Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2010
gepubliceerd op 08 april 2010

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2010000189
pub.
08/04/2010
prom.
19/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/19/2010000189/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe de opleiding voor het brevet brandweerman uit te breiden van 90 uur naar 130 uur en het opleidingsprogramma aan te passen aan de nood tot meer praktische opleiding en oefeningen.

Algemene beschouwingen Het ontwerp van koninklijk besluit wijzigt de inhoud van de opleiding voor het behalen van het brevet brandweerman en verhoogt het aantal uren opleiding van 90 naar 130 uur.

Zo worden in de bestaande modules een groot aantal bijkomende praktische oefeningen ingebouwd en wordt er ook een nieuwe module « geïntegreerde praktische opleidingen » van 10 uur toegevoegd.

De nieuwe opleiding beantwoordt zo aan de vraag van de brandweer naar een opleiding die de brandweerman meer operationele vaardigheden bijbrengt.

Rekening houdend met de reële kostenstijging van het nieuwe opleidingsprogramma, worden de subsidies aan de provinciale opleidingscentra verhoogd.

Ook de werkingssubsidie voor de brandweerschool van Brussel wordt opgetrokken om tegemoet te komen aan de organisatie van de opleidingen in de twee talen van het Gewest.

Er wordt voorzien in twee bijkomende mogelijkheden tot het toekennen van subsidies om sneller te kunnen inspelen op nieuwe evoluties of nieuwe noden inzake opleiding.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 2 van het ontwerp vraagt speciale toelichting.

In artikel 25 van het koninklijk besluit van 8 april 2003 wordt een tweede lid toegevoegd dat stelt dat de deelname aan module 4 ondergeschikt is aan het slagen voor de modules 1 tot 3 van de opleiding brandweerman.

De bedoeling van artikel 2 is immers te verzekeren dat een brandweerman in opleiding over de noodzakelijke kennis en technieken beschikt om deel te nemen aan de geïntegreerde praktische oefeningen.

Het slagen voor de vorige modules is in die zin noodzakelijk voor een veilige deelname aan de vierde module, die de kennis en vaardigheden aangeleerd in de vorige modules, toepast.

Deze bepaling mag er geenszins toe leiden dat een brandweerman in opleiding, die niet slaagt voor de eerste 3 modules of één daarvan, onredelijk lang verstoken blijft van verdere opleidingsmogelijkheden.

De provinciale opleidingscentra moeten de opleiding en de verschillende modules in die zin organiseren. Overeenkomstig artikel 20 en 22 van het koninklijk besluit van 8 april 2003 zal de Minister van Binnenlandse zaken hierop toezien.

Overeenkomstig artikel 17, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 14 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen overheid en vakbonden van haar personeel kunnen de representatieve vakbonden aanwezig zijn op de examens.

De artikelen 4 tot 7, 10 en bijlage II vragen eveneens bijzondere toelichting. Deze artikelen bevatten bepalingen inzake de subsidies die toegekend worden aan de provinciale opleidingscentra.

Het advies van de Raad van State met betrekking tot de artikelen 4 tot 7, 10 en bijlage II van onderhavig besluit werd niet gevolgd omwille van de volgende overwegingen.

Artikel 12, derde lid, van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991 stelt dat de algemene uitgavenbegroting, zo nodig, de aan de uitgaven verbonden voorwaarden bepaalt en dat, bij ontstentenis van een organieke wet, er voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling moet zijn die de aard van de toelage preciseert; dat die toelagen kunnen toegekend worden onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning.

Artikel 2.13, programma 54/6, 3° van de wet van 23 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010, voorziet in middelen voor het toekennen van subsidies voor de opleidingen gegeven door de provinciale opleidingscentra voor de leden van de brandweerdiensten.

Het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten voorziet in een systeem van subsidies voor de provinciale opleidingscentra en de voorwaarden daartoe bepaalt.

Artikel 56 van het genoemde koninklijk besluit van 8 april 2003 stelt expliciet dat de subsidies toegekend worden binnen de perken van de begrotingskredieten.

Dit artikel beperkt zodoende de bevoegdheid van de Koning om subsidies toe te kennen tot hetgeen voorzien werd in de begrotingswet. Zodoende wordt via dit artikel tegemoet gekomen aan de opmerking van de Raad van State.

De andere artikelen vereisen geen verdere commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

ADVIES 47.584/4 VAN 6 JANUARI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, vierde kamer, op 14 december 2009 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van openbare hulpdiensten », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Rechtsgrond 1. De artikelen 7 tot 11 en 50 tot 59 van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten (1) hebben een erkenningsregeling ingevoerd die verbonden is aan een regeling van subsidiëring van de provinciale opleidingscentra. De artikelen 4 tot 7 en 10 van het ontwerp wijzigen een aantal bepalingen van het voornoemde koninklijk besluit van 8 april 2003 die betrekking hebben op de subsidiëring van de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten. Noch artikel 2 of artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, noch enige andere bepaling van diezelfde wet machtigt de Koning om een regeling van subsidies vast te leggen ten behoeve van de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, of om deze regeling te wijzigen.

Artikel 12, derde lid, van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, bepaalt evenwel : « Bij ontstentenis van een organieke wet, moet er voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling zijn die de aard van de toelage preciseert; die toelagen kunnen worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning. » Het invoeren van een organieke subsidieregeling impliceert dat de wetgever zelf bepaalt wie er aanspraak op kan maken, voor welk doel en voor welke activiteiten of feiten de subsidie wordt toegekend, welke wezenlijke gegevens bepalend zijn voor het bedrag van de subsidie, welke de belangrijke regels zijn voor de toekenning van de subsidie en, in voorkomend geval, of er een systeem van voorafgaande erkenning van de begunstigde bestaat (2) In het onderhavige geval bestaat er geen organieke wetgeving die de toekenning van subsidies aan de provinciale opleidingscentra regelt.

Bovendien voorziet het voornoemde koninklijk besluit van 8 april 2003 in een permanent juridisch kader dat uit de aard der zaak de annuïteit van een begrotingsbepaling te buiten gaat. De subsidies waarvan dit besluit de toekenning regelt, kunnen hun rechtsgrond dus niet ontlenen aan een bijzondere bepaling van de algemene uitgavenbegroting in de zin van artikel 12, derde lid, van de voornoemde gecoördineerde wetten.

Bijgevolg ontbreekt het de artikelen 4 tot 7, 10 en bijlage II van het ontwerp aan een rechtsgrond en moeten ze dan ook vervallen. 2. De wijziging van bijlage I van het voornoemde koninklijk besluit van 8 april 2003 moet, wegens de beperkte draagwijdte ervan, opgenomen worden in een bepaling in het dispositief zelf van het ontwerpbesluit. Artikel 8 moet dus als volgt worden geredigeerd : « In bijlage I van hetzelfde besluit wordt punt 1 vervangen door het volgende punt (...) » (3).

De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Liénardy, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en L. Detroux, staatsraden, G. Delannay, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer R. Wimmer, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, G. Delannay.

De voorzitter, P. Liénardy. _______ Nota's (1) Dit besluit, dat is aangenomen onder aanvoering van de dringende noodzakelijkheid, is niet voor advies voorgelegd aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State. (2) Zie daaromtrent advies 43.729/2, op 13 november 2007 verstrekt over een ontwerp dat geworden is het koninklijk besluit van 6 december 2007 betreffende de overeenkomsten inzake Europese toppen, alsook advies 41.866/2, op 14 december 2006 verstrekt over een ontwerp dat geworden is het koninklijk besluit van 20 december 2006 tot bepaling van de voorwaarden en de procedure inzake de toekenning van een projecttoelage, als bedoeld in artikel 2.13.2 (programma 56/5) van de wet van 20 december 2005 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2006, ter bevordering van de veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden, inzonderheid voetnoot 2. Zie eveneens advies 45.254/4, op 20 oktober 2007 verstrekt over een ontwerp dat geworden is het decreet van de Franse Gemeenschap van 8 januari 2009 tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen schooluitval, uitsluiting en geweld op school, inzonderheid opmerking nr. 2 onder artikel 5 (Parl.St. Parl.Fr.G. 2008-2009, nr. 623/1, 18-22), en advies 39.994/4, op 22 maart 2006 verstrekt over een ontwerp dat geworden is het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 2006 betreffende de sociale integratie van jongeren door de sport, waarbij een sportcheque wordt ingevoerd, inzonderheid opmerking nr. 2 (Parl.St. Parl.Fr.G. 2005-2006, nr. 262/1, 8-13). (3) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, 2008, formule F 4-2-13-1, (www.raadvst-consetat.be), tab Wetgevingstechniek.

19 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 2 en artikel 9, vervangen bij de wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wet van 23 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010, inzonderheid op artikel 2.13, programma 54/6, 3°;

Gelet op artikel 12, derde lid van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten;

Gelet op de betrokkenheid van de regeringen van de gewesten bij het ontwerp van dit besluit;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten van 27 mei 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 juli 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 7 augustus 2009;

Gelet op het protocol nr. 2009/05 van 9 november 2009 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;

Gelet op het advies nr. 47.584/4 van de Raad van State, gegeven op 6 januari 2010;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1, 6°, van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten wordt aangevuld met de volgende woorden « ofwel praktische cursussen. »

Art. 2.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « De deelname aan de module 4 van het brevet van brandweerman is ondergeschikt aan het slagen voor de modules 1 tot 3 van de opleiding. »

Art. 3.Artikel 42 wordt aangevuld als volgt : « Deze bepaling is niet van toepassing op module 4 geïntegreerde praktische oefeningen' van de opleiding tot het behalen van het brevet van brandweerman. »

Art. 4.In artikel 50, 1°, van hetzelfde besluit wordt het bedrag « 520 euro » vervangen door het bedrag « 1.158 euro ».

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 53/1 ingevoegd, luidende als volgt : « Uitzonderlijk en bij wijze van gemotiveerde beslissing, kan de Minister voor bepaalde opleidingen een subsidie toekennen die alle kosten verbonden aan de genoemde opleiding dekt, mits gunstig advies van de Hoge Raad voor de Opleiding.

De Minister kan, na advies van de Hoge raad voor de Opleiding, bijkomende subsidies toekennen voor het financieren van infrastructuur, materieel en pedagogische ondersteuning voor de organisatie van een praktische opleiding.

De artikelen 54, tweede en derde lid, en 55 zijn niet van toepassing op het eerste en het tweede lid. »

Art. 6.In artikel 56 van hetzelfde besluit wordt een punt 4° ingevoegd, luidend als volgt : « 4° de subsidies bedoeld in artikel 53/1. »

Art. 7.Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « In afwijking van het eerste lid, ontvangt het opleidingscentrum van het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad jaarlijks een werkingssubsidie met een bedrag van 4.180 euro om de organisatie van de opleidingen in de twee talen te dekken. »

Art. 8.In bijlage I van hetzelfde besluit wordt het punt 1 vervangen door bijlage 1 bij onderhavig besluit.

Art. 9.In bijlage I van hetzelfde besluit wordt in punt 2 de module « geneeskundige hulpverlening » opgeheven.

Art. 10.In bijlage II van hetzelfde besluit wordt het punt 1 vervangen door bijlage 2 bij onderhavig besluit.

Art. 11.In bijlage II van hetzelfde besluit wordt in punt 2 de module « geneeskundige hulpverlening » opgeheven.

Art. 12.Dit besluit krijgt uitwerking op 1 januari 2010 en is van toepassing op de opleidingen waarvan de eerste les gegeven wordt na deze datum.

Art. 13.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2010., ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

Bijlage I : Opleidingsprogramma tot het behalen van het brevet van brandweerman (130 u.) 130 punten 1. Opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman

Verplichte modules

Uren

Punten

1.Brandbestrijding en hulpverlening I

64

64

Theorie

28


Praktijk

36


2. Persoonlijke bescherming

36

36

Theorie

6


Praktijk

30


3.Levensreddende handelingen

20

20

Theorie

8


Praktijk

12


4. Geïntegreerde praktische oefeningen

10

10

TOTAAL

130

130


Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 19 maart 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr.A. TURTELBOOM

Bijlage II : Bedrag van de subsidies voor het brevet van brandweerman 1. Opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman

Verplichte modules

Bedrag van de subsidies

1.Brandbestrijding en hulpverlening I

564 euro

2. Persoonlijke bescherming

324 euro

3.Levensreddende handelingen

156 euro

4. Geïntegreerde praktische oefeningen

114 euro

TOTAAL

1.158 euro


Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 19 maart 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

^