resp. afgeleverd door instellingen daarvoor aangewezen door de Lid-Staten.

Voor de normalisatie zijn dat de NBN-normen uitgegeven door het BIN - Belgisch Instituut voor Normalisatie. Voor de technische goedkeuringen is dit de ATG-procedure, verzorgd door het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en de Gewesten.

Het vierde geval heeft betrekking op de hypothese waarin een fabrikant niet of slechts gedeeltelijk de bestaande technische specificaties heeft toegepast. Het product wordt alsdan beoordeeld via een type-onderzoek door een daarvoor volgens de procedure van art. 18 van de richtlijn erkende instantie.

Artikel 6.

Artikel 6 legt de verantwoordelijkheid en het initiatiefrecht om de CE-markering te gebruiken bij de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde.

Artikel 7.

Bijlage II van het ontwerp beantwoordt volledig aan bijlage III van de richtlijn.

Artikel 8.

Artikel 8 voorziet in een bijzonder regime voor vanuit gezondheids- en veiligheidsoogpunt weinig belangrijke producten : enerzijds moeten deze producten slechts conform de regels van goed vakmanschap bevonden worden, anderzijds mogen zij de CE-markering niet dragen.

Artikel 9.

De naleving van de voorwaarden door de fabrikant geeft hem het recht zijn producten op de Europese markt te brengen. Dit houdt in dat het gebruik van deze producten niet belemmerd mag worden.

Artikel 9, 2e lid, breidt het toepassingsgebied van de richtlijn aanzienlijk uit. Tot nog toe evenwel heeft de Commissie alleen de harmonisatie van de overheidsreglementeringen in stricte zin ondernomen en blijft deze uitbreiding vooralsnog in het vage. Daarom werd de formulering van de richtlijn letterlijk overgenomen.

Dit impliceert dat, bij het operationeel worden van de CE-markering als gevolg van de publicatie van een Europese geharmoniseerde technische specificatie voor een gegeven productfamilie, de specificaties voor overheidsopdrachten wèl de nodige voorzieningen moeten bevatten om het gebruik van de producten op deze basis toe te laten. Die specificaties moeten evenwel de nodige bijkomende eisen inhouden inzake bijkomende technische prestaties, inzake het eisenniveau van de geharmoniseerde productkenmerken en inzake de supplementaire garanties qua attestering van de overeenkomst, die voortvloeien uit de gerechtvaardigde noden van de opdrachtgever.

Artikel 10.

Het ontwerp voorziet als basisoptie dat de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, gelast wordt met alle maatregelen betreffende het op de markt brengen of het uit de markt nemen van producten, en het bijbehorende markttoezicht; de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, wordt gelast met alle bouwtechnische en bouwspecifieke aangelegenheden.

In artikel 10 betreft het een overgangsvoorziening, nl. het tijdelijk behoud van bestaande nationale regelingen naast nieuwe Europese regelingen, zoals voorzien in art. 6.2 van de richtlijn. De overheid (federaal of regionaal) die bevoegd is voor een bestaande regeling geeft te kennen dat zij dit al dan niet noodzakelijk acht en conform hiermee worden de passende maatregelen genomen.

Artikel 11.

Dit artikel vult de overgangsregelingen aan met de voorziening dat de in België bestaande technische type-voorschriften van toepassing blijven, resp. worden, evenals de bijhorende attesteringsprocedures voor de overeenkomst van de producten als voorbereiding op de komende Europese systematiek.

De verwijzing naar de NBN-normen en naar de ATG-technische goedkeuringen, en de mogelijke invoering van een verplichte Benor- of ATG-markering is te voorzien, samen met alternatieve mogelijkheden voor erkenning van gelijkwaardige conformiteitsattesteringen, als dit uit de aard der zaak nodig is. In de andere gevallen worden de Benor- of ATG-markeringen aangenomen als mogelijke vorm voor het attesteren van de overeenstemming.

Een aangewezen maar niet enige vorm voor de invoering hiervan zijn de basisnormen voorzien in art. 3 van de Wet.

Voor wat betreft het tweede lid van artikel 11 bedoelt de richtlijn uiteraard de producten afkomstig uit andere Lid-Staten maar het is duidelijk dat, wat geldt voor producenten uit andere landen, ook voor Belgische producenten moet kunnen gelden.

Artikel 13 tot en met 16.

Aangezien de fundamentele voorschriften betrekking hebben op werken terwijl de CE-markering de producten betreft, is het nodig, bij afwezigheid van normen, een goedkeuringsprocedure te voorzien die de firma's in de gelegenheid stelt de gebruiksgeschiktheid van hun producten officieel te laten vaststellen.

Dit is bijzonder belangrijk voor innoverende producten en voor producten die om welke reden dan ook beduidend afwijken van de normen.

Artikel 13, laatste alinea.

Jammer genoeg heeft de Nederlandstalige versie van de Europese richtlijn ook het woord « richtlijn » gebruikt voor « guide d'agrément ». Voor dit laatste moet dus steeds, om verwarring te vermijden, de volledige term « goedkeuringsrichtlijn » gebruikt worden.

Artikel 15, 2e alinea.

Vermits alleen Lid-Staten goedkeuringsinstanties kunnen aanduiden en wel alleen voor organismen die op hun grondgebied gevestigd zijn, zullen dit normaal alleen organismen van de Europese Unie zijn. Het is evenwel mogelijk dat er tussen de EU en derde landen « multilateral agreements » worden afgesloten waarbij ook organismen uit die landen in aanmerking komen.

Artikel 17 tot en met 20 Deze geven nader aan hoe de attestering van de overeenkomst van de producten met de technische specificaties verloopt.

Artikel 21 tot en met 24 De attestering van de overeenkomst vergt in de meeste gevallen de tussenkomst van onpartijdige, deskundige instanties voor beproeving, inspectie en/of certificering. De erkenning van deze instanties wordt hier geregeld.

Artikel 21, 3e lid, voorziet aanvullende erkenningsvoorwaarden die enerzijds zullen voortvloeien uit de geharmoniseerde technische productspecificaties die momenteel worden opgesteld, en anderzijds kunnen voortkomen uit het in België gevoerde kwaliteitsbeleid. De in het 4e lid voorziene accreditatie-eis is een voorbeeld hiervan, maar er kunnen ook specifieke beleidsdoelstellingen voor de bouw voorzien worden. Ook hier worden gepaste overgangsmaatregelen voorzien.

Artikel 21, 4e alinea.

Het art. 22, 1e alinea, bepaalt dat de accreditatie maar op termijn verplicht wordt. Er wordt dus begonnen zonder accreditatie en deze verplichting wordt operationeel telkens voor een productfamilie een beslissing terzake wordt genomen.

Artikel 24, 2e en 3e alinea.

Het betreft hier instellingen die een advies inzake gebruiksgeschiktheid moeten geven voor producten met laag risico, afwijkend van de normen. In deze eenvoudige gevallen is hiervoor geen technische goedkeuring vereist maar volstaat een proefprogramma door een daarvoor gekwalificeerde instelling, zij het dat dit natuurlijk heel wat delicater is dan een conformiteitstest.

Artikel 24 Voor producten met weinig risico's voor de openbare veiligheid en gezondheid wordt, in geval van afwijking van de normen, een eenvoudiger procedure voorzien om de gebruiksgeschiktheid aan te tonen, nl. het beroep op een daarvoor erkend laboratorium. De omslachtige formulering is deze van de richtlijn en om interpretatieverschillen te vermijden mag hiervan niet afgeweken worden.

Artikel 25.

Het ligt in de bedoeling voor het toezicht op het in de markt brengen van de producten zoveel mogelijk te steunen op de in de bouw bestaande procedures, zowel federaal als regionaal. Daarom wordt in het tweede lid de mogelijkheid geschapen om de betrokken ambtenaren toe te laten de nodige vaststellingen te doen. Optreden in uitvoering van de richtlijn is pas nodig als de naleving niet al op een andere wijze verzekerd is.

Artikel 26.

Deze bepaling zet de zgn. vrijwaringsclausule (art. 21) van de richtlijn om. Het kan gebeuren dat een product waarvoor een conformiteitsverklaring voorhanden is toch niet beantwoordt aan de reglementering.

Deze bepaling schept de mogelijkheid en zelfs de verplichting om voor dergelijke producten, al naar gelang het geval en rekening houdend met de ernst van de inbreuk, het gebruik van de CE-markering te verbieden, en de nog niet verkochte producten uit de markt te nemen, of het vrije verkeer ervan te beperken. Van de Lid-Staat wordt gevraagd dat zij de Commissie op de hoogte zou brengen van de maatregelen die zij neemt en de reden waarom zij dat doet.

De Commissie neemt dan onverwijld alle nodige maatregelen om de oorzaak van de niet-overeenstemming op te sporen en de passende maatregelen te nemen om dat soort situaties te vermijden.

Artikel 27 Daar waar art. 26 een leemte in de regelgeving op het oog heeft, dekt art. 27 de gevallen af waarin fabrikanten misbruik maken van de CE-markering.

Artikel 28 tot en met 31.

De « bijzondere procedures » zijn te beschouwen als een overgangsregime dat geldt zolang voor een bepaald product geharmoniseerde technische specificaties ontbreken. In dat geval erkent België de resultaten van de in een andere Lid-Staat overeenkomstig de bij haar geldende methoden. De erkenning van de instantie die de tests en controles verricht is er één die enkel geldt voor de bijzondere procedure.

Artikel 28 regelt de zaken voor Belgische producten die bestemd zijn voor het buitenland; art. 29 tot en met 31 regelt de analoge situatie voor producten uit EU-landen bestemd voor de Belgische markt.

Naar analogie met het gewone regime wordt de mogelijkheid voorzien om op te treden indien blijkt dat de tests en controles die de (buitenlandse) erkende instantie verricht in strijd zijn met de nationale voorschriften.

Artikel 29, 1e alinea. « Gelijkwaardig » is natuurlijk een zeer subjectief begrip, maar er bestaat een uitgebreide rechtspraak terzake van het Europees Gerechtshof. Ook is hiervoor verplicht overleg voorzien tussen de Lid-Staten en wordt bij verschil van mening de Europese Commissie ingeschakeld.

Artikel 30 handelt over een overgangsprocedure, waarbij de andere Lid-Staat vooraf eerst België moet raadplegen en waarbij België het laatste woord heeft als er gebruik gemaakt wordt van het gelijkwaardigheidsbeginsel.

Artikel 32.

Het toepassingsgebied van de richtlijn is zo ruim en het aantal betrokken instanties en nijverheden zo groot en verscheiden, dat het aangewezen is een overlegforum te voorzien voor alle uitvoeringsaspecten. Met het oog op de doeltreffendheid zowel als om vermenigvuldiging van adviesorganen te vermijden wordt deze bevoegdheid toegekend aan het bestaande adviesorgaan voor de nationale bouwtechnische kwaliteitszorg.

In dit verband is het nuttig ook te wijzen op het bestaan van het Samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Gewesten d.d. 17.6.1991 inzake bouwtechnische kwaliteitszorg, onder auspiciën waarvan de samenwerking in deze sector in verregaande mate gerealiseerd is. Dit akkoord voorziet in zijn art. 5 uitdrukkelijk zijn toepassing op alle internationale akkoorden inzake bouwtechnische kwaliteitszorg.

Voor wat betreft art. 32, 4e lid, 5° en 6°, dient opgemerkt dat dit de bijzondere overgangsprocedures betreft, gebaseerd op de naleving van de nationale voorschriften in resp. de landen van oorsprong en bestemming van de producten. Voor de erkenning van de instellingen gelden de voorzieningen terzake in die bestaande voorschriften en deze van art. 16 van de richtlijn.

Artikel 34 en 36 De huidige omzetting van de richtlijn door de Europese Commissie weerhoudt de type-bestekken voor overheidsopdrachten niet als « bestuursrechtelijke bepalingen » die onder de richtlijn vallen. Zij hoeven dus ook niet meegedeeld te worden. Uiteraard kan het evenwel alleen maar voordelig zijn ook in deze type-bestekken met de CE-markering zoveel mogelijk rekening te houden.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN

9 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit betreffende de voor de bouw bestemde produkten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 100 A en 189;

Gelet op de richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten, gewijzigd bij de richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 25 maart 1996 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten, inzonderheid op de artikelen 2, 3 en 4;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 augustus 1997 en 17 september 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 juni 1998;

Overwegende dat de Gewesten betrokken zijn bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Minister van Vervoer en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het verdrag : het verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap;2° de richtlijn : de richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake voor de bouw bestemde producten, gewijzigd bij de richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993.3° de Commissie : de Europese Commissie;4° het Comité : het Permanent Comité voor de Bouw, ingesteld door artikel 19 van de richtlijn;5° de Technische Commissie : de Technische Commissie voor de Bouw, opgericht bij het ministerieel besluit van 6 september 1991 tot inrichting van de technische goedkeuring en opstelling van type-voorschriften in de bouwsector;6° de IEC-werkgroep Bouw : de werkgroep « Bouw » opgericht binnen het kader van de Interministeriële Economische Commissie;7° de producten : voor de bouw bestemde producten, dit wil zeggen : producten die worden vervaardigd om blijvend deel uit te maken van werken;8° de werken : bouwwerken, dit wil zeggen, zowel gebouwen als kunstwerken;9° de fundamentele voorschriften : de eisen met betrekking tot werken die op de technische eigenschappen van een product invloed kunnen hebben;10° de basisdocumenten : de documenten waarin de fundamentele voorschriften concreet worden uitgewerkt en waarmee het vereiste verband wordt gelegd tussen de fundamentele voorschriften en de normalisatiemandaten, mandaten voor richtlijnen voor Europese technische goedkeuring of de erkenning van andere technische specificaties;11° de technische specificaties : de normen en technische goedkeuringen;12° de geharmoniseerde normen : de technische specificaties die door het « Comité européen de normalisation » of het « Comité européen de normalisation électrotechnique », dan wel door deze beide instanties zijn vastgesteld op grond van een door de Commissie verstrekt mandaat en die gepubliceerd zijn in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen;13° de Europese technische goedkeuring : de positieve technische beoordeling van de bruikbaarheid van een product voor het beoogde doel op grond van de vaststelling dat voldaan is aan de fundamentele voorschriften voor werken waarin het product wordt toegepast;14° de verklaring van overeenstemming : de verklaring dat een product voldoet aan de voorschriften van een technische specificatie;15° het conformiteitscertificaat : het document uitgegeven overeenkomstig de regels van een certificatiesysteem, dat met voldoende mate van vertrouwen aangeeft dat een naar behoren geïdentificeerd product, proces of dienst in overeenstemming is met een bepaalde Europese geharmoniseerde technische specificatie;16° de fabrikantenverklaring : verklaring afgeleverd door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, dat de producten voldoen aan de voorschriften van een technische specificatie in de zin van artikel 5 van dit besluit.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op producten, voor zover de fundamentele voorschriften voor werken daarmee in verband staan.

Bijlage I geeft de fundamentele voorschriften voor werken weer die op de technische eigenschappen van een product van invloed kunnen zijn.

Eén, sommige of al deze voorschriften kunnen van toepassing zijn, daaraan moet gedurende een economisch redelijke levensduur worden voldaan.

Art. 3.Producten die voor verwerking in werken bestemd zijn, mogen slechts dan in de handel gebracht worden als zij geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Producten zijn geschikt voor het beoogde gebruik, als zij zodanige eigenschappen bezitten dat de werken waarin zij moeten worden verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, indien behoorlijk ontworpen en uitgevoerd, kunnen voldoen aan de fundamentele voorschriften.

De vorige leden gelden voor zover die werken onderworpen zijn aan regelingen waarin die voorschriften zijn opgenomen.< »>

Art. 4.Er wordt van uitgegaan dat de producten geschikt voor gebruik zijn, als zij van zodanige aard zijn dat de werken waarin zij worden gebruikt, mits behoorlijk ontworpen en gebouwd, kunnen voldoen aan de fundamentele voorschriften en de producten de CE-markering dragen. HOOFDSTUK II. - De CE-markering

Art. 5.De CE-markering geeft aan dat de producten in overeenstemming zijn met : 1° de nationales normen die de geharmoniseerde normen omzetten en waarvan de referenties in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn gepubliceerd;2° de Europese technische goedkeuringen, of 3° voor zover er geen geharmoniseerde specificaties bestaan, de nationale technische specificaties waarvan de Commissie de Lid-Staten ter kennis heeft gebracht dat deze geacht worden in overeenstemming te zijn met de fundamentele voorschriften, of 4° de type-onderzoeken volgens de in artikel 17 vermelde procedure. De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, maakt in het Belgisch Staatsblad de referenties bekend van de Belgische technische specificaties die geacht worden in overeenstemming te zijn met de fundamentele voorschriften.

Indien producten met betrekking tot andere aspecten onder andere communautaire richtlijnen vallen, geeft de CE-markering aan dat eveneens voldaan is aan de voorschriften van die richtlijnen.

Art. 6.De fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde is verantwoordelijk voor het aanbrengen van de CE-markering op het product zelf, op een daarop aangebracht etiket, op de verpakking van het product of op de begeleidende handelsdocumenten.

Art. 7.Het model van de CE-markering en de voorwaarden voor het gebruik ervan staan in bijlage II.

Art. 8.Producten die op het vlak van de volksgzondheid en de veiligheid een geringe rol spelen, mogen op de markt gebracht worden mits een verklaring van overeenstemming met de regels van goed vakmanschap die door de fabrikant afgegeven wordt. Dit geldt slechts in zover die producten voorkomen op een lijst die de Commissie in overleg met het Comité opstelt en beheert.

Deze producten mogen de CE-markering niet dragen

Art. 9.Het vrije verkeer, het in de handel brengen en het gebruik van producten die in overeenstemming zijn met dit besluit, mag niet belemmerd worden.

Het gebruik van deze producten voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, mag niet worden belemmerd door regelingen of voorwaarden opgelegd door overheidsorganen of door particuliere instellingen die hetzij als overheidsbedrijf hetzij op grond van een monopoliepositie als overheidsorgaan optreden.

Wanneer in de Europese geharmoniseerde technische specificaties zelf of in de basisdocumenten een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende klassen met verschillende prestatieniveaus, mogen de bestuursrechtelijke bepalingen de prestatieniveaus uitsluitend vastleggen in het kader van de op Europees gemeenschapsniveau aangenomen indelingen en uitsluitend met gebruik van alle, enkele of één klasse(n).

Art. 10.De Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, verleent de toestemming voor het in de handel brengen van producten die niet beantwoorden aan de Europese geharmoniseerde technische specificaties van artikel 5 (eerste drie gevallen), indien deze in overeenstemming zijn met nationale bepalingen welke conform het Verdrag zijn, totdat de Europese geharmoniseerde technische specificaties anders bepalen.

Als tijdens diezelfde periode met de nodige documenten wordt bewezen dat een product voldoet aan evenwaardige beproevings- en klasseringsmethoden in een andere Lid-Staat van de Europese Unie, wordt dit product geacht te voldoen aan de technische specificaties vastgesteld in dit besluit.

De Minister verleent de voormelde toestemming overeenkomstig de beslissing tot het behouden van de betrokken nationale bepalingen genomen door de bevoegde overheid. Hij stelt de vormen en de procedures vast voor het afleveren van de toestemming.

Art. 11.De technische specificaties vervat in de bestuurlijke bepalingen inzake voor de bouw bestemde producten, in de NBN-normen gepubliceerd door het Belgisch Instituut voor Normalisatie en in de leidraden voor de ATG-technische goedkeuring gepubliceerd door het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, zijn van toepassing zolang zij niet vervangen zijn door technische specificaties die uitvoering geven aan de richtlijn. Tot zolang wordt ervan uitgegaan dat producten die de BENOR- en ATG-markeringen dragen, aan deze specificaties voldoen.

Als tijdens diezelfde periode met de nodige documenten wordt bewezen dat een product voldoet aan evenwaardige beproevings- en klasseringsmethoden in een andere Lid-Staat van de Europese Unie, wordt dit onder dezelfde voorwaarden aanvaard.

Art. 12.Het is verboden producten of hun verpakkingen te voorzien van merktekens die kunnen worden verward met de CE-markering. HOOFDSTUK III. - De Europese technische goedkeuring

Art. 13.De Europese technische goedkeuring kan worden verleend 1° voor producten waarvoor geen geharmoniseerde norm, erkende nationale norm of mandaat voor een geharmoniseerde norm bestaat en waarvoor naar de opvatting van de Commissie, na raadpleging van het Comité, geen of nog geen norm kan worden opgesteld.2° voor de producten die aanzienlijk afwijken van geharmoniseerde of erkende nationale normen. Zelfs als een mandaat voor een geharmoniseerde norm is afgegeven, sluit hetgeen voorafgaat niet uit dat een Europese technische goedkeuring wordt verleend voor producten waarvoor goedkeuringsrichtlijnen gelden als bedoeld in het laatste lid. Deze bepaling is van toepassing tot wanneer de geharmoniseerde norm in werking treedt.

Behoudens andersluidende bepaling bij het toekennen, wordt de Europese technische goedkeuring verleend voor een periode van vijf jaar die verlengd kan worden.

De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, maakt in het Belgisch Staatsblad de referenties bekend van de richtlijnen voor de Europese technische goedkeuring.

Art. 14.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, wijst de instanties aan die gemachtigd zijn tot het verlenen van Europese technische goedkeuringen.

Deze instanties moeten voldoen aan de bepalingen van dit besluit. Zij moeten inzonderheid in staat zijn : 1° de bruikbaarheid van nieuwe producten op grond van wetenschappelijke en praktische kennis te beoordelen;en 2° een beslissing te nemen zonder zich te laten leiden door de belangen van de betrokken fabrikanten of hun gemachtigden;3° de bijdragen van de betrokken partijen in een evenwichtige beoordeling samen te vatten. De Minister deelt aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie naam en adres mee van de gemachtigde instanties.

Art. 15.De Europese technische goedkeuring wordt afgegeven op aanvraag van de fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde en overeenkomstig de gemeenschappelijke procedurevoorschriften betreffende de indiening van de aanvraag en het voorbereiden en afleveren van de goedkeuringen. Deze voorschriften worden opgesteld door de organisatie waarin de daartoe gemachtigde instanties verenigd zijn en aangenomen door de Commissie op het advies van het Comité.

Een aanvraag om goedkeuring kan slechts bij één daartoe gemachtigde instantie worden ingediend. De kosten van de procedure voor de Europese technische goedkeuring komen, overeenkomstig de regelingen van de aangewezen goedkeuringsinstantie, ten laste van de aanvrager.

Art. 16.De gemachtigde instanties publiceren de Europese technische goedkeuringen. Zij stellen de andere gemachtigde instanties daarvan in kennis. Als een gemachtigde instantie daarom verzoekt, wordt haar een volledige set verstrekt van de documenten die voor de staving van een goedkeuring hebben gediend. HOOFDSTUK IV. - De verklaring van overeenstemming

Art. 17.De fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde is verantwoordelijk voor de verklaring dat een product overeenstemt met een technische specificatie.

De verklaring van overeenstemming geeft de fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde het recht de CE-markering aan te brengen op het product zelf, op een daaraan bevestigd label, op de verpakking of op de begeleidende handelsdocumenten.

Art. 18.Producten waarvoor een verklaring van overeenstemming is afgegeven, worden geacht in overeenstemming te zijn met de technische specificaties.

De verklaring van overeenstemming gebeurt overeenkomstig de beslissing van de Commissie voor de betrokken productfamilie en aanwendingen.

De verklaring van overeenstemming moet worden voorgelegd in de officiële taal (talen) van de plaats van bestemming van het product.

Art. 19.De procedures voor de verklaring van overeenstemming zijn opgenomen in bijlage II. Voorwaarde voor de verklaring van overeenstemming van een product is : 1° dat de fabrikant in de fabriek een productiecontrolesysteem heeft dat waarborgt dat het product in overeenstemming is met de technische specificaties terzake, of 2° dat voor bepaalde producten, aangegeven in de technische specificaties terzake, naast het productiecontrolesysteem in de fabriek, een terzake erkende certificatie-instantie wordt ingeschakeld bij de beoordeling en bewaking van de controle van de productie of van het product zelf. In het geval vermeld onder 1°, stelt de fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde een fabrikantenverklaring op voor het product.

In het geval vermeld onder 2°, geeft de erkende certificatie-instanties een conformiteitscertificaat af voor het systeem van productiecontrole en toezicht of voor het product.

Art. 20.Bij stukproductie volstaat de verklaring van overeenstemming waarvan sprake in bijlage II, punt 2, ii), derde mogelijkheid, tenzij in de technische specificaties anders is bepaald voor producten die van zeer grote invloed zijn op gezondheid en veiligheid.

Art. 21.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, erkent de inspectie- en certificeringsinstanties en de testlaboratoria voor de taken die te verrichten zijn op het gebied van de technische goedkeuringen, de conformiteitscertificaten, de inspecties en de tests.

De Minister stelt de procedures vast voor de erkenning van en het toezicht op de inspectie- en certificeringsinstanties en de testlaboratoria.

Om erkend te worden en te blijven moeten de instanties en laboratoria voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden : 1° beschikbaarheid van personeel, alsmede van de nodige middelen en uitrusting;2° technische bekwaamheid en professionele integriteit van het personeel;3° onpartijdigheid van het kaderpersoneel en van het technische personeel bij het uitvoeren van proeven, het opstellen van verslagen, het afgeven van certificaten en het uitoefenen van het toezicht door dit besluit voorgeschreven ten aanzien van alle kringen, groeperingen en personen die rechtstreeks of indirect belangen hebben op het gebied van voor de bouw bestemde producten;4° bewaring van het beroepsgeheim door het personeel;5° afsluiten van een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering. De instanties en laboratoria moeten geaccrediteerd zijn op basis van de wet van 20 juli 1990 inzake de accreditatie van certificerings- en inspectie-instanties en testlaboratoria.

De Minister kan aanvullende erkenningsvoorwaarden vaststellen om rekening te houden met de noodwendigheden op het gebied van de technische specificaties en het kwaliteitsbeleid.

De Minister deelt aan de Commissie naam en adres van deze instanties en laboratoria mede. Hij deelt eveneens mede welke producten onder hun bevoegdheid vallen en de aard van de taken die hen zijn opgedragen.

Art. 22.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, stelt de periode vast waarna de verplichting tot accreditatie ingaat.

Hij houdt daarbij rekening met het programma dat toelaat een progressieve overeenstemming per product-type en per technologie te verwezenlijken.

Hij neemt zijn beslissing in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en na advies van de Technische Commissie.

Art. 23.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, wijst in overleg met de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en na advies van de Technische Commissie, de ambtenaren aan die hij belast met het toezicht op de erkende instanties en laboratoria. Zij brengen bij de Minister die de Infrastructuur tot zijn bevoegdheid heeft verslag uit over het functioneren van de erkende instanties en laboratoria wat de hen opgedragen taken betreft en over het blijven voldoen aan de voorwaarden op grond waarvan de erkenning werd verleend.

De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, schorst of trekt de erkenning in als de erkende instanties of laboratoria niet meer voldoen aan de opgelegde voorwaarden.

Art. 24.Als een fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gemachtigde niet of slechts gedeeltelijk de technische specificaties heeft toegepast op grond waarvan het product het voorwerp moet uitmaken van een verklaring van overeenstemming als omschreven in bijlage II, punt 2, onder ii), tweede en derde mogelijkheid, wordt de bruikbaarheid van een dergelijk product in de zin van artikel 3 vastgesteld volgens de procedure van het type-onderzoek overeenkomstig bijlage II, punt 2, onder ii), tweede mogelijkheid.

De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, erkent de testlaboratoria die belast kunnen worden met het vaststellen van de bruikbaarheid.

Hij stelt de erkenningsprocedures vast. De erkenning geeft de taken aan waarvoor het laboratorium erkend is. HOOFDSTUK V. - Toezicht en ambtshalve maatregelen

Art. 25.De ambtenaren van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid en van Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken zijn bevoegd om de overtredingen vermeld in artikel 33 op te sporen en vast te stellen.

Zijn eveneens met die opdrachten belast, de ambtenaren door Ons aangewezen op de voordracht van de overheden die bevoegd zijn voor het vaststellen van fundamentele voorschriften voor werken of van voorschriften inzake producten.

In de uitvoering van hun opdracht kunnen deze ambtenaren een beroep doen op deskundigen of op instanties erkend krachtens onderhavig besluit.

Art. 26.Als vastgesteld wordt dat een conform dit besluit bevonden product niet voldoet aan de eisen van de artikelen 3 en 4, brengt de overheid die de vaststelling heeft gedaan de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren daarvan op de hoogte. Hij is bevoegd om het product uit de markt te nemen, het op de markt te brengen ervan te verbieden of het vrije verkeer ervan te beperken.

Indien nodig raadpleegt hij de Technische Commissie.

De Minister stelt de Commissie onverwijld van die maatregel in kennis, met opgave van de redenen van haar beslissing. Zij deelt in het bijzonder mee of het niet-conform zijn voortvloeit uit : 1° het niet-naleven van artikel 3;2° een verkeerde toepassing van de technische specificatiies;3° een leemte in de technische specificaties zelf.

Art. 27.Als vastgesteld wordt door één der ambtenaren hiertoe aangewezen, dat de CE-markering ten onrechte op een product werd aangebracht omdat blijkt dat dit product niet of niet meer aan dit besluit voldoet, verbiedt de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren het gebruik van de CE-markering. Hij waakt erover dat de onverkochte producten uit de handel genomen worden of dat de markering verwijderd wordt, totdat is vastgesteld dat het betrokken product opnieuw conform is.

De Minister brengt de overige Lid-Staten en de Commissie onverwijld op de hoogte van de vaststelling en van de maatregelen waarvan sprake in het eerste lid. Hij verstrekt daarbij alle kwalitatieve en kwantitatieve gegevens die nodig zijn om het product te identificeren. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere procedures

Art. 28.Als voor een bepaald product geen Europese technische specificaties overeenkomstig artikel 5 bestaan, erkent de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, de certificerings- en inspectie-instanties en laboratoria, op aanvraag en geval per geval, voor de uitvoering van de tests en controles overeenkomstig de bepalingen die terzake gelden in de Lid-Staat van bestemming van dat product.

De Minister regelt de procedure voor deze erkenning in overeenstemming met de voorschriften van de richtlijn en van de Staat van bestemming.

Art. 29.Als voor een bepaald product geen Europese technische specificaties overeenkomstig artikel 5 bestaan, aanvaardt de bevoegde overheid dit product als zijnde in overeenstemming met vigerende nationale bepalingen zodra dit product in de Lid-Staat van oorsprong voldaan heeft aan de tests en controles door een erkende instantie uitgevoerd overeenkomstig de methodes die in België worden voorgeschreven of die door de bevoegde overheid als gelijkwaardig worden erkend.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder « erkende instantie » verstaan, de instantie die in die Lid-Staat van oorsprong erkend is overeenkomstig artikel 16 van de richtlijn.

Art. 30.De verslagen en de verklaringen van overeenstemming waarvan sprake in artikel 29 hebben dezelfde waarde als de overeenkomstige Belgische documenten.

Art. 31.Als een erkende instantie de tests en controles niet overeenkomstig de geldende nationale voorschriften verricht, deelt de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort dit op verzoek van de overheid mede aan de Lid-Staat waar de instantie erkend is.

Als deze Lid-Staat de Minister niet binnen een passende termijn op de hoogte heeft gesteld van de maatregelen die hij heeft genomen of als de Minister die maatregelen ontoereikend acht, brengt hij de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren op de hoogte. Deze laatste kan het in de handel brengen en het gebruik van de betrokken producten verbieden of dit gebruik aan bijzondere voorwaarden onderwerpen. Indien nodig raadpleegt hij de Technische Commissie. Hij stelt de betrokken Lid-Staat en de Commissie hiervan in kennis. HOOFDSTUK VII. - De Technische Commissie voor de Bouw

Art. 32.De Technische Commissie geeft advies over alle kwesties die betrekking hebben op de toepassing van de richtlijn.

De Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, beslist inzake de volgende aangelegenheden, na advies van de Technische Commissie : 1° de vormen en procedures voor de aflevering van toestemmingen voor het in de handel brengen van producten die niet beantwoorden aan de Europese geharmoniseerde technische specificaties overeenkomstig art. 10; 2° het verbieden van het in de handel brengen van producten, het onderwerpen van het gebruik ervan aan bijzondere voorwaarden of het uit de handel nemen.In dringende gevallen is het advies niet vereist.

De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, beslist inzake de volgende aangelegenheden, na advies van de Technische Commissie : 1°de nationale technische specificaties die geacht worden in overeenstemming te zijn de fundamentele voorschriften, overeenkomstig art. 5, 3°; 2° de instanties waarvan sprake in artikel 14 die gemachtigd zijn tot het verlenen van Europese technische goedkeuringen;3° de instanties die gemachtigd zijn voor de vaststelling van de bruikbaarheid waarvan sprake in art.24; 4° de erkennings- en toezichtsprocedures voor de inspectie- en certificeringsinstanties en voor de testlaboratoria waarvan sprake in art.21; 5° de erkennings- en toezichtsprocedures voor de inspectie- en certificeringsinstanties en voor de testlaboratoria waarvan sprake in art.28; 6° de procedures voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van methoden voor tests en controles waarvan sprake in art.29.

Deze adviezen worden verleend door de plenaire Technische Commissie of, bij delegatie, door de door haar opgerichte gespecialiseerde groepen. Zij worden gegeven in de vormen door de Technische Commissie vastgesteld in haar inwendig reglement. De termijn voor het verlenen van adviezen wordt door de Minister vastgesteld en bedraagt in elk geval tenminste één maand. Als de termijn verstreken is, is het advies niet meer vereist.

Bij afwezigheid van de Technische Commissie worden de adviezen verleend door de IEC-werkgroep « Bouw ». HOOFDSTUK VIII. - Strafbare feiten

Art. 33.Voor de toepassing van artikel 4 van de wet van 25 maart 1996 worden als strafbaar feit aangewezen : 1° het aanbrengen van de CE-markering op producten die niet in overeenstemming zijn met dit besluit, op hun etiket, hun verpakking of de begeleidende handelsdocumenten;2° het in de handel brengen van producten die ten onrechte de CE-markering dragen;3° het in de handel brengen van producten die op de in artikel 8 vermelde lijst voorkomen terwijl geen verklaring werd afgegeven door de fabrikant of terwijl ze niet van die verklaring vergezeld zijn;4° het in de handel brengen van producten vermeld in artikel 10 zonder toestemming van de bevoegde Minister;5° de overtreding van het verbod van artikel 12;6° het verlenen van een Europese technische goedkeuring zonder daartoe gemachtigd te zijn;7° het vaststellen van de bruikbaarheid zonder daartoe gemachtigd te zijn;8° het afleveren van conformiteitscertificaten en het verrichten van inspecties en tests zonder daartoe erkend te zijn of terwijl de erkenning geschorst is;9° het op de markt brengen of het beschikbaar houden voor de verkoop van producten die krachtens dit besluit uit de handel werden genomen of niet op de markt mogen gebracht worden. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 34.De overheden bevoegd voor het vaststellen van eisen inzake producten, stellen de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, in kennis van hun bestuursrechtelijke bepalingen waarmee rekening moet gehouden worden bij het opstellen van de mandaten voor Europese geharmoniseerde technische specificaties.

Art. 35.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, brengt de Commissie op de hoogte als de in artikel 5, tweede lid, 1° en 2°, bedoelde geharmoniseerde normen of Europese technische goedkeuringen dan wel de mandaten vermeld in artikel 7 van de richtlijn, niet voldoen aan de gestelde eisen. Hij deelt de redenen daarvan mede.

De Minister brengt de Commissie eveneens op de hoogte als een bepaalde technische specificatie niet voldoet aan de gestelde eisen.

Art. 36.De overheden die bestuurlijke bepalingen inzake producten of werken vaststellen, delen de tekst daarvan mede aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort. De Minister brengt deze bepalingen ter kennis van de Commissie.

Art. 37.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, deelt aan de Commissie de tekst mede van de technische specificaties die hij in overeenstemming acht met de fundamentele voorschriften.

Art. 38.De Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, wijst de deskundigen aan die namens België zitting hebben in de technische commissies vermeld in artikel 12.1. van de richtlijn.

Art. 39.De Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en de Minister tot wiens bevoegdheid de Infrastructuur behoort, duiden elk hun vertegenwoordiger aan in het Comité.

Art. 40.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 41.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Vervoer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN

Bijlage I Fundamentele voorschriften De voor de bouw bestemde producten moeten kunnen dienen voor de uitvoering van werken die (als geheel en in gedeelten) mede uit economisch oogpunt voor gebruik geschikt zijn en daartoe voldoen aan de volgende fundamentele voorschriften, voor zover die zijn vastgelegd. Aan deze voorschriften moet bij normaal onderhoud gedurende een economisch relevante levensduur worden voldaan. Bij de voorschriften wordt normaliter uitgegaan van inwerking van voorspelbare invloeden. 1. Mechanische sterkte en stabiliteit Het werk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat de krachten die er tijdens de bouw en het gebruik op kunnen inwerken geen van de volgende effecten veroorzaken : a) instorting van het gehele werk of van een deel daarvan;b) aanzienlijke vervorming die meer dan toelaatbaar is;c) schade aan andere delen van het werk of inrichtingen of installaties als gevolg van aanzienlijke vervorming van de dragende constructie;d) schade door een gebeurtenis die niet in verhouding staat tot de oorspronkelijke oorzaak.2. Brandveiligheid Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat bij brand : - het draagvermogen van het bouwwerk gedurende een bepaalde tijd behouden blijft, - het ontstaan en de ontwikkeling van vuur en rook binnen het bouwwerk zelf beperkt blijft, - de uitbreiding van de brand naar belendende bouwwerken beperkt blijft, - de bewoners het bouwwerk kunnen verlaten of anderszins in veiligheid kunnen worden gebracht, - de veiligheid van de hulpploegen in acht wordt genomen.3. Hygiëne, gezondheid en milieu Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat de hygiëne en de gezondheid van bewoners en omwonenden geen risico lopen door met name : - ontsnapping van giftige gassen, - aanwezigheid in de lucht van gevaarlijke deeltjes of gassen, - gevaarlijke straling, - verontreiniging en vergiftiging van water of bodem, - gebrekkige afvoer van afvalwater, rook en vast en vloeibaar afval, - vochtophoping in delen of op binnenwanden van het bouwwerk.4. Gebruiksveiligheid Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat het gebruik ervan of erin verrichte activiteiten geen onaanvaardbare risico's meebrengen, zoals uitglijden, vallen, botsen, brandwonden, elektrocutie of verwondingen door ontploffingen.5. Geluidshinder Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat het door bewoners en omwonenden waargenomen geluid op een zodanig niveau gehandhaafd blijft dat het hun gezondheid niet bedreigt en dat hun slaap, hun rust en hun werk daarvan geen nadeel ondervinden.6. Energiebesparing en warmtebehoud Het bouwwerk en de temperatuurregelings- en ventilatie-installaties moeten zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat een, gezien de plaatselijke klimatologische omstandigheden, gering energieverbruik voldoende is om het thermisch comfort van de bewoners te verzekeren. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN

Bijlage II Verklaring van overeenstemming met de technische specificaties 1. Conformiteitscontrolemethoden Bij de vaststelling van de procedure voor de verklaring van overeenstemming met de technische specificaties voor een product overeenkomstig artikel 13, moeten de volgende conformiteitscontrolemethoden worden gevolgd.Welke methoden worden gebruikt en in welke combinatie, hangt af van de eisen die worden gesteld aan dat bepaalde produkt of die bepaalde produktengroep, volgens de in artikel 13, leden 3 en 4,van de richtlijn genoemde criteria : a) type-onderzoek van het product door de fabrikant of erkende instantie;b) controles door de fabrikant of een erkende instantie, van de in de fabriek genomen monsters volgens een voorgeschreven controle-programma;c) steekproefsgewijze controle (audit-testing) door de fabrikant of een erkende instantie van de in de fabriek, op de markt of op de bouwplaats genomen monsters;d) controle door de fabrikant of een erkende instantie van monsters uit een voor levering gereed zijnde of reeds geleverde partij;e) productiecontrole in de fabriek;f) eerste inspectie door een erkende instantie, van de fabriek en van de productiecontrole in de fabriek;g) permanente bewaking, beoordeling en evaluatie (assessment), door een erkende instantie, van de productiecontrole in de fabriek. In deze richtlijn wordt onder « productiecontrole in de fabriek » verstaan de door de fabrikant uitgevoerde permanente interne productiecontrole. Alle door de fabrikant aangenomen elementen, eisen en bepalingen worden systematisch geregistreerd in de vorm van geschreven voorschriften en procedures.

Deze documentatie over het productiecontrolesysteem moet zorgen voor een ondubbelzinnige interpretatie van de kwaliteitsbewaking en maakt het mogelijk na te gaan of het produkt de vereiste eigenschappen heeft en of het productiecontrolesysteem doeltreffend is. 2. Systemen van verklaring van overeenstemming De verklaring van overeenstemming gebeurt overeenkomstig art.19 van dit K.B. i) Conformiteitscertificatie van het produkt door een erkende certificatie-instelling op basis van : a) (taken van de fabrikant) 1.productiecontrole in de fabriek; 2. extra controle van in de fabriek genomen monsters door de fabrikant, volgens een voorgeschreven controleprogramma; b)(taken van de erkende instantie) 3. type-onderzoek van het product;4. initiële inspectie van de fabriek en van de productiecontrole in de fabriek;5. permanente bewaking, beoordeling en goedkeuring van de productiecontrole in de fabriek;6. in voorkomend geval, steekproefsgewijze controle van in de fabriek, op de markt of op de bouwplaats genomen monsters. ii) Conformiteitsverklaring van de fabrikant voor het product op basis van : Eerste mogelijkheid : a) (taken van de fabrikant) 1.type-onderzoek van het product; 2. productiecontrole in de fabriek;3. indien mogelijk testen van in de fabriek genomen monsters volgens een voorgeschreven controleprogramma;b) (taken van de erkende instantie) 4.certificatie van de in de fabriek uitgevoerde productiecontrole op basis van : - de initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in de fabriek; - indien mogelijk, permanente bewaking, beoordeling en erkenning van de productiecontrole in de fabriek.

Tweede mogelijkheid : 1. type-onderzoek van het product door een erkend laboratorium;2. productiecontrole in de fabriek. Derde mogelijkheid : 1. type-onderzoek door de fabrikant;2. productiecontrole in de fabriek.3. Bij de verklaring van overeenstemming betrokken instanties De bij de verklaring van overeenstemming betrokken instanties kunnen op grond van hun taken als volgt worden ingedeeld : i) certificatie-instanties : dit zijn onpartijdige, al dan niet van de overheid afhankelijke instanties die de nodige deskundigheid en bevoegdheid bezitten om de conformiteitscertificering volgens de vastgestelde procedure- en beheersregels af te wikkelen; ii) inspectie-instanties : dit zijn onpartijdige instanties die over de nodige organisatie, personeel, deskundigheid en integriteit beschikken om volgens specifieke criteria taken te vervullen zoals evaluatie, aanbeveling tot goedkeuring, toezicht op de kwaliteitscontrole door de fabrikant, keuze en evaluatie van producten in situ of in het bedrijf of elders volgens specifieke criteria; iii) testlaboratoria : dit zijn laboratoria die de voor de prestaties van materialen of producten vereiste eigenschappen meten, onderzoeken, beproeven, ijken of op enige andere manier bepalen.

Voor de methoden i) en ii) (eerste mogelijkheid) van punt 2 kunnen de in punt 3, i) tot en met iii) omschreven taken door één inspectie-instantie of door verschillende instanties worden uitgevoerd, in welk geval de bij de verklaring van overeenstemming betrokken inspectie-instanties en/of testlaboratoria deze zaken onder auspiciën van de certificatie-instantie uitvoeren. 4. CE-markering, EG-conformiteitscertificaat, EG-conformiteitsverklaring.4. 1.CE-markering van overeenstemming - De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de volgende grafische vorm : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - Bij vergroting of verkleining van de markering moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen. - De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt. - De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de instantie die in de productiecontrolefase optreedt.

Aanvullende opschriften - De CE-markering gaat vergezeld van de naam of het merk van de fabrikant, de laatste twee cijfers van het jaar waarin de markering is aangebracht, waar nodig het nummer van het EG-conformiteitscertificaat en eventueel aanduidingen ter identificatie van de kenmerken van het product in samenhang met de technische specificaties. 4.2. EG-conformiteitscertificaat Het EG-conformiteitscertificaat van overeenstemming bevat met name : - naam en adres van de certificatie-instantie, - naam en adres van de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, - beschrijving van het product (type, identificatie, gebruik enz.), - bepalingen waaraan het product voldoet, - bijzondere voorwaarden voor het gebruik van het product, - nummer van het certificaat, - voorwaarden en duur van de geldigheid van het certificaat, indien van toepassing, - naam en status van degene die gemachtigd is het certificaat te ondertekenen. 4.3. EG-conformiteitsverklaring De EG-conformiteitsverklaring bevat met name : - naam en adres van de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde, - beschrijving van het product (type, identificatie, gebruik enz.), - bepalingen waaraan het product voldoet, - bijzondere voorwaarden voor het gebruik van het product, - nummer van de verklaring, - naam en adres van de erkende instantie, indien van toepassing, - naam en status van degene die gemachtigd is namens de fabrikant of diens gemachtigde de verklaring te ondertekenen. 4.4. Het EG-conformiteitscertificaat en de EG-conformiteitsverklaring moeten worden voorgelegd in de officiële taal (talen) van de Lid-Staat waar het produkt zal worden gebruikt.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : DeVice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Vervoer, M. DAERDEN

^