Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2003
gepubliceerd op 31 maart 2003

Koninklijk besluit met betrekking tot de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012136
pub.
31/03/2003
prom.
19/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/19/2003012136/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 MAART 2003. - Koninklijk besluit met betrekking tot de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit besluit beoogt het vastleggen van de nadere regels met betrekking tot de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat opgericht werd door de wet van 16 december 2002.

Dit Instituut, dat het statuut heeft van een openbaar organisme van categorie B, zal als algemene opdracht hebben het waken over het respecteren van de gelijkheid van vrouwen en mannen, het bestrijden van elke vorm van discriminatie en ongelijkheid gebaseerd op het geslacht en het ontwikkelen van instrumenten en strategieën, gebaseerd op de geïntegreerde benadering van de genderdimensie.

De wet van 16 december 2002 voorziet dat het Instituut voorzien wordt van een raad van bestuur en van een directie.

Deze directie zal benoemd worden en haar mandaat uitoefenen volgens de filosofie en de regels van de hervorming van de federale administratie. De directie, bestaande uit een directeur(trice) en een adjunct-directeur(trice), zal aangeduid worden na een selectieprocedure die gelijkaardig is aan die voorzien voor de managementfuncties die te begeven zijn binnen de federale overheidsdiensten. De basisvoorwaarden op het vlak van het aantal jaren ervaring of van diploma's om te solliciteren voor een managementfunctie n-1 en n-2, zullen dezelfde zijn als die welke opgelegd worden voor de federale overheidsdiensten.

Er zijn wel twee verschillen te noteren. Het eerste verschil vloeit voort uit het feit dat, in tegenstelling met de situatie in de federale overheidsdiensten, de directie van het Instituut niet uitsluitend en rechtstreeks zal afhangen van een Minister, maar wel verantwoording zal moeten afleggen aan een raad van bestuur. Gezien de rol van de raad van bestuur bij het beheren van het Instituut, zal deze bijgevolg geraadpleegd worden bij elke fase van de procedure van aanduiding van de directie. De raad van bestuur zal eveneens een advies moeten geven over de evaluatie van het werk van de directie of, indien deze laatste daartoe de wens uitspreekt, voortijdig een einde maken aan haar mandaat.

Het tweede verschil vloeit voort uit het collegiale karakter van de directie. De directie zal bestaan uit twee personen die respectievelijk een managementfunctie n-1 en een managementfunctie n-2 bekleden. Deze personen zullen echter collegiaal belast worden met het beheer van het Instituut en zullen goed met elkaar moeten samenwerken.

De selectieprocedure zal dus tegelijkertijd georganiseerd worden, zodat het best mogelijke team kan aangeworven worden. Het zal dus aan de bevoegde Minister toekomen om tegelijk de directeur(trice) en zijn(haar) adjunct voor te stellen, na raadpleging van de raad van bestuur.

Voor wat de nadere regels voor het uitoefenen van het directiemandaat betreft, zal deze een managementplan en een operationeel plan moeten opstellen, terwijl het bepalen van de strategie onder de bevoegdheid van de raad van bestuur van het Instituut valt.

Artikelsgewijze bespreking De artikelen 1 en 2 stellen het aantal en de kwaliteit vast van de managementfuncties van het Instituut. Het Instituut zal gemeenschappelijk geleid worden door een directeur(trice) die een managementfunctie n-1 bekleedt en door een adjunct-directeur(trice) die een managementfunctie n-2 bekleedt. Met uitzondering van de afwijkende bepalingen die in dit besluit vermeld worden, wordt er verduidelijkt dat de managementfuncties de regels volgen die vastgelegd zijn voor de hele federale administratie door het koninklijk besluit van 29 oktober 2001.

Artikel 3 regelt de wijze waarop de selectie van de directie georganiseerd is. Het behoort aan de bevoegde Minister toe om voorstellen te doen voor de twee managementfuncties, die gelijktijdig te begeven zijn, maar bij elke etappe van de selectie wordt er een raadplegingsprocedure van de raad van bestuur georganiseerd.

Artikel 4 legt de nadere regels vast voor de aanduiding van de directie en de duur van het mandaat. Ook hier komt het voorstel van de bevoegde Minister, na raadpleging van de raad van bestuur van het Instituut.

Artikel 5 regelt het opstellen van het management- en operationele plan. De directie moet binnen de drie maanden die volgen op haar benoeming een managementplan en een operationeel plan opstellen, op basis van de voornaamste strategische oriëntaties die vastgelegd werden door de raad van bestuur van het Instituut. De raad van bestuur mag een discussie aangaan over dit plan en moet het doorgeven aan de bevoegde Minister, die belast is met de goedkeuring ervan. De raad van bestuur en de bevoegde Minister hebben dus de mogelijkheid om het gedane voorstel te amenderen indien het hen niet bevalt. Deze amendementen kunnen ofwel voor het doorgeven aan de Minister gebeuren ofwel daarna. Indien er geen akkoord bereikt wordt, zal er discussie volgen over het te voeren beleid en kunnen er in gemeenschappelijk akkoord eventueel wijzigingen aangebracht worden.

De artikelen 6 en 7 leggen de nadere regels vast voor de evaluatie en het voortijdig beëindigen van het mandaat van de directie.

Artikel 8 legt de datum van de inwerkingtreding van dit besluit vast, terwijl artikel 9 de Minister van het Gelijke Kansenbeleid belast met de uitvoering ervan.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

13 MAART 2003. - Koninklijk besluit met betrekking tot de aanduiding en de uitoefening van managementfuncties binnen het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 december 2002 houdende de oprichting van een Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, gegeven op 24 januari 2003;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 29 januari 2003 van het comité van sector XI « Tewerkstelling en Arbeid »;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid wegens de nakende publicatie van de wet ter bestrijding van de discriminatie die de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding wijzigt;

Gelet op het feit dat op deze basis het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding klachten zal kunnen ontvangen en onderzoeken die betrekking hebben op discriminerende feiten op basis van de motieven bedoeld door de wet, met uitzondering van discriminaties die gebaseerd zijn op het geslacht;

Overwegende dat het Centrum reeds geconfronteerd wordt met discriminaties op basis van het geslacht, waarvoor het niet bevoegd is;

Overwegende dat het aan het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen toekomt om dit soort klachten te ontvangen en te onderzoeken;

Overwegende dat het nodige moet gedaan worden om het Instituut en het Centrum in staat te stellen om allebei hun opdrachten uit te voeren, omdat anders de kans bestaat dat er verschillen ontstaan in het behandelen van de klachten naargelang het motief van de discriminatie;

Overwegende dat de wet houdende de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de overgang voorziet van het personeel van de Directie van de gelijke kansen van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg;

Overwegende dat het dus belangrijk is dat de oprichting van het Instituut ingeschreven wordt op de algemene kalender van de hervorming van de Federale Overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg, die nu bezig is;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke Kansenbeleid en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Over de managementfuncties

Artikel 1.Binnen het Instituut wordt een directie opgericht bestaande uit : - een directeur/directrice die een managementfunctie van niveau N-1 bekleedt; - een adjunct-directeur/directrice die een managementfunctie van niveau N-2 bekleedt.

Art. 2.Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van dit besluit, zijn de regels vastgelegd in het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten van toepassing. HOOFDSTUK II. - Over de selectie, de aanwerving en de aanwijzing van de titularissen van de managementfuncties

Art. 3.§ 1. De beschrijving van de functie en van het competentieprofiel, tot vaststelling van de competenties, en de relationele en managementbekwaamheid van de kandidaten voor de twee managementfuncties die binnen het Instituut te bekleden zijn worden vastgelegd door de bevoegde Minister, na advies van de raad van bestuur van het Instituut. § 2. Het profiel van de leden van elke selectiecommissie voor de twee te bekleden managementfuncties worden vastgelegd door de gedelegeerd bestuurder van SELOR, dit in overleg met de bevoegde Minister, en na advies van de raad van bestuur van het Instituut. Deze leden worden gekozen in functie van hun kennis van de specifieke bevoegdheden voor de functie. § 3. SELOR, het selectiebureau van de Federale Overheid, stuurt de resultaten van de vergelijkende Nederlandstalige en Franstalige analyse door naar de bevoegde Minister.

Art. 4.De directie wordt door Ons benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van 6 jaar, op voorstel van de bevoegde Minister en na advies van de raad van bestuur. HOOFDSTUK III. - Over de uitoefeningsmodaliteiten van de managementfuncties

Art. 5.§ 1. Binnen de drie maand na zijn of haar benoeming, legt de directie aan de raad van bestuur een ontwerp van managementplan en een ontwerp van operationeel plan voor. § 2. Het managementplan en het operationeel plan bevatten minstens de beschrijving van de elementen bedoeld in artikel 11 van het voormelde koninklijk besluit van 29 oktober 2001. § 3. Het ontwerp van managementplan en het operationele plan worden opgesteld door de directie, op basis van de informatie betreffende de belangrijke strategische oriëntaties die doorgegeven worden door de raad van bestuur. § 4. De raad van bestuur beschikt over een termijn van een maand alvorens de plannen door te geven aan de Minister, die op zijn/haar beurt over een maand beschikt om ze goed te keuren. HOOFDSTUK IV. - Over de evaluatie en het einde van het mandaat van de titularissen van de managementfuncties

Art. 6.De directie wordt geëvalueerd door de bevoegde Minister, na advies van de raad van bestuur. Dit advies wordt binnen de maand verstrekt.

Art. 7.Indien de directie vraagt om een einde aan haar mandaat te maken, is een vooropzeg van maximum zes maanden vereist indien de bevoegde Minister, na advies van de raad van bestuur, akkoord gaat.

Dit advies wordt binnen de maand verstrekt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 9.Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 19 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, belast met het Gelijke Kansenbeleid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^