Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 januari 2015
gepubliceerd op 23 januari 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2015014054
pub.
23/01/2015
prom.
20/01/2015
ELI
eli/besluit/2015/01/20/2015014054/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JANUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Ik heb de eer het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen. Dit ontwerp van koninklijk besluit voert de maatregelen van het regeerakkoord van 9 oktober 2014 uit, aangaande de cumulatie van een beroepsbezigheid met een pensioen in het werknemersstelsel. 1. Het opzet van het koninklijk besluit Het voorliggend ontwerp voert het regeerakkoord van 9 oktober 2014 uit inzake de cumulatie van een pensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten of met sociale vergoedingen.Het voert namelijk de nodige aanpassingen door in het artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, met ingang van 1 januari 2015. Bovendien brengt het precisering aan in andere bepalingen van dit artikel 64 om elk interpretatieprobleem te vermijden.

Het regeerakkoord van 9 oktober 2014 voorziet op dit gebied twee nieuwe maatregelen : enerzijds, de mogelijkheid tot een onbeperkte cumulatie voor bepaalde pensioengerechtigden (de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben of een loopbaan van ten minste 45 jaar bewijzen) en anderzijds, de aanpassing van de sanctie in geval van een overschrijding van de grensbedragen wegens cumulatie van een pensioen met een beroepsbezigheid.

Zo zullen de inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsbezigheid met het genot van een rustpensioen in de toekomst op onbeperkte wijze kunnen gecumuleerd worden onder de volgende voorwaarden, die niet cumulatief zijn : - op de ingangsdatum van zijn eerste Belgische rustpensioen, heeft de pensioengerechtigde een loopbaan van ten minste 45 jaar in de zin van de bepalingen inzake het vervroegd rustpensioen; - de pensioengerechtigde bereikt de leeftijd van 65 jaar en in dit geval is de onbeperkte cumulatie mogelijk vanaf 1 januari van het jaar tijdens welke hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

De eerste voorwaarde van onbeperkte cumulatie stemt overeen met het aantal jaren van een volledige loopbaan, terwijl de tweede voorwaarde overeenstemt met de huidige wettelijke pensioenleeftijd in het werknemersstelsel.

De personen die uitsluitend een overlevingpensioen genieten worden niet beoogd door deze maatregel.

Wat de opmerking van de Raad van State betreft om een rechtvaardiging te geven met betrekking tot het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, kan men de volgende preciseringen aanbrengen. Artikel 25 van het koninklijk besluit nr 50 voorziet het principe van een cumulatieverbod van een rust- of overlevingspensioen en een beroepsactiviteit. De Koning kan uitzonderingen op dit principe voorzien. Deze machtiging wordt uitgevoerd in artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967.

Artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 voorziet verschillende categorieën van personen. Het voorliggend koninklijk besluit wijzigt deze reeds bestaande categorieën niet. Het introduceert daarentegen een nieuwe categorie voor diegenen die de voorwaarden vervullen om het inkomen uit een beroepsactiviteit onbeperkt te cumuleren met een rustpensioen.

Beide criteria die de mogelijkheid tot onbeperkt bijverdienen mogelijk maken, nl. enerzijds het criterium van leeftijd en anderzijds het criterium van de loopbaan, zijn objectieve criteria.

Voor het leeftijdscriterium betreft het namelijk de actuele wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar.

Voor het loopbaancriterium betreft het het aantal jaar dat een volledige loopbaan uitmaakt.

De maatregel is voorzien voor personen van minstens 65 jaar oud aangezien het de doelstelling van de regering is om aan de hand van andere maatregelen mee te werken aan het behoud van ouderen in activiteit. Het biedt gepensioneerden bovendien de mogelijkheid om een eventueel lager pensioenbedrag aan te vullen.

Voor personen jonger dan 65 en een onvoldoende lange loopbaan is het niet wenselijk onbeperkt bijverdienen bij het pensioen mogelijk te maken. Opname van het vervroegd pensioen mag immers niet aangemoedigd worden : het krijgt de voorkeur dat men de opname van het vervroegd pensioen uitstelt tot men een volledige carrière gepresteerd heeft.

Ik trek bovendien uw aandacht op het feit dat dezelfde criteria overgenomen zullen worden in het stelsel van de zelfstandigen en de publieke sector, de harmonisering van de drie pensioenregimes indachtig. Deze criteria zullen dus niet enkel in het werknemersstelsel gehanteerd worden.

Gezien de bevestiging van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 dat de mogelijkheid van een onbeperkte cumulatie wenselijk is, heeft de regering in lijn met de invoering van de actueel van toepassing zijnde regels, beslist de regels verder te versoepelen die tijdens de vorige legislatuur genomen waren, steeds rekening houdend met het feit of de gepensioneerde al dan niet een voldoende lange loopbaan gepresteerd heeft.

De gepensioneerde echtgenoot van een persoon die een gezinspensioen ontvangt (75 %) moet zich wel aan de grensbedragen van de toegelaten beroepsactiviteit houden. Een gezinspensioen wordt immers enkel toegekend als slechts een van de echtgenoten een inkomen heeft of de andere echtgenoot een zeer beperkt inkomen heeft (de echtgenoot oefent bijvoorbeeld enkel een beperkte beroepsactiviteit uit of het pensioen is lager dan het verschil tussen het pensioen als alleenstaande en het pensioen aan gezinstarief van de echtgenoot die het hoogste pensioen geniet). De bestaansreden voor een pensioen aan gezinstarief is immers precies de toekenning van een pensioen berekend aan een hoger percentage (75 % in plaats van 60 %) aan koppels die moeten leven met slechts één inkomen. Als de gepensioneerde echtgenoot van een persoon die het gezinspensioen geniet daarentegen meer zou kunnen bijverdienen dan de toegelaten grensbedragen en dus onbeperkt zou kunnen bijverdienen, kan men nog moeilijk spreken over een koppel dat met één inkomen moet leven.

Personen die reeds een pensioen genieten en blijven werken, bouwen geen verdere pensioenrechten op na de ingangsdatum van hun pensioen aangezien hun pensioen een vervangingsinkomen is en de toegelaten beroepsactiviteit de uitzondering blijft. Dit principe bestaat reeds in de actuele regelgeving en heeft nooit het onderwerp uitgemaakt van kritiek.

Ik denk derhalve dat met deze preciseringen afdoende geantwoord is op de opmerking van de Raad van State in haar advies nr. 56.854/1 van 10 december 2014 in verband met het gelijkheidsbeginsel (punt 6.2 van het advies van de Raad van State).

Wat de sanctie betreft in geval van overschrijding van de grensbedragen ten gevolge van de cumulatie, blijft deze evenredig aan het percentage van overschrijding, zelfs als deze overschrijding 25 % of meer bedraagt. De sanctie is voordeliger voor de pensioengerechtigden dan deze momenteel van kracht in die zin dat er geen volledige schorsing van het pensioen meer is in geval van een overschrijding vanaf 25 %. 2. Commentaar van de artikelen Artikel 1 brengt meerdere wijzigingen aan in het artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967. De eerste wijziging vervangt paragraaf 4 dat, voor de inkomsten ontvangen vanaf 2015, twee gevallen van onbeperkte cumulatie van een rustpensioen met een beroepsbezigheid voorziet.

Het eerste geval betreft de onbeperkte cumulatie van een pensioen met een beroepsactiviteit vanaf 65 jaar en is voorzien voor alle pensioengerechtigden en dit, met ingang vanaf 1 januari van het jaar tijdens welke de pensioengerechtigde deze leeftijd van 65 jaar bereikt. Geen enkele loopbaanvoorwaarde is vereist en de leeftijdsvoorwaarde dient niet te worden vervuld op het ogenblik van oppensioenstelling.

Bijvoorbeeld, iemand die op 64 jaar op pensioen gaat, kan vanaf 1 januari van het jaar waarin hij 65 jaar wordt, bijkomende inkomsten hebben op een onbeperkte wijze.

In geval van het genot van een pensioen aan gezinsbedrag, wordt de echtgenoot van de titularis die zijn persoonlijk pensioen niet ontvangt of waarvan het persoonlijk pensioen in mindering wordt gebracht van het toegekende pensioen aan gezinsbedrag, niet beoogd door deze maatregel; op 65 jaar dient hij zich te voegen naar de grensbedragen van toepassing op de gerechtigden die één van de leeftijden bereikt hebben, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten.

Het tweede geval van onbeperkte cumulatie is daarentegen wel onderworpen aan een loopbaanvoorwaarde : de titularis van een rustpensioen kan namelijk onbeperkt beroepsinkomsten ontvangen als hij een loopbaan van ten minste 45 jaar bewijst. Deze loopbaanvoorwaarde dient te worden vervuld op de ingangsdatum van het eerste Belgische rustpensioen van de pensioengerechtigde. Bij gebreke daaraan, zal hij slechts op onbeperkte wijze kunnen cumuleren vanaf 1 januari van het jaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt. Bovendien, om in aanmerking te worden genomen, dienen deze 45 loopbaanjaren te beantwoorden aan de definitie van een jaar in de zin van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten inzake het vervroegd rustpensioen in het werknemersstelsel.

De tweede wijziging in artikel 64 betreft de sanctie in geval van overschrijding van de grensbedragen. Het voorliggend besluit vervangt paragraaf 6 door een meer voordelige sanctie te voorzien voor de inkomsten vanaf 2015. Het pensioen wordt namelijk evenredig verminderd met het percentage van overschrijding, zelfs in geval van een overschrijding van het grensbedrag met 25 % of meer. Er is dus geen volledige schorsing van het pensioen meer wanneer een overschrijding van 25 % of meer wordt vastgesteld. Het spreekt overigens vanzelf dat deze sanctie niet van toepassing is op de pensioengerechtigden die voldoen aan een van de voorwaarden voor onbeperkte cumulatie voorzien in paragraaf 4.

De derde wijziging in artikel 64 brengt een precisering aan wat de jaarlijkse aanpassing van de grensbedragen voorzien in paragraaf 8 betreft. Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat de bedragen aangepast worden bij een ministerieel besluit.

De vierde wijziging in artikel 4 past paragraaf 9 aan ten gevolge het nieuw geval van onbeperkte cumulatie na een loopbaan van 45 jaar. Deze bepaling voorziet nog steeds dat wie een rustpensioen als werknemer ontvangt en verder werkt in het kader van een toegelaten activiteit door verder te werken na de ingangsdatum van dat pensioen geen bijkomende pensioenrechten kan opbouwen in het pensioenstelsel voor werknemers. De beroepsjaren (gecumuleerd met een rustpensioen) worden niet in aanmerking genomen voor de loopbaanvoorwaarde vereist in het kader van de cumulatie van een rustpensioen en onbeperkte beroepsinkomsten.

De vijfde en laatste wijziging in artikel 64 brengt een precisering aan in paragraaf 10, dat voorziet dat op initiatief van de bevoegde minister de bedragen kunnen worden aangepast. Voortaan is uitdrukkelijk bepaald dat deze aanpassing geschiedt bij een koninklijk besluit, teneinde deze bepaling te onderscheiden van paragraaf 8 die, op zich, betrekking heeft op de jaarlijkse aanpassing van de grensbedragen via een ministerieel besluit.

Artikel 2 bepaalt dat de bepalingen van het voorliggend besluit van toepassing zijn op de beroepsinkomsten ontvangen vanaf het jaar 2015.

Artikel 3 legt de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit vast op 1 januari 2015.

Artikel 4 preciseert dat de minister bevoegd voor Pensioenen belast is met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE

Raad van State, afdeling Wetgeving advies 56.854/1 van 10 december 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers' Op 3 december 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Pensioenen verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 9 december 2014. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wilfried VAN VAERENBERGH en Wouter PAS, staatsraden, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Wendy DEPESTER, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wilfried VAN VAERENBERGH, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 december 2014. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid : "que l'accord de gouvernement du 9 octobre 2014 prévoit que les mesures adoptées en matière de cumul d'une activité professionnelle avec une pension de travailleur salarié prendront effet dès le ler janvier 2015. Ainsi, la possibilité de cumul illimité pour certains pensionnés et la sanction plus favorable en cas de dépassement des plafonds prévues par le projet d'arrêté s'appliqueront à partir du ler janvier 2015. Il est donc important et urgent que l'Office national des Pensions puisse, d'une part, prendre, sans délai, les mesures nécessaires pour informer le plus rapidement possible les bénéficiaires concernés par le projet d'arrêté afin de leur permettre d'organiser leur vie professionnelle (notamment d'étendre leur activité professionnelle pour les pensionnés qui peuvent désormais percevoir des revenus professionnels illimités) et d'autre part, pour adapter ses programmes informatiques à ces modifications réglementaires". 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen in artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 `tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'. Die wijzigingen hebben betrekking op de cumulatie van een beroepsbezigheid met een rustpensioen in het werknemersstelsel. Vanaf 1 januari 2015 wordt het voor pensioengerechtigden die op de ingangsdatum van hun eerste Belgische rustpensioen een loopbaan van ten minste 45 jaar bewijzen en voor alle pensioengerechtigden die de leeftijd van 65 jaar bereiken mogelijk om een rustpensioen onbeperkt te cumuleren met beroepsinkomsten. Daarnaast wordt de sanctie in geval van overschrijding van de grensbedragen ten gevolge van de cumulatie van een rustpensioen met beroepsinkomsten versoepeld.

De ontworpen regeling treedt in werking op 1 januari 2015 en is van toepassing op de beroepsinkomsten ontvangen vanaf het jaar 2015. 4. Luidens de aanhef van het ontwerp wordt voor de ontworpen regeling rechtsgrond gezocht in de artikelen 25, 31 en 39 van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 `betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.

Voor zover artikel 1 van het ontwerp betrekking heeft op de cumulmogelijkheden en -grenzen (ontworpen artikel 64, § 4 en §§ 8 tot 10), kan ervoor rechtsgrond worden gevonden in artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 50.

Voor zover artikel 1 van het ontwerp betrekking heeft op de sanctionering van de overschrijding van de cumulgrenzen (ontworpen artikel 64, § 6), kan ervoor rechtsgrond worden gevonden in artikel 39 van het koninklijk besluit nr. 50.

Zoals door de gemachtigde wordt bevestigd, biedt artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 50 geen rechtsgrond voor het ontwerp. De verwijzing naar dat artikel dient dan ook te worden geschrapt in het eerste lid van de aanhef.

VORMVEREISTEN 5. Het advies van de inspecteur van Financiën van 26 november 2014 en de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 november 2014, waaraan wordt gerefereerd in de aanhef van het ontwerp, moeten worden gelezen in samenhang met respectievelijk het advies van 5 november 2014 en de akkoordbevinding van 6 november 2014 met betrekking tot een vroegere versie van het ontwerp.Van dat advies en die akkoordbevinding moet dan ook eveneens melding worden gemaakt in de aanhef.

ONDERZOEK VAN DE TEKST ALGEMENE OPMERKING 6.1. In de ontworpen regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen categorieën van gepensioneerden op grond van de leeftijd (ouder of jonger dan 65 jaar) en de duur van de beroepsloopbaan (meer of minder dan 45 loopbaanjaren op de ingangsdatum van het eerste Belgische rustpensioen). Ook voorziet het ontwerp erin dat de pensioengerechtigde van 65 jaar waarvan de echtgenoot een rustpensioen geniet, toegekend op basis van 75 % van de in de artikelen 3, § 8, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 10/06/2010 numac 2010000325 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten (1) of 5, § 8, van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten (2) bedoelde brutolonen, verplicht is om de grensbedragen na te leven. Bovendien is het ontworpen besluit enkel van toepassing op werknemers.

Dergelijke verschillen in behandeling dienen uiteraard verantwoord te worden in het licht van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie zoals die zijn vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Een verschil in behandeling is volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de terzake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. 6.2. Gevraagd naar een verantwoording voor de hiervoor vermelde verschillen in behandeling, heeft de gemachtigde het volgende geantwoord : "L'article 25 de l'arrêté royal n° 50 prévoit le principe de l'interdiction de cumul d'une pension de retraite ou de survie avec l'exercice d'une activité professionnelle. Le Roi peut prévoir des exceptions à ce principe. Cette habilitation est exécutée à l`article 64 de l'arrêté royal du 21 décembre 1967.

L'article 64 de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 a prévu différentes catégories de personnes. Le présent projet d'arrêté royal ne modifie pas les différentes catégories de bénéficiaires déjà existantes et visées à l'article 64. Il introduit cependant une nouvelle catégorie pour ceux qui répondent aux conditions pour pouvoir cumuler de manière illimitée une pension de retraite avec un revenu professionnel (article 64, § 4).

Il est à noter que : - les critères d'âge et de durée de carrière sont des critères objectifs. En effet, pour l'âge, il s'agit de l'âge légal actuel dans le régime de pension des travailleurs salariés et pour la carrière, il s'agit du nombre d'années requis pour une carrière complète; la possibilité de cumuler de façon illimitée est réservée aux personnes âgées d'au moins 65 ans car l'objectif du gouvernement est de décourager les départs en pension anticipée, c'est-à-dire les départs à un âge antérieur à l'âge légal de 65 ans. En ce qui concerne le critère de 45 ans, le gouvernement est d'avis qu'il n'est pas justifié d'imposer à quelqu'un, qui avant l'âge de 65 ans a une carrière complète (ce qui signifie qu'il a commencé à travailler très jeune), d'atteindre l'âge de 65 ans pour pouvoir travailler de façon illimitée. - Différence sur la base de la nature de l'activité professionnelle (seulement travailleurs salariés) : les mêmes critères seront repris dans les règlementations de pension des travailleurs indépendants et du secteur public et ce, dans un souci d'harmonisation des 3 régimes de pension. Ces critères ne seront donc pas seulement d'application aux travailleurs salariés. - Distinction sur la base de la constitution des droits de pension : il est logique que les personnes qui bénéficient déjà de leur pension et qui continuent à travailler ne se constituent pas de nouveaux droits à pension après la prise de cours de leur pension étant donné que leur pension constitue un revenu de remplacement et que l'activité professionnelle autorisée reste l'exception. Ce principe est déjà prévu dans la règlementation actuelle et n'a fait l'objet d'aucune critique; - Le conjoint pensionné d'une personne qui bénéficie d'une pension au taux ménage (75 %) doit en effet respecter les limites de travail autorisé. Il faut rappeler qu'une pension au taux ménage n'est actuellement octroyée que lorsque seul un des conjoints a un revenu ou lorsque l'autre conjoint à un revenu très limité (ex : le conjoint n'exerce qu'une activité professionnelle limitée ou lorsque la pension est inférieure à la différence entre la pension comme isolé et la pension au taux ménage du conjoint qui bénéficie de la pension la plus élevée). La raison d'être d'une pension au taux ménage est en effet l'octroi d'une pension de retraite calculée sur la base d'un pourcentage plus élevé (75 % au lieu de 60 %) à des couples qui doivent vivre avec un revenu.

Si le conjoint pensionné d'une personne qui bénéficie d'une pension au taux ménage peut gagner davantage que les montants limites autorisés, et donc s'il peut travailler sans limite de revenus, l'on peut difficilement encore parler d'un couple qui doit vivre avec un revenu.

C'est pourquoi si le conjoint pensionné travaille de façon illimitée : o l'on octroie aux deux conjoints une pension de retraite d'isolé; o les deux conjoints peuvent cumuler leur propre pension de retraite d'isolé avec une activité professionnelle sans limite de revenus lorsqu'ils atteignent l'âge de 65 ans ou à partir du moment où ils peuvent justifier d'une carrière de 45 ans." 6.3. Niettegenstaande deze toelichting, beschikt de Raad van State, afdeling Wetgeving, niet over voldoende gegevens om tot een sluitend oordeel te komen over de vraag of de ontworpen maatregel als proportioneel en de in dat verband aangewende criteria als pertinent kunnen worden beschouwd in het licht van de doelstelling die eraan ten grondslag ligt. Op dat punt wordt dan ook een voorbehoud gemaakt. Wel verdient het aanbeveling om in het verslag aan de Koning een verantwoording van de ontworpen regeling op te nemen in het licht van het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. Thans bevat het verslag aan de Koning op dit punt immers geen enkele verduidelijking.

De Griffier, Greet VERBERCKMOES De Voorzitter, Marnix VAN DAMME _______ Nota's (1) Wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 10/06/2010 numac 2010000325 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten `tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn'.(2) Koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten `tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenen'. 20 JANUARI 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 25, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/01/2003 pub. 03/02/2003 numac 2003022082 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers sluiten en artikel 39, vervangen bij de wet van 26 juni 1992 en laatst gewijzigd bij de wet van 11 juli 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 12 november 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 en 26 november 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 6 en 27 november 2014;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het regeerakkoord van 9 oktober 2014 voorziet dat de maatregelen aangenomen inzake cumulatie van een beroepsbezigheid met een werknemerspensioen in werking treden op 1 januari 2015. Zo zullen de mogelijkheid tot onbeperkte cumulatie voor bepaalde pensioengerechtigden en de voordeliger sanctie in geval van overschrijding van de voorziene grensbedragen door het voorliggend besluit van toepassing zijn vanaf 1 januari 2015. Het is bijgevolg belangrijk en dringend dat de Rijksdienst voor Pensioen enerzijds, onverwijld, de nodige maatregelen kan nemen om zo snel mogelijk de door het voorliggend besluit betrokken gerechtigden te informeren teneinde hen toe te laten hun beroepsleven te organiseren (meer bepaald hun beroepsbezigheid uit te breiden voor de pensioengerechtigden die voortaan onbeperkt beroepsinkomsten kunnen ontvangen); en anderzijds, om zijn informaticaprogramma's aan te passen aan deze reglementaire wijzigingen;

Gelet op het advies nr. 56.854/1 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 november 2002 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 2004, 5 maart 2006, 15 december 2006, 21 augustus 2008 en 28 mei 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.De inkomsten uit de beroepsbezigheid van de gerechtigde op een rustpensioen zijn niet langer onderworpen aan enige restrictie, indien, op de ingangsdatum van zijn eerste Belgische rustpensioen, hij een loopbaan in de zin van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bewijst van ten minste 45 jaar en in alle gevallen, vanaf 1 januari van het kalenderjaar tijdens welke hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

In afwijking van het eerste lid, is de pensioengerechtigde van 65 jaar waarvan de echtgenoot een rustpensioen geniet, toegekend op basis van 75 percent van de in de artikelen 3, § 8 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 10/06/2010 numac 2010000325 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten of 5, § 8 van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bedoelde brutolonen, ertoe verplicht de grensbedragen vastgelegd in paragraaf 2 na te leven."; 2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.Als het beroepsinkomen van de pensioengerechtigde de in paragrafen 2 en 3 vastgestelde bedragen overschrijdt, wordt de betaling van het pensioen voor het betrokken kalenderjaar geschorst naar rata van een percentage van het pensioenbedrag dat gelijk is aan het percentage waarmee de in paragrafen 2 en 3 beoogde bedragen worden overschreden.

Voor de toepassing van het eerste lid, wordt het percentage van de overschrijding, in voorkomend geval, berekend tot op één honderdste.

Het aldus bekomen percentage wordt voor de berekening van het bedrag van de pensioenvermindering tot de naast hogere eenheid afgerond wanneer de eerste decimaal ten minste vijf is; in het tegenovergestelde geval wordt de decimaal verwaarloosd.

Het rustpensioen toegekend op basis van 75 percent van de in de artikelen 10 van het koninklijk besluit nr. 50 of 3 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 10/06/2010 numac 2010000325 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten of 5 van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten bedoelde brutolonen, wordt op 60 percent van die lonen herberekend wanneer de echtgenoot een beroepsbezigheid uitoefent waarvan het inkomen de in paragrafen 2 en 3 vastgestelde bedragen overschrijdt."; 3° in paragraaf 8, eerste lid, wordt de zin "Vanaf 2014 zullen deze bedragen op 1 januari van elk jaar aangepast worden in functie van het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden van het derde trimester van het voorafgaande jaar volgens volgende formule :" vervangen door de zin "Vanaf 2014 worden deze bedragen op 1 januari van elk jaar door een ministerieel besluit aangepast in functie van het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden van het derde trimester van het voorafgaande jaar volgens volgende formule :"; 4° in paragraaf 9, wordt de zin "Deze beroepsactiviteit wordt evenmin in aanmerking genomen voor de loopbaanvoorwaarde van 42 jaren zoals voorzien in § 4." vervangen door de zin "Deze beroepsactiviteit wordt evenmin in aanmerking genomen voor de loopbaanvoorwaarde van 45 jaar zoals voorzien in paragraaf 4."; 5° paragraaf 10 wordt vervangen als volgt : " § 10.Op initiatief van de minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, kunnen, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit en na advies van de Nationale Arbeidsraad, de in dit artikel beoogde jaarbedragen worden aangepast.".

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn voor het eerst van toepassing op de beroepsinkomsten van het jaar 2015.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 4.De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 januari 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen : D. BACQUELAINE

^