Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2017
gepubliceerd op 06 februari 2018

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, wat de gelijkstelling van studieperiodes betreft. - Addendum

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2018010494
pub.
06/02/2018
prom.
19/12/2017
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, wat de gelijkstelling van studieperiodes betreft. - Addendum


In het Belgisch Staatsblad van 29 december 2017, eerste editie, pagina 116487, akte 2017/32135, wordt het bijgevoegde advies van de Raad van State ingevoegd.

RAAD VAN STATE Op 27 november 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Zelfstandigen verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, wat de gelijkstelling van studieperiodes betreft'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 30 november 2017.

De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Chantal BAMPS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Wim GEURTS, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Wendy DEPESTER, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried VAN VAERENBERGH, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 december 2017. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd "door het feit dat dit koninklijk besluit, voor wat betreft het pensioenstelsel van de zelfstandigen, de machtiging aan de Koning uitvoert opgenomen in de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen. Het voert op die manier voor het pensioenstelsel van de zelfstandigen de harmonisering van het in aanmerking nemen van het diploma in de pensioenberekening uit, een hervorming die in de drie pensioenstelsels (zelfstandigen, werknemers en ambtenaren) simultaan wordt uitgevoerd. Voor wat betreft het pensioenstelsel van de ambtenaren, maakt de hervorming het voorwerp uit van de voormelde wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten. Voor wat betreft het pensioenstelsel van de werknemers, zal een koninklijk besluit een andere machtiging uitvoeren die ook opgenomen is in de voormelde wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten. Gezien de hervorming in de drie pensioenstelsels in werking treedt op 1 december 2017, moeten ook de uitvoeringsbesluiten op die datum worden aangenomen en in werking treden. Bij ontstentenis, zal de hervorming niet volledig simultaan effectief zijn in de drie pensioenstelsels." 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe uitvoering te geven aan titel 4 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten `betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen', waarbij wordt beoogd de beginselen inzake de regularisatie van de studiejaren in het pensioenstelsel van de zelfstandigen in overeenstemming te brengen met de door titel 2 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten aangenomen beginselen inzake de regularisatie van de studiejaren in het pensioenstelsel van de openbare sector.Met het oog hierop worden wijzigingen aangebracht in het koninklijk besluit van 22 december 1967 `houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen'. 4. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit nr.72 van 10 november 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen' en artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie'. Die bepalingen luiden: "Art. 14 § 1. De loopbaan omvat de periodes van beroepsbezigheid als zelfstandige en de periodes van non-activiteit welke de Koning met de vorige gelijkstelt.

De Koning kan ook met periodes van beroepsbezigheid gelijkstellen, de periodes tijdens dewelke de zelfstandige studies heeft gedaan.

De gelijkstellingen bedoeld in deze paragraaf kunnen afhankelijk gemaakt worden van de betaling van een bijdrage. De Koning kan de voorwaarden bepalen waaronder die bijdrage kan terugbetaald worden." "

Art. 5.§ 3. De Koning bepaalt: 1° op welke wijze de bedrijfsinkomsten, op het ogenblik waarop over de pensioenaanvraag wordt beslist, aangepast worden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen;2° de fictieve inkomsten waarmee rekening dient te worden gehouden voor de tijdvakken die door de Koning worden gelijkgesteld ter uitvoering van artikel 14, § 1, van het koninklijk besluit nr.72." Daarnaast vinden de artikelen 6 en 13 van het ontwerp rechtsgrond in artikel 108 van de Grondwet, waaraan de Koning een algemene uitvoeringsbevoegdheid ontleent, gelezen in samenhang met artikel 35 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten. (1) In de aanhef van het ontwerp wordt ook nog verwezen naar artikel 33, 3°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967. Die bepaling vormt echter geen rechtsgrond voor het ontwerp.

Onderzoek van de tekst Aanhef 5.1. De aanhef van het ontwerp zal in overeenstemming moeten worden gebracht met hetgeen hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond van het ontwerp. 5.2. Bovendien dient in de aanhef de juiste datum van het advies van de inspecteur van Financiën en van het begrotingsakkoord te worden vermeld (resp. 3 januari 2017 en 12 januari 2017).

Artikel 5 6. In het ontworpen artikel 35, § 3, zesde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 wordt bepaald dat "[d]e ontvangstdatum van de aanvraag geldt als datum van het indienen van de aanvraag tot gelijkstelling".Uit de daaraan voorafgaande leden blijkt dat de betrokkene zijn aanvraag indient bij de sociale verzekeringskas en dat deze laatste de aanvraag onverwijld doorstuurt naar de RSVZ. De vraag rijst dan ook of de ontvangstdatum van de aanvraag door de sociale verzekeringskas, dan wel de ontvangst van de aanvraag door de RSVZ geldt als datum van het indienen van de aanvraag tot gelijkstelling.

Uit het verslag aan de Koning blijkt dat "[d]e ontvangstdatum van de aanvraag tot gelijkstelling door het sociaal verzekeringsfonds" geldt als datum van het indienen van de aanvraag. Dit dient te worden verduidelijkt in de tekst van het ontworpen artikel 35, § 3, zesde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967. 7. Uit het ontworpen artikel 35, § 3, twaalfde lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 blijkt dat de zelfstandige die een aanvraag tot gelijkstelling heeft ingediend door de sociale verzekeringskas eerst in kennis moet worden gesteld van het totaalbedrag van de te betalen bijdrage, en dat de sociale verzekeringskas pas nadat de betrokkene heeft beslist te opteren voor de gelijkstelling, hem de gelijkstellingsbeslissing ter kennis brengt. De aanvrager moet de bijdrage binnen de termijn van zes maanden vastgesteld in het ontworpen artikel 35, § 3, vijftiende lid, van hetzelfde besluit storten. 7.1. Het ontworpen artikel 35, § 3, dertiende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 voorziet erin dat de aanvrager kan beslissen om niet gelijk te stellen. In het verslag aan de Koning wordt bij deze bepaling gesteld dat "[w]anneer [...] betrokkene verzaakt aan de gelijkstelling van zijn studieperiodes, [...] zijn aanvraag als van nul en generlei waarde [wordt] beschouwd, waardoor hij nog steeds beschikt over zijn vast aantal van twee aanvragen tot gelijkstelling (in te dienen voor de eerste effectieve ingangsdatum van het rustpensioen), voor de drie pensioenstelsels samen". Dit laatste zou het best in de tekst van het ontworpen artikel 35, § 3, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 uitdrukkelijk worden bepaald. 7.2. Uit het ontworpen artikel 35, § 3, zestiende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 blijkt voorts dat in het geval waarin betrokkene heeft gekozen voor de gelijkstelling van het geheel of een deel van de studieperioden en hij de bijdrage niet binnen de termijn van zes maanden betaalt, "de aanvraag definitief [wordt] afgesloten". In het verslag aan de Koning wordt bij die bepaling gesteld dat de aanvrager "aldus een aanvraag uit[put]". Dit zou eveneens het best uitdrukkelijk in het ontworpen artikel 35, § 3, zestiende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 moeten worden bepaald. 8. Het ontworpen artikel 35, § 3, vijftiende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 bepaalt dat de verschuldigde bijdrage in één keer moet worden betaald. Voor zover deze voorwaarde, rekening houdend met de omvang van de gelijkstelling die naargelang het aantal gelijk te stellen jaren aanzienlijk kan zijn, tot gevolg zou kunnen hebben dat bepaalde categorieën van personen noodzakelijkerwijs moeten afzien van het indienen van een aanvraag tot gelijkstelling of moeten opteren voor een meer beperkte gelijkstelling, dreigt zij op gespannen voet te komen staan met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. In dat verband lijkt het nuttig erop te wijzen dat in de huidige regeling is voorzien dat de bijdragen kunnen worden betaald, hetzij in één keer, hetzij volgens een aflossingsplan (artikel 35, § 2, van het koninklijk besluit van 22 december 1967). 9. Gevraagd waarom er in het ontworpen artikel 35, § 3, vijftiende lid, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 voor de berekening van de betalingstermijn van zes maanden gerekend wordt vanaf "de mededeling bedoeld in het twaalfde lid" (d.i. de mededeling van de hoogte van het totaalbedrag van de te betalen bijdrage, enerzijds voor de gevraagde periode en anderzijds voor de volledige periode) en niet vanaf de mededeling bedoeld in het veertiende lid (d.i. de mededeling van het bedrag van de verschuldigde bijdrage op basis van de keuze van de betrokkene), terwijl dat laatste wel het geval is in de (ontworpen) regelingen voor werknemers en de openbare sector, heeft de gemachtigde het volgende geantwoord: "De verwijzing naar het veertiende lid zou tot gevolg kunnen hebben dat een zelfstandige de periode kan verlengen die gelegen is tussen het moment van zijn aanvraag en de uiteindelijke betaling van de regularisatiebijdrage. Want de zelfstandige zou dan over een niet nader bepaalde termijn beschikken waarbinnen hij zijn keuze bedoeld in het 13e lid kenbaar moet maken. Waardoor hij zijn gedrag zou kunnen aanpassen zodat hij gedurende langere tijd de mogelijkheid behoudt een lagere regularisatiebijdrage te betalen. Concreet zou zijn sociaal verzekeringsfonds in afwachting van zijn keuze de verschuldigde bijdrage niet kunnen opvorderen zodat de bedoelde termijn geen aanvang zou nemen.

Stel dat een zelfstandige zijn aanvraag indient 9 jaar na het behalen van zijn diploma. En hij laat na zijn keuze kenbaar te maken zonder afstand te doen van zijn aanvraag. Dan zou dit niet tot de beëindiging van de aanvraagprocedure leiden of zou de onduidelijkheid minstens tot betwistingen kunnen leiden. Maakt hij pas 5 jaar later zijn keuze kenbaar, dan wordt op dat moment de aanvraagprocedure verder gezet.

Zijn sociaal verzekeringsfonds zal hem op dat moment meedelen welke regularisatiebijdrage hij verschuldigd is. De berekende bijdrage zou de forfaitaire bijdrage zijn, vastgesteld overeenkomstig de index van toepassing op het moment van de aanvraag.

De termijn berekenen ten opzichte van het 12e lid sluit dus beter aan bij één van de doelstellingen van de ontworpen regeling, namelijk de wens om de regularisatiebijdrage te berekenen in functie van tijd verstreken tussen het einde van de studies en de datum van de aanvraag." Tenzij er een specifieke reden voorhanden is die kan verantwoorden waarom er voor zelfstandigen op dit punt een andere regeling zou moeten gelden dan voor werknemers en de openbare sector, terwijl precies de harmonisering van de verschillende regelingen op het vlak van de regularisatie van de studieperioden wordt beoogd, dienen de verschillende regelingen wat dit punt betreft op elkaar te worden afgestemd.

De griffier, W. Geurts De voorzitter, M. Van Damme _______ Nota's Artikel 35 van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 24/10/2017 numac 2017013687 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen sluiten luidt : "

Art. 35.Artikel 14, § 1, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen en artikelen 6, §§ 1 en 4, en 9bis, §§ 1 en 5, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, blijven van toepassing in de versie die van toepassing was voor de datum van inwerkingtreding van deze titel, indien de aanvrager vóór 1 december 2020 ervoor kiest om de aanvraag tot gelijkstelling in te dienen onder de voorwaarden die vóór die datum van inwerkingtreding golden."

^