Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 september 2008
gepubliceerd op 01 oktober 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2008022538
pub.
01/10/2008
prom.
19/09/2008
ELI
eli/besluit/2008/09/19/2008022538/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, artikel 62, § 3, vervangen bij de wet van 20 juli 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt, de artikelen 1, 2, 5, 9, 11, 13, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2007, 14, 15 en 17;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, gegeven op 8 april 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 maart 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting, gegeven op 23 juli 2008;

Gelet op advies nr. 45.065/1 van de Raad van State, gegeven op 2 september 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt, wordt aangevuld met de volgende zin : « Een lestijd van 50 minuten wordt gelijkgesteld met een uur. »

Art. 2.In de Nederlandstalige versie van artikel 2, enig lid, inleidende zin, van hetzelfde besluit wordt het woord « lesuren » vervangen door de woorden « uren les ».

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De lessen en de daarmee gelijkgestelde activiteiten, bedoeld in artikel 2, moeten regelmatig gevolgd worden.»; 2° in het tweede lid, inleidende zin, worden de woorden « de lessen » vervangen door de woorden » deze lessen en activiteiten ».

Art. 4.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. Het recht op kinderbijslag blijft echter behouden voor de laatstejaarsstudenten die nog de mogelijkheid krijgen om na de tweede zittijd en zonder nieuwe inschrijving bepaalde studieactiviteiten die vereist zijn voor het behalen van het diploma af te werken, en dit onder de volgende voorwaarden : - de student moet een studieprogramma van minstens 41 studiepunten hebben afgewerkt tijdens het voorbije academiejaar; - het recht eindigt wanneer alle studieactiviteiten voor het behalen van het diploma afgewerkt zijn, en ten laatste op 31 januari van het volgende academiejaar. »

Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.De kinderbijslag blijft behouden tijdens de periode tussen twee opeenvolgende academiejaren.

De kinderbijslag blijft eveneens behouden gedurende de periode die het academisch jaar in de loop waarvan de student een studieprogramma van minstens 41 studiepunten heeft afgewerkt, bedoeld in artikel 9, § 3, scheidt van de periode die nodig is voor het afwerken van de studieactiviteiten in de zin van hetzelfde artikel.

Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid mag de tijd tussen de twee periodes echter niet langer zijn dan 120 kalenderdagen. »

Art. 6.Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 9 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.§ 1. De winstgevende activiteit van het kind leidt niet tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag : a) wanneer zij wordt uitgeoefend tijdens de maanden juli, augustus en september;tijdens de vakantieperiodes bedoeld in de artikelen 7 en 12 leidt de winstgevende activiteit echter niet tot de schorsing van de kinderbijslag als ze in het kalenderkwartaal waarin ze wordt uitgeoefend niet meer bedraagt dan 240 uren; b) voor elke maand van het eerste, tweede en vierde kalenderkwartaal, als zij in dat kwartaal niet meer bedraagt dan 240 uren. Een winstgevende activiteit in de zin van dit besluit is elke activiteit uitgeoefend in het raam van een arbeidsovereenkomst of een statuut, of in de hoedanigheid van zelfstandige. § 2. Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse regeling betreffende ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen of beroepsziekten leidt niet tot de schorsing van de kinderbijslag als die uitkering voortvloeit uit een toegelaten winstgevende activiteit.

Het ontvangen van een sociale uitkering op basis van een Belgische of buitenlandse werkloosheidsregeling of van een loopbaanonderbrekingsuitkering bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 5, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, leidt tot de schorsing van de toekenning van de kinderbijslag. »

Art. 7.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 14.In afwijking van de bepalingen van artikel 13, mogen de kinderen bedoeld in artikel 3 evenals de kinderen die een stage doorlopen bedoeld in artikel 2, 3°, geen brutobezoldiging, sociale uitkering of de twee samen ontvangen hoger dan 394,15 EUR per maand.

Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen. Het evolueert conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3 van de eerder vermelde samengeordende wetten.

Voor de toepassing van dit artikel wordt elk financieel voordeel uitgekeerd aan het kind dat een stage doorloopt nodig voor het behalen van een diploma, getuigschrift of brevet, erkend bij wet, decreet, verordening of reglement, beschouwd als een bezoldiging verkregen in het raam van een winstgevende activiteit.

Voor de toepassing van dit artikel wordt geen rekening gehouden met het vakantiegeld betaald op basis van de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van werknemers of op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten in een paritair orgaan, tijdens de maanden waarin dit vakantiegeld wordt betaald. »

Art. 8.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 15.Voor de toepassing van dit besluit wordt vrijwilligerswerk in de zin van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers niet beschouwd als een winstgevende activiteit. De vergoedingen in de zin van de artikelen 10 en 11 van de eerder vermelde wet worden niet beschouwd als een inkomen, een voordeel, een brutobezoldiging of een sociale uitkering, voor zover het vrijwilligerswerk zijn onbezoldigde karakter niet verliest conform de eerder vermelde artikelen. »

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008.

Art. 10.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 september 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX

^