Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2006
gepubliceerd op 29 januari 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006202296
pub.
29/01/2007
prom.
19/07/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 september 2005 Arbeidsduurvermindering (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 2005 onder het nummer 77081/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.

Onder "arbeiders" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.

Deze overeenkomst is eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1ste lid, en op het uitzendkantoren dat hen ter beschikking stelt. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduurvermindering

Art. 2.Onverminderd het aantal rustdagen vastgesteld in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983, zoals gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, hebben de bij artikel 1 bedoelde arbeiders recht op 6 rustdagen voor 2006.

Deze rustdagen moeten genomen worden op de volgende data : - donderdag 28 december 2006; - vrijdag 29 december 2006; - dinsdag 2 januari 2007; - woensdag 3 januari 2007; - donderdag 4 januari 2007; - vrijdag 5 januari 2007.

Art. 3.Het is verboden de bij artikel 1 bedoelde arbeiders gedurende de bij artikel 2 voorziene rustdagen tewerk te stellen.

In afwijking van dit verbod, mogen de arbeiders gedurende deze rustdagen worden tewerkgesteld : 1° wanneer de ondernemingen waarin zij tewerkgesteld zijn, gewoonlijk een periode van intense activiteit kennen op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;2° wanneer zij belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen, met uitzondering van het vervoer;3° in de gevallen waar arbeid op zondag is toegestaan bij artikel 12 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art. 4.De arbeiders die gedurende de bij artikel 2 bedoelde rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust. Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend : 1° binnen 7 maanden die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, 2de lid, 1°;2° binnen 6 weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, 2de lid, 2° en 3°. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, moet de werkgever het aantal niet-toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid C4.

Art. 5.De in artikel 2 bedoelde rustdagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en geven recht op een dagelijkse forfaitaire vergoeding die gelijk is aan de werkloosheidsuitkering, vermeerderd met de aanvullende werkloosheidsuitkering die door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" wordt toegekend.

Deze vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en wordt betaald door de organisaties die deze overeenkomst ondertekenen aan de arbeiders die, bij het begin van de rustperiode, door een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan een bij artikel 1 bedoelde werkgever, alsook aan de arbeiders die in de 60 dagen voorafgaand aan het begin van de rustperiode ontslagen worden door een bij artikel 1 bedoelde werkgever, behalve omwille van dringende reden.

Deze vergoeding wordt pro rata temporis toegekend aan de arbeiders die verbonden zijn geweest voor een bepaalde tijd van minstens drie maanden en in volledige onvrijwillige werkloosheid zijn tijdens de periode van de rustdagen. De praktische uitvoeringsmodaliteiten zullen vastgesteld worden door de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf". HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen

Art. 6.De patronale dienst bedoeld bij artikel 23 van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid is belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Overeenkomstig het artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", vastgesteld in artikel 6 van voormeld koninklijk besluit nr. 213, eveneens verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwondernemingen.

Art. 8.De opzeggingstermijn betekend door de werkgever wordt geschorst tijdens de rustdagen die krachtens deze overeenkomst en het voormelde koninklijk besluit nr. 213 worden toegekend in de periode van 26 december 2006 tot en met 5 januari 2007. HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepaling

Art. 9.De collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 betreffende de arbeidsduurvermindering wordt ophgeheven. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2006 en verstrijkt op 5 januari 2007.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^