Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 juli 2019
gepubliceerd op 08 augustus 2019

Koninklijk besluit betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2019013661
pub.
08/08/2019
prom.
19/07/2019
ELI
eli/besluit/2019/07/19/2019013661/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

Directoraat-generaal Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid


19 JULI 2019. - Koninklijk besluit betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien;

Gelet op de Spoorcodex, de artikelen 41, § 2, derde lid, 43, eerste lid, 46, eerste lid en 56, § 1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 15 juni 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/2015 pub. 13/07/2015 numac 2015014185 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex sluiten;

Gelet op koninklijk besluit van 9 december 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/12/2004 pub. 21/12/2004 numac 2004014276 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende uitvoering van de hoofdstukken VIII en IX van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur sluiten betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur;

Gelet op het advies van de spoorweginfrastructuurbeheerder, gegeven op 29 april 2019;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 mei 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 mei 2019;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het evaluatieverslag opgemaakt door de spoorweginfrastructuurbeheerder betreffende de relevantie van extra retributies voor specifieke marktsegmenten krachtens artikel 56, derde lid, van de Spoorcodex;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging ;

Gelet op advies nr. 66.359/4 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2012/34/EU van het Europese Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° "hogesnelheidstrein" : elke trein ontworpen voor hoge snelheden, vaak rijdend in eigen bedding, en bestaande uit specifiek zelfaangedreven materieel;2° "snelle reizigerstrein" : elke trein die kan rijden tegen de door de seininrichting toegelaten snelheid en die op de lijn een beperkt aantal haltes heeft;3° "trage reizigerstrein" : elke andere trein dan snelle reizigerstrein;4° "snelle goederentrein" : elke goederentrein die kan rijden tegen een snelheid van meer dan of gelijk aan 100 km/h;5° "trage goederentrein" : elke andere trein dan snelle goederentrein;6° "andere treinen" : elke dienst- of werktrein. HOOFDSTUK 2. - Spoorweginfrastructuurcapaciteit

Art. 3.De in artikel 43, eerste lid, van de Spoorcodex bedoelde prioriteiten zijn de volgende: Op de hogesnelheidslijnen: 1° de hogesnelheidstreinen;2° de snelle reizigerstreinen;3° de andere treinen. Op de lijnen hoofdzakelijk bestemd voor goederenvervoer: 1° de snelle goederentreinen;2° de trage goederentreinen;3° de reizigerstreinen;4° de andere treinen. Op de lijnen hoofdzakelijk bestemd voor reizigersvervoer: 1° de hogesnelheidstreinen en de snelle reizigerstreinen;2° de trage reizigerstreinen;3° de goederentreinen;4° de andere treinen. Op de gemengde lijnen : 1° de hogesnelheidstreinen en de snelle reizigerstreinen;2° de trage reizigerstreinen en de snelle goederentreinen;3° de trage goederentreinen;4° de andere treinen. § 2. Wanneer de toepassing van de voorrangscriteria bedoeld in het eerste lid niet toelaat een capaciteit eerder aan een kandidaat dan aan een andere toe te wijzen, wijst de spoorweginfrastructuurbeheerder de capaciteit toe aan de kandidaat van wie de capaciteitsaanvraag het hoogste maandelijkse totaalbedrag aan retributie voor het gebruik oplevert op het totale gevraagde traject over de nationale spoorweginfrastructuur.

Art. 4.In het kader van de toepassing van artikel 36 van de Spoorcodex, maakt de spoorweginfrastructuurbeheerder, in voorkomend geval, een raming van de behoefte aan reservecapaciteit die binnen de definitieve dienstregeling beschikbaar moet zijn om snel op te verwachten ad-hoc aanvragen voor capaciteit te kunnen reageren. Dit geldt ook in geval van overbelaste infrastructuur.

Art. 5.De spoorweginfrastructuurbeheerder kan, wanneer hij specifieke spoorweginfrastructuur heeft aangeduid zoals bedoeld in artikel 38 van de Spoorcodex bij de verdeling van de infrastructuurcapaciteiten, voorrang geven aan dit type van verkeer.

Art. 6.De in artikel 41 van de Spoorcodex bedoelde capaciteitsanalyse stelt de redenen van de overbelasting van de betrokken spoorweginfrastructuursectie(s) vast. De analyse duidt aan welke maatregelen op korte en/of middellange termijn kunnen worden genomen om het capaciteitsgebrek op te heffen.

De analyse houdt rekening met onder meer de infrastructuur, de exploitatieprocedures, de aard van de verschillende diensten die worden geboden, en het effect van al deze factoren op de spoorweginfrastructuurcapaciteit. HOOFDSTUK 3. - Retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 7.§ 1. De retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur dekt de volgende elementen: 1° de toegang tot de spoorlijn of tot een sectie van de lijn en zijn gebruik;2° de toegang tot de sporen van stations en hun gebruik;3° in voorkomend geval, het gebruik van een systeem van elektrische voeding voor de tractiestroom;4° in voorkomend geval, de toegang tot rangeer-, vormings- en wijksporen alsook hun gebruik; De retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur dekt ook de administratieve afhandeling van de aanvraag. § 2. De spoorweginfrastructuurbeheerder kan in financiële stimulansen voorzien om de kandidaten bedoeld in artikel 27/1 van de Spoorcodex aan te moedigen hun capaciteitsaanvragen voor spoorweginfrastructuur zo vroeg mogelijk in te dienen en dit, onverminderd de kalender voor de toewijzingsprocedure bedoeld in bijlage VII van de richtlijn 2012/34/UE van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, en, in voorkomend geval, de capaciteitsaanvraag in een zo vroeg mogelijk stadium te annuleren.

Bij afzegging van een gevraagde capaciteit meer dan zestig dagen voor de dag van het geplande gebruik, factureert de spoorweginfrastructuurbeheerder geen retributie.

Art. 8.Onverminderd de methode van jaarlijkse indexering van de eenheidsprijzen zoals bedoeld in artikel 12 worden de wijzigingen van de berekeningsregels, van de waarde van de coëfficiënten en van de eenheidsprijzen vastgesteld, uiterlijk vier maanden vóór de in artikel 33 van de Spoorcodex bedoelde uiterste datum voor het indienen van de capaciteitsaanvragen.

Deze wijzigingen, die een actualisering van de netverklaring met zich meebrengen, zijn pas van toepassing vanaf de dienstregeling die volgt op deze tijdens welke ze zijn vastgesteld.

De in het eerste lid bedoelde wijzigingen kunnen van toepassing zijn voor de inwerkingtreding van de dienstregeling die volgt op deze tijdens welke ze zijn vastgesteld onder de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° ze vormen een vermindering van het niveau van de retributie ;2° ze maken het voorwerp uit van de raadpleging bedoeld in artikel 20 van de Spoorcodex ;3° ze worden bekendgemaakt ten minste drie maanden vóór hun toepassing.

Art. 9.De retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur wordt gestort aan de spoorweginfrastructuurbeheerder en maakt het voorwerp uit van een maandelijkse facturatie.

De spoorweginfrastructuurbeheerder kan een voorschot ontvangen op de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur.

Art. 10.De spoorweginfrastructuurbeheerder mag verwijlinteresten aanrekenen volgens de geldende wettelijke rentevoet op de gefactureerde bedragen die niet binnen de termijnen werden betaald. De invorderings- en inningskosten zijn ten laste van de spoorwegondernemingen.

Art. 11.§ 1. De spoorweginfrastructuurbeheerder herziet ten minste elke vijf jaar de berekeningsmethode van de retributie voor het gebruik van de infrastructuur. § 2. Bij deze herziening evalueert de spoorweginfrastructuurbeheerder de impact van de retributie op de volgende elementen: 1° het gebruik van de spoorweginfrastructuurcapaciteit;2° de competitiviteit van de verschillende marktsegmenten;3° het financieel evenwicht van de spoorweginfrastructuurbeheerder;4° de slijtage van de verschillende bestanddelen van de spoorweginfrastructuur te wijten aan het treinverkeer. Deze evaluatie houdt, in voorkomend geval, rekening met de evolutie van de kennis en de verbetering van de gegevensbanken. § 3. De eerste evaluatie vindt uiterlijk op 1 september 2021 plaats.

De spoorweginfrastructuurbeheerder maakt na raadpleging van de kandidaten een evaluatieverslag over aan de Minister en aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer dat betrekking heeft op minstens de punten 1° tot en met 3° van paragraaf 2.

Art. 12.De indexering van de eenheidsprijzen gebeurt elk jaar op 1 januari. Deze indexering stemt overeen met een gewogen gemiddelde van de "gezondheidsindex" (65 %) en de "dienstenindex" (35 %) van de consumptieprijzen.

De referentie-index is deze van de maand november die aan de indexaanpassing voorafgaat.

Art. 13.§ 1. De berekening van de directe kosten onderscheidt de impact van de treindiensten op de elektrische voedingsinstallaties ten behoeve van de tractie van de andere elementen van de spoorweginfrastructuur. Het deel van de directe kosten dat voortvloeit uit het gebruik van elektrische voedingsinstallaties, wordt toegerekend aan ritten waarbij effectief gebruik wordt gemaakt van de elektrische tractie in verhouding tot hun tractiestroomverbruik. § 2. Bij de berekening van de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, kan de spoorweginfrastructuurbeheerder, overeenkomstig de uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien, de gemiddelde directe eenheidskosten differentiëren in functie van de technische karakteristieken van het verkeer met een bewezen impact op het niveau van slijtage dat de infrastructuur ondergaan heeft en, als dit eveneens kan aangetoond worden, op de andere kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien. De grootte van deze impact wordt bepaald door middel van waarderingsmethodes die in lijn liggen met de goede praktijken inzake de materie en op basis van betrouwbare en pertinente gegevens. Als de spoorweginfrastructuurbeheerder gebruik maakt van deze mogelijkheid, neemt hij ten minste de impact van de massa en de snelheid van de konvooien in rekening.

Voorafgaandelijk aan de toepassing van deze differentiatie, vraagt de spoorweginfrastructuurbeheerder de goedkeuring aan de Minister. Afdeling 2. - Extra retributies voor het gebruik van de

spoorweginfrastructuur

Art. 14.Om te kunnen overgaan tot een totale kostendekking, onder aftrek van de toelagen door de Staat gestort aan de spoorweginfrastructuurbeheerder, overschotten uit andere commerciële activiteiten en andere niet-terugvorderbare inkomsten uit private of publieke bron, kan de spoorweginfrastructuurbeheerder de regels bepalen voor extra retributies voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, en dit overeenkomstig artikel 56 van de Spoorcodex en overeenkomstig de volgende principes: 1° de berekening van extra retributies is gebaseerd op de prijselasticiteit van de vraag naar rijpaden.De marktsegmenten worden vastgesteld op basis van het onderscheid tussen: a) goederendiensten en reizigersdiensten;b) diensten verleend door hogesnelheidstreinen en andere diensten;c) diensten geleverd in het kader van een openbare dienstcontract in de zin van de Verordening nr.1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en commerciële diensten; 2° voor de reizigerstreinen varieert het bedrag van de extra retributies in functie van het gebruik van de treinen in de ruimte en in de tijd.Er wordt in dat opzicht overgegaan tot een differentiatie van de tarieven in functie van de delen van het netwerk die gebruikt worden en van de rijperioden; 3° onder voorbehoud van de analyse van de houdbaarheid bedoeld in artikel 56 van de Spoorcodex, zijn de extra retributies van toepassing op commercieel verkeer en op verkeer dat uitgevoerd wordt in het kader van een openbare dienstcontract in de zin van de verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg. De extra retributies houden, in voorkomend geval, rekening met significante verschillen in het licht van de karakteristieken van het aanbod en van de finale vervoersvraag in de verschillende marktsegmenten; 4° de extra retributies brengen het effectieve en optimale gebruik van de spoorweginfrastructuur niet in het gedrang;5° onverminderd de herziening bedoeld in artikel 11, wordt de waarde van de parameters, die weerhouden zijn bij het instellen van de marktsegmentatie en bij het bepalen van de extra verhogingen, ten minste elke vijf jaar bijgewerkt. De spoorwegondernemingen bezorgen de cijfers met betrekking tot het gebruik van de treinen tussen de belangrijkste knooppunten van het net alsook de gemiddelde opbrengst per reizigerskilometer aan de spoorweginfrastructuurbeheerder. De lijst van belangrijkste knooppunten van het net wordt opgesteld door de spoorweginfrastructuurbeheerder en gehecht aan de netverklaring. Deze gegevens worden vertrouwelijk behandeld.

Art. 15.De toegang tot de spoorbundels bestemd voor het rangeren, het parkeren, het ontvangen en het vormen van treinen kan aanleiding geven tot een forfaitaire retributie voor de toegang per gebruik. Het bedrag van deze retributie, dat de totale kosten vermeerderd met een redelijke winst overeenkomstig artikel 51 van de Spoorcodex niet mag overschrijden, wordt zodanig vastgesteld dat het concurrentiepositie van de marktsegmenten waarop ze betrekking heeft niet in het gedrang wordt gebracht, rekening houdend met het geheel van elementen van de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 16.Het koninklijk besluit van 9 december 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/12/2004 pub. 21/12/2004 numac 2004014276 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende uitvoering van de hoofdstukken VIII en IX van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur sluiten betreffende de verdeling van de spoorweginfrastructuurcapaciteiten en de retributie voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur wordt opgeheven.

Art. 17.De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 juli 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT

^