Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 september 2005
gepubliceerd op 23 september 2005

Koninklijk besluit tot vaststelling van de onderhandelingsprocedure tot verhoging van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005202382
pub.
23/09/2005
prom.
19/09/2005
ELI
eli/besluit/2005/09/19/2005202382/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de onderhandelingsprocedure tot verhoging van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971.


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 26bis, § 2bis, gewijzigd bij de wet van 3 juli 2005;

Gelet op de aanvraag die op 11 mei 2005 bij de Nationale Arbeidsraad is ingediend en gelet op het feit dat geen advies is verstrekt binnen de termijn voorgeschreven in artikel 47, laatste lid, van de arbeidswet van 16 maart 1971;

Gelet op het advies nr. 38.922/1/V van de Raad van State, gegeven op 25 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit stelt de te volgen procedure vast om het aantal overuren waarvoor de werknemer kan kiezen om af te zien van inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971, te verhogen tot maximum 130 uren per kalenderjaar, en om de voorwaarden en de nadere regelen van deze verhoging te bepalen.

Deze procedure laat eveneens toe om voor dezelfde uren de grens van 65 uren boven de gemiddelde arbeidsduur toegestaan gedurende de toepasselijke referentieperiode vastgesteld in artikel 26bis, § 1, achtste lid, van dezelfde wet te overschrijden.

Deze procedure betreft enkel de overuren die gebaseerd zijn op artikel 25 en op artikel 26, § 1, 3°, van dezelfde wet.

Art. 2.Een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de schoot van een paritair orgaan overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, kan het aantal overuren gebaseerd op artikel 25 en op artikel 26, § 1, 3°, van dezelfde wet, waarvoor de werknemer kan kiezen om af te zien van inhaalrust, verhogen tot maximum 130 uren.

Ze kan de voorwaarden en de nadere regelen van deze verhoging bepalen.

Ze kan eveneens deze gehele beslissing of een deel ervan overdragen aan een akkoord gesloten op ondernemingsvlak volgens de nadere regelen die ze bepaalt.

Art. 3.Bij ontstentenis van een collectieve arbeidsovereenkomst waarbij de aangelegenheid bedoeld in artikel 2 geregeld wordt, gesloten in de schoot van een paritair orgaan en neergelegd ter griffie van de algemene directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op 1 oktober 2005, kan de procedure op ondernemingsvlak gevolgd worden volgens de procedures bepaald in de artikelen 4 en 5 van dit besluit.

Art. 4.Indien er een vakbondsafvaardiging bestaat, worden de verhoging bedoeld in artikel 2, evenals de voorwaarden en de nadere regelen ervan, vastgesteld voor de werknemers voor wie deze vakbondsafvaardiging bevoegd is, door een collectieve arbeidsovereenkomst, in de zin van de wet van 5 december 1968, gesloten tussen de werkgever en alle in de schoot van de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigde organisaties.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst moet door het bevoegd paritair orgaan goedgekeurd worden.

Art. 5.Indien er geen vakbondsafvaardiging bestaat die bevoegd is voor de betrokken werknemers, worden de verhoging bedoeld in artikel 2 evenals de voorwaarden en de nadere regelen ervan, vastgesteld volgens de procedure bepaald in de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegd paritair orgaan.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 september 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota's (1)Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971.

Wet van 3 juli 2005, Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005.

^