Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2003
gepubliceerd op 07 april 2003

Koninklijk besluit tot omzetting van de artikelen 7.5 en 9.3 van richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2003014080
pub.
07/04/2003
prom.
19/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/19/2003014080/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot omzetting van de artikelen 7.5 en 9.3 van richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP)


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan ik de eer heb het U ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel artikel 109ter , §§ 4 en 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven te wijzigen, met het oog op de volledige omzetting van de artikelen 7.5 en 9.3 van richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP).

De Europese Commissie heeft tegen België een inbreukprocedure gestart wegens de onnauwkeurige, zelfs onvolledige omzetting van die bepalingen van richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft op 19 september 2002 een arrest gewezen waarbij België veroordeeld werd voor het niet omzetten van sommige bepalingen van de bedoelde richtlijn, waaronder de artikelen 7.5 en 9.3.

Artikel 7.5 van de betreffende richtlijn bepaalt onder andere dat het systeem voor de toerekening van de kosten aan interconnectie gecontroleerd wordt door de nationale regelgevende instantie of een ander lichaam dat onafhankelijk is van de telecommunicatieorganisatie en door de nationale regelgevende instantie wordt goedgekeurd. Dat artikel voorziet ook in de jaarlijkse publicatie van een overeenstemmingsverklaring. Die bepaling is echter nog niet in Belgisch recht omgezet. Het onderhavige besluit heeft tot doel die bepaling op te nemen in artikel 109ter , § 4, van de wet van 21 maart 1991 dat dienovereenkomstig wordt gewijzigd.

Artikel 9.3 van dezelfde richtlijn bepaalt dat de nationale regelgevende instanties inzake telecommunicatie te allen tijde op eigen initiatief mogen optreden, en zij zulks dienen te doen indien een partij daarom verzoekt, teneinde aan te geven welke onderwerpen in een interconnectieovereenkomst dienen te worden opgenomen of specifieke voorwaarden vast te stellen waaraan door een of meer partijen bij een dergelijke overeenkomst moet worden voldaan. Artikel 109ter , § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven heeft met name tot doel artikel 9.3 van de richtlijn om te zetten. Een aspect van die laatste bepaling dat betrekking heeft op de nationale regelgevende instantie die te allen tijde op eigen initiatief tussenbeide kan komen in de interconnectieonderhandelingen, is echter niet uitdrukkelijk vermeld in het voormelde artikel 109ter .

Het onderhavige besluit heeft tot doel artikel 109ter , § 5, van de wet van 21 maart 1991 te wijzigen om het principe van de tussenkomst van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie op eigen initiatief en te allen tijde in de onderhandelingen inzake interconnectieovereenkomsten in te voeren. Dit kan evenwel maar ten volle worden bereikt door de nodige aanpassingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot vaststelling van de termijnen en de algemene principes van toepassing op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectieovereenkomsten te sluiten en tot vaststelling van de nadere regels voor publicatie van het referentie-interconnectieaanbod en tot vaststelling van de voorwaarden die geregeld moeten worden in de interconnectieovereenkomst. Een desbetreffend besluit wordt U terzelfer tijd ter ondertekening voorgelegd.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 heeft tot doel artikel 109ter , § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven aan te vullen, door het Instituut de bevoegdheid te verlenen om het toegepaste kostenberekeningssysteem te controleren.

Onder kostenberekeningssysteem wordt verstaan de structuur die de categorieën beschrijft waarin de kosten moeten worden ondergebracht, alsook de boekhoudkundige regels die worden toegepast om de kosten te bepalen die aan interconnectie worden toegerekend.

Het Instituut kan ook zich daartoe laten bijstaan door een erkende bedrijfsrevisor die onafhankelijk is van de telecommunicatie-organisatie. Die bedrijfsrevisor wordt door het Instituut aangeduid onder de revisoren en verenigingen van revisoren die erkend zijn door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstelllingen. Zijn honorarium komt ten laste van het Instituut. Hij heeft enkel tot taak verslag uit te brengen aan het Instituut en geeft zelf geen overeenstemmingsverklaring af.

De overeenstemmingsverklaring van het kostenberekeningssysteem wordt elk jaar door het Instituut gepubliceerd.

Artikel 2 van het onderhavige besluit heeft tot doel artikel 109ter , § 5, van de voornoemde wet. Het is er specifiek op gericht zich te schikken naar punt 33 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 september 2002, door voor het BIPT het recht op interventie a priori in de interconnectieonderhandelingen in te voeren, dat zich onderscheidt van het recht om reeds gesloten interconnectieovereenkomsten te wijzigen, hetgeen het Instituut al mag doen.

Op eigen initiatief mag het Instituut in elk stadium van de onderhandelingen over een interconnectieovereenkomst de partijen ertoe verplichten de door de Koning vastgestelde minimumvoorwaarden na te leven, de regeling van aanvullende onderwerpen opleggen of specifieke voorwaarden voorstellen.

De voorwaarden die door het Instituut worden gesteld, mogen onder meer betrekking hebben op de voorwaarden waarmee wordt beoogd daadwerkelijke mededinging te bevorderen, op technische voorwaarden, op tarieven, op leverings- en gebruiksvoorwaarden, op voorwaarden betreffende de overeenstemming met relevante normen en/of op het behoud van de eind-tot-eindkwaliteit van de dienst.

Artikel 3 bepaalt dat het besluit in werking treed zodra het bekendgemaakt wordt. Die uitzondering is gerechtvaardigd door de noodzaak om zich onmiddellijk te schikken naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 september 2002 en naar de aanmaning vanwege de Europese Commissie ten aanzien van België om de nodige maatregelen te treffen.

Artikel 4 behoeft geen commentaar.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, R. DAEMS

ADVIES 34.984/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 26 februari 2003 door de Minister van Telecommunicatie, verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot omzetting van de artikelen 7.5 en 9.3 van Richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) », heeft op 3 maart 2003 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering, zoals die in de brief met de adviesaanvraag voorkomt, als volgt : « (...) gemotiveerd door dringende noodzakelijkheid die voortvloeit uit het feit dat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen C-221/01 van 19 september 2002 (Europese Commissie v.

Belgische Staat) dringende aanpassingen van de Belgische regelgeving vereist, (...). » Met toepassing van artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de Raad van State, afdeling Wetgeving, zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Het aldus onderzochte ontwerp geeft aanleiding tot de volgende opmerking.

Artikel 1 Artikel 7, lid 5, van richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP), tot de omzetting waarvan het ontwerp strekt, bepaalt dat « de overeenstemming met het kostenberekeningssysteem dient (te worden gecontroleerd) door de nationale regelgevende instantie of een ander bevoegd lichaam, dat onafhankelijk is van de telecommunicatieorganisatie en door de nationale regelgevende instantie is erkend. Elk jaar dient een overeenstemmingsverklaring te worden gepubliceerd. » Die richtlijn wordt opgeheven met ingang van 25 juli 2003 (1). Op die datum moeten de nationale bepalingen tot omzetting van richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn) van toepassing zijn.

Artikel 13, lid 4, van die richtlijn bepaalt dat « een gekwalificeerde onafhankelijke instantie (toeziet) op de inachtneming van het kosten-toerekeningssysteem. Ieder jaar wordt een verklaring betreffende de inachtneming van het systeem gepubliceerd ».

Tenzij bepaald wordt dat het ontwerp alleen zal gelden zolang richtlijn 97/33/EG nog van kracht is, dienen de ontworpen bepalingen overeen te stemmen met de bepalingen van beide richtlijnen.

In richtlijn 97/33/EG wordt aan de lidstaten de keuze gelaten tussen een controle door de nationale regelgevende instantie zelf en een controle door een « bevoegd lichaam, dat onafhankelijk is van de telecommunicatieorganisatie en door de nationale regelgevende instantie is erkend ».

Hoewel de bewoordingen van het voormelde artikel 13, lid 4, van de toegangsrichtlijn die keuzemogelijkheid niet uitdrukken, blijkt uit de 21e considerans dat de nationale regelgevende instantie « zelf een jaarlijkse controle (mag) uitvoeren om te garanderen dat het kostentoerekeningssysteem wordt nageleefd als zij daartoe over het nodige gekwalificeerde personeel beschikt, of ... de controle (kan) laten uitvoeren door een andere gekwalificeerde instantie die onafhankelijk is van de betrokken exploitant ».

Doordat in het ontwerp wordt bepaald dat het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie bevoegd is om het kostenberekeningssysteem te controleren », lijkt het ontwerp dan ook te voldoen aan de vereisten van beide richtlijnen.

Artikel 1 van het ontwerp bepaalt dat het Instituut « zich daartoe (kan) laten bijstaan door een erkende bedrijfsrevisor die onafhankelijk is van de telecommunicatie-organisatie ». Uit deze bepaling volgt dat de bedrijfsrevisor, die zich moet uitspreken over de « overeenstemming van het kostenberekeningssysteem », er alleen mee belast zal zijn verslag uit te brengen bij het Instituut en zelf geen overeenstemmingsverklaringen zal afgeven, dat hij zal worden aangesteld door het Instituut en niet door de gecontroleerde organisatie en dat zijn honorarium ten laste van het Instituut zal komen. Die preciseringen, die blijkbaar in de lijn van de keuze van de steller van het ontwerp liggen, zouden het best in het Verslag aan de Koning worden opgenomen.

De vraag rijst evenwel of de erkenning waarvan in het ontwerp sprake is, de erkenning is die bedoeld wordt in artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, dan wel of die erkenning speciaal zal moeten worden aangevraagd bij het Instituut. Die precisering moet in de tekst worden opgenomen.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heren P. Liénardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer R. Wimmer, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas. (1) Artikelen 26 en 28 van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische- communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn). 19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot omzetting van de artikelen 7.5 en 9.3 van Richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 109ter en 122;

Gelet op de artikelen 7.5 en 9.3 van Richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP);

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 26 februari 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door dringende noodzakelijkheid die voortvloeit uit het feit dat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen C-221/01 van 19 september 2002 (Europese Commissie v. Belgische Staat) dringende aanpassingen van de Belgische regelgeving vereist;

Gelet op advies nr. 34.984/4 van de Raad van State gegeven op, 3 maart 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het onderhavige besluit de omzetting beoogt van de artikelen 7.5 en 9.3 van Richtlijn 97/33/EG van 30 juni 1997 van het Europees Parlement en de Raad inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP);

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 109ter , § 4, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt aangevuld met het volgende lid : « Het Instituut is bevoegd om het kostenberekeningssysteem te controleren. Het kan zich daartoe laten bijstaan door een erkende bedrijfsrevisor die onafhankelijk is van de telecommunicatie-organisatie. Elk jaar wordt een overeenstemmingsverklaring van het kostenberekeningssysteem gepubliceerd. »

Art. 2.In artikel 109ter , § 5, eerste lid van dezelfde wet worden de woorden « Het Instituut kan altijd en op eigen initiatief tussenbeide komen om aan één of meer partijen bij een onderhandeling over een interconnexieovereenkomst te verplichten tot naleving van de minimumvoorwaarden die door de Koning worden vastgesteld of om de aanvullende onderwerpen vast te stellen die geregeld moeten worden, alsook de specifieke voorwaarden die in een dergelijke overeenkomst moeten worden nageleefd. » ingevoegd tussen de woorden « in een interconnectieovereenkomst. » en de woorden « De interconnectieovereenkomst wordt ».

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS

^