Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 december 2012
gepubliceerd op 18 januari 2013

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2011-2012

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012206447
pub.
18/01/2013
prom.
20/12/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2011-2012 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2011-2012.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011 Nationaal akkoord 2011-2012 (Overeenkomst geregistreerd op 26 augustus 2011 onder het nummer 105349/CO/209)

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en hun werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden die behoren tot het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, met uitzondering van de bepalingen inzake de koopkracht (artikel 4) en de syndicale waarborgen (artikel 9), die enkel van toepassing zijn op de gebaremiseerbare bedienden.

Onder "bedienden" wordt verstaan : mannelijke en vrouwelijke bedienden.

Art. 2.Voorwerp Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van : - het koninklijk besluit van 28 maart 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/03/2011 pub. 01/04/2011 numac 2011201603 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst financien federale overheidsdienst sociale zekerheid federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen type koninklijk besluit prom. 28/03/2011 pub. 14/07/2011 numac 2011203202 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Rechtzetting sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 april 2011); - de wet van 12 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/2011 pub. 28/04/2011 numac 2011012030 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord sluiten houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de Regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord (Belgisch Staatsblad van 28 april 2011).

Art. 3.Werkzekerheid De bepalingen inzake de werkzekerheidsclausule zoals opgenomen in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 2009 houdende het nationaal akkoord 2009-2010, geregistreerd onder het nummer 95215/CO/209, worden verlengd tot en met 31 december 2012. Deze bepalingen zijn : § 1. Principe Er zal geen meervoudig ontslag plaatsvinden vooraleer alle tewerkstellingsbehoudende maatregelen worden onderzocht en, in de mate van het mogelijke, toegepast waaronder : opleidingstrajecten, anticrisismaatregelen (vanaf 1 januari 2012 : tijdelijke werkloosheid voor bedienden), arbeidsverdeling, deeltijdse arbeid en tijdskrediet.

Naar aanleiding van dit onderzoek moet de werkgever een overzicht van het gevoerde investeringsgebied in de voorbije drie jaren voorleggen. § 2. Definitie Onder "meervoudig ontslag" wordt verstaan : elk ontslag, met uitzondering van ontslag om dringende redenen, dat in de loop van een periode van zestig kalenderdagen een aantal bedienden treft dat tenminste 10 pct. bedraagt van het gemiddelde bediendebestand onder arbeidsovereenkomst in de loop van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat, met een minimum van 3 bedienden voor ondernemingen met minder dan 30 bedienden. Ook ontslagen als gevolg van een sluiting vallen onder toepassing van deze definitie. § 3. Procedure Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, zal de volgende overlegprocedure worden nageleefd : Wanneer de werkgever voornemens is over te gaan tot ontslag van meerdere bedienden, dat als meervoudig ontslag kan worden beschouwd, licht hij voorafgaandelijk de ondernemingsraad, of, bij ontstentenis, de syndicale delegatie voor bedienden in.

In geval er geen ondernemingsraad of syndicale delegatie voor bedienden bestaat, licht hij voorafgaandelijk, schriftelijk en tegelijkertijd zowel de betrokken bedienden in, alsook de voorzitter van het gewestelijk verzoeningsbureau.

Binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de bediendevertegenwoordigers, dienen partijen op ondernemingsvlak de besprekingen te starten over de maatregelen die ter zake kunnen worden genomen.

Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dan wordt binnen de vijftien kalenderdagen na het vaststellen van een niet-akkoord op ondernemingsvlak, beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau.

In geval er in de onderneming geen ondernemingsraad of syndicale delegatie voor bedienden bestaat, kan, binnen de vijftien kalenderdagen na de informatie aan de betrokken bedienden en voorzitter van het gewestelijk verzoeningsbureau, dezelfde overlegprocedure worden ingeleid op initiatief van de vakbondsorganisaties die de bedienden vertegenwoordigen. § 4. Sanctie Wanneer de procedure niet conform zou zijn nageleefd, zal een bijdrage van 1.870 EUR per ontslagen bediende gestort worden aan het regionaal paritair opleidingsfonds van de provincie waar de onderneming gelegen is : - voor Antwerpen : Vormingsinitiatief voor Bedienden van de Antwerpse Metaalverwerkende nijverheid (VIBAM); - voor Limburg : Limburgs Instituut voor de Opleiding van Bedienden in de Metaalverwerkende nijverheid (LIMOB); - voor Waals-Brabant, Brussel en Vlaams-Brabant : Opleidings- en Tewerkstellingsfonds voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van Brabant (OBMB-FEMB); - voor Henegouwen en Namen : Centre de Perfectionnement Employés Hainaut Namur (CPEHN); - voor Luik en Luxemburg : Centre de Formation et de Perfectionnement Employés Liège Luxembourg (CFPE); - voor Oost- en West-Vlaanderen : VORMETAL - Oost- en West-Vlaanderen.

In geval van betwisting wordt beroep gedaan op het gewestelijk verzoeningsbureau op vraag van de meest gerede partij.

De afwezigheid van een werkgever op de in deze procedure voorziene bijeenkomst van het gewestelijk verzoeningsbureau wordt beschouwd als een niet-naleving van de bovenstaande procedure.

De werkgever kan zich hiervoor laten vertegenwoordigen door een bevoegde afgevaardigde behorende tot zijn onderneming.

De sanctie is eveneens van toepassing op de werkgevers die een unaniem advies van het gewestelijk verzoeningsbureau niet toepast.

Art. 4.Koopkracht 4.1. Enveloppe A. Bepaling van de enveloppe Met ingang van 1 april 2012 wordt aan de ondernemingen een overdraagbaar budget van 0,30 pct. van de loonmassa van de bedienden ter beschikking gesteld. Over de aanwending ervan kan enkel op ondernemingsvlak onderhandeld worden.

B. Definitie van de loonmassa Onder "loonmassa" wordt begrepen : de totaliteit van de brutowedden (met inbegrip van de eindejaarspremies, ploegenpremies, overloon, enz.) en bijhorende sociale lasten (socialezekerheidsbijdragen van de werkgever en andere sociale lasten) van de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

Deze enveloppe mag aangewend worden voor de financiering van bijkomende voordelen, loonsverhogingen of andere verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden.

De loonsverhogingen zijn eveneens van toepassing op de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies, tenzij hierover op ondernemingsvlak andersluidende conventionele afspraken bestaan in een collectieve arbeidsovereenkomst of in het arbeidsreglement.

C. Procedure voor de onderhandelingen op ondernemingsvlak De procedure voor de ondernemingsonderhandelingen over de besteding van het overdraagbaar budget verloopt in 2 stappen : - voorafgaandelijk en vóór 30 september 2011 moeten op ondernemingsvlak zowel de werkgever als alle in de vakbondsafvaardiging voor bedienden vertegenwoordigde vakbonden akkoord zijn om onderhandelingen te voeren over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe.

In de multizetelondernemingen wordt de beslissing genomen op groepsniveau. Deze beslissing heeft niet alleen betrekking op het al dan niet onderhandelen, maar ook op het niveau waar deze onderhandelingen zullen gevoerd worden; - indien besloten wordt tot ondernemingsoverleg over de besteding van het overdraagbaar budget van de enveloppe, moet dit overleg ten laatste op 31 oktober 2011 leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst. De afgesproken besteding van de enveloppe gaat in op 1 april 2012. - in ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging voor bedienden dient een eventuele onderhandeling over de aanwending van de enveloppe uit te monden in een collectieve arbeidsovereenkomst.

D. Suppletieve regeling Indien vóór 31 oktober 2011 geen ondernemingsoverleg wordt aangegaan over de aanwending enveloppe of indien tegen 31 oktober 2011 het overleg op ondernemingsvlak niet uitmondt in een collectieve arbeidsovereenkomst, worden vanaf 1 april 2012 alle bruto- maandweddes van de bedienden verhoogd met 0,3 pct.

Deze weddeverhogingen zijn eveneens van toepassing op de niet in procent uitgedrukte ploegen- en productiepremies, tenzij hierover op ondernemingsvlak andersluidende conventionele afspraken bestaan in een collectieve arbeidsovereenkomst of in het arbeidsreglement. 4.2. Ecocheques A. Principe Op ondernemingsvlak kan gekozen worden voor een alternatieve en equivalente besteding van onbepaalde duur van de ecocheques die nog toegekend worden overeenkomstig het artikel 3 van het Nationaal akkoord 2009-2010 van 6 juli 2009, geregistreerd onder het nummer 95215/CO/209.

De alternatieve besteding gebeurt op basis van een bedrag van maximaal 250 EUR (administratieve kosten niet inbegrepen).

De alternatieve besteding is enkel mogelijk vanaf 1 oktober 2011 voor de ecocheques die vanaf 2012 (met referteperiode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012) worden toegekend. De ecocheques die in 2011 worden toegekend (met referteperiode 1 oktober 2010 tot 30 september 2011) blijven behouden.

B. Modaliteiten voor ondernemingen met een vakbondsafvaardiging voor bedienden Ondernemingen met vakbondsafvaardiging voor bedienden kunnen op hun vlak onderhandelen over een alternatieve en equivalente besteding van de nog toegekende ecocheques. Deze onderhandelingen moeten voor 31 oktober 2011 resulteren in een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak inzake de alternatieve besteding.

Indien gekozen wordt voor de omzetting van de 250 EUR in brutoloon, komt het bedrag van 250 EUR overeen met een verhoging van 13,30 EUR/maand bruto van de wedde van een bediende in een voltijdse betrekking.

Voor bedienden met een deeltijds arbeidsbetrekking wordt het bedrag van 13,30 EUR geproratiseerd.

Ingeval het bedrag van de toegekende ecocheque lager is dan 250 EUR, dan wordt het bedrage van 13,30 EUR aangepast volgens de regel van 3.

Bijvoorbeeld : de waarde van de ecocheque bedraagt nog 125 EUR. Bij brutering wordt de brutomaandwedde in een voltijdse betrekking verhoogd met 6,65 EUR. C. Modaliteiten voor ondernemingen zonder een vakbondsafvaardiging voor bedienden De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging voor bedienden kunnen via toetreding tot het onderstaand menu, dat de keuzemogelijkheden bevat, kiezen voor een alternatieve en equivalente besteding van de nog toegekende ecocheques. De toetreding tot het keuzemenu gebeurt door de werkgever door middel van een toetredingsakte die uiterlijk tegen 31 oktober 2011 via een aangetekend schrijven wordt overgemaakt aan de voorzitter van het nationaal paritair comité. De voorzitter brengt op zijn beurt de sociale partners hiervan op de hoogte.

Sociale partners zullen een model van toetredingsakte opstellen.

Voor de alternatieve besteding kan uitsluitend gekozen worden uit de volgende 3 mogelijkheden (keuzemenu) : - invoering of verbetering van een bestaande polis collectieve hospitalisatieverzekering; - invoering of verbetering van een bestaand aanvullend pensioenplan op ondernemingsvlak; - omzetting van de 250 EUR in brutoloon. Dan komt het bedrag van 250 EUR overeen met een verhoging van 13,30 EUR/maand bruto van de wedde van een bediende in een voltijdse betrekking en worden dezelfde regels toegepast als voor ondernemingen met een vakbondsafvaardiging voor de bedienden.

D. Suppletieve regeling Indien er op ondernemignsvlak geen onderhandelingen worden gevoerd of partijen komen vóór 31 oktober 2011 niet tot een akkoord over een alternatieve besteding van de ecocheques, of indien er, voor ondernemingen zonder syndicale delegatie, geen toetredingsakte wordt overgemaakt vóór 31 oktober 2011 dan blijven de bepalingen van artikel 3 van het nationaal akkoord 2009-2010 van 6 juli 2009, geregistreerd onder het nummer 95215/CO/209, onverkort van kracht. 4.3. Gewaarborgde minimum maandweddes Vanaf 1 april 2012 worden de gewaarborgde minimum maandweddes verhoogd met 0,3 pct. 4.4. Nationale minimum weddeschaal De overgangsmaatregel voor de invoering van een nieuwe nationale minimum weddeschaal en ondernemingsbarema's, zoals opgenomen in artikel 6, § 3 en § 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 september 2007 houdende het nationaal akkoord 2007-2008 (registratienummer : 85840/CO/209), en verlengd door achtereenvolgend de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 december 2008 (registratienummer : 90163/CO/209), van 12 juni 2009 (registratienummer : 93268/CO/209), van 1 maart 2010 (registratienummer : 99190/CO/209) en van 7 februari 2011 (registratienummer : 103476/CO/209) wordt verlengd tot 31 december 2011.

Vanaf 1 april 2012 wordt de nationale minimumweddeschaal verhoogd met 0,3 pct.. 4.5. Uitzonderingen Het artikel 4.1. hierboven is niet van toepassing op de ondernemingen die al door een akkoord gedekt zijn voor de jaren 2011 en 2012. De gewestelijke verzoeningscomités zijn bevoegd om de eventuele toepassingsmoeilijkheden te regelen.

Deze bepalingen zijn evenmin van toepassing op de onderneming die zich in de economische onmogelijkheid bevinden deze voordelen toe te passen. De gewestelijke verzoeningscomités zijn belast met de bepaling van de ondernemingen die zich volledig of gedeeltelijk in deze toestand bevinden. Zij dienen daarbij rekening te houden met duidelijk aanwijsbare feiten en de toestand van de onderneming.

Ondernemingen getroffen door een ingrijpende reorganisatie en/of herstructurering kunnen zich tot de gewestelijke verzoeningscomités wenden om, op basis van aanwijsbare feiten, een afwijking of een herschikking van deze voordelen te bekomen.

Voor alle ondernemingen geldt alleszins dat vanaf 1 januari 2012 de collectieve pensioentoezegging 1,87 pct. zal moeten bedragen en vanaf 1 januari 2013 1,97 pct.

Art. 5.Aanvullend pensioen 5.1. Verhoging van de collectieve pensioentoezegging Aan alle werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bedienden (met inbegrip van de kaderleden) wordt vanaf 1 april 2012 een collectieve pensioentoezegging verzekerd, die voorziet in een toelage ten laste van de onderneming, die minstens 1,87 pct. bedraagt van het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutojaarloon van de bediende.

Deze pensioentoelage wordt uitsluitend gebruikt voor de aanleg van een rustpensioen of -kapitaal en de terugbetaling van de reserves bij eerder overlijden.

Vanaf 1 januari 2013 zal deze collectieve pensioentoezegging 1,97 pct. bedragen.

Het sectorale pensioenreglement en de sectorale technische nota opgenomen zullen in die zin aangepast worden.

Het aanvullend pensioen dat op ondernemingsvlak werd ingesteld vóór 11 juni 2001 moet gelden voor alle bedienden (met inbegrip van de kaderleden) en moet te allen tijde evenwaardig zijn aan de bijdrage ten laste van de onderneming van het aanvullend pensioen ingesteld op sectorvlak overeenkomstig de collectieve pensioentoezegging hierboven.

Indien het ondernemingsstelsel van het type "vaste prestaties" is, moet de verworven reserve gefinancierd door de onderneming op ieder ogenblik minstens gelijk zijn aan de verworven reserve die zou bekomen worden door de kapitalisatie van een toelage ten laste van de onderneming van tenminste het sectoraal bepaalde percentage van het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, aan de actualisatievoet die gebruikt wordt voor de bepaling van de verworven reserves. 5.2. Omzetting in een gelijkwaardig voordeel Ondernemingen met een aanvullend pensioen waarvan de werkgeversbijdrage op 1 april 2012 al gelijk is aan of meer bedraagt dan 1,87 pct. hebben de mogelijkheid om vanaf 1 april 2012 een voordeel toe te kennen dat gelijkwaardig is aan deze verhoging van de werkgeversbijdrage van 0,1 pct. (alle kosten en werkgeverslasten inbegrepen) voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

Ondernemingen met een aanvullend pensioen waarvan de werkgeversbijdrage op 1 januari 2013 al gelijk is aan of meer bedraagt dan 1,97 pct. hebben de mogelijkheid om vanaf 1 januari 2013 een voordeel toe te kennen dat gelijkwaardig is aan deze verhoging van de bijdrage van 0,1 pct. (alle kosten en werkgeverslasten inbegrepen) voor de gebaremiseerde en baremiseerbare bedienden.

De omzetting in een gelijkwaardig voordeel moet vervat zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau te sluiten tegen uiterlijk 31 oktober 2011 en moet gelden voor onbepaalde duur.

Indien er voor 31 oktober 2011 geen collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten dan wordt de werkgeversbijdrage aan het aanvullend pensioen op ondernemingsvlak verhoogd pet 0,1 pct. op 1 april 2012 en met 0,1 pct. op 1 januari 2013.

Tegen 31 december 2011 zullen de ondernemingen die gekozen hebben voor een alternatieve aanwending via een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritair comité een verklaring van de werkgever en een attest van de actuaris om de evenwaardigheid te bewijzen moeten overmaken, alsook de op ondernemingsvlak gesloten collectieve arbeidsovereenkomst. De voorzitter brengt op zijn beurt de sociale partners hiervan op de hoogte.

De bewijsvoering van evenwaardigheid moet gebeuren conform de modellen die door het paritair comité werden opgesteld.

De verhoging de werkgeversbijdrage voor het aanvullend pensioen pet 0,1 pct. vanaf 1 januari 2013 of de alternatieve aanwending ervan wordt niet aangerekend op een mogelijk nationaal akkoord 2013-2014.

Art. 6.Brugpensioen 6.1. De brugpensioenleeftijd, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, op 58 jaar gebracht voor de periode gaande van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2013. 6.2. De brugpensioenleeftijd wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, verlaagd tot 56 jaar voor bedienden die een beroepsverleden van 33 jaar als werknemer kunnen aantonen waarvan 20 jaar arbeid met nachtprestaties in de zin van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46, gesloten in de Nationale Arbeidsraad voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012. 6.3. De leeftijd voor het halftijds brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten in de Nationale Arbeidsraad wordt, binnen de wettelijke mogelijkheden, bepaald op 55 jaar voor de periode gaande van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012. 6.4. Partijen wijzen erop dat in het kader van de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 de mogelijkheid werd gecreëerd om bedienden van 56 jaar en meer met een beroepsverleden van minstens 40 jaar op brugpensioen te stellen. 6.5. In de loop van dit akkoord wordt er een paritaire werkgroep opgericht die zich zal buigen over de eindeloopbaanproblematiek (onder meer brugpensioen en tijdskrediet).

Art. 7.Mobiliteit 7.1. Het plafond voor de tussenkomst van de werkgever in het privévervoer, voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1973 inzake de tussenkomst in de vervoerskosten van bedienden, en geldig op 31 december 2011, wordt vanaf 1 januari 2012 verhoogd met 0,3 pct. 7.2. In de loop van dit akkoord wordt er een paritaire werkgroep opgericht die zich zal buigen over de problematiek van de mobiliteitsplannen.

Art. 8.Opleiding 8.1. Risicogroepen De bijdrage bestemd voor risicogroepen, geïnd door de VZW "Paritair Instituut voor de naschoolse opleiding van de metaalverwerkende nijverheid - Bedienden", afgekort "INOM-Bedienden", wordt voor de duur van dit akkoord bepaald op 0,10 pct.

Teneinde de inning te vereenvoudigen wordt het bedrag ervan forfaitair vastgesteld.

De forfaitaire werkgeversbijdrage ten belope van 35,50 EUR per bediende per jaar aan de VZW "INOM-Bedienden" bestemd voor de risicogroepen, wordt voor de jaren 2011 en 2012 behouden.

De opbrengst van de aldus door de VZW "INOM-Bedienden" geïnde bijdragen voor risicogroepen zal integraal doorgestort worden aan de paritaire opleidingsfondsen voor de bedienden die op provinciaal of subgewestelijk vlak bestaan. De opleidingsfondsen zullen deze middelen aanwenden voor de opleiding en tewerkstelling van risicogroepen. 8.2. Opleidingsengagement De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de bedienden, en bijgevolg van de ondernemingen.

Het jaarlijks engagement inzake opleidingsinspanningen ten belope van 1,4 pct. in tijd te besteden aan beroepsopleiding ten opzichte van het geheel van de door de totaliteit van de bedienden jaarlijks gepresteerde uren zoals voorzien in het nationaal akkoord 2009-2010 van 6 juli 2009, wordt verhoogd met 0,1 pct. in 2011 en met 0,1 pct. in 2012.

Onder "beroepsopleiding" wordt verstaan : vorming die de kwalificatie van de bediende bevordert en beantwoordt aan de noden van de onderneming, inclusief on-the-job-training. Deze beroepsopleiding dient tijdens de werkuren te gebeuren.

Daarbij wordt aanbevolen dat de vorming zo maximaal mogelijk op alle categorieën van bedienden zou slaan.

De op ondernemingsvlak al bestaande inspanningen betreffende beroepsopleiding voor bedienden kunnen in aanmerking genomen worden voor de berekening van de bovengenoemde 1,50 pct. in 2011 en 1,60 pct. in 2012.

Dit engagement zal jaarlijks op ondernemingsvlak geëvalueerd worden door de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, door de syndicale delegatie voor bedienden.

Tegelijkertijd zullen eveneens de vooruitzichten betreffende beroepsopleiding besproken worden. Deze evaluatie en bespreking gebeurt ter gelegenheid van de jaarlijkse inlichtingen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden.

Om de realisatie van het opleidingsengagement te meten zal in de loop van het tweede kwartaal van 2012 een centraal gecoördineerde enquête georganiseerd worden bij de ondernemingen, inclusief deze zonder syndicale delegatie voor bedienden.

Ondernemingen die niet antwoorden op deze enquête kunnen geen beroep doen op de financiële tussenkomsten van de paritaire opleidingsinstanties van de sector, volgens de modaliteiten vastgelegd door de Raad van Bestuur van de paritaire opleidingsinstanties.

De resultaten van deze enquête zullen in het paritair comité besproken worden.

Vooraleer deze enquête gevoerd wordt zullen de sociale partners paritair onderzoeken hoe deze enquête kan verfijnd worden.

Ondertekenenden partijen bevestigen dat bovenstaande bepalingen betreffende de opleidingsinspanningen overeenkomen met de verplichtingen vermeld in artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/10/2007 pub. 05/12/2007 numac 2007012348 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact sluiten, en geschreven zijn conform het artikel 2, § 2, 2° en 4° gedachtestreepje van hetzelfde besluit.

Ondertekenenden partijen bevestigen in het bijzonder dat voor toepassing van de bovengenoemde opleidingsinspanningen de verhoging met 0,1 pct. per jaar van de loonmassa bestemd voor opleidingsinspanningen van de bedienden die ressorteren onder dit paritair comité, het gevolg is van de jaarlijkse verhoging met 0,1 pct. van de globale opleidingsinspanningen uitgedrukt in tijd te besteden aan de beroepsopleiding van de bedienden, conform § 2, 2de gedachtestreepje van bovengenoemd koninklijk besluit. 8.3. Onderzoek naar het gebruik van opleidingsplannen en het opleidingsCV Er komt een paritair onderzoek naar de belemmeringen bij het gebruik van de opleidingsplannen en het opleidingsCV.

Art. 9.Syndicale waarborgen De jaarlijkse bijdragen aan het "Fonds voor syndicale waarborgen" en het "Speciaal Fonds voor bedienden", waarvan sprake in de artikelen 5 en 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1985 en 14 april 1986 met betrekking tot het "Fonds voor syndicale waarborgen" en het "Speciaal Fonds voor bedienden", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 1986, worden vanaf het jaar 2012 als volgt bepaald : - voor ondernemingen van 100 en meer bedienden : 71,5 EUR; - voor ondernemingen met minder dan 100 bedienden : 43 EUR.

Art. 10.Flexibiliteit In het kader van de verankering van de industriële activiteiten en van de ontwikkeling van de tewerkstelling, zal het geheel van de mechanismen van arbeidsorganisatie onderzocht en geëvalueerd worden in al de mogelijke formules.

Art. 11.Varia Een paritaire werkgroep zal een alternatieve inningswijze van de bijdragen voor opleiding, syndicale waarborgen en sectoraal aanvullend pensioen onderzoeken en voorstellen inzake formuleren.

Art. 12.Sociale vrede De sociale vrede zal verzekerd zijn tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Bijgevolg zal op provinciaal, subgewestelijk of ondernemingsvlak geen enkele eis van algemene of collectieve aard gesteld of ondersteund worden die van aard zou zijn de verbintenissen van de ondernemingen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst, uit te breiden.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst werd gesloten in een geest van wederzijdse rechten en verplichtingen.

Bijgevolg is de naleving van de verplichtingen van elk van de partijen afhankelijk van de eerbiediging door de andere ondertekenaars van hun verplichtingen.

Art. 13.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur, behalve de artikelen 3 (werkzekerheid), 6 (brugpensioen), 8.1. (risicogroepen) en 12 (sociale vrede) die gesloten worden voor bepaalde duur van 1 januari 2011 tot 31 december 2012, tenzij een andere duur werd bepaald.

De bepalingen van onbepaalde duur kunnen slechts opgezegd worden mits aangetekend schrijven aan de voorzitter van het paritair comité en met naleving van een opzeggingstermijn van 6 maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juli 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid, betreffende het nationaal akkoord 2011-2012 Premies Vlaams Gewest De ondertekenende partijen verklaren dat de bedienden ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden der metaalfabrikatennijverheid en die inzake domicilie en tewerkstelling voldoen aan de omschrijving van het Vlaams Gewest gebruik kunnen maken van de aanmoedigingspremies van kracht in het Vlaams Gewest met name : 1. zorgkrediet;2. opleidingskrediet;3. ondernemingen in moeilijkheden of herstructureringen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^