Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 mei 2000
gepubliceerd op 31 mei 2000

Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werkwijze van het raadgevend comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022443
pub.
31/05/2000
prom.
19/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/19/2000022443/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MEI 2000. - Koninklijk besluit betreffende de samenstelling en de werkwijze van het raadgevend comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 maart 2000;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 2000;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen zo snel mogelijk operationeel moet zijn en dat dit slechts mogelijk is nadat het Raadgevend comité opgericht is, dat belast is met het adviseren, zowel op eigen initiatief als op vraag van de Minister of van de gedelegeerd bestuurder, omtrent alle aangelegenheden die betrekking hebben op het door het agentschap gevolgde en te volgen beleid;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 20 april 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het comité : het raadgevend comité ingesteld bij artikel 7 van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° de Minister : de federale Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;3° het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de voornoemde wet van 4 februari 2000;4° de Bestuurder : de Gedelegeerd bestuurder van het Agentschap.

Art. 2.§ 1. Het comité omvat de volgende leden : 1° zeven vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties;2° vier vertegenwoordigers van de organisaties van de sector van de landbouwproductie;3° één vertegenwoordiger van een organisatie van de verbruikers en producenten van producten van de biologische landbouw;4° één vertegenwoordiger van de sector van de fabricage van dierenvoeding;5° telkens één vertegenwoordiger van een organisatie, werkzaam in de hiernavolgende sectoren van de industrie, die betrokken zijn bij de fabricage van producten en onder de controlebevoegdheid van het Agentschap vallen : a) de sector van de slachthuizen;b) de sector van de zeevisserij;c) de sector van de fabricage van voedingsmiddelen;d) de sector van de groenten- en fruitveilingen;e) de sector van de chemische nijverheid;6° twee vertegenwoordigers van organisaties van de sector van de onder de controlebevoegdheid van het Agentschap vallende handel;7° twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en twee vertegenwoordigers van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;8° telkens een vertegenwoordiger van elk van de gewesten en van elk van de gemeenschappen. § 2. Afgevaardigden van het Agentschap, aangeduid door de Bestuurder, kunnen als waarnemer aan de vergaderingen van het comité deelnemen. § 3. Het comité mag deskundigen uitnodigen voor de vergaderingen waarop onderwerpen worden besproken waarvoor ze deskundig zijn.

De deskundigen mogen niet behoren tot beheerraad, directie of personeel van een inrichting die aan de controle van het Agentschap onderworpen is.

Art. 3.§ 1. De in artikel 2, § 1, 1° tot 6° bedoelde leden worden benoemd uit een lijst van dubbeltallen van kandidaten, voorgedragen door de bedoelde organisaties.

De in artikel 2, § 1, 7° en 8° bedoelde leden worden benoemd op de voordracht van de respectieve bevoegde Ministers. § 2. De helft van de in artikel 2, § 1, 7° en 8° bedoelde leden moet tot de Nederlandse taalrol behoren en de andere helft moet tot de Franse taalrol behoren. Voor de toepassing van deze bepaling wordt de vertegenwoordiger van de Duitstalige Gemeenschap geacht te behoren tot de Franse taalrol.

Art. 4.§ 1. De leden van het comité worden benoemd voor een periode van vier jaar, hernieuwbaar. § 2. Wanneer een vacature ontstaat moet een nieuw lid worden benoemd. § 3. Worden als ontslagnemend beschouwd, de leden die niet langer hun voordragende organisatie vertegenwoordigen of die niet voldoen aan de bepalingen van het in artikel 6 bedoelde huishoudelijk reglement.

Art. 5.De Bestuurder is voorzitter van het comité. Hij kan zich op de vergaderingen door een afgevaardigde laten vertegenwoordigen.

Art. 6.Het Comité stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de Minister voor.

Het huishoudelijk reglement bevat ten minste bepalingen in verband met de regels inzake deontologie, de voorwaarden om als ontslagnemend te worden beschouwd, een urgentieprocedure en de voorwaarden voor deelname door derden aan de vergaderingen.

Art. 7.Het Comité vergadert op uitnodiging van de Voorzitter van het comité, overeenkomstig de bepalingen van het in artikel 6 bedoelde huishoudelijk reglement.

Art. 8.Het comité vergadert op geldige wijze als de meerderheid van de leden van het comité aanwezig is.

Indien die meerderheid niet aanwezig is kan het comité, na een nieuwe uitnodiging, op geldige wijze over hetzelfde onderwerp vergaderen, ongeacht het aantal aanwezige leden van het comité.

Art. 9.Het comité kan werkgroepen oprichten voor het uitvoeren van door het comité bepaalde opdrachten.

Art. 10.Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door één of meer door de Bestuurder of zijn afgevaardigde aangeduide personen.

Art. 11.De Minister stelt de vergoedingen en het presentiegeld vast waarop de deskundigen recht hebben.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET

^