Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000003470
pub.
30/08/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000003470/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, kadert in de definitieve overgang van België naar de eenheidsmunt euro.

Onderhavig koninklijk besluit wijzigt geen wetteksten zoals dit mogelijk was op grond van de wet van 26 juni 2000 maar enkel een aantal gewone koninklijke besluiten die onder de bevoegdheid ressorteren van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en waarvan het absoluut noodzakelijk is dat ze gewijzigd worden.

De Raad van State is van oordeel dat het gebruik van enkelvoudige tweetalige tabellen ongepast is, wat een systeem met tweevoudige tabellen zou opleggen, een tabel in het Nederlands en een zelfde in het Frans. De wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen legt zulke verplichting niet op. De wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 doet dat evenmin. Een lay-out van de bepalingen met een enkele tweetalige tabel is trouwens bijzonder goed leesbaar. Met name in de bepalingen zelf van de wetten en besluiten betreffende de organieke personeelsformaties van de magistraten en het personeel van hoven en rechtbanken en de begrotingswetten worden enkelvoudige tweetalige tabellen gebruikt. Het komt derhalve redelijk voor dat de Regering een gebruik in praktijk brengt dat de Wetgevende Macht en de Uitvoerende Macht reeds vele jaren toepassen.

Commentaar van de artikelen Artikelen 1 en 2 Deze wijziging betreft het koninklijk besluit van 6 juli 1967 ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.

De te wijzigen bedragen van 75.000 en 900.000 BEF betreffen bepaalde maximum-loonbedragen die door het Fonds voor sluiting van ondernemingen worden uitbetaald aan de werknemers.

Er werd geoordeeld dat het voor de duidelijkheid beter was deze bedragen mathematisch (respectievelijk 1.859,20 en 22.310,42 EUR) om te zetten in euro.

Artikelen 3 en 4 Deze wijziging betreft artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten. In voormelde bepaling wordt het tarief bepaald voor de afgifte van afschriften van collectieve arbeidsovereenkomsten, van akten van toetreding of van akten van opzegging welke regelmatig geregistreerd worden.

Het oorspronkelijke basisbedrag in voormelde bepaling van artikel 9 bedroeg 35 BEF welk onderworpen was en is aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. Momenteel bedraagt het geïndexeerde bedrag 40 BEF. In de wijziging van artikel 9 wordt dit bedrag in euro omgezet en afgerond op 1 EUR. Bovendien wordt het indexmechanisme dat beschreven wordt in de leden 2, 3 en 4, opgeheven.

Artikel 5 De aanpassing van het koninklijk besluit van 22 april 1974 betreffende de heffing van retributies bij toepassing van de reglementeringen betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen en tot wijziging van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming betreft geldbedragen in Belgische frank die betrekking hebben op retributies respectievelijk ten bate van de Staat die worden geheven ter gelegenheid van de indiening van de aanvragen tot keuring van schiethamers, ten bate van het erkend controleorganisme ter gelegenheid van de indiening van de aanvragen inzake de veiligheidswaarborgen welke de acetyleen ontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen moeten bieden en, nogmaals ten bate van de Staat ter gelegenheid van de afgifte van de certificaten van goedkeuring inzake laatst vermelde toestellen.

Er wordt gekozen voor een transparante afronding in euro (mathematische omzettingen respectievelijk 37,18, 123,95, 99,16 en 24,79 EUR) om redenen van duidelijkheid en met inachtneming van de regels bepaald door de wet van 26 juni 2000.

Artikel 6 Het bedrag van 70.000 BEF dat wordt gewijzigd in artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, betreft het maximum-loonbedrag dat wordt terugbetaald van een werknemer die educatief verlof neemt.

Een transparante afronding (mathematische omzetting bedraagt 1.735,26 EUR) wordt ook hier weerhouden om redenen van duidelijkheid. Er wordt hier naar beneden afgerond.

Artikel 7 De aanpassingen aan het koninklijk besluit van 22 mei 1987 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijk vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren, betreffen de bijlagen van dit koninklijk besluit waar modellen van overeenkomsten te vinden zijn met de dubbele vermelding BEF/EUR. Deze dubbele vermelding werd ingelast voor de overgangsperiode maar zal tegen 1 januari 2002 alleen nog euro mogen vermelden. Daarom de wijzigingen in de paragrafen 1 en 2.

Artikel 8 Het koninklijk besluit van 27 oktober 1987 betreffende de subsidieregeling van projecten inzake de maatschappelijke emancipatie van de vrouw voorziet bepaalde maximum-subsidiebedragen in Belgische frank.

Geoordeeld wordt dat het voor de duidelijkheid beter is om voor deze bedragen transparante afrondingen te voorzien.

Deze bedragen worden transparant afgerond (mathematische omzetting 7.436,80 en 12.394,67 EUR), rekening houdende met de bepalingen in de wet van 26 juni 2000.

Artikelen 9 tot 14 Op grond van artikel 7, § 1, derde lid van de Besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, komt het U toe de voorwaarden te bepalen waaronder de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tot taak heeft de uitbetaling van uitkeringen te verzekeren aan onvrijwillige werklozen en aan bepaalde categorieën van werklozen die tewerkgesteld zijn in een inschakelingsproject.

Op grond van artikel 8, § 2 van de voormelde Besluitwet komt het U toe de voorwaarden en de nadere regels te bepalen voor de indiening van de aanvraag bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap en voor de te verlenen toelating, alsmede het bedrag van de vergoedingen te bepalen die de kandidaat-gebruiker moet betalen bij het indienen van een aanvraag, de grenzen waarbinnen de aanschafprijs die de gebruiker moet betalen voor de PWA-cheques gelegen is, en hoe dit bedrag wordt vastgesteld. Op grond van hetzelfde artikel komt het U toe de wijze te bepalen waarop de kandidaat-gebruiker de PWA-cheques aanschaft en aan wie het bedrag van de PWA-cheques ten goede komt.

Op grond van artikel 8, § 4 van de voormelde Besluitwet komt het U toe de berekeningswijze van de PWA-inkomensgarantieuitkering te bepalen.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, strekt ertoe de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering aan te passen aan de invoering van de euro. De regelgeving die handelt over de invoering van de euro voorziet dat de in Belgische frank vermelde bedragen vanaf 1 januari 2002 gelezen worden als bedragen in euro. De euro-waarde wordt dan bekomen door deling van het in Belgische frank vermelde bedrag door 40,3399. Een publicatie van de nieuwe bedragen in euro is dus niet noodzakelijk.

Een publicatie van nieuwe regelgeving is wél noodzakelijk indien een omzetting vereist is met een grotere nauwkeurigheid dan de cent, indien transparantieafrondingen vereist zijn of indien er een wijziging wordt aangebracht in de toepasselijke spilindex.

Conform het advies van de Nationale Arbeidsraad en van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt in het U voorgelegde ontwerp een wijziging van de spilindex ingevoerd. De aan de index gekoppelde basisbedragen moeten daarom opnieuw worden berekend en gepubliceerd.

De nieuwe spilindex zou in principe gelden voor alle regelingen inzake sociale zekerheid. Op die wijze worden de bestaande uiteenlopende spilindexen geüniformeerd. De regelgeving wordt toegankelijker aangezien de gepubliceerde bedragen op het tijdstip van de publicatie ongeveer gelijk zullen zijn aan de werkelijk geldende bedragen en aangezien vervolgens gebruik kan worden gemaakt van één uniforme indexmultiplicator.

De nieuwe spilindex houdt in dat de naar euro omgezette bedragen in de regelgeving worden ingeschreven aan hun geïndexeerde waarde op 1 januari 2000. Het betreft dus een koppeling aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999. De nieuwe indexregeling geldt vanaf 1 januari 2002. In januari 2002 wordt het gepubliceerde bedrag vermenigvuldigd met 1,02 indien er één indexsprong was in de periode vanaf januari 2000 tot januari 2002 of met 1,0404 indien er twee indexsprongen zijn in deze periode. Artikel 9 betreft bedragen, vermeld in het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, die omgezet moeten worden naar euro.

Deze bedragen zijn wél of niet aan de index gekoppeld. In het eerste geval geschiedt de omzetting door de voormalige waarde te vermenigvuldigen met de indexmultiplicator geldend op 1 januari 2000, zijnde 3,4819, en te delen door 40,3399. In het tweede geval geschiedt de omzetting door de deling door 40,3399.

Op het bedrag van 40 frank, vermeld in artikel 94 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, wordt een transparantieafronding toegepast aangezien verondersteld mag worden dat de derde die een vergoeding toekent aan de werkloze die een opleiding volgt, het bestaande bedrag van 40 frank niet zal converteren naar 0,99 euro, doch wel naar 1 euro.

Het bedrag vermeld in artikel 111 van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, wordt opgenomen met een grotere nauwkeurigheid ten einde de actuele baremastructuur, dienstig voor de berekening van het bedrag van de werkloosheidsuitkering, ongewijzigd te kunnen behouden.

In de artikelen 10, 11 en 12 wordt verwezen naar de toepasselijke spilindex. In artikel 13 geschiedt een berekening met een grotere nauwkeurigheid dan de eurocent, omwille van het behoud van de actuele baremastructuur. Deze nieuwe spilindex wordt bepaald in artikel 13.

Met de suggestie van de Raad van State inzake de schrapping van artikel 113, § 1, tweede lid laatste volzin van het voormelde koninklijk besluit omdat deze volzin reeds te vinden is in artikel 111 kan geen rekening worden gehouden daar het om twee verschillende zaken gaat, het ene heeft te maken met de loongrenzen, het andere met de multiplicator.

Artikel 15 Artikel 5 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst verwijst naar een afronding in Belgische frank tot « het bovenliggend tiental ».

Het was noodzakelijk deze zinsnede te wijzigen in functie van de geldbedragen in euro en rekening houdende met de afrondingsregels in de wet van 26 juni 2000.

Als gevolg daarvan werd deze zinsnede vervangen door de afronding naar « het hogere veelvoud van 5 cent ».

Artikel 16 Het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers voorziet in zijn artikel 26, 5° een geldbedrag van 12.000 BEF dat een minimumbedrag is dat het gastgezin waar een au-pair verblijft, maandelijks, per overschrijving op de bankrekening van de au-pair, als zakgeld moet uitkeren aan deze laatste.

Beslist wordt dit bedrag te wijzigen omdat het woordelijk in deze wettekst staat en bij die gelegenheid het tezelfdertijd transparant af te ronden naar 300 EUR (mathematisch afronding 297,47 EUR), rekening houdende met de afrondingsregels in de wet van 26 juni 2000.

Artikelen 17 en 18 De wijzigingen door dit koninklijk besluiten treden uiteraard slechts in werking ten vroegste op 1 januari 2002.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, Mevr. L. ONKELINX

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 mei 1888 betreffende het toezicht op de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en op de stoomtuigen en stoomketels, laatst gewijzigd bij de programmawet van 22 december 1989;

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatst gewijzigd bij de wet van 7 april 1999;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;

Gelet op de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 1989;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, laatst gewijzigd bij de wet van 7 april 1999;

Gelet op de wet van 3 december 1969 waarbij de Koning gemachtigd wordt retributies te heffen bij toepassing van de reglementering betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen;

Gelet op de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, laatst gewijzigd bij de wet van 26 maart 1999;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever in hoofde van deze groepen, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;

Gelet op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;

Gelet op het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 juli 1967 ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 11 april 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 13 december 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 april 1974 betreffende de heffing van retributies bij toepassing van de reglementeringen betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen en tot wijzigingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 mei 1985;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 maart 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 19 juli 2000;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 17 februari 2000;

Gelet op het advies nr. 1.303 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 1 maart 2000;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, gegeven op 30 maart 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juni 2000;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, gegeven op 22 juni 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 29 juni 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : « In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden (in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belang dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.

De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden.

De strikte eerbiediging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.

Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.

Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.

Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).

Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan. In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.

De voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.

Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.

Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dit betekent dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.

Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.

Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijl te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.

Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.

Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt (op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen) riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen uit te stellen.

Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen. » Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijziging van diverse koninklijke besluiten Afdeling 1. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 6 juli 1967

ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers

Artikel 1.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 6 juli 1967 ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 2.In hetzelfde artikel 7, laatste lid van voormeld koninklijk besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door de woorden « de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Afdeling 2. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 7 november

1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten

Art. 3.In de bepaling van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten die hieronder wordt aangeduid, wordt het in frank uitgedrukte bedrag dat in de tweede kolom van de volgende tabel wordt vermeld, vervangen door het in euro uitgedrukt bedrag van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden het tweede lid, het derde lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1993, en het vierde lid opgeheven. Afdeling 3. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 22 april 1974

betreffende de heffing van retributies bij toepassing van de reglementeringen betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen en tot wijziging van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming

Art. 5.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 april 1974 betreffende de heffing van retributies bij toepassing van de reglementeringen betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen en tot wijziging van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 4. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 23 juli 1985

tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen

Art. 6.In de bepaling van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen dat hieronder wordt aangeduid, wordt het in frank uitgedrukt bedrag dat in de tweede kolom van de volgende tabel wordt vermeld, vervangen door het in euro uitgedrukte bedrag van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 5. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 22 mei 1987

tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren

Art. 7.§ 1. In bijlage 1, artikel 2, van het koninklijk besluit van 22 mei 1987 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren, worden de woorden « BEF/EUR » vervangen door het woord « EUR ». § 2. In bijlage 2, artikel 2bis van hetzelfde besluit worden de woorden « BEF/EUR » vervangen door het woord « EUR ». Afdeling 6. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 27 oktober

1987 betreffende de subsidieregeling van projecten inzake de maatschappelijke emancipatie van de vrouw.

Art. 8.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 oktober 1987 betreffende de subsidieregeling van projecten inzake de maatschappelijke emancipatie van de vrouw die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Afdeling 7. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 25 november

1991 houdende de werkloosheidsreglementering

Art. 9.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.In artikel 82, § 1, eerste lid, 3° van hetzelfde besluit worden de woorden « aan de spilindex 114,20 en worden verhoogd of verminderd » vervangen door de woorden « aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999, (basis 1996 = 100) ».

Art. 11.In artikel 84, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « aan de spilindex 114,20 en worden verhoogd of verminderd » vervangen door de woorden « aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999, (basis 1996 = 100) ».

Art. 12.Artikel 111 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid : « Het in het derde lid vermelde bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100), volgens de regels bepaald in artikel 113. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt. »

Art. 13.Artikel 113 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : « § 1. De bedragen van de uitkeringen vermeld in de onderhavige afdeling en de bedragen bedoeld in de artikelen 127 en 131bis, § 2, zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14 geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100). Deze bedragen worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. De verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de dag bepaald in artikel 6, 3°, van voornoemde wet.

Het nieuwe bedrag wordt bekomen door het basisbedrag te vermenigvuldigen met een multiplicator gelijk aan 1,0200n, waarbij n overeenstemt met de rang van de bereikte spilindex, zonder dat een intermediaire afronding geschiedt. De spilindex volgend op deze vermeld in het eerste lid wordt als rang 1 beschouwd. De multiplicator wordt uitgedrukt in eenheden, gevolgd door 4 cijfers. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt. § 2. Wanneer het overeenkomstig § 1 berekende dagbedrag van de uitkering of halve uitkering, een gedeelte van een cent bevat, wordt het tot de hogere of lagere cent afgerond naargelang het gedeelte al dan niet 0,5 bereikt. »

Art. 14.De laatste zin van artikel 130, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het aldus bekomen bedrag wordt afgerond tot de hogere of lagere cent naargelang het gedeelte van een cent al dan niet 0,5 bereikt. Het mag in de gevallen bedoeld in § 1, 2° en 5°, niet minder bedragen dan 12 cent. » Afdeling 8. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 19 augustus

1998 tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst

Art. 15.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 19 augustus 1998 tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst worden de woorden « het bovenliggend tiental » vervangen door de woorden « het hogere veelvoud van 10 cent ». Afdeling 9. - Aanpassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1999

houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers

Art. 16.In de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers die hieronder worden aangeduid, worden de in frank uitgedrukte bedragen die in de tweede kolom van de volgende tabel worden vermeld, vervangen door de in euro uitgedrukte bedragen van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 18.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^