Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 juli 2020
gepubliceerd op 19 augustus 2020

Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, alsook van de beperkingen en modaliteiten voor de toegang tot en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen

bron
federaal agentschap voor nucleaire controle
numac
2020015187
pub.
19/08/2020
prom.
20/07/2020
ELI
eli/besluit/2020/07/20/2020015187/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, alsook van de beperkingen en modaliteiten voor de toegang tot en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer ter ondertekening van Uwe Majesteit een koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, alsook van de beperkingen en modaliteiten voor de toegang tot en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen voor te leggen. 1. Inleiding De wet van 26 januari 2014 (gedeeltelijk in werking getreden op 1 april 2017) tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle belast het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle met het beheer en de invoering van een blootstellingsregister in het kader van het dosimetrisch toezicht, in combinatie met de aanmaak van een stralingspaspoort. De wet legt tevens op dat er per koninklijk besluit bepalingen moeten worden gedefinieerd die in het bijzonder betrekking hebben op: 1° de modaliteiten m.b.t. de werking en het gebruik van het blootstellingsregister; 2° de voorwaarden en de modaliteiten aangaande de uitbouw, het gebruik en de werking van het blootstellingsregister;3° de vorm van het blootstellingsregister;4° de inhoud van het blootstellingsregister;5° de regels aangaande de verplichtingen van de partijen die betrokken zijn bij de werking en het gebruik van het blootstellingsregister;6° de inhoud en de vorm van het stralingspaspoort;7° de te respecteren regels betreffende de werking en het gebruik van het stralingspaspoort. Deze bepalingen worden uiteengezet in dit besluit. De regels m.b.t. de verplichtingen van de partijen (exploitant, ondernemingshoofd, externe onderneming) die betrokken zijn bij de werking en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort worden opgenomen in het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (het algemeen reglement).

De niet-naleving van voormelde bepalingen zal worden gesanctioneerd overeenkomstig de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. De nucleaire inspecteurs van het Agentschap kunnen tevens waarschuwingen geven en bestuurlijke en veiligheidsmaatregelen opleggen.

De meer technische, niet-beleidsmatige bepalingen m.b.t. de overdracht van de resultaten van het dosimetrisch toezicht naar het register, de raadpleging van doses in het blootstellingregister en de aflevering van het stralingspaspoort worden apart behandeld in een technisch reglement van het Agentschap zodat er een zekere manoeuvreerruimte wordt behouden voor eventuele aanpassingen om rekening te houden met de progressieve ontwikkeling van het blootstellingsregister.

De voornoemde wet van 26 januari 2014 heeft tot gevolg dat de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO) niet alleen ontheven wordt van zijn opdracht om het blootstellingsregister aan te maken en te beheren, maar ook van alles wat betrekking heeft op het dosimetrisch toezicht van de werknemers.

Bijgevolg moeten de ter zake geldende bepalingen in titel 5 (Ioniserende stralingen) van het boek V van de Code op het welzijn op het werk (die de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 25 april 1997 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's voortkomende uit ioniserende straling overneemt) eveneens worden geschrapt en in voorkomend geval worden overgenomen of anders geformuleerd in het algemeen reglement en in het huidige besluit. De daartoe vereiste wijzigingen in de regelgeving van de FOD WASO worden eveneens geregeld bij een Koninklijk Besluit tot wijziging dat door de FOD WASO wordt beheerd. 2. Commentaar bij de artikelen Hoofdstuk I - Toepassingsgebied en definities Art.1 Artikel 1 bepaalt dat dit koninklijk besluit de gedeeltelijke omzetting inhoudt van richtlijn 2013/59/EURATOM van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom (hierna de Richtlijn 2013/59/EURATOM genoemd), en met name de volgende artikels: artikel 43 betreffende de registratie en melding van de resultaten, artikel 44 betreffende de toegang tot de resultaten van het individueel toezicht en artikel 51 betreffende de bescherming van externe werkers.

Art. 2 Artikel 2 bepaalt dat de definities van het algemeen reglement van toepassing zijn.

Er worden een aantal bijkomende definities voorzien die nodig zijn om dit koninklijk besluit goed te kunnen begrijpen. 1° Monitoringperiode: de monitoringperiode is de periode gedurende dewelke een externe dosis is opgelopen.Meestal gaat het om de periode waarin een dosimeter werd gedragen, maar dat is niet altijd het geval.

De deskundige erkend in de fysische controle bepaalt de duur van de monitoringperiode evenals het type individuele dosimetrie (actief, passief, berekening via algoritmen, ...), dat moet worden toegepast, op basis van specifieke factoren van een werkpost. In bepaalde situaties is het mogelijk dat de dosis geschat moet worden in plaats van te worden gemeten (bijvoorbeeld: dosimeter verloren, in de luchtvaartsector worden de doses aan de hand van een algoritme berekend, enz.). In die gevallen moet, bij uitbreiding, de monitoringperiode meer algemeen worden begrepen als de periode gedurende dewelke de geschatte dosis door de persoon werd opgelopen. « Toewijsbaar » moet dan eerder worden begrepen als « toegekend », d.w.z. dat er bepaald wordt binnen welk tijdsinterval een bepaalde persoon een bepaalde dosis zou hebben opgelopen. 2° Evaluatiedatum: bij een interne besmetting heeft het geen zin te praten over een monitoringperiode.Wat van belang is, is het ogenblik van de evaluatie van de volgdosis, die kan worden gedefinieerd als het datum waarop de interne dosis aan de persoon wordt toegekend. « Toewijsbaar » moet dan worden begrepen als « toegekend », d.w.z. dat er bepaald wordt op welk ogenblik een bepaalde persoon een bepaalde dosis heeft opgelopen. 3° Officiële dosis: onder officiële dosis wordt begrepen: een dosis als gevolg van de evaluatie van de externe blootstelling van deze persoon binnen een bepaalde monitoringperiode, of de interne blootstelling van deze persoon op een gegeven ogenblik en die wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de dosislimieten.Deze dosis wordt bepaald en op een a priori definitieve manier toegekend aan de persoon. 4° Tussentijdse dosis: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.5° Speciale dosis: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.6° Ongevalsdosis: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.7° Dosis in noodsituaties: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.8° Dosissubtype: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.9° Wet van 15 april 1994: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist.10° Regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens: bij deze definitie is geen bijzondere toelichting vereist. Hoofdstuk II - Blootstellingsregister Afdeling 1 - Gebruik van het blootstellingsregister

Art. 3 In dit artikel worden de doeleinden van het blootstellingsregister precies beschreven. 1° Het doel van het centraliseren van alle resultaten in het register bestaat er namelijk in om een dosimetrische follow-up voor de gehele loopbaan van de aan het dosimetrisch toezicht onderworpen persoon te kunnen uitvoeren.Inderdaad is het risico op het ontwikkelen van stochastische effecten cumulatief en moet over de hele loopbaan kunnen worden beoordeeld. Dit is des te belangrijker voor externe werkers die dosisbijdragen van bij verschillende exploitanten ontvangen. 2° en 3° Bij deze twee punten is geen bijzondere toelichting vereist.4° Het blootstellingsregister moet toelaten om de optimalisatiemarges van een bestaande blootstelling te identificeren.Op basis hiervan kunnen dosisbeperkingen op het niveau van een bepaalde sector, een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, een externe werker, een exploitant, een ondernemingshoofd of een externe onderneming worden vastgesteld. Vervolgens kan worden nagegaan of deze dosisbeperkingen worden gerespecteerd. Het principe van de stralingsbescherming is namelijk in wezen gebaseerd op het ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable) en de dosislimieten zijn slechts een vangnet.

Deze optimalisatie gebeurt op het terrein, maar volgens artikel 6 van de Richtlijn 2013/59/EURATOM moet deze « under the supervision of the competent authority » worden uitgevoerd. 5° Het is belangrijk om een overzicht te kunnen geven van de blootstellingsgegevens van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon tijdens zijn loopbaan, met name in het geval van een vordering tot vergoeding van een beroepsziekte (ingediend via het Federaal agentschap voor beroepsrisico's FEDRIS).Het register is de enige bron om te beoordelen of een werknemer mogelijk door een beroepsziekte is getroffen die aan een beroepshalve blootstelling te wijten kan zijn.

Het is ook wenselijk om de blootstellingsgegevens van een groep aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen voor de volgende doeleinden te kunnen verwerken: a) kwantitatieve analyse van de beroepshalve doses van een groep aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen voor een bepaalde exploitant, of voor een bepaalde externe onderneming, bijvoorbeeld in het kader van de voorbereiding van een inspectie.b) analyse van de beroepshalve doses in de verschillende activiteitssectoren en/of voor verschillende beroepsactiviteiten met als doel: i.om die sectoren, beroepsactiviteiten of inrichtingen te identificeren waar er nog ruimte is voor de optimalisering van de beroepshalve doses; ii. om over objectieve argumenten te beschikken voor het sensibiliseren van de sector voor een mogelijke optimalisering van de beroepshalve doses voor een bepaalde inrichting, activiteitssector of beroepsactiviteit. 6° Het doel bestaat erin aan onderzoeksinstellingen en in het bijzonder aan FEDRIS de mogelijkheid te bieden om de dosimetrische persoonsgegevens te vergelijken met gezondheidsgegevens in het kader van stralingsepidemiologische studies. Afdeling 2 - Vorm en inhoud van het blootstellingsregister

Art. 4 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist.

Art. 5 § 1, 2° : het statuut van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon is ook relevant om te bepalen of de persoon onder de beroepsziekteregeling van FEDRIS valt. § 2: Dit lid vermeldt dat het register voor elke exploitant, ondernemingshoofd of externe onderneming met name de gegevens bevat die worden vermeld in artikel 25/6, 2°, a), c), d) en e). Dit zijn de contactgegevens van de contactpersoon met betrekking tot vragen relatief tot dosimetrie en, indien van toepassing, de volgende gegevens: de deskundige erkend in fysische controle, de erkende arbeidsarts of de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en de erkende dosimetrische dienst. Om zijn missie van dosimetrisch toezicht goed te kunnen uitoefenen, moet het Agentschap de mensen of diensten kennen die betrokken zijn bij het dosimetrisch toezicht van een persoon, om contact met hen te kunnen opnemen over de dosimetrische resultaten van die persoon. § 3, 7° : conform artikel 43, 1, 2b), 4 en 5, van de richtlijn 2013/59/EURATOM, wordt gevraagd informatie over de omstandigheden en de uitgevoerde acties betreffende de blootstelling met speciale vergunning, in noodsituaties of bij ongeval door te sturen naar het register. Wat blootstellingen met speciale vergunning betreft, is het relevant om informatie te verstrekken over de rechtvaardiging in het blootstellingsregister. De uitgevoerde acties zijn daarentegen minder relevant voor dit type blootstelling. § 3, 9 ° : Met "gebruiker" bedoelen we: gebruiker van het blootstellingsregister. Sommige gebruikers zijn passief en kunnen de doses alleen raadplegen op basis van hun rechten uiteengezet in artikel 25/7 van de wet van 15 april 1994. De gebruikers die door de exploitanten, ondernemingshoofden of externe ondernemingen worden aangewezen om de doses over te dragen (bijv. een erkende deskundige, een medewerker van een dosimetrische dienst, een preventieadviseur, enz.) hebben een actieve rol en kunnen correcties uitvoeren op de doses die ze hebben overgedragen.

Bij de rest van dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 3 - Gebruiksmodaliteiten van het blootstellingsregister

Art. 6 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist.

Art. 7 Wanneer er door de Koning nieuwe categorieën gebruikers worden gedefinieerd, kunnen de zoekopdrachten die door hen worden uitgevoerd, ook door het Agentschap worden beperkt op basis van de rechten die aan hen door de Koning zijn verleend (zie artikel 25/7, 11°, van de wet van 15 april 1994). Afdeling 4 - Rechten van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen

persoon Art. 7 Dit artikel bevat de rechten op informatie van personen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens, zoals bepaald in de algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

De betrokkenen zullen op deze rechten worden gewezen via het privacybeleid van het Agentschap.

Dit beleid zal worden bijgewerkt wanneer er door de Koning categorieën van gebruikers worden toegevoegd (zie artikel 25/7, 11°, van de wet van 15 april 1994).

Bovendien wordt er een verbindingssysteem opgezet om te weten welke eindgebruiker welke gegevens, van welke persoon, voor welk generiek doel (m.b.t. zijn categorie) heeft geraadpleegd.

Art. 8 Dit artikel vermeldt het recht van personen op verbetering, verwijdering of begrenzing van de verwerking van hun persoonsgegevens, zoals bepaald in de AVG. De betrokken zullen op deze rechten worden gewezen via het privacybeleid van het Agentschap.

Het Agentschap is onder de wet van 15 april 1994 verplicht om de dosimetrische gegevens van aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen te verzamelen en op te slaan en beschikbaar te stellen aan de gebruikers die in deze wet worden gedefinieerd, zodat zij de doses kunnen raadplegen volgens hun eveneens in deze wet gedefinieerde rechten. Daarom kunnen de aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen hiertegen geen bezwaar maken door de verwijdering of beperking van de verwerking van hun dosimetrische gegevens te vragen.

Ze kunnen ook de betreffende dosimetrische gegevens niet corrigeren, omdat ze daarvoor niet bevoegd zijn. Ze kunnen de in dit artikel genoemde rechten alleen uitoefenen voor andere op hen betrekking hebbende gegevens dan dosimetrische gegevens, namelijk gegevens met betrekking tot hun identiteit. Bij de uitoefening van dit recht moeten personen die aan dosimetrisch toezicht zijn onderworpen, hun verzoek rechtvaardigen.

Art. 9 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 5 - Maatregelen ter beveiliging van het

blootstellingsregister en ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens Bij deze afdeling is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 6 - Gegevensbewaring

Art. 12 Het eerste lid van het artikel voorziet dat na het verstrijken van de bewaringstermijnen vermeld in artikel 25/5, eerste lid, van de wet van 15 april 1994 (tot vijftig jaar na de beroepsactiviteiten die met een blootstelling aan ioniserende straling gepaard gingen, tot dertig jaar na het overlijden van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon) de gegevens m.b.t. de identiteit van de personen worden geschrapt uit het blootstellingsregister. Naast de redenen uiteengezet in de memorie van toelichting bij de wet van 15 april 1994 voor artikel 25/5 ("Deze bewaring laat toe om de gegevens op lange termijn ter beschikking te stellen van het Fonds der Beroepsziekten. De gegevens worden bewaard tot 50 jaar na de professionele activiteiten die een blootstelling aan ioniserende stralingen hebben meegebracht.

Dit kan bijvoorbeeld belangrijk zijn wanneer een persoon die slechts kort in de sector werkzaam is geweest op latere leeftijd een ziekte zou ontwikkelen die mogelijks terug te brengen is tot zijn activiteiten in de nucleaire sector. De dosimetrische gegevens van een persoon die aan het dosimetrisch toezicht onderworpen is, blijven na zijn dood bewaard, voor zover de termijn vermeld in de 1e paragraaf niet verstreken is en ten hoogste tot 30 jaar na het overlijden van de persoon. Op die manier zal de familie van de persoon, wanneer er pas later wordt vermoed dat de overleden persoon tijdens zijn leven aan een stralingsgeïnduceerde beroepsziekte heeft geleden, die al dan niet tot zijn dood heeft geleid, nog de mogelijkheid hebben om zich tot het Fonds voor de beroepsziekten te wenden. De stand van zaken van de wetenschappelijke kennis waardoor dit soort bewijs kan worden geleverd kan inderdaad mettertijd nog evolueren."), wordt een dergelijke bewaringstermijn gerechtvaardigd door het feit dat men, om de dosimetrische persoonsgegevens met andere gezondheidsgegevens in het kader van stralingsepidemiologische studies te kunnen vergelijken, over de identiteitsgegevens moet kunnen beschikken (nr. nationaal of BIS-register). Voor dergelijke onderzoeken is het waardevol om over lange tijdsperiodes te beschikken. Deze termijnen zijn ook vergelijkbaar met de bewaartermijnen voor gezondheidsdossiers en de gegevens van de fysische controle bedoeld in artikel 23.1.6 en 23.2.7 van het ARBIS. In het tweede lid wordt bepaald dat de dosimetrische gegevens na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijnen, in de vorm van anonieme gegevens worden bewaard. De onbeperkte bewaring van de gegevens na anonimisering laat toe om de gegevens in het kader van epidemiologische studies en, in het bijzonder, met het oog op statistische en/ of strategische studies inzake beroepsziekten te gebruiken. Afdeling 7 - Link met de authentieke bronnen

Art. 13 In artikel 13 wordt vermeld dat het Agentschap een samenwerkingsprotocol sluit met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, voor de raadpleging van de gegevens uit het repertorium van de DmfA (multifunctionele aangifte), van de DIMONA (onmiddellijke aangifte) en het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen) die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 4, § 1, 1° en 2°, vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt.

De werkgerelateerde gegevens, d.w.z. het statuut van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon (werknemer, zelfstandige, student,..) en zijn contractgegevens (aanvang, einde, voltijds/deeltijds) worden niet aan de sector gevraagd (exploitanten, ondernemingshoofden, externe ondernemingen), maar rechtstreeks aan de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid die toegang heeft tot de officiële gegevensbronnen. Bovendien moeten de links "werknemer-werkgever" regelmatig geconsolideerd worden via de toegang tot deze bronnen, want deze kunnen soms moeilijk door de sector worden bijgewerkt of verstrekt.

Art. 14 In artikel 14 wordt vermeld dat het Agentschap een samenwerkingsprotocol sluit met Co-Prev (de sectororganisatie van alle Belgische Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk) voor de raadpleging van de gegevens die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 25/6, 2°, d), van de wet van 15 april 1994 vermelde gegevens, die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt. Het gaat hier over de consolidatie van de links tussen de exploitanten/ondernemingshoofden/externe ondernemingen en de desbetreffende erkende arbeidsarts, of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Deze informatie wordt aan de actoren op het terrein gevraagd (exploitanten/ondernemingshoofden/externe ondernemingen), maar opnieuw is het zo dat deze links soms moeilijk door de sector kunnen worden bijgewerkt of verstrekt.

Hoofdstuk III - Stralingspaspoort Afdeling 1 - Vorm en Inhoud van het Stralingspaspoort

Art. 15 Het systeem van het in het reglementair kader beschreven stralingspaspoort is gebaseerd op de richtlijn 2013/59/EURATOM en op de werkzaamheden van een van de HERCA-werkgroepen (Heads of the European Radiological Protection Competent Authorities). De resultaten van de werkgroep werden bovendien gedeeltelijk overgenomen in de Richtlijn 2013/59/EURATOM. In het kader van deze werkgroep werden alle Europese systemen vergeleken en er werd een poging ondernomen om deze systemen te harmoniseren met het oog op de overgang, op lange termijn, naar een Europees elektronisch systeem voor de opvolging van de doses van de externe werkers.

Op basis van wat voorzien werd in de wet van 15 april 1994 is het systeem van het stralingspaspoort dat in België werd ingevoerd enkel van toepassing op de externe werkers op zending in het buitenland.

Voor de opdrachten in België dient de kennisgeving van de doses eenvoudigweg aan de volgende regels te voldoen: wanneer een externe werker een opdracht bij een Belgische exploitant uitvoert, dan verstrekt de externe onderneming vóór de opdracht de in artikel 37quater, 3°, van het algemeen reglement vermelde gegevens aan de exploitant, die deze raadpleegt vóór de opdracht, overeenkomstig artikel 37quinquies, 5°, van het algemeen reglement. Na de opdracht verstrekt de exploitant, wanneer hij het dosimetrisch toezicht voor de externe werker bij hem (via zijn dienst voor fysische controle) heeft georganiseerd, de door deze werker opgelopen doses aan de werknemer, maar ook aan het blootstellingsregister. De wijze waarop deze gegevens onderling worden meegedeeld behoort tot de verantwoordelijkheid van de betrokkenen op het terrein.

Voor het specifieke geval van een persoon die opdrachten met een blootstellingsrisico afwisselend in België en in het buitenland uitvoert en die zich naar een Belgische exploitant begeeft, belet evenwel niets het gebruik van het stralingspaspoort voor de kennisgeving van de in het buitenland opgelopen doses.

Art. 16 De geldigheidsduur van het stralingspaspoort is standaard één jaar, om ervoor te zorgen dat het verschil tussen de doses die tijdens opdrachten in het buitenland worden opgelopen en hun codering in het blootstellingsregister redelijk is en het operationele toezicht van de externe werkers mogelijk maakt.

Het Agentschap kan nog steeds een langere (of kortere) geldigheidsduur bepalen om mogelijke uitzonderlijke gevallen in overweging te nemen.

Paragraaf 2, alinea 2, specificeert dat de gegevens met betrekking tot de opdracht waarvoor het dosimetrisch toezicht door de buitenlandse onderneming wordt uitgevoerd, alleen door de buitenlandse onderneming kunnen worden gecodeerd. Als het dosimetrisch toezicht door de externe onderneming wordt uitgevoerd, worden de door de externe werker opgelopen doses conventioneel gecodeerd in het blootstellingsregister en, indien nodig, in het stralingspaspoort. Dit wordt uitgelegd in de volgende artikelen. Afdeling 2 - Functionering en gebruik van het stralingspaspoort

Art. 17 Dit artikel bepaalt dat de externe onderneming een aanvraag bij het Agentschap moet indienen voor het verkrijgen van een stralingspaspoort voor een van zijn werknemers die in het buitenland een of meerdere opdrachten met een blootstellingsrisico zal uitvoeren, en dit voorafgaand aan de opdracht.

Er wordt bepaald welke informatie door de externe onderneming bij de aanvraag van het stralingspaspoort bij het Agentschap moet worden ingevuld.

Wanneer de externe werker door een of meerdere andere werkgevers op het ogenblik van de aanvraag wordt of werd aangeworven in de loop van de in artikel 37quater, 3°, c), van het algemeen reglement bedoelde periodes, dan moet de externe onderneming bij zijn aanvraag een document toevoegen waaruit blijkt dat de externe werker akkoord gaat met het feit dat de eventuele resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht in het kader van andere arbeidsovereenkomsten in het stralingspaspoort worden opgenomen. De werkgever heeft inderdaad geen recht op toegang tot die doses die in het kader van andere arbeidsovereenkomsten werden opgelopen. Derhalve is de toestemming van de externe werker vereist opdat deze doses kunnen worden geraadpleegd door zijn werkgever en door de buitenlandse ondernemingen waarvoor hij opdrachten uitvoert in het kader van de overeenkomst waarmee hij met de werkgever die het stralingspaspoort aangevraagd heeft, is verbonden.

Dit artikel specificeert ook de manier waarop het stralingspaspoort moet worden ingevuld door de externe onderneming op het moment van het verkrijgen van het paspoort en gedurende de geldigheidsperiode van dit laatste, zodat absoluut alle doses waarvan de externe onderneming op de hoogte is op het moment waarop het paspoort werd verkregen en tijdens de geldigheidsperiode van deze laatste (behalve de doses die door buitenlandse ondernemingen in het gebruikte paspoort zijn gecodeerd) door de externe onderneming in het paspoort worden gecodeerd.

In het bijzonder, in het geval van twee opeenvolgende paspoorten (waarvan de geldigheidsperioden elkaar kunnen overlappen), moeten alle doses gecodeerd door buitenlandse ondernemingen in het eerste paspoort, als ze nog niet in het register zijn gecodeerd door de externe onderneming worden overgeschreven in het tweede paspoort.

Het doel is dat elk paspoort dat aan een buitenlandse onderneming wordt meegedeeld, zo volledig mogelijk is in de huidige stand van kennis van de externe onderneming.

Art. 18 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist.

Art. 19 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 3 - Toegangsvoorwaarden tot de gegevens opgenomen in het

stralingspasspoort Art. 20 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 4 - Maatregelen ter beveiliging van de gegevens opgenomen in

het stralingspaspoort Art. 21 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist. Afdeling 5 - Voorwaarden betreffende de overeenkomst tussen de externe

onderneming en de buitenlandse onderneming Art. 22 In dit artikel worden de voorwaarden beschreven m.b.t. de overeenkomst tussen de externe onderneming en de betrokken buitenlandse onderneming, overeenkomstig artikel 25/9, § 2, van de wet van 15 april 1994. De overeenkomst moet namelijk bepalen welke van beide partijen dit of dat aspect van de stralingsbescherming van de externe werker op zich neemt en volgens welke verdeling.Ze dient tevens de specificiteiten (dosislimieten, dosisbeperkingen, inhoud van de specifieke opleiding, type dosimetrische opvolging, individuele beschermingsmiddelen) van het tijdens de opdracht opgestelde stralingsbeschermingssysteem te vermelden. Ze dient de regels te bepalen voor de kennisgeving van de resultaten van het dosimetrisch toezicht tussen beide partijen die garanderen dat het buitenlandse onderneming kennis heeft genomen van de doses van de externe werker vóór de opdracht, dat deze het stralingspaspoort goed invult en de resultaten van het dosimetrisch toezicht binnen een redelijke termijn meedeelt, en dat uiteindelijk het gebruik van de middelen en wijzen van communicatie tussen de twee partijen voldoet aan de voorschriften betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

Hoofdstuk IV - Wijzigingsbepalingen Art. 23 § 1. De volgende wijzigingen worden aangebracht in artikel 23.1.5, b), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, betreffende de specifieke taken (uit te voeren door de deskundige erkend in de fysische controle) voor fysische controle in de ingedeelde inrichtingen: 1° In punt 2., b., worden de woorden `individuele radiologische controle' vervangen door `individueel dosimetrisch toezicht', niet alleen omwille van de eenvormigheid, maar ook om beter aan te sluiten bij de terminologie die wordt gebezigd in bijlage X bij Richtlijn 2013/59/EURATOM: individuele radiologische controle. 2° In punt 2., e., wordt toegevoegd dat de deskundige erkend in de fysische controle naast aanvullende beschermingsmiddelen en gepaste procedures ook aanvullende middelen voor het individueel dosimetrisch toezicht moet voorstellen. 3° Er wordt een punt 2., h., toegevoegd waarin staat dat de deskundige erkend in de fysische controle ook de toepassing van dosisbeperkingen voorstelt. Dit sluit aan op artikel 6 van Richtlijn 2013/59/EURATOM op grond waarvan dosisbeperkingen worden vastgesteld als operationeel instrument voor optimalisatie. 4° In punt 6.worden enkele wijzigingen aangebracht ter bevordering van een consistent terminologiegebruik: `resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht' in plaats van `individuele doses' en `blootstellingen met speciale vergunning' in plaats van `bewust aanvaarde uitzonderlijke blootstellingen'. 5° In punt 8.wordt toegevoegd dat men, net zoals voor de blootstellingen ten gevolge van een ongeval of incident, de omstandigheden waarin de blootstellingen met speciale vergunning en de blootstellingen in een noodsituatie zich hebben voorgedaan moet bepalen en maatregelen en middelen moet voorstellen om herhaling ervan te voorkomen. 6° Een punt 14.wordt toegevoegd waarin staat dat de deskundige erkend in de fysische controle in overleg met de erkende arbeidsarts de rechtvaardiging van blootstellingen met speciale vergunning onderzoekt en op voorhand goedkeurt voor wat betreft de aspecten die verband houden met de gezondheid van de betrokken werknemers. De bedoeling hiervan is dat de dienst voor fysische controle en de erkende arbeidsarts wat dat betreft nauwer met elkaar gaan samenwerken. 7° Een punt 15.wordt toegevoegd waarin staat dat de deskundige erkend in de fysische controle bepaalt welke omstandigheden hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer, en dat deze dosiswaarde wordt rechtgezet indien de fout niet inherent is aan de door de erkende dosimetrische dienst of de deskundige erkend in fysische controle toegepaste procedure voor dosisbepaling. 8° Een punt 16.wordt toegevoegd waarin staat dat de deskundige erkend in de fysische controle toeziet op de overdracht van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht in het blootstellingsregister.

De verantwoordelijkheid voor deze overdracht komt immers in de eerste plaats toe aan de exploitant of aan het ondernemingshoofd. Niettemin lijkt het gezien de opdrachten van de deskundige erkend in de fysische controle logisch dat hij belast wordt met het toezicht op deze taak. § 2. Het eerste lid van artikel 23.1.6 van het algemeen reglement wordt vervangen om de inhoud van dit lid te beperken tot de scope van het fysische controleregister. Datgene wat betreft de overdracht van gegevens aan externe actoren (erkende arbeidsarts, medische diensten, etc.) wordt ingetrokken om te worden opgenomen in een nieuw artikel 23.1.7 dat bij dit besluit wordt ingevoerd: § 3. Een artikel 23.1.7 wordt ingevoegd: - Het beschrijft de gegevenscommunicatie van de dienst voor fysische controle naar externe actoren. - Vergeleken met wat eerder vermeld werd in artikel 23.1.6, wordt toegevoegd dat naast de vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen van de dienst voor fysische controle die genoemd worden in punten 6 en 11 van artikel 23.1.5, b) (= resultaten van het individueel toezicht en geschiktheid van de werkpost voor zwangere of borstvoedende vrouwen), de in punt 8 (= omstandigheden en genomen maatregelen bij blootstellingen met speciale vergunning, in een noodsituatie of bij ongeval) en in punt 15 (omstandigheden die hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer en correctie van de waarde) ook rechtstreeks moeten worden gemeld aan de erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. - Vergeleken met wat eerder vermeld werd in artikel 23.1.6, wordt voorts toegevoegd dat, wat de externe werkers betreft, deze vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen rechtstreeks moeten worden gemeld aan de externe onderneming, aan de erkende arbeidsarts en het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk van deze externe onderneming dan wel aan de door de zelfstandige externe werker gekozen geneesheer. - Verder wordt toegevoegd dat de erkende arbeidsarts in kennis wordt gesteld van de in punt 1° van artikel 23.1.5, b), bedoelde risicoanalyse gericht op stralingsbescherming alsook van de in punt 2° van ditzelfde artikel bedoelde programma's voor individueel dosimetrisch toezicht en programma's voor basisopleiding en permanente vorming, zodra die werden goedgekeurd. § 4 en § 5: Soortgelijke wijzigingen als beschreven in paragrafen 1 en 2 voor de artikelen 23.1.5 en 23.1.6 worden aangebracht in artikelen 23.2.6 en 23.2.7 van hetzelfde besluit betreffende de fysische controle van de ondernemingen die deelnemen aan het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 7. § 6: een artikel 23.2.8 wordt ingevoegd met een inhoud gelijkaardig aan degene van artikel 23.1.7 zoals ingevoegd in paragraaf 3.

Hoofdstuk V - Slotbepalingen Art. 24.

Artikel 25 tot en met 28 van de wet van 26 januari 2014 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft het dosimetrisch toezicht, treden in werking op de dag waarop dit besluit in werking treedt. Deze artikelen zijn de rechtsgrond voor de bepalingen die in dit besluit worden uitgewerkt.

Art. 25 Bij dit artikel is geen bijzondere toelichting vereist.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Veiligheid en Binnenlandse zaken, P. DE CREM

20 JULI 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vorm, de inhoud, alsook van de beperkingen en modaliteiten voor de toegang tot en het gebruik van het blootstellingsregister en het stralingspaspoort en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en van het leefmilieu tegen het gevaar van ioniserende stralingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, de artikelen 3, 25/2, 25/6, 25/9 en 25/11, alle ingevoegd bij de wet van 26 januari 2014;

Gelet op de wet van 26 januari 2014 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft het dosimetrisch toezicht, artikel 37;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;

Gelet op het advies 31/2018 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 11 april 2018, overeenkomstig artikel 25/14 van voormelde wet van 15 april 1994;

Gelet op de aanmelding bij de Europese Commissie, gedaan op 10 april 2020;

Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 7 april 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 april 2020;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies nr 67.401/3 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies nr 9486 van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 4 juli 2018;

Overwegende het advies nr 217 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk, gegeven op 14 december 2018;

Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom.

Art. 2.De definities vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen zijn van toepassing.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° monitoringperiode: het tijdsinterval voor hetwelk aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een externe blootstelling wordt toegekend;2° evaluatiedatum: de datum waarop aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een inwendige blootstelling wordt toegekend;3° officiële dosis: dosis die officieel aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon wordt toegekend als gevolg van de evaluatie van de uitwendige blootstelling van deze persoon gedurende een bepaalde monitoringperiode, of van de inwendige blootstelling van deze persoon op een bepaalde datum en die wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de dosislimieten;4° tussentijdse dosis: dosis die tijdelijk aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon wordt toegekend als gevolg van de evaluatie van de uitwendige blootstelling van deze persoon gedurende een bepaalde monitoringperiode, of de inwendige blootstelling van deze persoon op een bepaalde datum, en die wordt gebruikt voor de verificatie van de naleving van de dosislimieten, tot deze door een officiële dosis in het blootstellingsregister wordt vervangen; 5° speciale dosis: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling met speciale vergunning, zoals vermeld in artikel 20.1.6 van het algemeen reglement; 6° ongevalsdosis: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling bij ongeval, zoals vermeld in artikel 20.1.7 van het algemeen reglement; 7° dosis in noodsituaties: dosis die officieel wordt toegekend aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon als gevolg van de evaluatie van een uitwendige of inwendige blootstelling in een noodsituatie, zoals vermeld in artikel 20.2.3 van het algemeen reglement; 8° dosissubtype: benaming van een dosimetrische grootheid die desgevallend nog wordt aangevuld met een of meerdere van de volgende vermeldingen: a.het lichaamsdeel waarop de dosis betrekking heeft; b. of het een berekende dosis betreft;9° wet van 15 april 1994: de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;10° regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens: de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, (Algemene verordening gegevensbescherming), de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 5 september 2018 tot oprichting van het informatieveiligheidscomité. HOOFDSTUK II. - Blootstellingsregister Afdeling 1. - Gebruik van het blootstellingsregister

Art. 3.Het Agentschap bouwt een blootstellingsregister uit, beheert het en houdt het actueel. Het blootstellingsregister laat toe om: 1° een individueel dosimetrisch toezicht uit te voeren op de volledige loopbaan van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon; 2° de goede werking van het systeem voor dosimetrisch toezicht, zoals beschreven in artikel 30.6 van het algemeen reglement, te controleren; 3° de naleving van de dosislimieten of van de interventierichtwaarden bij de dosis in noodsituaties te controleren;4° de optimalisatiemarges van de bestaande blootstelling te identificeren zodat er, indien nodig, dosisbeperkingen kunnen worden bepaald en er vervolgens kan worden nagegaan of ze werden nageleefd;5° dosisoverzichten op te stellen voor (groepen) personen die aan dosimetrisch toezicht zijn onderworpen, of dosisstatistieken voor groepen personen die aan dosimetrisch toezicht zijn onderworpen;6° aan onderzoeksinstellingen de individuele dosimetrische gegevens te verstrekken die nodig zijn in het kader van epidemiologische studies nadat deze door de Koning werden aangewezen om toegang tot deze gegevens te hebben, of nadat ze de toestemming hebben verkregen van de personen waarop deze gegevens betrekking hebben. Afdeling 2. - Vorm en inhoud van het blootstellingsregister

Art. 4.Het blootstellingsregister wordt bijgehouden in de vorm van een elektronische databank conform de wetgeving op de elektronische archivering.

Art. 5.§ 1. Voor elke aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1°, van de wet van 15 april 1994 de volgende gegevens: 1° de identificatiegegevens van zijn/haar werkgever;2° de vermelding of de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een werknemer, student, stagiair of leerling, of zelfstandige is;3° indien van toepassing, de historiek van de verschillende door de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon gepresteerde arbeidsstelsels in het kader van een arbeidsovereenkomst met een bepaalde werkgever, met voor elk arbeidsstelsel de vermelding: a) of het gaat om een deeltijds of voltijds arbeidsstelsel;b) de periode van het arbeidsstelsel, aangegeven door de begindatum en indien van toepassing, de einddatum ervan. § 2. Voor elke exploitant, ondernemingshoofd en externe onderneming, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1° en 2°, a), c), d) en e), van de wet van 15 april 1994 de activiteitssector waartoe de exploitant, het ondernemingshoofd of de externe onderneming behoort overeenkomstig de volgende lijst: 1° kernindustrie;2° gezondheidszorg;3° industrie;4° vervoer;5° sector waarbij personeel blootgesteld kan worden aan ioniserende stralingen uit natuurlijke stralingsbronnen;6° hoger onderwijs en onderzoek in andere sectoren dan in de kernindustrie;7° defensie;8° interventie in een radiologische noodsituatie;9° andere. § 3. Voor iedere dosis van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, bevat het blootstellingsregister: 1° in voorkomend geval, de identificatiegegevens van de werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;2° de identificatiegegevens van de exploitant of het ondernemingshoofd bij wie de dosis werd opgelopen;3° de activiteitssector, zoals voorzien in de vorige paragraaf, van de exploitant of het ondernemingshoofd in het kader van dewelke de dosis hoofdzakelijk werd opgelopen, of desgevallend de vermelding of de dosis werd opgelopen tijdens een interventie in een radiologische noodsituatie;4° de professionele hoofdactiviteit tijdens dewelke de dosis werd opgelopen overeenkomstig de classificatie bepaald door het Agentschap;5° de dosiswaarde;6° de monitoringperiode of de evaluatiedatum;7° het type dosis, met name: a) officiële dosis;b) tussentijdse dosis;c) ongevalsdosis;d) speciale dosis;e) dosis in noodsituatie. Voor de types c), d) en e) worden de omstandigheden vermeld die tot de betrokken dosis hebben geleid.

Voor type c) en e) worden de ondernomen acties vermeld en voor type d) wordt de justificatie van de blootstelling vermeld; 8° het dosissubtype, overeenkomstig de mogelijkheden bepaald door het Agentschap;9° ingeval een dosis werd gecorrigeerd: a) de gebruiker die de correctie heeft doorgevoerd;b) de datum van de correctie;c) de reden van de correctie, zijnde: 1° de beschrijving van een tekortkoming tijdens de procedure die hetzij bij de deskundige erkend in de fysische controle, hetzij bij de erkende dosimetrische dienst toegepast wordt om de dosis te bepalen; of, 2° de conclusie van het onderzoek bedoeld in artikel 23.1.5, b), 15, of in artikel 23.2.6, b), 11, van het algemeen reglement waaruit blijkt dat de dosis weliswaar correct gemeten werd, maar de werkelijke blootstelling van door de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon niet weerspiegelt. Afdeling 3. - Gebruiksmodaliteiten van het blootstellingsregister

Art. 6.§ 1. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten voor de toegang en voor opzoekingen in het blootstellingsregister. § 2. De gegevens van het blootstellingsregister mogen niet worden medegedeeld aan derden die geen overheden, instellingen of personen zijn die bevoegd zijn deze gegevens te raadplegen.

Deze paragraaf doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 4. - Rechten van de aan dosimetrisch

toezicht onderworpen persoon

Art. 7.§ 1. De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht: 1° te weten welke categorieën van persoonsgegevens over hem kunnen verwerkt worden in het blootstellingsregister;2° te vernemen bij wie de persoonsgegevens worden ingezameld indien ze niet bij hem zelf werden bekomen;3° om uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens;4° te vernemen wat de verwerkingsdoeleinden zijn;5° een kopie te krijgen van zijn gegevens die het voorwerp van de verwerking uitmaken;6° te vernemen wie de ontvangers of categorieën van ontvangers zijn aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt;7° te vernemen welke passende waarborgen worden genomen bij het doorgeven van de gegevens aan overheden, instellingen en personen die bevoegd zijn om zijn gegevens te raadplegen;8° te weten door welke overheden, instellingen en personen, gedurende de laatste zes maanden, zijn gegevens werden geraadpleegd of bijgewerkt. § 2. Wanneer de aan het dosimetrisch toezicht onderworpen persoon de in paragraaf 1 vermelde informatie wenst te bekomen, dient hij daartoe een verzoek in bij het Agentschap volgens de modaliteiten die het Agentschap daaromtrent heeft bepaald.

Het Agentschap verstrekt de verzoeker deze informatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek tot informatie.

Als het Agentschap oordeelt dat ze de gevraagde informatie moeilijk tijdig kan verschaffen, kan ze de termijn tot 45 kalenderdagen verlengen. In geval van verlenging van de termijn stelt het Agentschap de verzoeker uiterlijk de 20e kalenderdag te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek in kennis van de verlenging van de termijn en de motieven voor de verlenging.

Wanneer de betrokkene zijn verzoek in elektronische vorm indient, wordt de informatie, waar mogelijk, via beschermde elektronische weg verstrekt, tenzij de betrokkene anders verzoekt.

Indien het Agentschap het verzoek om informatie niet kan inwilligen, stelt het de verzoeker zo spoedig mogelijk en uiterlijk op de 20e kalenderdag te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het verzoek in kennis van deze beslissing en van de motieven voor de weigering van het verzoek.

Art. 8.Foutieve persoonsgegevens worden door het Agentschap op schriftelijke verzoek van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon op wie ze betrekking hebben verbeterd of gewist binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het schriftelijke verzoek.

Het Agentschap stelt de betrokken aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon evenals de entiteit die de onjuiste identificatiegegevens heeft verzonden in kennis van de correctie of het gewist zijn binnen de tien kalenderdagen.

De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon mag zich verzetten tegen de verwerking van gegevens die op hem betrekking hebben die geen dosimetrische gegevens zijn.

Art. 9.De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht een klacht in te dienen bij de gegevensbeschermingsautoriteit, opgericht bij wet van 3 december 2017. Afdeling 5. - Maatregelen ter beveiliging van het

blootstellingsregister en ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens

Art. 10.§ 1. Het Agentschap duidt onder zijn personeelsleden een functionaris voor gegevensbescherming aan. § 2. De functionaris voor gegevensbescherming vervult de taken die opgesomd worden in artikel 39 van de Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG . § 3. De functionaris voor gegevensbescherming ziet er samen met de verantwoordelijke voor de informaticadienst van het Agentschap op toe dat veiligheidsmaatregelen worden ontwikkeld en toegepast die garanderen dat de gegevens opgenomen in het blootstellingsregister op een veilige wijze worden bewaard. § 4. De in paragraaf 3 bedoelde taken beperken zich tot het adviseren, stimuleren en documenteren van het Agentschap inzake de uitwerking van een veiligheidsbeleid in het kader van dit besluit en mogen niet louter bestaan uit de supervisie in het raam van de opmaak van een veiligheidsbeleid.

De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid en de verantwoordelijkheid betreffende de implementatie van het veiligheidsbeleid berusten bij het Agentschap.

Art. 11.§ 1. Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens in het blootstellingsregister of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen. § 2. Het bepaalde in paragraaf 1 doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 6. - Gegevensbewaring

Art. 12.Na het verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 25/5, eerste lid, van de wet van 15 april 1994, verwijdert het Agentschap de in het blootstellingsregister opgenomen identificatiegegevens die op de betrokkene betrekking hebben.

De dosimetrische gegevens worden dan verder bewaard onder de vorm van anonieme gegevens, met het oog op een latere verwerking ervan zoals bedoeld in de uitvoeringsmaatregelen genomen met toepassing van de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en met het oog op statistisch en/ of beleidsonderzoek inzake beroepsziekten.

De verwijdering van de identificatiegegevens gebeurt op zodanige wijze dat elke verwerking van deze gegevens, met inbegrip van de opslag in de databanken, na het verstrijken van de in artikel 25/5, eerste lid, van de wet van 15 april 1994 bedoelde termijn stopt. Afdeling 7. - Link met de authentieke bronnen

Art. 13.Het Agentschap sluit een samenwerkingsprotocol met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid voor de raadpleging van de gegevens uit het repertorium van de multifunctionele aangifte, van de onmiddellijke aangifte en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 5, § 1, 1° en 2°, vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt.

Art. 14.Het Agentschap sluit een samenwerkingsprotocol met de sectororganisatie van de Belgische Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk voor de raadpleging van de gegevens die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 25/6, 2°, d), van de wet van 15 april 1994 vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt. HOOFDSTUK III. - Stralingspaspoort Afdeling 1. - Vorm en inhoud van het stralingspaspoort

Art. 15.Het stralingspaspoort is een individueel document dat door het Agentschap wordt opgesteld en afgeleverd onder de vorm van een afdrukbaar elektronisch document.

Art. 16.§ 1. Voordat een opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland wordt gestart, bevat het stralingspaspoort de volgende gegevens: 1° de gegevens over de externe onderneming zoals bedoeld in artikel 37quater, 3°, a), van het algemeen reglement;2° de gegevens van de externe werker zoals bedoeld in artikel 37quater, 3°, b), van het algemeen reglement;3° de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker, zoals vermeld in artikel 37quater, 3°, c), van het algemeen reglement; 4° de dosislimieten voor personen die tijdens beroepsactiviteiten zijn blootgesteld, opgenomen in artikel 20.1.3 van het algemeen reglement; 5° de geldigheidsperiode van het stralingspaspoort, beginnend met de uitgifte van het stralingspaspoort en eindigend uiterlijk een jaar na deze uitgifte.De geldigheidsduur mag langer dan een jaar zijn mits door het Agentschap toegestane afwijking. § 2. Na elke opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland bevat het stralingspaspoort de volgende gegevens: 1° de naam, het adres en indien beschikbaar, het identificatienummer dat specifiek is voor het land van de buitenlandse onderneming waarbij de externe werker een opdracht uitvoert en de desbetreffende periode van die opdracht;2° een schatting van de door de externe werker opgelopen effectieve dosis voor de periode waarop de opdracht betrekking heeft;3° in geval van een niet-uniforme blootstelling, schatting van de equivalente doses voor de verschillende lichaamsdelen;4° in het geval van een opname van een radionuclide, schatting van de effectieve en equivalente volgdosissen. De gegevens bedoeld in het eerste lid gerelateerd aan opdrachten waarvoor de externe onderneming volledig zorgt voor het individuele dosimetrisch toezicht van zijn werkers, worden niet opgenomen in het stralingspaspoort. Afdeling 2. - Functionering en gebruik van het stralingspaspoort

Art. 17.§ 1. Voor een externe werker die een of meerdere opdrachten met blootstellingsrisico zal uitvoeren in het buitenland dient de externe onderneming voorafgaandelijk aan deze opdracht(en) een aanvraag voor het bekomen van een stralingspaspoort in bij het Agentschap en volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap.

In zijn aanvraag, vermeldt de externe onderneming: 1° zijn uniek identificatienummer onder de vorm van zijn identificatienummer in de Kruispuntbank der Ondernemingen;2° het uniek identificatienummer van de werknemer onder de vorm van het Rijksregisternummer of in voorkomend geval het BIS-registernummer; Indien de externe werker op het ogenblik van de aanvraag tijdens de in artikel 37quater, 3°, c), van het algemeen reglement bedoelde periodes bij een of meerdere andere werkgevers tewerkgesteld is, of was, voegt de externe onderneming bij de aanvraag een document toe waaruit blijkt dat de werker akkoord gaat met het feit dat de eventuele resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht in het kader van andere arbeidsovereenkomsten in het stralingspaspoort worden opgenomen.

Als de externe onderneming en/of de externe werker nog niet bekend is/zijn in het blootstellingsregister, vermeldt de externe onderneming aan het Agentschap de gegevens bedoeld in artikel 16, § 1, 1° en/of 2°. Deze gegevens worden dan opgenomen in het stralingspaspoort dat door het Agentschap afgeleverd wordt aan de externe onderneming. § 2. Bij het bekomen van het stralingspaspoort vult de externe onderneming het stralingspaspoort aan met de resultaten van het individuele dosimetrisch toezicht van de externe werker waarvan zij op de hoogte is maar die nog niet in het blootstellingsregister werden opgenomen op het moment waarop het stralingspaspoort werd opgesteld door het Agentschap.

Tijdens de geldigheidsperiode van het stralingspaspoort vult de externe onderneming het stralingspaspoort aan met de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker waarvan het op de hoogte wordt gebracht nadat het stralingspaspoort door het Agentschap is opgesteld. § 3. De periode van een opdracht met blootstellingsrisico in het buitenland moet volledig worden gedekt door de geldigheidsperiode van een stralingspaspoort.

Art. 18.Voordat de opdracht met blootstellingsrisico van de externe werker bij de buitenlandse onderneming begint, zorgt de externe onderneming ervoor dat het stralingspaspoort van de externe werker aan de buitenlandse onderneming wordt verschaft.

Art. 19.Indien het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker tijdens zijn opdracht in het buitenland aan de buitenlandse onderneming wordt toevertrouwd, zorgt de externe onderneming ervoor dat de buitenlandse onderneming na afloop van de opdracht de in artikel 16, § 2, bedoelde gegevens in het stralingspaspoort van de externe werker opneemt. Afdeling 3. - Toegangsvoorwaarden tot de gegevens opgenomen

in het stralingspaspoort

Art. 20.De enige entiteiten die toegang hebben tot de inhoud van het stralingspaspoort zijn: 1° de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;2° de werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon;3° de vertegenwoordiger van de buitenlandse onderneming waar de opdracht met blootstellingsrisico wordt uitgevoerd;4° het Agentschap. Afdeling 4. - Maatregelen ter beveiliging van de gegevens opgenomen in

het stralingspaspoort

Art. 21.§ 1. Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen. § 2. De gegevens van het stralingspaspoort mogen niet aan derden worden medegedeeld. § 3. Paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 5. - Voorwaarden betreffende de overeenkomst

tussen de externe onderneming en de buitenlandse onderneming

Art. 22.De overeenkomst tussen de externe onderneming en de buitenlandse onderneming voldoet minstens aan de volgende voorwaarden: 1° ze wordt vóór de opdracht afgesloten;2° ze beschrijft de verantwoordelijkheden tussen beide partijen op het gebied van stralingsbescherming van de externe werker tijdens zijn opdracht voor de buitenlandse onderneming en specificeert wie verantwoordelijk is voor: a) de specifieke opleiding zoals bedoeld in artikel 25 van het algemeen reglement en, in voorkomend geval, de wijze waarop deze wordt verdeeld;b) de terbeschikkingstelling aan de externe werker van alle persoonlijke beschermingsmiddelen die nodig zijn tijdens de opdracht en, in voorkomend geval, de wijze waarop deze wordt verdeeld; c) het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker zoals bedoeld in artikel 30.6 van het algemeen reglement tijdens de opdracht en, indien van toepassing, de verdeling ervan; 3° ze specificeert de stralingsbeschermingsmaatregelen die tijdens de opdracht van toepassing zijn, en met name: a) de meest restrictieve officiële dosislimieten tussen de twee landen;b) de eventuele tussen beide partijen overeengekomen dosisbeperkingen;c) de inhoud van de specifieke opleiding die moet worden gegeven met betrekking tot de bijzonderheden van de gecontroleerde zone en de uit te voeren taak;d) de persoonlijke beschermingsmiddelen die voor de externe werker moeten voorzien worden;e) het type dosimetrisch toezicht dat de externe werker moet krijgen;4° ze specificeert de middelen en manieren van communicatie van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht tussen de twee partijen, om te garanderen dat: a) de buitenlandse onderneming kennis neemt van de gegevens in het stralingspaspoort vóór de opdracht;b) indien de buitenlandse onderneming verantwoordelijk is voor het dosimetrisch toezicht van de externe werker tijdens de opdracht, de buitenlandse onderneming na afloop van de opdracht, het stralingspaspoort invult met de gegevens vermeld in artikel 16, § 2, en het terugstuurt aan de externe onderneming binnen een overeen te komen termijn, welke niet langer is dan 2 maanden na het einde van de opdracht;c) hun gebruik voldoet aan de voorschriften betreffende de bescherming van personen tijdens de verwerking van persoonsgegevens. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen

Art. 23.§ 1. In artikel 23.1.5, b), van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen worden de volgende wijzigingen aangebracht in: 1° punt 2., b., wordt vervangen als volgt: « b. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van het programma voor het individueel dosimetrisch toezicht en de radiologische controle van de werkplaats; »; 2° punt 2., e., wordt vervangen als volgt: « e. het voorstellen van bijkomende beschermingsmiddelen of middelen voor het individueel dosimetrisch toezicht en van gepaste procedures, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; »; 3° er wordt een punt 2., h., toegevoegd luidende: « h. het voorstellen om dosisbeperkingen toe te passen, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; »; 4° punt 6.wordt vervangen als volgt : « 6. de bepaling, in overleg met de erkende arbeidsarts belast met het gezondheidstoezicht op de werknemers, externe werkers en hulpverleners in radiologische noodsituaties inbegrepen: a. van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht, met inbegrip van de doses voortvloeiend uit inwendige blootstellingen en de doses te wijten aan blootstellingen bij ongeval, blootstellingen met speciale vergunning en blootstellingen in een noodsituatie;b. van de radioactieve besmettingen van personen die resulteerden in ontsmettingsmaatregelen met medische tussenkomst;»; 5° punt 8.wordt vervangen als volgt: « 8. de bepaling, in voorkomend geval in overleg met de erkende deskundige in de medische stralingsfysica, van de omstandigheden waarin blootstellingen ten gevolge van een ongeval of incident, blootstellingen met speciale vergunning of blootstellingen in een noodsituatie zich hebben voorgedaan, en het voorstellen van te nemen maatregelen en te implementeren middelen om herhaling van blootstellingen bij ongeval en in een noodsituatie te voorkomen, en, in voorkomend geval, ervoor te zorgen dat deze worden opgenomen in het risicobeheersingssysteem; »; 6° een punt 14.wordt toegevoegd, luidende: « 14. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van de rechtvaardiging van blootstellingen met speciale vergunning als bedoeld in artikel 20.1.6, d), in overleg met de erkende arbeidsarts voor wat betreft de aspecten gerelateerd met de gezondheid van de betrokken werknemers; »; 7° een punt 15.wordt toegevoegd, luidende: « 15. het bepalen van de omstandigheden die hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer, alsook het rechtzetten van deze dosiswaarde indien de fout niet inherent is aan de procedure voor dosisbepaling toegepast door de erkende dosimetrische dienst of de deskundige erkend in de fysische controle; »; 8° een punt 16.wordt toegevoegd, luidende: « 16. het toezien op de overdracht van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht zoals bedoeld in artikel 30.6. ». § 2. Artikel 23.1.6, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De resultaten van de proeven en alle vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen van de dienst voor fysische controle worden gedocumenteerd in een duurzaam systeem dat het mogelijk maakt om elke invoering, validatie, wijziging en verwijdering van gegevens te traceren en om de fysieke persoon die de gegevens heeft ingevoerd, gevalideerd, gewijzigd of verwijderd te identificeren.". § 3. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 23.1.7 ingevoegd als volgt: "23.1.7. § 1. De gegevens vermeld in artikel 23.1.5, b), 6., 8., 11. en 15. worden rechtstreeks gemeld aan de erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Voor wat de externe werkers betreft, worden deze gegevens rechtstreeks gemeld aan de externe onderneming, aan hun erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de door de zelfstandige externe werker gekozen arts. Deze melding vindt onmiddellijk plaats in noodsituaties. § 2. De erkende arbeidsarts wordt in kennis gesteld van de in artikel 23.1.5, b), 1., bedoelde risicoanalyse gericht op stralingsbescherming alsook van de in artikel 23.1.5, b), 2., bedoelde programma's voor het individueel dosimetrisch toezicht en programma's voor basisopleiding en permanente vorming, zodra deze worden goedgekeurd.". § 4. In artikel 23.2.6, b), van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht in: 1° punt 2., a., wordt vervangen als volgt: « a. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van het programma voor het individueel dosimetrisch toezicht en de radiologische controle van de werkplaats; »; 2° punt 2., d., wordt vervangen als volgt: « d. het voorstellen van bijkomende beschermingsmiddelen of middelen voor het individueel dosimetrisch toezicht en van gepaste procedures, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; »; 3° er wordt een punt 2., g., toegevoegd luidende: « g. het voorstellen om dosisbeperkingen toe te passen, rekening houdend met het optimaliseringsprincipe bedoeld in artikel 20.1.1.1, en van de reglementaire, normatieve en technische ontwikkelingen, alsook de herzieningen van de risicoanalyse; »; 4° punt 4.wordt vervangen als volgt : « 4. De bepaling, in overleg met de erkende arbeidsarts belast met het gezondheidstoezicht op de werknemers, externe werkers en hulpverleners in radiologische noodsituaties inbegrepen: a. van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht, met inbegrip van de doses voortvloeiend uit inwendige blootstelling en de doses te wijten aan blootstellingen bij ongeval, blootstellingen met speciale vergunning en blootstellingen in een noodsituatie;b. van de radioactieve besmettingen van personen die resulteerden in ontsmettingsmaatregelen met medische tussenkomst;»; 5° punt 6.wordt vervangen als volgt: « 6. De bepaling, in voorkomend geval in overleg met de erkende deskundige in de medische stralingsfysica, van de omstandigheden waarin blootstellingen ten gevolge van een ongeval of incident, blootstellingen met speciale vergunning of blootstellingen in een noodsituatie zich hebben voorgedaan, en het voorstellen van te nemen maatregelen en te implementeren middelen om herhaling van blootstellingen bij ongeval en in een noodsituatie te voorkomen, en, in voorkomend geval, ervoor te zorgen dat deze worden opgenomen in het risicobeheersingssysteem; »; 6° een punt 10.wordt toegevoegd, luidende: « 10. het onderzoek en de voorafgaande goedkeuring van de rechtvaardiging van blootstellingen met speciale vergunning als bedoeld in artikel 20.1.6, d), in overleg met de erkende arbeidsarts voor wat betreft de aspecten gerelateerd met de gezondheid van de betrokken werknemers; »; 7° een punt 11.wordt toegevoegd, luidende: « 11. het bepalen van de omstandigheden die hebben geleid tot een dosiswaarde die geen weergave is van de reële blootstelling van een werknemer, alsook het rechtzetten van deze dosiswaarde indien de fout niet inherent is aan de procedure voor dosisbepaling toegepast door de erkende dosimetrische dienst of de deskundige erkend in de fysische controle; »; 8° een punt 12.wordt toegevoegd, luidende: « 12. het toezien op de overdracht van de resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht zoals bedoeld in artikel 30.6. ». § 5. In artikel 23.2.7., eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "De resultaten van de proeven en alle vaststellingen, bepalingen en goedkeuringen van de dienst voor fysische controle worden gedocumenteerd in een duurzaam systeem dat het mogelijk maakt om elke invoering, validatie, wijziging en verwijdering van gegevens te traceren en om de fysieke persoon die de gegevens heeft ingevoerd, gevalideerd, gewijzigd of verwijderd te identificeren.". § 6. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 23.2.8 ingevoegd als volgt: "23.2.8. § 1. De gegevens vermeld in artikel 23.2.6, b), 4., 6., 8., en 11., worden rechtstreeks gemeld aan de erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Voor wat de externe werkers betreft, worden deze gegevens rechtstreeks gemeld aan de externe onderneming, aan hun erkende arbeidsarts en aan het departement of de afdeling belast met het gezondheidstoezicht van zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of aan de door de zelfstandige externe werker gekozen arts. Deze melding vindt onmiddellijk plaats in noodsituaties. § 2. De erkende arbeidsarts wordt in kennis gesteld van de in artikel 23.2.6, b), 1., bedoelde risicoanalyse gericht op stralingsbescherming alsook van de in artikel 23.2.6, b), 2., bedoelde programma's voor het individueel dosimetrisch toezicht en programma's voor basisopleiding en permanente vorming, zodra deze worden goedgekeurd.". HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 24.Artikel 25 tot en met 28 van de wet van 26 januari 2014 tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, wat betreft het dosimetrisch toezicht, treden in werking op de dag waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 25.Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, P. DE CREM

^