Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000003480
pub.
30/08/2000
prom.
20/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/20/2000003480/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit voor te leggen is genomen ter uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro, van wat betreft de aangelegenheden die ressorteren onder Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Het gaat om : - de doorzichtigheidsafrondingen bij toepassing van artikel 6, 2° van voormelde wet; - bepalingen die de logische opeenvolging van twee tarief- of baremaschijven moeten regelen bij toepassing van artikel 6, 4° van voormelde wet; - bepalingen die het mogelijk maken dezelfde graad van nauwkeurigheid te behouden voor de bedragen in euro als voor de bedragen in BEF bij toepassing van artikel 6, 5° van voormelde wet; - de aanpassing van afrondingsregels aan de invoering van de euro bij toepassing van artikel 6, 3°, van voormelde wet.

Deze bepalingen worden onderzocht door de werkgroep admi-euro die heeft toegezien op de overeenstemming en de harmonisering van de voorgestelde aanpassingen op het niveau van de federale overheidsbesturen.

De bepalingen betreffende de sociale zekerheid voor werknemers werden de Nationale Arbeidsraad voorgelegd, die op 1 maart 2000 het advies nr. 1303 heeft uitgebracht.

Overeenkomstig dit advies werden de voorgestelde aanpassingen vanuit technisch oogpunt onderzocht door de verschillende bevoegde beheerscomités.

De Raad van State is van oordeel dat het gebruik van enkelvoudige tweetalige tabellen ongepast is, wat een systeem met tweevoudige tabellen zou opleggen, een tabel in het Nederlands en een zelfde in het Frans. De wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen legt zulke verplichting niet op. De wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1966 doet dat evenmin. Een lay-out van de bepalingen met een enkele tweetalige tabel is trouwens bijzonder goed leesbaar. Met name in de bepalingen zelf van de wetten en besluiten betreffende de organieke personeelsformaties van de magistraten en het personeel van hoven en rechtbanken en de begrotingswetten worden enkelvoudige tweetalige tabellen gebruikt. Het komt derhalve redelijk voor dat de Regering een gebruik in praktijk brengt dat de Wetgevende Macht en de Uitvoerende Macht reeds vele jaren toepassen.

Commentaar bij de artikelen HOOFDSTUK I. - Sociale Zekerheid van de werknemers Artikel 1 past het loonbedrag aan waarop het Ministerie van Landsverdediging bijdragen voor sociale zekerheid moet betalen, om de socialezekerheidstoestand te regelen van personen die bij het leger tijdelijke diensten hebben volbracht.

Art. 2.Het hierbij aangepast artikel 35 van de wet van 27 juni 1969 heeft betrekking op de strafrechtelijke sancties die overeenkomstig de bepalingen van de wet van . betreffende de invoering van de euro door 40 zullen worden gedeeld. Om elke dubbelzinnigheid te voorkomen wat betreft de omzetting van de parameter bedoeld in het laatste lid van dit artikel, wordt een aanpassing voorgesteld van de sanctie die de strafrechter oplegt wanneer hij de niet-onderwerping van één of meer personen aan de sociale zekerheidswetgeving vaststelt.

Art. 3.gaat over de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid. De rekenkundige omzetting van de gebruikte begrenzingen van BEF naar EUR, doen verschillen optreden van meer dan 1 cent. Reden voor een aanpassing van de bedragen die vermeld zijn in de artikelen 108 en 109 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. artikel 110 van dezelfde wet stelt de begrenzing vast waaronder de verschuldigde bijdragen niet worden gevorderd.

Art. 4.Dit artikel beoogt de bedragen die uitgedrukt worden in frank met decimalen.

Deze bedragen worden afgerond na omzetting in euro met twee decimalen meer dan het aantal decimalen dat van toepassing is in frank.

Het betreft de Rijksdienst voor pensioenen : a. het dagelijks forfaitair loon van ondergrondse mijnwerkers, jaren 1955 t/m 1967, als bedoeld in artikel 9bis, 2°, a), van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers; b. het dagelijks forfaitair loon van bovengrondse mijnwerkers, jaren 1955 t/m 1967, als bedoeld in artikel 9bis, 2°, b), van hetzelfde koninklijk besluit;c. het dagelijks forfaitair loon van bedienden, jaren 1955 t/m 1957, als bedoeld in artikel 9bis, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit.

Art. 5.Het artikel betreft de arbeidsongevallen.

Het bepaalt hoe het dagloon berekend wordt en hoe het quotiënt eventueel moet afgerond worden bij deling van het basisloon door 365 (om het gemiddeld dagloon te bekomen).

De voorgestelde wijziging heeft tot doel de in Belgische frank uitgedrukte afronding te vervangen door een afronding uitgedrukt in eurocent.

Art. 6.Het gaat om de bedragen die gelden in het kader van de fiscale franchise : een aanpassing is noodzakelijk om anomalieën te corrigeren die zich zouden voordoen na de mathematische omzetting in euro. HOOFDSTUK II. - Maatschappelijke integratie - Tegemoetkomingen aan gehandicapten - Aanpassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten

Art. 7.Door de bepaling van artikel 7, § 2, derde lid, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten wordt, vanaf 1 juli 2000, voor de toepassing van de inkomensgrens van 561.616 BEF, een vervangingsinkomen tot max. 100.000 BEF gelijkgesteld met een inkomen voortkomend uit werkelijk door gehandicapte gepresteerde arbeid.

Aangezien het hier om een vast bedrag gaat, dient dit bedrag transparant gemaakt te worden in EUR net zoals dat voor de vaste bedragen in de regelgeving het geval is. HOOFDSTUK III. - De burgerlijke oorlogsslachtoffers Art. 8 en 9. De artikels 8 en 9 van onderhavig koninklijk besluit hebben betrekking op de oorlogsslachtoffers van de oorlogen 1914-1918 en 1940-1945; zij heffen de bijzondere afrondingensregels op met betrekking tot de vaststelling van de bedragen van de oorlogspensioenen, -renten en -vergoedingen.

De thans vigerende wetgeving voorziet dat de oorlogspensioenen, -renten en -vergoedingen afgerond worden op het onmiddellijk lager veelvoud van vier, na voorafgaande weglating van de frankgedeelten.

Het is vanzelfsprekend dat in het kader van de overgang naar de euro, deze afrondingsregel geen reden meer heeft van bestaan.

De Dienst voor de Oorlogsslachtoffers heeft zich aangepast aan de reeds bestaande wetgeving voor de militaire pensioenen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Landsverdediging A. FLAHAUT

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 5 juli 2000 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van ... betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet", heeft op 10 juli 2000 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt : « Contrairement à ce que pourrait laisser supposer la date d'entrée en vigueur des nouvelles dispositions (en général, le 1er janvier 2002, soit environ dans 18 mois), il est extrêmement urgent que ces textes soient arrêtés et publiés : il est impératif que ces textes paraissent officiellement à bref délai, et la date limite doit être placée au 1er août 2000.

Le délai d'urgence de trois jours devrait permettre la signature de ces arrêtés dans la première moitié du mois de juillet. Le respect strict de ce délai présente l'avantage, en ce qui concerne les arrêtés pris en vertu des lois relatives à l'introduction de l'euro, de permettre au Parlement d'exercer sur les projets le contrôle convenu dans le cadre de l'octroi de la délégation de pouvoirs.

Il faut tenir compte également de ce qu'il est important que ces dispositions soient arrêtées de façon groupée pour assurer un traitement uniforme, qui soit, d'une part, administrativement et budgétairement contrôlable, et qui, d'autre part, permette au Parlement d'en suivre l'élaboration dans de bonnes conditions.

Pour les administrations, le respect de la date du 1er août 2000 laissera un délai de 250 jours ouvrables, délai strictement nécessaire pour achever leurs préparatifs réglementaires (restent à modifier divers arrêtés ministériels, de nombreux formulaires qui devront être ensuite rapidement réimprimés) et informatiques avant les tests ultimes programmés pour juillet 2001. Compte tenu de ce planning fort tendu, tout retard serait préjudiciable au bon déroulement des travaux et à leur coût budgétaire. Il ne peut en aucune manière être envisagé de décaler ces tests sans prendre le risque de perdre tout contrôle sur le bon déroulement de la conversion des administrations.

La date critique prévue pour l'adoption de ces textes ne peut être retardée : les services informatiques ont exigé, pour réaliser dans de bonnes conditions l'ensemble des adaptations qui leur incombent que toutes les décisions fonctionnelles soient prises avant le 31 décembre 1999. Ces services ont d'ores et déjà démarré la décimalisation autorisée par la loi relative à la décimalisation, et ont donc pu entamer les adaptations fonctionnelles de leurs programmes;mais ils doivent encore disposer à court terme des dispositions relatives aux modifications de lois et de règlements pour adapter les différents montants. Et le timing serré demande que ce type d'adaptation soit basé sur des décisions officielles et définitives.

A titre d'exemple, le Planning de l'Administration des Finances prévoit que les nouveaux montants doivent être à la disposition des services informatiques au plus tard en août prochain pour permettre de réaliser les adaptations voulues pour le 1er juin 2001. Cette phase repose elle-même sur un enchaînement de phases préalables indispensables et notamment sur un diagnostic précis des travaux à entreprendre et des moyens à affecter.

D'autre part, il ne faut pas perdre de vue que les dispositions projetées ne visent que les adaptations de lois et d'arrêtés royaux; ceci signifie que doivent y succéder les adaptations d'arrêtés ministériels, qui devraient pouvoir prendre place avant la fin de l'année 2000. A ces adaptations réglementaires succéderont en 2001, comme on l'a mentionné les adaptations de formulaires et de textes informatifs.

Les firmes et leurs intermédiaires professionnels (secrétariats sociaux, comptables, fiduciaires, services fiscaux, etc.) doivent disposer sans délai de données fiables pour adapter eux aussi en connaissance de cause leurs programmes à l'euro. Il est hautement souhaitable que leur basculement se produise de façon importante au 1er janvier 2001, faute de quoi la grande masse des firmes reportera leur propre manoeuvre au 1er janvier 2002, ce qui serait fort défavorable pour la gestion des entreprises et, par ricochet, pour le basculement de tous les secteurs économiques.

Au fur et à mesure que le délai s'amenuise (125 jours ouvrables au 1er juillet 2000), les entreprises qui ne disposent pas des informations nécessaires risquent de reporter, faute d'une marge de manoeuvre suffisante, leur décision de basculer vers l'euro. Tout retard dans la signature de ces arrêtés a donc pour les entreprises des conséquences négatives, et un délai supplémentaire dans la publication des arrêtés pourrait compromettre beaucoup de projets. ».

Gelet op de korte termijn welke hem voor het geven van zijn advies wordt toegemeten en op het uitzonderlijk groot aantal adviesaanvragen waarvoor tegelijkertijd om spoedbehandeling wordt gevraagd, heeft de Raad van State zich moeten bepalen tot het maken van de hiernavolgende opmerkingen.

Onderzoek van de tekst Aanhef Luidens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moet de in de adviesaanvraag opgegeven motivering met betrekking tot het spoedeisend karakter ervan overgenomen worden in de aanhef van de verordening.

Ter inachtneming van dat voorschrift dienen het twintigste tot het tweeëntwintigste lid van de aanhef te worden vervangen door de volgende leden : « Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door... (verder woordelijk zoals in de adviesaanvraag);

Gelet op advies L. 30.397/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Dispositief Algemene opmerking In het merendeel van de artikelen van het ontwerp worden, voor ieder van de te wijzigen wetten of wetskrachtige bepalingen, de omzettingen van in frank uitgedrukte bedragen naar in euro uitgedrukte bedragen, in een tabel opgenomen. Meestal wordt daarbij slechts één enkele tabel vastgesteld die tegelijk voor de Nederlandse en voor de Franse tekst moet gelden. Die werkwijze kan om wetgevingstechnische redenen niet worden aanvaard. Overeenkomstig de terzake geldende formeel legistieke voorschriften dienen de Nederlandse en de Franse tekst van de bedoelde wetsbepalingen immers ieder een eigen tabel te omvatten. Dat is overigens de werkwijze die in artikel 4 van het ontwerp wordt gevolgd.

De tabellen opgenomen in de artikelen 1, 2, 3, 6 en 7 moeten dan ook worden aangepast naar het voorbeeld van de tabel in artikel 4.

Artikel 6 Dit artikel strekt ertoe de in frank uitgedrukte bedragen vermeld in artikel 43, § 2, van de programmawet van 24 december 1993, om te zetten in euro. Voor de aanwijzing van de om te zetten bedragen wordt telkens verwezen naar de "regel" waarop die bedragen in de bedoelde bepaling voorkomen. Die verwijzing heeft geen zin : niet alleen zal de "regel" waarop de bedoelde bedragen voorkomen verschillen naargelang van de geraadpleegde drager van de wettekst, maar bovendien kan er geen twijfel bestaan omtrent de vraag over welk bedrag het telkens gaat, vermits ieder bedrag slechts één keer voorkomt.

De vermeldingen "7e regel", "8e regel", enz. dienen derhalve te worden weggelaten.

Artikelen 8 en 9 Deze artikelen beogen de vervanging van respectievelijk artikel 7bis van de gecoördineerde wetten van 19 augustus 1921 betreffende het herstel te verlenen aan de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1914-1918 en artikel 34bis van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden.

In het verslag aan de Koning bij het ontwerp wordt gesteld dat de artikelen 8 en 9 ertoe strekken (met toepassing van artikel 6, tweede lid, 3°, van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op de aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet) "de bijzondere afrondingsregels op (te heffen) met betrekking tot de vaststelling van de bedragen van de oorlogspensioenen, - renten en -vergoedingen".

In de ontworpen bepalingen worden die afrondingsregels inderdaad weggelaten, maar de ontworpen bepalingen beperken zich niet tot die weglating. De voornoemde artikelen 7bis en 34bis worden nog op twee andere punten aangepast. Enerzijds worden ze geactualiseerd, in die zin dat, wat de indexering van de erin bedoelde bedragen betreft, wordt verwezen naar de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en niet langer naar de wet van 12 april 1960 (eerste lid van de ontworpen bepalingen), en anderzijds worden een nieuw tweede en derde lid toegevoegd.

Gelet op de als rechtsgrond in aanmerking te nemen bepaling van de voornoemde wet van 26 juni 2000 (1), zou het ontwerp zich ertoe moeten beperken in de voornoemde artikelen 7bis en 34bis de bepalingen op te heffen waarbij de afronding van de uitkeringen, pensioenen en vergoedingen wordt geregeld. (1) Met name artikel 6, tweede lid, 3°, luidens welke bepaling de Koning de afrondingsregels bedoeld in artikel 5 van de wet kan opheffen. De kamer was samengesteld uit : De heren : W. Deroover, voorzitter;

D. Albrecht en P. Lemmens, staatsraden;

H. Cousy A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer W. Deroover.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Van Nieuwenhove, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. A. Eylenbosch, adjunct-referendaris.

De griffier, F. Lievens.

De voorzitter, W. Deroover.

20 JULI 2000. - Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde wetten van 19 augustus 1921 betreffende het herstel te verlenen aan de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1914-1918, laatst gewijzigd bij de wet van 18 mei 1998;

Gelet op de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, laatst gewijzigd bij de wet van 18 mei 1998;

Gelet op de wet van 28 juni 1960 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de personen die bij het leger tijdelijke diensten volbracht hebben, laatst gewijzigd bij de wet van 21 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999;

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, laatst gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999;

Gelet op de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, laatst gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999;

Gelet op de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;

Gelet op de programmawet van 24 december 1993;

Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1999;

Gelet op de verordeningen (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro;

Gelet op de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet;

Gelet op het advies nr. 1303 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 1 maart 2000;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, gegeven op 24 maart 2000;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 27 maart 2000;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen, gegeven op 20 maart 2000;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 3 april 2000;

Gelet op het advies van de Nationale Hoge Raad voor gehandicapten gegeven op 22 mei 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juni 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 29 juni 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling die door de volgende omstandigheden wordt gemotiveerd : « In tegenstelling tot wat de datum van de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zou kunnen doen vermoeden( in regel 1 januari 2002, hetzij binnen 18 maanden), is de uitvaardiging en de publicatie van de teksten bijzonder dringend; het is van het hoogste belang dat deze teksten snel officieel worden meegedeeld en de limietdatum hiervoor dient te worden vastgesteld op 1 augustus 2000.

De dringende termijn van drie dagen moet mogelijk maken dat de koninklijke besluiten in de eerste helft van juli ondertekend worden.

De strikte eerbiediging van deze termijn heeft, wat betreft de koninklijke besluiten die in hoofde van de wetten betreffende de invoering van de euro worden genomen, het voordeel dat het Parlement in staat wordt gesteld om de controle uit te oefenen die in het kader van de toekenning van de machtsdelegatie werd overeengekomen.

Er moet ook voor ogen worden gehouden dat het belangrijk is dat de bepalingen op gegroepeerde wijze worden uitgevaardigd. Dit ter verzekering van een eenvormige behandeling die enerzijds een budgettaire en administratieve controle toelaat en anderzijds het Parlement in staat stelt de uitwerking van de bepalingen in goede voorwaarden op te volgen.

Wat de overheidsbesturen betreft laat de eerbiediging van de limietdatum van 1 augustus 2000 nog een termijn van 250 werkdagen.

Deze termijn is strikt noodzakelijk om de voorbereidende werkzaamheden op het gebied van de regelgeving tot een goed einde te brengen (er moeten nog een aantal ministeriële besluiten worden gewijzigd en vervolgens moeten ook tal van formulieren opnieuw worden gedrukt).

Hetzelfde geldt voor de informatica waar de eindtesten voorzien zijn voor juli 2001. Rekening gehouden met deze zeer strakke planning is elke vertraging nadelig voor het goede verloop van de werkzaamheden en de budgettaire kostprijs ervan. In geen geval kan overwogen worden deze testen uit te stellen zonder het risico te lopen alle controle over het goede verloop van de overschakeling door de overheidsbesturen te verliezen.

De voor de goedkeuring van de teksten voorziene limietdatum mag niet worden verschoven. Opdat alle door hen door te voeren aanpassingen in goede voorwaarden zouden gebeuren hebben de informaticadiensten geëist dat alle functionele beslissingen vóór 31 december 1999 zouden genomen worden. Deze diensten zijn reeds in grote mate overgegaan tot de decimalisering die wordt toegestaan door de wet betreffende de decimalisering en zijn dus met de functionele aanpassingen van hun programma's kunnen beginnen. Ze moeten echter nog op korte termijn kunnen beschikken over de bepalingen ter wijziging van wetten en besluiten om een veelheid van bedragen aan te passen. Het strakke tijdschema vereist bovendien dat deze aanpassingen gebeuren op basis van officiële en definitieve beslissingen.

Zo voorziet de planning van de administratie van Financiën dat de informaticadiensten ten laatste in augustus eerstkomend over de nieuwe bedragen moeten kunnen beschikken om de gewenste aanpassingen tegen 1 juni 2001 te kunnen realiseren. Deze fase berust zelf op een voorafgaande aaneenschakeling van andere onontbeerlijke fasen, onder meer op een precieze diagnose van de uit te voeren werkzaamheden en de te besteden middelen.

Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren dat de voorziene bepalingen enkel aanpassingen van wetten en koninklijke besluiten inhouden. Dit betekent dus dat deze moeten worden gevolgd door een aanpassing van de ministeriële besluiten; dit zou vóór eind 2000 moeten gebeuren.

Na deze aanpassingen van de regelgeving zullen zoals vermeld in 2001 de aanpassingen van de formulieren en de informatiedocumenten volgen.

Ook de ondernemingen en hun professionele tussenpersonen (sociale secretariaten, boekhouders, administratiekantoren, fiscale dienstverleners enz.) dienen zonder verwijl te kunnen beschikken over betrouwbare gegevens om met kennis van zaken hun programma's aan de euro aan te passen. Het is bijzonder wenselijk dat hun overgang in belangrijke mate per 1 januari 2001 gebeurt, zoniet zal de grote massa van ondernemingen haar eigen overgang uitstellen tot 1 januari 2002.

Dit zou zeer ongunstig zijn voor het beheer van de ondernemingen en daardoor ook voor de overgang van alle economische sectoren.

Naarmate de vervaldag steeds dichter bij komt ( op 1 juli 2000 nog 125 werkdagen) riskeren de ondernemingen die niet over de nodige informatie beschikken bij gebrek aan voldoende manoeuvreerruimte hun beslissing om op de euro over te stappen uit te stellen.

Elke vertraging bij de ondertekening van deze besluiten heeft dus voor de ondernemingen een negatieve weerslag en verder uitstel van de publicatie van de besluiten kan vele projecten in gevaar brengen. »;

Gelet op het advies nr. 30.397/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2000 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Sociale Zekerheid van de werknemers Afdeling 1. - Aanpassing van de wet van 28 juni 1960 betreffende de

maatschappelijke zekerheid van de personen die bij het leger tijdelijke diensten volbracht hebben

Artikel 1.In de bepaling van de wet van 28 juni 1960 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de personen die bij het leger tijdelijke diensten volbracht hebben die hieronder wordt aangeduid, wordt het in frank uitgedrukte bedrag dat in de tweede kolom van de volgende tabel wordt vermeld, vervangen door het in euro uitgedrukte bedrag van de derde kolom van dezelfde tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - De burgerlijke oorlogsslachtoffers Afdeling 1. - Aanpassing van de gecoördineerde wetten van 19 augustus

1921 betreffende het herstel te verlenen aan de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1914-1918

Art. 8.Artikel 7bis van de gecoördineerde wetten van 19 augustus 1921 betreffende het herstel te verlenen aan de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1914-1918, wordt gewijzigd als volgt : a. in het 2de lid worden de woorden "afgerond op het onmiddellijke lagere veelvoud van vier na weglating van de frankgedeelten" geschrapt;b. het 7e lid wordt opgeheven. Afdeling 2. - Aanpassing van de wet van 15 maart 1954 betreffende de

herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden

Art. 9.Artikel 34bis van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, wordt vervangen door de volgende bepaling : a. in het 2e lid worden de woorden "afgerond op het onmiddellijk lager veelvoud van vier na weglating van de frankgedeelten" geschrapt;b. het 6e lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 11.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en van Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^