Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2003
gepubliceerd op 30 december 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en van het artikel 29, tweede lid van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009884
pub.
30/12/2003
prom.
19/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/19/2003009884/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en van het artikel 29, tweede lid van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, inzonderheid op de artikelen 29, tweede lid, en 30, § 2, derde lid, gewijzigd bij de wet van 22 april 2003, artikel 32, § 4, gewijzigd bij de wet van 26 maart 2003, en de artikelen 34ter en 34sexies ingevoegd bij de wet van 22 april 2003;

Gelet op de wet van 26 maart 2003 houdende de voorwaarden waaronder de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 maart 1991, 18 mei 1998 en 20 juli 2000;

Overwegende dat, in uitvoering van de wet van 26 maart 2003 houdende de voorwaarden waaronder de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen en de wet van 22 april 2003 houdende de samenstelling en de werking van dezelfde commissie, de regels inzake de procedure en de werking van de commissie gewijzigd dienen te worden;

Overwegende dat de bijdrage voorzien in artikel 29, tweede lid, van de wet van 1 augustus 1985, gewijzigd bij de wet van 22 april 2003, zonder uitstel aangepast moet worden, opdat deze bijdrage terug op het niveau zou gebracht worden van de bijdrage die gold voor de inwerkingtreding van de wet van 22 april 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op17 juli 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 september 2003;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 24 oktober 2003 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 36. 143/2 van de Raad van State, gegeven op 8 december 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, worden de woorden « de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden » vervangen door de woorden « de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden ».

In artikel 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « de commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden » vervangen door de woorden « de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden ».

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : « HOOFDSTUK II. - Maximumbedragen voor bepaalde kosten »

Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.De maximumbedragen als bedoeld in artikel 32, § 4, van de wet worden vastgesteld als volgt : - 4.000 EUR voor procedurekosten; - 2.000 EUR voor begrafeniskosten; - 1.250 EUR voor materiële kosten.

De commissie neemt de kosten vermeld in het eerste lid in aanmerking voor zover zij gestaafd worden door stukken. Een afschrift van de op tegenspraak gewezen rechterlijke beslissing waarin over de verschillende bestanddelen van de schade uitspraak wordt gedaan, kan evenwel volstaan. »

Art. 4.Artikel 2bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, wordt opgeheven.

Art. 5.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, worden de woorden « in het Ministerie van Justitie » vervangen door de woorden « bij de Federale Overheidsdienst Justitie ».

Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.In de gevallen bedoeld in artikel 30, § 3, eerste lid, van de wet bestaat een kamer uit drie leden : een magistraat die de kamer voorzit en twee leden die door de voorzitter van de commissie worden aangeduid uit de personen bedoeld in artikel 30, § 2, derde lid, van de wet.

In de gevallen bedoeld in artikel30, § 3, tweede lid, van de wet bestaat een kamer uit één lid : de voorzitter van de commissie of een ondervoorzitter. »; 2° het eerste lid van § 4 wordt vervangen als volgt : « De kamers die bestaan uit drie leden beslissen bij meerderheid van stemmen.»

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidende : « Art. 5bis . Naast de advocaten en ambtenaren bedoeld in artikel 30, § 2, derde lid, van de wet, kunnen personen die aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen als commissielid worden aangewezen : - ten minste vijf jaar nuttige professionele ervaring hebben inzake de beoordeling en begroting van ernstige lichamelijke of psychische schade van slachtoffers van misdrijven in een academische functie, in een medische functie, in een toegelaten verzekeringsonderneming, in een dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie of in een door de bevoegde overheid erkende instelling voor algemeen welzijnswerk of geestelijke gezondheidszorg; - houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift uitgereikt door een universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling; - de burgerlijke en politieke rechten genieten.

De functie van commissielid is onverenigbaar met de functie van secretaris of adjunct-secretaris, als bedoeld in artikel 30, § 2, zesde lid, van de wet, met de functie van gemachtigde van een overheidsinstelling of erkende vereniging, als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet, of met de functie van afgevaardigde van de Minister, als bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de wet.

Personen die voldoen aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden worden voorgedragen door een comité, dat is samengesteld uit de voorzitter en de secretaris van de commissie en een vertegenwoordiger van de Minister.

Personen die voldoen aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden en zich kandidaat wensen te stellen, richten daartoe een aangetekend schrijven aan de voorzitter van de commissie, met toevoeging van een afschrift van het diploma of studiegetuigschrift en van stukken waaruit de vereiste beroepservaring blijkt.

De kandidaten die volgens de stukken als bedoeld in het vierde lid in aanmerking komen, worden door de secretaris van de commissie uitgenodigd voor een gesprek met het comité. Tijdens dit gesprek wordt gepeild naar hun motivatie, hun vertrouwdheid met de problematiek van de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven en hun kennis van de wet als bedoeld in artikel 1, 1°. »

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidende : « Art. 5ter . Het mandaat van een lid van de commissie vervalt van rechtswege indien hij zich niet langer in de wettelijke voorwaarden bevindt om zijn mandaat uit te oefenen, of drie opeenvolgende keren zonder opgave van reden niet ingaat op de vraag van de voorzitter om te zetelen in een kamer. »

Art. 9.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Zij zijn gerechtigd op een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de Federale Overheidsdiensten. Zij worden daarbij gelijkgesteld met ambtenaren van rang 13, met uitzondering van de ambtenaren die in een andere rang zijn ingedeeld. »

Art. 10.In hoofdstuk IV, afdeling I, van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 9, 10 en 11, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 10 wordt vervangen als volgt : « Art.10. De voorzitter wijst elke zaak toe aan een kamer. » 2° artikel 11, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, wordt opgeheven.

Art. 11.Hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde besluit, bestaande uit artikel 12, artikel 13, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, artikel 14, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 maart 1991, artikel 15 en artikel 16, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 maart 1991, wordt vervangen als volgt : « Afdeling II. - Onderzoek van de aanvraag

Art. 11.De voorzitter van de kamer wijst voor elke zaak een verslaggever uit de leden van de kamer aan.

Het verslag als bedoeld in artikel 34bis, laatste lid, van de wet wordt goedgekeurd en medeondertekend door de verslaggever.

Art. 12.Het secretariaat vult het dossier aan en maakt het verslag op, overeenkomstig artikel 34bis, laatste lid, van de wet.

Het secretariaat maakt het dossier, met inbegrip van het verslag, over aan de Minister. De Minister beschikt over een termijn van dertig dagen om een advies in twee exemplaren uit te brengen en het dossier terug over te maken aan het secretariaat.

Het secretariaat maakt het verslag en het eventuele advies van de Minister over aan de verzoeker of zijn advocaat. De verzoeker beschikt over een termijn van dertig dagen om schriftelijk te reageren en in voorkomend geval het dossier aan te vullen.

Een kopie van de eventuele schriftelijke reactie van de verzoeker wordt overgemaakt aan de Minister.

Art. 13.De verslaggever kan bij een met redenen bekleed bevel, op gemotiveerd verzoek van de verzoeker of van de Minister, een verlenging toestaan van de termijnen vermeld in artikel 12, zonder dat zij negentig dagen mogen overschrijden.

Art. 14.De voorzitter van de kamer stelt de datum vast waarop de zaak wordt behandeld op een zitting als bedoeld in afdeling V. Deze datum wordt minstens vijftien dagen op voorhand ter kennis gebracht van de Minister en van de verzoeker en zijn raadsman, indien hij gehoord wenst te worden overeenkomstig artikel 34ter, tweede lid, van de wet. »

Art. 12.De artikelen 15 en 16, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 maart 1991, van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 13.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een afdeling IIbis ingevoegd, luidende : « Afdeling IIbis . - Bijzondere regels voor verzoeken om noodhulp

Art. 15.Het verslag wordt opgemaakt binnen de negentig dagen na ontvangst van het verzoekschrift, tenzij essentiële gegevens of stukken ontbreken.

Art. 15bis . Het verzoek wordt afgehandeld overeenkomstig de artikelen 12 en 14, zij het dat de termijnen bepaald in artikel 12, tweede en derde lid, herleid worden tot vijftien dagen en dat de termijn bepaald in artikel 14 herleid wordt tot acht dagen.

Ten laatste acht dagen na de datum als bedoeld in artikel 14 wordt over het verzoek om noodhulp een beslissing gewezen. »

Art. 14.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een afdeling IIter ingevoegd, luidende : « Afdeling IIter . - Bijzondere regels voor verzoeken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn

Art. 16.Indien het secretariaat het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, maakt het hiervan melding in zijn verslag.

Indien de Minister het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, vermeldt hij dit in zijn advies.

Art. 16bis . Indien het secretariaat in zijn verslag of de Minister in zijn advies het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, neemt de voorzitter als bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid, kennis van de zaak en bepaalt hij een datum voor behandeling overeenkomstig artikel 14.

De voorzitter doet als enig lid uitspraak over de onontvankelijkheid of de ongegrondheid. Indien hij van oordeel is dat de onontvankelijkheid of de ongegrondheid ernstig kan betwist worden, wordt de zaak terug overgemaakt aan de kamer aan dewelke ze was toegewezen overeenkomstig artikel 10, om te worden behandeld overeenkomstig de artikelen 12 tot 14. »

Art. 15.In artikel 29 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid van § 1 vervangen als volgt : « Indien de verzoeker of zijn advocaat aanwezig is op de zitting, overloopt de voorzitter van de kamer of de verslaggever de voornaamste elementen van de zaak."

Art. 16.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden het derde en het vierde punt vervangen als volgt : « 3° in voorkomend geval, de oproeping van de partijen en hun advocaat, hun aanwezigheid op de zitting alsook de eventuele bijstand door een gemachtigde als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet; 4° de datum van de uitspraak van de beslissing en de naam van het lid of de leden als bedoeld in artikel 5, § 1, die er over beraadslaagd hebben.»

Art. 17.In artikel 35 van hetzelfde besluit worden opgeheven : 1° § 1;2° de indeling in paragrafen.

Art. 18.In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « artikel 34, § 1, eerste lid, van de wet » vervangen door de woorden « artikel 34, eerste lid, van de wet »;2° in het vierde lid worden de woorden « een hulp » vervangen door de woorden « een financiële hulp ».

Art. 19.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° afdeling IX, bestaande uit de artikelen 39 en 40, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, en de artikelen 41 en 42, wordt opgeheven;2° afdeling X, bestaande uit artikel 43, wordt opgeheven;3° de afdelingen XI en XIbis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, worden de afdelingen IX en X.

Art. 20.In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen als volgt : " De adviezen of schriftelijke reacties als bedoeld in artikel 12 worden op het secretariaat tegen ontvangstmelding neergelegd of bij ter post aangetekende brief verzonden.

In het derde lid van hetzelfde artikel, worden de woorden « de conclusies of de stukken » vervangen door de woorden « de adviezen, schriftelijke reacties en stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid ».

Art. 21.In artikel 53bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Een vereniging kan worden erkend als vereniging als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet, indien zij aan de volgende voorwaarde voldoet : door de bevoegde gemeenschaps- of gewestelijke overheid erkend en gesubsidieerd zijn voor hulp- en dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven.

Het verzoek om erkenning wordt gericht aan de Minister, met toevoeging van stukken waaruit blijkt dat aan de in het eerste lid gestelde voorwaarde is voldaan.

De Minister, of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie, kan om bijkomende inlichtingen verzoeken, waarop schriftelijk wordt geantwoord.

De erkenning wordt verleend voor een termijn van zes jaar en kan worden hernieuwd. »; 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.In geval van stopzetting van de activiteiten of van de erkenning en subsidiëring als bedoeld in § 1, eerste lid, is de vereniging er toe gehouden dit binnen de dertig dagen aan de Minister of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie mee te delen."; 3° in § 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De erkenning wordt ingetrokken indien aan de voorwaarde bepaald in § 1, eerste lid, niet langer is voldaan.»; 4° in § 5 wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De erkenning wordt geschorst vanaf de kennisgeving voorzien in § 4, eerste lid, indien aan de voorwaarde bepaald in § 1, eerste lid, niet langer is voldaan.».

Art. 22.In artikel 54 van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel 39 van de wet » vervangen door de woorden « artikel 39, § 2, tweede lid, van de wet ».

Art. 23.In artikel 29, tweede lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, gewijzigd bij de wetten van 24 december 1993 en 22 april 2003, worden de woorden « een bedrag van 25 cent » vervangen door de woorden « een bedrag van 10 EUR ». HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding

Art. 24.Op 1 januari 2004 treden in werking : 1° de wet van 26 maart 2003 houdende de voorwaarden waaronder de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden een hulp kan toekennen;2° dit besluit. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^