Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 november 2009
gepubliceerd op 26 januari 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, houdende maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming en houdende regeling van de overuren

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2009012259
pub.
26/01/2010
prom.
19/11/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 NOVEMBER 2009. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, houdende maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming en houdende regeling van de overuren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, houdende maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming en houdende regeling van de overuren.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 november 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 2009 Maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid en de vorming en regeling van de overuren (Overeenkomst geregistreerd op 25 juni 2009 onder het nummer 92702/CO/136) HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeidsters en arbeiders tewerkgesteld in de ondernemingen welke onder de bevoegdheid van het paritair comité voor de papier- en kartonbewerking ressorteren. HOOFDSTUK 2. - Risicogroepen

Art. 2.Dit hoofdstuk wordt afgesloten in toepassing van : - de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), titel XIII, hoofdstuk VIII, afdelingen 1 en 2 (Belgisch Staatsblad van 28 december 2006); - het koninklijk besluit van 26 april 2009 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2009-2010; - het interprofessioneel akkoord 2009-2010 en zijn uitvoeringsbesluiten.

Overeenkomstig de bepalingen van voormelde wet wordt de inspanning van 0,10 pct. gebruikt in 2009 en 2010, langs het Fonds voor Bestaanszekerheid om de vormings- en omscholingsmogelijkheden van de arbeiders en arbeidsters te stimuleren.

Art. 3.Volgende personen behoren tot de risicogroepen : 1) de langdurige werkloze : - de werkzoekende die gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week; - de werkzoekende die, gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, uitsluitend deeltijds heeft gewerkt om aan de werkloosheid te ontkomen en/of als interimair; 2) de laaggeschoolde werkloze : de werkzoekende van meer dan 18 jaar die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of het korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs; 3) de mindervalide werkloze : de mindervalide werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming, bij één der fondsen voor de sociale reclassering van de mindervaliden is ingeschreven;4) de deeltijds leerplichtige : de werkzoekende van minder dan 18 jaar die nog onder de leerplicht valt en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt;5) de herintreder : de werkzoekende die tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet : - geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkering hebben genoten gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; - geen beroepsactiviteit hebben uitgeoefend gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; - voor de periode van drie jaar, bedoeld in de twee vorige punten, zijn beroepsactiviteit hebben onderbroken, ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn; 6) de bestaansminimumtrekker : de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming het bestaansminimum ontvangt;7) de oudere werkloze : de werkzoekende van 50 jaar en ouder;8) de werkloze uit een begeleidingsplan : de werkzoekende die een begeleidingsplan heeft gevolgd;9) de laaggeschoolde werknemer : de werknemer die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of het korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs; 10) de werknemer met een onaangepaste of een ontoereikende beroepsbekwaamheid : - de werknemer die naar een andere functie moet worden geheroriënteerd; - de werknemer waarvan de beroepsbekwaamheid onaangepast of ontoereikend is geworden tengevolge van de technische evolutie.

Art. 4.Het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid is belast met het opstellen van het reglement voor de praktische toepassing van deze maatregelen.

Het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid zal onderzoeken of het opportuun is een Vormingsfonds op te richten teneinde een optimale aanwending van de opleidingsmiddelen na te streven. HOOFDSTUK 3. - Vorming

Art. 5.§ 1. Elke onderneming zal 0,7 pct. van de werkelijke arbeidstijd voorbehouden voor vorming en opleiding in 2009 en 2010. De evaluatie van de realisatie van dit objectief zal gebeuren door de ondernemingsraad of bij ontstentenis door de syndicale afvaardiging.

Als geen van deze organen binnen de onderneming bestaat, zal de evaluatie gebeuren op basis van de gegevens die opgenomen zijn in de sociale balans.

Teneinde de evaluatie op een eenduidige manier te laten verlopen, zal een evaluatiesysteem worden uitgewerkt door een werkgroep, samengesteld in de schoot van het paritair comité. § 2. 25 pct. van de vorming kan buiten de werkuren worden georganiseerd (1). Deze vormingsuren zullen aan de arbeiders en arbeidsters worden betaald tegen het gewone loon. HOOFDSTUK IV. - Diversen

Art. 6.Ondertekenende partijen komen overeen de deeltijdse arbeid op vrijwillige basis aan te moedigen wanneer de arbeidsorganisatie zulks toelaat.

Art. 7.De tewerkstelling van arbeiders en arbeidsters in het kader van de activering van de werkloosheidsuitkeringen is enkel mogelijk na raadpleging van de vakbondsafvaardiging en voorlegging van het voorstel aan de voorzitter van het paritair comité die het zal overmaken aan de organisaties vertegenwoordigd in het paritair comité.

Indien er binnen de 10 dagen na verzending geen negatieve reactie komt, is het voorstel aanvaard.

Art. 8.Partijen verbinden er zich toe, rekening houdende met de beschikbare banen binnen de onderneming, de mogelijkheid te onderzoeken van wederinschakeling van werknemers die het slachtoffer zijn geworden van een arbeidsongeval. Er wordt aanbevolen bij het aanwerven van mindervaliden gebruik te maken van subsidies van de regionale overheid om de arbeidsposten aan te passen teneinde de werkgelegenheid ten behoeve van mindervaliden, waar mogelijk, te bevorderen.

Art. 9.§ 1. In toepassing van artikel 26bis, § 2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, komen de overuren die in de loop van een kwartaal werden gepresteerd en om redenen inherent aan de arbeidsorganisatie, niet kunnen worden gerecupereerd in de loop van het daaropvolgend kwartaal, in aanmerking voor uitbetaling na vaststelling door de vakbondsafvaardiging en in gemeenschappelijk akkoord met de betrokken werknemer.

Expliciet betreft het overuren gepresteerd wegens buitengewone vermeerdering van het werk of onvoorziene noodzakelijkheid, gevallen waarvoor de wet een specifieke procedure bepaalt. § 2. Daar waar noodzakelijk, kan in een ondernemingsovereenkomst de uitbreiding van 65 naar 130 overuren worden gemaakt (2). Deze uitbreiding wordt, conform de geldende wetgeving, voorgelegd aan het paritair comité.

Deze onderhandelingen mogen geen aanleiding geven tot nieuwe loonsverhogingen tijdens de duurtijd van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Bij moeilijkheden of blokkering, zal het probleem beslecht worden door het paritair comité. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van twee jaar en treedt in werking op 1 januari 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 november 2009.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) De praktische invulling geschiedt in de ondernemingsraad of bij ontstentenis ervan in de syndicale delegatie. (2) In ondernemingen waar geen syndicale delegatie is, gebeurt dit door inschrijving in het arbeidsreglement.

^