Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 mei 1997
gepubliceerd op 13 september 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 1995-1996

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012246
pub.
13/09/1997
prom.
20/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/20/1997012246/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MEI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 1995-1996 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 27 januari 1995;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 1995-1996.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 mei 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1995 Uitvoering van het centraal akkoord voor de jaren 1995-1996 (Overeenkomst geregistreerd op 25 september 1995 onder het nummer 39068/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, uitgezonderd de firma Hoechst-Celanese.

In afwijking op vorige alinea zijn de bepalingen van de artikelen 9 tot 18 eveneens van toepassing op de firma Hoechst-Celanese en haar bedienden. HOOFDSTUK II. - Tewerkstelling

Artikel 2.De bepalingen inzake tewerkstellling, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 april 1983, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 juni 1983, respectievelijk gewijzigd en verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 1985, betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 augustus 1985, deze van 24 februari 1987, geregistreerd onder nummer 17347/CO/214, deze van 13 maart 1989, geregistreerd onder nummer 22406/CO/214, deze van 8 maart 1991, geregistreerd onder nummer 26847/CO/214 en deze van 24 maart 1993, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 november 1993, worden verlengd voor de jaren 1995 en 1996. HOOFDSTUK III. - Vormings- en tewerkstellingsinitiatieven

Artikel 3.In uitvoering van punt II van het centraal akkoord en van titel III, hoofdstuk II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, worden volgende maatregelen genomen inzake vormings- en tewerkstellingsinitiatieven.

Artikel 4.De werkgevers uit de textiel- en breigoednijverheid storten met ingang van 1 januari 1995 en voor het jaar 1995 een bijdrage van 0,15 pct. en met ingang van 1 januari 1996 en voor het jaar 1996 een bijdrage van 0,20 pct. berekend op grond van het volledig loon van hun werknemers bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Deze bijdragen zijn om het kwartaal verschuldigd en worden door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" geïnd.

Artikel 5.De opbrengst van de in voormeld artikel 4 geïnde bijdrage wordt aangewend voor de verderzetting van de werking van de V.Z.W. COBOT-bedienden.

De V.Z.W. COBOT-bedienden zal in het kader van haar werking de volgende initiatieven nemen : a) het verzorgen van opleidingen en vormingen ten voordele van de risicogroepen;b) het verrichten van studie- en onderzoeksopdrachten op het vlak van de opleidings- en vormingsbehoeften van bedienden van de textiel- en breigoednijverheid.

Artikel 6.Onder risicogroepen worden onder meer werkzoekenden en de volgende categorieën van bedienden tewerkgesteld in de textiel- en breigoedondernemingen bedoeld : - alle werknemers die ingevolge de introductie van nieuwe technologieën of elke andere wijziging in hun functie het risico lopen hun tewerkstelling te verliezen; - de werknemers uit ondernemingen in moeilijkheden of in herstrukturering die zonder bij- of omscholing het gevaar lopen hun tewerkstelling te verliezen.

De hiervoor bedoelde werkzoekenden en werknemers komen in aanmerking als risicogroep ongeacht hun leeftijd of hun genoten opleiding. HOOFDSTUK IV. - Bestaanszekerheid

Artikel 7.De bijkomende werkloosheidsvergoeding van F 85 per dag waarvan sprake in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 februari 1987 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 april 1988, wordt voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst op 100 F per dag gebracht. HOOFDSTUK V. - Kinderopvang

Artikel 8.Pilootprojecten kunnen georganiseerd worden binnen de geboden mogelijkheden. Een werkgroep kan voorstellen in die zin uitwerken. HOOFDSTUK VI. - Brugpensioen - 54 jaar vrouwen - 57 jaar mannen

Artikel 9.Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 september 1981, respectievelijk verlengd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 januari 1986 tot 31 december 1989, van 13 maart 1989 tot 31 december 1990, van 8 maart 1991 tot 31 december 1992 en van 24 maart 1993 tot 31 december 1994, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 22 september 1986, 14 augustus 1989, 13 september 1991 en 8 november 1993, wordt met een nieuwe termijn van twee jaren verlengd tot 31 december 1996 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 10.

Artikel 10.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, vierde en vijfde lid van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen wordt de leeftijd, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, vastgesteld op 54 jaar voor vrouwelijke bedienden en op 57 jaar voor mannelijke bedienden. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de bedienden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992.

Artikel 11.Aan de bedienden die in de loop van de jaren 1995 en 1996 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door voormeld fonds.

Artikel 12.De uitgaven waarvan sprake in hierboven vermeld artikel 11 worden voor de jaren 1995 en 1996 gefinancierd door de reserves van voormeld fonds.

Vanaf 1 januari 1997 wordt ter financiering van het conventioneel brugpensioen een bijkomende werkgeversbijdrage geïnd van 0,40 pct. op de wedden begrensd zoals aangeduid in artikel 15, b) van de statuten van voormeld fonds.

Artikel 13.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend te verklaren bij koninklijk besluit.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van voormeld fonds, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VII. - Brugpensioen - 56 jaar mannen

Artikel 14.Overeenkomstig de mogelijkheid geboden door het centraal akkoord en door titel II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, wordt een stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen ingesteld vanaf 1 januari 1996 ten voordele van de mannelijke bedienden die 56 jaar worden in 1996, of het al zijn op 1 januari 1996. Tevens moeten deze bedienden aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden voldoen, evenals aan de conventionele voorwaarden, zoals bepaald in artikel 10, b).

Artikel 15.Aan voormelde bedienden die in de loop van het jaar 1996 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door artikel 11 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door voormeld fonds.

Artikel 16.De uitgaven waarvan sprake in hierboven vermeld artikel 15 worden gefinancierd door de reserves van het voormeld fonds.

Artikel 17.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het "Fonds voor bestaans-zekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VIII. - Bijdrage fonds voor bestaanszekerheid

Artikel 18.De inning van de werkgeversbijdrage waarvan sprake in artikel 15, b) van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" wordt naar rato van 0,20 pct. voor de jaren 1995 en 1996 gedurende 8 kwartalen geschorst.

Vanaf 1 januari 1997 wordt deze bijdrage van 0,20 pct. opnieuw geïnd.

De statuten van het fonds worden aangepast met hetgeen voorafgaat. HOOFDSTUK IX. - Tewerkstellingsakkoorden

Artikel 19.In uitvoering van titel I van voornoemde wet van 3 april 1995 en overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994 tot bepaling van de doelstellingen en de procedure voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994, gesloten in de Nationale Arbeidsraad wordt met het oog op de verdediging of de uitbreiding van de werkgelegenheid in de ondernemingen gebruik gemaakt van hiernavolgende tewerkstellingsbevorderende of -herverdelende maatregelen : a) halftijds brugpensioen;b) loopbaanonderbreking;c) brugpensioenregeling 54 jaar voor de vrouwelijke bedienden en 57 jaar voor de mannelijke bedienden;d) brugpensioenregeling 56 jaar voor de mannelijke bedienden;e) deeltijds werken met minimum halftijds. Tijdens de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen voormelde maatregelen uitgebreid worden met formules die éénparig worden goedgekeurd in het paritair comité.

Artikel 20.Een of meerdere van de in artikel 19 opgesomde maatregelen gelden voor de onderneming door toetreding onder vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst of een toetredingsakte.

De hierboven genoemde toetredingsakte wordt opgemaakt overeenkomstig de volgende procedure : het ontwerp van toetredingsakte wordt door de werkgever aan elke werknemer schriftelijk meegedeeld; gedurende acht dagen vanaf die schriftelijke mededeling stelt de werkgever een register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen mogen schrijven. Gedurende dezelfde termijn van acht dagen kan de werknemer of zijn vertegenwoordiger eveneens zijn opmerkingen meedelen aan het districtshoofd van de Inspectie van de sociale wetten waar de onderneming gevestigd is. De naam van de werknemer mag niet meegedeeld of ruchtbaar gemaakt worden; na deze termijn van acht dagen wordt de toetredingsakte, samen met het register, door de werkgever neergelegd op de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Artikel 21.De akkoorden worden onderworpen aan de goedkeuring van het paritair comité, dat, vanaf de dag waarop het volledig dossier werd meegedeeld, over een termijn van drie maanden beschikt om zich op gemotiveerde wijze uit te spreken.

Overeenkomstig artikel 5 van het centraal akkoord en artikel 3 van voornoemde wet van 3 april 1995, draagt het paritair comité zijn bevoegdheden bedoeld in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994 over aan het Bureau van het paritair comité.

De voorzitter van het paritair comité brengt de werkgever binnen een termijn van acht dagen op de hoogte van de beslissing die werd genomen. Bij ontstentenis van dergelijke kennisgeving na afloop van de termijn van drie maanden en acht dagen, wordt het akkoord van kracht, op zijn vroegst de dag waarop het volledig dossier aan het paritair comité werd meegedeeld. HOOFDSTUK X. - Eindbepalingen

Artikel 22.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1995. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elke partij opgezegd worden per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen, mits een opzeggingstermijn van tenminste drie maanden die ten vroegste op 1 oktober 1996 een aanvang kan nemen.

Artikel 23.Tijdens de duur van deze overeenkomst worden de bestaande clausules van sociale vrede integraal toegepast.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van20 mei 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^