Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 januari 1999
gepubliceerd op 04 februari 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000029
pub.
04/02/1999
prom.
19/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/19/1999000029/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, werd voor de inning van het kijk- en luistergeld voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap eveneens toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister verleend aan het "Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg" c.v., afgekort "Cipal", in onderaanneming en onder de verantwoordelijkheid van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe het voornoemd koninklijk besluit van 30 januari 1998 in die zin te wijzigen dat aan de c.v. "Cipal" eveneens voor de inning van de onroerende voorheffing voor het geheel van het Vlaamse Gewest, toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister wordt verleend, in onderaanneming en onder de verantwoordelijkheid van de Administratie Budgettering, Accounting, en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd door de artikelen 5, eerste lid, en 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De onroerende voorheffing is een gewestelijke belasting, zoals bedoeld door artikel 3, eerste lid, 5°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993.

Met toepassing van artikel 5, § 3, van de voormelde bijzondere wet van 16 januari 1989, ingevoegd door de bijzondere wet van 16 juli 1993, zorgt de Staat kosteloos voor de dienst van onder meer de in artikel 3, eerste lid, 5°, bedoelde gewestelijke belasting, tenzij het Gewest er anders over beslist.

Luidens de artikelen 2 en 28 van het decreet van het Vlaams Parlement van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van Inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing, zorgt het Vlaamse Gewest in eigen beheer met ingang van het aanslagjaar 1999 voor de dienst van de gewestelijke belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de voormelde bijzondere wet van 16 januari 1989.

In vergadering van 26 mei 1998 werd door de Vlaamse Regering beslist om de inning van de onroerende voorheffing in onderaanneming toe te vertrouwen aan de c.v. "Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg", afgekort "Cipal", die deze taak zal uitvoeren voor het geheel van het Vlaamse Gewest onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

In het hierbij gevoegd ontwerp van besluit dat aan Zijne Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, wordt de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, toegekend bij het koninklijk besluit van 30 januari 1998 aan de c.v. "Cipal" voor de inning van het kijk- en luistergeld, uitgebreid tot de inning voor het geheel van het Vlaamse Gewest van de onroerende voorheffing en dit, onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Evenals voor de inning van het kijk- en luistergeld, wordt de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens van het Rijksregister, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor wat de inning van de onroerende voorheffing betreft, beperkt tot een periode van zes jaar.

Artikel 354 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen bepaalt dat bij niet-aangifte, bij laattijdige overlegging van aangifte, of wanneer de verschuldigde belasting hoger is dan de belasting met betrekking tot de belastbare inkomsten en de andere gegevens vermeld in de daartoe bestemde rubrieken van een aangifteformulier dat voldoet aan de vorm- en termijnvereisten, gesteld hetzij bij de artikelen 307 tot 311, hetzij ter uitvoering van artikel 312 genomen bepalingen, deze belasting of de aanvullende belasting, in afwijking van artikel 359, mag worden gevestigd gedurende drie jaar waarnaar het aanslagjaar wordt genoemd waarvoor de belasting is verschuldigd. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd in geval van inbreuk op de bepalingen van dit Wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. Wanneer de belastingplichtige binnen de voormelde termijn van drie jaar een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt de termijn waarin de belasting mag worden gevestigd verlengd met een tijdperk dat gelijk is aan de tijd die is verlopen tussen de datum van het indienen van het bezwaarschrift en die van de beslissing van de directeur of de gedelegeerde ambtenaar zonder dat die verlenging meer dan twaalf maanden mag bedragen. Het is rekening houdend met deze gegevens dat wordt voorgesteld de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens uit het Rijksregister te beperken tot een periode van zes jaar, zoals voor de inning van het kijk- en luistergeld.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verleende haar advies op 9 november 1998.

Dit advies is gunstig, onder voorbehoud dat nog geen definitieve regeling werd uitgevaardigd om de toestand te regelen van de c.v. "Cipal", die bij het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 werd erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, voor de provincies Antwerpen en Limburg en dus niet voor de inning van het kijk- en luistergeld voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap noch voor de inning van de onroerende voorheffing voor het geheel van het Vlaamse Gewest.

Het koninklijk besluit van 10 januari 1999 komt tegemoet aan de opmerking van de voormelde Commissie door aan het informaticacentrum "Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg" c.v., afgekort "Cipal", toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister te verlenen voor de inning van het kijk- en luistergeld in het geheel van de Vlaamse Gemeenschap, en dit op grond van artikel 5, tweede lid, a), en van artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Na invoegetreding van het onderhavige ontwerp van koninklijk besluit, zal het voormeld koninklijk besluit van 10 januari 1999 worden gewijzigd, om aan de c.v. "Cipal" toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister te verlenen voor de inning van de onroerende voorheffing, in het Vlaamse Gewest, zoals gevraagd wordt door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Op de vraag van de Commissie of er geen opheffingsbepalingen voorzien zouden moeten worden, dient er ontkennend geantwoord te worden. De dienst van de grondbelasting (onroerende voorheffing) werd tot nu toe verzekerd door het Ministerie van Financiën voor het ganse land. Het spreekt vanzelf dat het Vlaamse Gewest de titularis van dit departement erop gewezen heeft dat het krachtens het decreet van het Vlaams Parlement van 9 juni 1998, thans de autoriteiten van dit gewest zijn die, vanaf het aanslagjaar 1999, deze belasting zullen innen voor wat het grondgebied van het Vlaamse Gewest betreft.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

Advies nr. 31 / 98 van 9 november 1998 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 8;

Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 21 oktober 1998;

Gelet op het verslag van Mevr. D. Mintjens;

Brengt op 9 november 1998 het volgend advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG : De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Meer bepaald wil men door deze wijziging de mogelijkheid geven aan de c.v. "Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg", afgekort "CIPAL", om in het kader van de inning van de onroerende voorheffing voor het Vlaams Gewest de toegang te verkrijgen tot de informatiegegevens van natuurlijke personen uit het Rijksregister, evenals de machtiging om het identificatienummer te gebruiken.

II. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP : 1. Verantwoording van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer Ingevolge het decreet van het Vlaams Parlement van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van Inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing, wordt het Vlaams Gewest, met ingang van aanslagjaar 1999, bevoegd voor de inning van de onroerende voorheffing. Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wenst de c.v. CIPAL met de ondersteunende taken inzake de inning te belasten, en dit in onderaanneming van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management. Hiertoe werd beslist door de Vlaamse regering op 26 mei 1998.

Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap acht het onontbeerlijk, om in het kader van de efficiënte inning van de onroerende voorheffing, gelet op het groot aantal belastingplichtigen en de vereiste gegevensuitwisseling met het kadaster en de Kruispuntbank voor de sociale zekerheid, toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer te mogen gebruiken. Ook het informaticacentrum CIPAL dient over deze gegevens te kunnen beschikken en het identificatienummer te kunnen gebruiken.

De c.v. CIPAL verkreeg reeds eerder toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, en machtiging om het identificatienummer van de natuurlijke personen ingeschreven in het Rijksregister te gebruiken, en dit bij koninklijk besluit van 30 januari 1998.

De toegang tot de informatiegegevens (artikel 2) en de machtiging tot gebruik van het identificatienummer (artikel 4) worden in dit koninklijk besluit beperkt tot "de taken in verband met de inning van het kijk- en luistergeld", en dit voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap.

CIPAL werkt hiervoor eveneens in onderaanneming en onder de verantwoordelijkheid van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De Commissie verwijst hierbij naar haar advies nr. 14/97 van 11 juni 1997, gegeven in het kader van de totstandkoming van vermeld koninklijk besluit, en dit voornamelijk, maar niet uitsluitend, voor de bepalingen die, omwille van het feit dat ze niet gewijzigd worden, hier niet opnieuw in extenso worden besproken.

Het doel waarvoor de c.v. CIPAL toegang tot de informatiegegevens heeft en de machtiging bekwam om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, wenst men in het kader van deze nieuwe opdracht uit te breiden.

Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap stelt hiertoe voor om artikel 2, eerste en tweede lid van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 aan te vullen met de bepaling "en voor de inning van de onroerende voorheffing" na de woorden "voor de inning van het kijk- en luistergeld".

Het doel op zich, nl. de inning van de onroerende voorheffing, roept geen bemerkingen op bij de Commissie.

Het informaticacentrum CIPAL c.v. werd bij koninklijk besluit van 27 oktober 1986 erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen.

De Commissie heeft in haar advies nr. 14/97 van 11 juni 1997 opgemerkt dat dit koninkrijk besluit onvoldoende basis biedt voor de uitoefening van de toevertrouwde taken inzake het kijk- en luistergeld aan CIPAL voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap, en dus niet alleen voor de provincies Antwerpen en Limburg waarvoor CIPAL c.v. als informaticacentrum erkend is.

De Commissie stelt vast dat tot op heden nog steeds geen definitieve en duidelijke regeling werd uitgevaardigd om de toestand te regulariseren. De Commissie verwijst in dit verband tevens naar haar advies nr. 07/98 van 21 januari 1998 inzake een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 oktober 1986 betreffende de erkenning van het informaticacentrum CIPAL voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld.

Het spreekt voor zich dat dit bezwaar ook ten volle geldt inzake het toevertrouwen van ondersteunende taken aan CIPAL in het kader van de inning van de onroerende voorheffing. 2. Toegang tot de informatiegegevens De bepalingen met betrekking tot de toegang werden niet gewijzigd. Voor de volledigheid worden ze hier kort herhaald.

De toegang wordt verleend voor wat betreft het informaticacentrum CIPAL aan de persoon belast met de leiding ervan en aan de personeelsleden die de vermelde persoon binnen zijn diensten bij name en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun bevoegdheden.

Ook m.b.t. de gevraagde informatiegegevens wordt er niets gewijzigd.

Dit houdt in dat voor de inning van de onroerende voorheffing de toegang wordt gevraagd tot de gegevens voorzien in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Aangezien geen nieuwe motivering wordt opgenomen, dient men terug te grijpen naar de motivering voorzien in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 30 januari 1998. De gegevens nr. 1° tot en met 6° (naam en voornaam, geboorteplaats en -datum, geslacht, nationaliteit, hoofdverblijfplaats en plaats en datum van overlijden) betreffen de noodzakelijke basisgegevens, de gegevens nrs. 7°, 8° en 9° (beroep, burgerlijke staat en gezinssamenstelling) zijn noodzakelijk om de inning te vergemakkelijken door een betere kennis van de solvabiliteit. De toegang wordt beperkt tot 6 jaar, in overeenstemming met de termijnen binnen de welke de belasting kan gevestigd worden.

Deze bepalingen roepen in hoofde van de Commissie geen bezwaren op. 3. Gebruik van het identificatienummer De bepalingen met betrekking tot het gebruik van het identificatienummer (artikel 4) werden evenmin gewijzigd.De machtiging blijft beperkt tot de taken vermeld in het koninklijk besluit van 30 januari 1998 en in het ontwerp van wijziging van dit koninklijk besluit, nl. tot de inning van het kijk- en luistergeld en de onroerende voorheffing.

Ook de reeds eerder voorziene beperkingen inzake het gebruik van het identificatienummer blijven behouden.

De Commissie heeft hierover geen opmerkingen. 4. Opheffingsbepalingen De Commissie stelt vast dat er in het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 geen opheffingsbepalingen werden opgenomen.De adviesaanvrager zal dienen na te gaan of er met betrekking tot de inning van de onroerende voorheffing in opheffingsbepalingen dient te worden voorzien. 5. Mededeling van de lijst van aangewezen personen en ondertekening van een document waarin een veiligheids- en een vertrouwelijkheidsplicht vervat is. Deze bepalingen worden niet gewijzigd en blijven ten volle gelden ten aanzien van de inning van de onroerende voorheffing.

De Commissie heeft hierover geen opmerkingen.

Om deze redenen Geeft de Commissie een gunstig advies op voorwaarde dat de erkenning van de c.v. CIPAL geregulariseerd is zoals hierboven aangegeven.

De secretaris, M.-H. Boulanger.

De voorzitter, Thomas.

19 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, 5°, en artikel 5, § 3, ingevoegd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het decreet van het Vlaams Parlement van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van Inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing, inzonderheid op de artikelen 2 en 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse Regering van 26 mei 1998 om de inning van de onroerende voorheffing in onderaanneming toe te vertrouwen aan de c.v. "Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg", afgekort "Cipal", die deze taak zal uitvoeren onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

Gelet op het advies nr. 31/98 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 9 november 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het Vlaamse Gewest met toepassing van het voormeld decreet van 9 juni 1998, met ingang van het aanslagjaar 1999, zelf instaat voor de inning van de onroerende voorheffing, bepaald bij artikel 3, eerste lid, 5°, van de voormelde bijzondere wet van 16 januari 1989;

Overwegende dat het bijgevolg noodzakelijk is binnen de kortst mogelijke tijd een efficiënte regeling uit te werken voor deze inning;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt tussen de woorden "het kijk- en luistergeld" en "wordt" de woorden "en de onroerende voorheffing" ingevoegd;2° in het tweede lid worden tussen de woorden "het kijk- en luistergeld" en "worden" de woorden "en de onroerende voorheffing" ingevoegd en de woorden "voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap" vervangen door de woorden "respectievelijk voor het geheel van de Vlaamse Gemeenschap en voor het geheel van het Vlaamse Gewest".

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^