Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 oktober 2015
gepubliceerd op 29 oktober 2015

Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2015014233
pub.
29/10/2015
prom.
20/10/2015
ELI
eli/besluit/2015/10/20/2015014233/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

Directoraat-generaal Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid Dienst Reglementering Spoor


20 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb voor te leggen aan Uwe Majesteit, werd in de Ministerraad overlegd.

Dit besluit voorziet in de omzetting van : -de richtlijn 2014/82/EU van de Commissie van 24 juni 2014 tot wijziging van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van algemene vakkennis, medische eisen en vergunningsvereisten die moet worden omgezet tegen 1 juli 2015; - de richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren en gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de kosten van ongevallen, die moet worden omgezet tegen 30 juli 2015; - de richtlijn 2014/106/EU van de Commissie van 5 december 2014 tot wijziging van de bijlagen V en VI bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap, die moet worden omgezet tegen 1 januari 2016.

Gezien de richtlijnen moeten omgezet worden binnen termijnen waarvan de deadlines kort, tot zeer kort zijn, dient de omzetting te gebeuren door middel van een koninklijk besluit hetgeen gerechtvaardigd is ten einde België de kans te geven om zijn verplichtingen ten opzichte van de Europese Unie te vervullen.

Het is ook belangrijk om op te merken dat de richtlijnen geen enkele manoeuvreerruimte verlenen aan de Lidstaten en dat het merendeel van de wijzigingen die door de richtlijnen worden aangebracht van puur vormelijke aard zijn.

Art. 1.

Dit artikel behoeft geen uitleg.

Art. 2.

Omzetting van de richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren en gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de kosten van ongevallen. Dit amendement neemt letterlijk de inhoud van de Richtlijn 2014/88/EU over.

Art. 3, 4, 5, 8 en 9 Omzetting van de richtlijn 2014/82/EU van de Commissie van 24 juni 2014 tot wijziging van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van algemene vakkennis, medische eisen en vergunningsvereisten. Dit amendement neemt letterlijk de inhoud van de Richtlijn 2014/82/EU over.

Art. 6 en 7 Omzetting van de Richtlijn 2014/106/EU van de Commissie van 5 december 2014 tot wijziging van de bijlagen V en VI bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap. Dit amendement neemt letterlijk de inhoud van de Richtlijn 2014/106/EU over.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

20 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit tot wijziging van de Spoorcodex FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over zee, over de weg, de spoorweg of de waterweg, artikel 1, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2006;

Gelet op de Spoorcodex, gewijzigd door de wet van 15 juni 2015;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juli 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 9 juli 2015;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op advies 58.029/2/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van : - de richtlijn 2014/82/EU van de Commissie van 24 juni 2014 tot wijziging van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad op het gebied van algemene vakkennis, medische eisen en vergunningsvereisten; - de richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren en gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de kosten van ongevallen; - de richtlijn 2014/106/EU van de Commissie van 5 december 2014 tot wijziging van de bijlagen V en VI bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap.

Art. 2.In de Spoorcodex wordt de bijlage 4, gewijzigd door de wet van 15 juni 2015, vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.

Art. 3.In de bijlage 8, punt 1.2, van dezelfde Codex, wordt het zevende streepje vervangen door : " - gezichtsvermogen voor beide ogen : doeltreffend;".

Art. 4.In de dezelfde Codex wordt de bijlage 10 vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit besluit.

Art. 5.In de bijlage 12, van dezelfde Codex, gewijzigd door de wet van 15 juni 2015, wordt het punt 8 vervangen als volgt : "8. TAALEXAMEN Treinbestuurders die contact met de infrastructuurbeheerder moeten onderhouden over kritieke veiligheidskwesties dienen te beschikken over kennis van de taal die door de betrokken infrastructuurbeheerder wordt voorgeschreven. Deze taalkennis moet hen in staat stellen actief en doeltreffend te communiceren onder normale omstandigheden, in moeilijke situaties en in noodsituaties.

Zij moeten de in de TSI "Exploitatie en verkeersleiding" opgenomen berichten en communicatiemethodiek kunnen toepassen. Treinbestuurders moeten in staat zijn de taal te begrijpen (luisteren en lezen) en in die taal te communiceren (spreken en schrijven) op niveau B1 van het door de Raad van Europa vastgestelde gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen (CEFR) (1).

Art. 6.In dezelfde Codex wordt de bijlage 18 vervangen door de bijlage 3 gevoegd bij dit besluit.

Art. 7.In dezelfde Codex wordt de bijlage 19 vervangen door de bijlage 4 gevoegd bij dit besluit.

Art. 8.In titel 8, hoofdstuk 2, van dezelfde Codex wordt een artikel 225/1 ingevoegd, luidende : " Art. 225/1. Treinbestuurders die vóór 1 januari 2016 overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG hun vergunning hebben behaald of zullen behalen, worden geacht aan de eisen van de bijlagen 8, punt 1.2, 10 en 12, punt 8 te voldoen.".

Art. 9.De artikelen 3, 4, 5 en 8 treden in werking op 1 januari 2016.

Art. 10.De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 oktober 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT _______ Nota (1) Common European Framework of Reference for Languages : Learning, Teaching, Assessment, 2001 (Cambridge University Press - ISBN 0-521-00531-0).Ook beschikbaar op de website van Cedefop : http ://europass.cedefop.europa.eu/en/resources/europeanlanguage-levels-cefr".".

BIJLAGE 1 Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 4 bij de Spoorcodex BIJLAGE 4 GEMEENSCHAPPELIJKE VEILIGHEIDSINDICATOREN De gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren worden jaarlijks gemeld door de veiligheidsinstanties, zoals gedefinieerd in artikel 3, 9°.

Indicatoren met betrekking tot de in artikel 2, paragraaf 2, onder 2° en 4°, bedoelde activiteiten worden apart genoemd, als zij worden ingediend.

Als er na de indiening van het verslag nieuwe feiten of fouten aan het licht komen, worden de indicatoren voor een specifiek jaar bij de eerste passende gelegenheid en uiterlijk in het volgende jaarverslag door de veiligheidsinstantie gewijzigd of verbeterd.

In het aanhangsel aan deze bijlage zijn gemeenschappelijke definities voor CSI's en methoden voor de berekening van de economische gevolgen van ongevallen vastgesteld. 1. Indicatoren met betrekking tot ongevallen 1.1. Het totale en relatieve (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) aantal significante ongevallen en uitsplitsing naar de volgende soorten ongevallen : - botsing tussen een trein en een spoorvoertuig - botsing van een trein met een obstakel binnen het vrijeruimteprofiel; - ontsporing van een trein; - ongevallen op een overweg, inclusief ongeval met voetgangers op een overweg, en een verdere uitsplitsing naar de vijf soorten overwegen gedefinieerd in punt 6.2; - ongevallen met personen waarbij rollend materieel in rijdende toestand betrokken is, met uitzondering van zelfmoorden en zelfmoordpogingen; - brand in rollend materieel; - andere.

Ieder significant ongeval wordt gemeld onder het type van het primaire ongeval, ook al zijn de gevolgen van het secundaire ongeval ernstiger, (bijv. brand na een ontsporing). 1.2. Het totale en relatieve (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) aantal personen dat per soort ongeval zwaargewond is geraakt of is omgekomen, met onderverdeling in de volgende categorieën : - reizigers (ook in verhouding tot het totale aantal reizigerskilometers en reizigerstreinkilometers); - werknemer of contractant; - gebruiker van overwegen; - indringer; - andere, persoon op het perron; - persoon niet op het perron. 2. Indicatoren met betrekking tot gevaarlijke goederen Het totale en relatieve (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) aantal ongevallen in verband met het vervoer van gevaarlijke goederen, met onderverdeling in de volgende categorieën : - ongevallen waarbij ten minste één spoorvoertuig is betrokken dat gevaarlijke goederen vervoert, zoals gedefinieerd in het aanhangsel; - het aantal dergelijke ongevallen waarbij gevaarlijke goederen vrijkomen. 3. Indicatoren met betrekking tot zelfmoorden Het totale en relatieve (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) aantal zelfmoorden en zelfmoordpogingen.4. Indicatoren met betrekking tot voorlopers van ongevallen Het totale en relatieve (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) aantal voorlopers van ongevallen en uitsplitsing naar de volgende soorten voorlopers : - gebroken rail; - knik of andere afwijking in het spoor; - foutieve seingeving; - ongeoorloofd voorbijrijden van een stoptonend sein waarbij een gevaarpunt wordt overschreden; - ongeoorloofd voorbijrijden van een stoptonend sein waarbij een gevaarpunt niet wordt overschreden; - gebroken wiel van operationeel rollend materieel; - gebroken as van operationeel rollend materieel.

Alle voorlopers moeten worden gemeld, ongeacht of ze wel of niet een ongeval tot gevolg hadden. Een voorloper die een significant ongeval tot gevolg had, wordt ook gemeld onder de indicatoren met betrekking tot voorlopers van ongevallen; een voorloper die geen significant ongeval tot gevolg had, wordt alleen gemeld onder de indicatoren met betrekking tot voorlopers van ongevallen. 5. Indicatoren met betrekking tot de economische impact van ongevallen Totaal in euro en relatief (ten opzichte van het aantal afgelegde treinkilometers) : - aantal doden en ernstig gewonden, vermenigvuldigd met de waarde van het voorkomen van een dodelijk ongeval (Value of Preventing a Casualty, "VPC"); - kosten van de milieuschade; - kosten van de materiële schade aan rollend materieel of infrastructuur; - kosten van vertragingen als gevolg van ongevallen.

De veiligheidsinstanties moeten de economische gevolgen van significante ongevallen melden.

De VPC is de waarde die de samenleving toekent aan het voorkomen van een dodelijk ongeval of ongeval met ernstig gewonden en vormt als zodanig geen referentie voor schadevergoeding tussen bij ongevallen betrokken partijen. 6. Indicatoren met betrekking tot de technische veiligheid van de infrastructuur en het gebruik daarvan 6.1. Het percentage sporen met treinbeveiligingssysteem (Train Protection Systems, TPS's) en het percentage treinkilometers waarbij TPS aan boord worden gebruikt, voor zover deze systemen zorgen voor : - waarschuwing, - waarschuwing en automatische stop, - waarschuwing, automatische stop en plaatselijke controle op de snelheid, - waarschuwing, automatische stop en permanente controle op de snelheid. 6.2. Het aantal overwegen (totaal, per kilometer lijn en per kilometer spoor) uitgesplitst naar de volgende vijf soorten overwegen : a) overweg met passieve signalisatie b) overweg met actieve signalisatie : i) manueel, ii) automatisch met waarschuwing voor weggebruikers; iii) automatisch met bescherming voor weggebruikers; iv) bescherming zijde spoor.

AANHANGSEL Gemeenschappelijke definities voor CSI's en methoden voor de berekening van de economische gevolgen van ongevallen. 1. Indicatoren met betrekking tot ongevallen 1.1. "Significant ongeval" : ongeval met ten minste één bewegend spoorvoertuig waarbij ten minste één persoon om het leven is gekomen of zwaargewond is geraakt of dat schade van betekenis aan het materieel, de rails, andere installaties of het milieu dan wel een ernstige ontregeling van het verkeer heeft veroorzaakt met uitzondering van ongevallen in werkplaatsen, magazijnen en opslagruimtes. 1.2. "Schade van betekenis aan het materieel, de rails, andere installaties of het milieu" : schade voor een bedrag van 150 000 EUR of meer. 1.3. "Ernstige ontregeling van het verkeer" : de treindiensten op een hoofdspoorlijn worden gedurende zes uur of langer onderbroken. 1.4. "Trein" : één of meer spoorvoertuigen getrokken door één of meer locomotieven of motorrijtuigen, of één motorrijtuig alleen, die onder een bepaald nummer of een specifieke benaming van een vast beginpunt naar een vast eindpunt rijdt/rijden met inbegrip van een losse locomotief, m.a.w. een locomotief die alleen rijdt. 1.5 "Botsing tussen een trein en een spoorvoertuig" : een frontale botsing, een kopstaartbotsing of een zijdelingse botsing tussen een deel van een trein en een deel van een andere trein of een ander spoorvoertuig of rangerend rollend materieel; 1.6 "Botsing tussen een trein en een obstakel binnen het vrijeruimteprofiel" : een botsing tussen een deel van een trein en vaste of tijdelijk aanwezige objecten op of in de nabijheid van het spoor (behalve door voertuigen of gebruikers op overwegen verloren voorwerpen), met inbegrip van botsingen met bovenleidingen; 1.7. "Ontsporingen van een trein" : alle gevallen waarin ten minste één wiel van een trein uit de rails loopt. 1.8. "Ongeval op overwegen" : elk ongeval op een overweg waarbij ten minste één spoorvoertuig en één of meer overstekende voertuigen, andere overstekende gebruikers zoals voetgangers of andere tijdelijk op of nabij het spoor aanwezige voorwerpen, ingeval zij door een overstekend voertuig of een overstekende gebruiker verloren zijn. 1.9. "Ongevallen met personen waarbij rollend materieel in rijdende toestand betrokken is" : ongevallen van één of meer personen die door een spoorvoertuig of een daaraan vastzittend of daarvan losgeraakt voorwerp zijn geraakt; dit omvat personen die van spoorvoertuigen vallen, of door losse voorwerpen worden geraakt wanneer zij aan boord van spoorvoertuigen reizen. 1.10. "Brand in rollend materieel" : brand en explosies die zich tijdens de rit tussen het station van vertrek en de eindbestemming voordoen in spoorvoertuigen (met inbegrip van de lading), ook wanneer de voertuigen stilstaan in het station van vertrek, de eindbestemming of aan tussenliggende haltes, alsmede tijdens rangeeractiviteiten. 1.11. "Overige ongevallen" : elk ander ongeval dan een botsing, behalve de reeds genoemde (treinbotsingen, ontsporingen van treinen, ongevallen op spoorwegovergangen, door rollend materieel in rijdende toestand veroorzaakte persoonlijke ongevallen en brand in rollend materieel). 1.12. "Reiziger" : elke persoon, met uitzondering van treinpersoneel, die een reis per spoor maakt, met inbegrip van een reiziger die aan of van boord van een bewegende tracht te gaan, uitsluitend voor ongevallenstatistieken. 1.13. "Werknemer of contractant" : elke persoon van wie het werk verband houdt met een spoorweg en die aan het werk is ten tijde van het ongeval inclusief het personeel van contractanten, zelfstandige contractanten, treinpersoneel en personen die met rollend materieel en infrastructuurinstallaties werken. 1.14. "Gebruiker van een overweg" : elke persoon die te voet of met een vervoermiddel gebruik maakt van een overweg om de sporen over te steken. 1.15. "Indringer" : elke persoon die zich op spoorwegterreinen bevindt terwijl dat verboden is, met uitzondering van gebruikers van een overwegen. 1.16. "Andere persoon op een perron" : elke zich op een spoorwegperron bevindende persoon die niet onder de definitie van "reiziger", "werknemer of contractant", "gebruiker van een overweg", "andere persoon niet op een perron" of "indringer" valt. 1.17 "Andere persoon niet op een perron" : elke zich niet op een spoorwegperron bevindende persoon die niet onder de definitie van "reiziger", "werknemer of contractant", "gebruiker van een overweg", "andere persoon op een perron" of "indringer" valt; 1.18. "Dood (dodelijk slachtoffer)" : elke persoon die bij een ongeval om het leven is gekomen of binnen dertig dagen daarna aan de gevolgen ervan overlijdt, met uitzondering van personen die zelfmoord hebben gepleegd. 1.19. "Zwaargewond (zwaargewonde persoon)" : elke persoon die bij een ongeval gewond is geraakt en langer dan vierentwintig uren in het ziekenhuis werd opgenomen ten gevolge van het ongeval, met uitzondering van personen die een poging tot zelfmoord hebben ondernomen. 2. Indicatoren met betrekking tot gevaarlijke goederen 2.1. "Ongeval bij het vervoer van gevaarlijke goederen" : ongeval of incident dat moet worden gemeld overeenkomstig de RID/ADR-voorschriften, punt 1.8.5. 2.2. "Gevaarlijke goederen" : stoffen en artikelen waarvan het vervoer bij het RID is verboden, of alleen onder daarin vermelde voorwaarden is toegestaan. 3. Indicatoren met betrekking tot zelfmoorden 3.1. "Zelfmoord" : daad van opzettelijke zelfverwonding die de dood tot gevolg heeft, zoals door de bevoegde nationale instantie geregistreerd en gekwalificeerd. 3.2 "Poging tot zelfmoord" : daad van opzettelijke zelfverwonding met ernstig letsel tot gevolg. 4. Indicatoren met betrekking tot de voorlopers van ongevallen 4.1. "Gebroken rails" : rails die in twee of meer stukken zijn gebroken of rails waarvan een stuk metaal is afgebroken, waardoor een gat van meer dan 50 mm lengte en meer dan 10 mm diepte in het loopvlak van het spoor is ontstaan. 4.2. "Knik of andere afwijking in het spoor" : elke storing die verband houdt met de continuïteit en de geometrie van het spoor, waardoor het spoor buiten bedrijf moet worden gesteld of de toegestane snelheid onmiddellijk moet worden beperkt. 4.3. "Foutieve seingeving" : technische storingen van het seinsysteem (van de infrastructuur of van het rollend materieel), die tot gevolg hebben dat de seininformatie minder restrictief is dan vereist. 4.4. "Ongeoorloofd voorbijrijden van een stoptonend sein waarbij een gevaarpunt wordt overschreden" : iedere keer dat een deel van een trein verder rijdt dan toegestaan en het gevaarpunt overschrijdt. 4.5."Ongeoorloofd voorbijrijden van een stoptonend sein waarbij een gevaarpunt niet wordt overschreden" : iedere keer dat een deel van een trein verder rijdt dan toegestaan maar het gevaarpunt niet overschrijdt.

Onder "verder rijden dan toegestaan", zoals vermeld in de bovenstaande punten 4.4 en 4.5, wordt verstaan dat de trein verder rijdt dan : - een naast het spoor gelegen sein of seinpaal met gekleurde lichten op een gevaarpunt, of een STOP-teken in gevallen waarin geen automatisch beveiligingssysteem voor treinen (TPS) operationeel is, - het einde van een veiligheidsgerelateerd toegestaan eindpunt van een TPS, - een in de voorschriften vastgesteld punt dat mondeling of schriftelijk is meegedeeld, - stopborden (behalve spoorbuffers) of handsignalen.

Gevallen waarin voertuigen zonder aangekoppelde tractie-eenheid of onbeheerde treinen voorbij een stoptonend sein rijden, worden niet meegeteld. Gevallen waarbij het sein om welke reden dan ook niet tijdig op onveilig is gezet om de machinist in staat te stellen de trein voor het sein te stoppen, worden niet meegeteld.

De veiligheidsinstanties mogen afzonderlijk verslag uitbrengen over de bovenvermelde vier aanwijzingen van niet- toegestane verplaatsing en moeten ten minste een geaggregeerde indicator meedelen met gegevens over aanwijzingen voor de vier gevallen samen. 4.6. "Gebroken wiel van rollend materieel in dienst" : een breuk die gevolgen heeft voor het wiel en een risico op een ongeval (ontsporing of botsing) doet ontstaan. 4.7."Gebroken as van rollend materieel in dienst" : een breuk die gevolgen heeft voor de as en een risico op een ongeval (ontsporing of botsing) doet ontstaan. 5. Gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de economische impact van ongevallen 5.1. De waarde van het voorkomen van een dodelijk ongeval of een ongeval met ernstig gewonden (VPC) bestaat uit : 1) de waarde van de veiligheid op zich : waarden ten aanzien van de bereidheid te betalen (Willingness to Pay, WTP), gebaseerd op "stated preference"-onderzoeken die zijn uitgevoerd in de lidstaat waarvoor zij worden toegepast;2) directe en indirecte economische kosten : kosten die worden geraamd in de lidstaat en die bestaan uit : - medische kosten en kosten voor revalidatie; - proceskosten, kosten voor politie, particuliere ongevalsonderzoeken, nooddiensten en -administratieve kosten van de verzekering; - productieverlies : waarde voor de samenleving van goederen en diensten die door de persoon hadden kunnen worden geproduceerd als het ongeval niet had plaatsgevonden.

Bij de berekeningen van de kosten die slachtoffers veroorzaken worden doden en ernstig gewonden afzonderlijk beoordeeld (verschillende VPC voor doden en ernstig gewonden). 5.2. Gemeenschappelijke principes om de waarde van de veiligheid op zich en directe/indirecte economische kosten te ramen : Voor de waarde van de veiligheid op zich wordt de beoordeling of de beschikbare ramingen al dan niet passend zijn, op de volgende overwegingen gebaseerd : - de ramingen moeten samenhangen met een systeem voor de raming van de vermindering van het mortaliteitsrisico in de transportsector en een WTP-benadering, naargelang van de "stated preference"-methoden; - de steekproef van respondenten die voor de waarden wordt gebruikt, moet representatief zijn voor de betrokken bevolking. De steekproef moet met name de verdeling naar leeftijd, inkomen en andere relevante sociaaleconomische/demografische kenmerken van de bevolking weerspiegelen; - methode voor het verkrijgen van de WTP-waarden : het enquêteontwerp moet zodanig zijn dat de vragen voor de respondenten duidelijk en zinvol zijn.

Directe en indirecte economische kosten moeten worden geraamd op basis van de werkelijke door de samenleving gedragen kosten. 5.3. Definities 5.3.1."kosten van de milieuschade" : kosten die door de spoorwegondernemingen/infrastructuurbeheerders moeten worden gedragen, geraamd op basis van hun ervaring, om het beschadigde gebied terug te brengen in de staat van vóór het spoorwegongeval. 5.3.2. "kosten van de materiële schade aan rollend materieel en infrastructuur" : de kosten van nieuw rollend materieel of nieuwe infrastructuur, met dezelfde functies en technische parameters als het materieel of de infrastructuur die onherstelbaar zijn beschadigd en de kosten voor het herstel van rollend materieel of de infrastructuur die kunnen worden hersteld geraamd door de spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders op basis van hun ervaring waaronder ook de kosten in verband met de huur van rollend materieel als gevolg van de niet-beschikbaarheid van beschadigde voertuigen. 5.3.3. "kosten van vertragingen als gevolg van ongevallen" : de geldwaarde van vertragingen die gebruikers van spoorwegvervoer (reizigers en vrachtklanten) ondervinden als gevolg van ongevallen, berekend volgens het onderstaande model : VT = geldwaarde van reistijdbesparingen Waarde van tijd voor een treinreiziger (een uur) VTP = [VT van voor het werk reizende reizigers] * [gemiddeld percentage voor het werk reizende reizigers per jaar] + [VT van niet voor het werk reizende reizigers] * [gemiddeld percentage niet voor het werk reizende reizigers] VTp wordt gemeten in EUR per reiziger per uur Een "voor het werk reizende reiziger" is een reiziger die reist in verband met zijn beroepsactiviteiten, met uitzondering van woon-werkverkeer.

Waarde van tijd voor een goederentrein (een uur) : VTF = [VT van goederentreinen] * [(ton-km)/(trein-km)] VTF wordt gemeten in EUR per ton goederen per uur Gemiddeld aantal ton goederen dat in één jaar per trein wordt vervoerd = (ton-km)/(trein-km) CM = kosten van één (1) minuut vertraging van een trein REIZIGERSTREIN CMP = K1 *(VTP /60)*[(reizigers-km)/(trein-km) Gemiddeld aantal reizigers dat in één jaar per trein wordt vervoerd = (reizigers-km)/(trein-km) GOEDERENTREIN CMF = K 2 * (VTF /60) De factoren K 1 en K 2 liggen tussen de waarde van tijd en de waarde van vertraging, zoals geraamd door middel van de " stated preference "-onderzoeken, om rekening te houden met het feit dat de als gevolg van vertragingen verloren tijd als aanzienlijk negatiever wordt ervaren dan normale reistijd.

Kosten van vertragingen als gevolg van een ongeval = CMP * (minuten vertraging van reizigerstreinen) + CMF *(minuten vertraging van goederentreinen).

Reikwijdte van het model.

De kosten van vertragingen moeten voor significante ongevallen worden berekend, op de volgende wijze : - werkelijke vertragingen op de spoorlijnen waar de ongevallen hebben plaatsgevonden, gemeten op het eindstation; - werkelijke vertragingen of, indien dat niet mogelijk is, geraamde vertragingen op de andere getroffen lijnen. 6. Indicatoren met betrekking tot de technische veiligheid van de infrastructuur en de invoering daarvan 6.1. "beveiligingssysteem voor treinen (TPS)" : een systeem dat ertoe bijdraagt dat seinen en snelheidsbeperkingen worden nageleefd. 6.2 "Boordsystemen" : systemen die de treinbestuurder helpen om seinen langs het spoor en in de cabine na te leven en dus zorgt voor bescherming aan gevaarpunten en handhaving van snelheidsbeperkingen.

Boord-TPS worden als volgt beschreven : a) Waarschuwing, automatische waarschuwing aan de bestuurder;b) Waarschuwing en automatische stop, automatische waarschuwing aan de bestuurder en automatische stop bij het voorbijrijden van een stoptonend sein;c) Waarschuwing en automatische stop en plaatselijke controle op de snelheid, waarbij bescherming wordt geboden aan gevaarpunten;onder "plaatselijke controle op de snelheid" : wordt verstaan dat op bepaalde plaatsen (snelheidsvallen), bij het naderen van een sein, controle wordt gehouden op de snelheid; d) Waarschuwing en automatische stop en permanente controle op de snelheid, waarbij bescherming wordt geboden aan gevaarpunten en permanent controle wordt gehouden op de naleving van de snelheidsbeperkingen op de lijn;onder "permanente controle op de snelheid" wordt verstaan dat de toegestane maximumsnelheid op alle delen van de lijn permanent wordt aangegeven en gehandhaafd.

Type (d) komt overeen met een automatisch beveiligingssysteem voor treinen (ATP). 6.3. "Overweg" : gelijkvloerse kruising tussen een spoorweg en een weg of doorgang, erkend door de infrastructuurbeheerder, en toegankelijk voor openbare of particuliere gebruikers. Doorgangen tussen perrons in een station vallen hier niet onder, evenmin als doorgangen over sporen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door werknemers. 6.4. "Weg" : met het oog op opstellen van statistieken over spoorwegongevallen, openbare of particuliere weg, straat of snelweg, met inbegrip van aangrenzende voet- en fietspaden 6.5 "Doorgang" : elke route, behalve wegen, voor de doorgang van personen, dieren, voertuigen of machines. 6.6. "Overweg met passieve signalisatie" : een overweg zonder enige vorm van waarschuwings- of beschermingssysteem dat wordt geactiveerd wanneer het onveilig is voor de weggebruiker om de overgang over te steken. 6.7. "Overweg met actieve signalisatie" : een spoorwegovergang waar de overstekende gebruikers worden beschermd tegen of gewaarschuwd voor de naderende trein door de activering van inrichtingen wanneer het voor de gebruiker onveilig is de spoorwegovergang over te steken. - Bescherming door gebruikmaking van fysieke inrichtingen : -halve of dubbele slagbomen; -hekken. - Waarschuwing bij het gebruik van vaste apparatuur bij spoorwegovergangen : -Visuele apparatuur : lichten; -auditieve apparatuur : bellen, hoorns, claxons, etc.;

Overwegen met actieve signalisatieoverweg worden als volgt gedefinieerd : a) manueel : een overweg waar de bescherming of waarschuwing voor de weggebruikers manueel wordt geactiveerd door een spoorwegwerknemer;b) automatisch, met waarschuwing voor de weggebruikers : een overweg waar een waarschuwing voor de weggebruikers wordt geactiveerd bij een naderende trein;c) automatisch, met bescherming voor de weggebruikers : een overweg waar een vorm van bescherming voor de weggebruikers wordt geactiveerd bij een naderende trein.Dit omvat ook overwegen met zowel beschermings- als waarschuwingssystemen voor de weggebruikers; d) bescherming zijde spoor : een overweg waar een signaal of ander treinbeschermingssysteem dat de trein laat doorrijden als de overweg volledig is afgeschermd voor de gebruikers en niet meer wordt overschreden. 7. Definities van de meeteenheden 7.1. "Trein-km" : meeteenheid die de verplaatsing van een trein over een afstand van één kilometer weergeeft. Deze afstand is de daadwerkelijk gereden afstand, indien beschikbaar; zo niet wordt de standaardnetafstand tussen de plaats van oorsprong en de plaats van bestemming gebruikt. Alleen de afstand op het grondgebied van het rapporterende land wordt in aanmerking genomen. 7.2. "Reizigers-km" : meeteenheid voor het vervoer van een reiziger per spoor over een afstand van één kilometer. Alleen de afstand op het grondgebied van het rapporterende land wordt in aanmerking genomen. 7.3. "Kilometer lijn" : de lengte, gemeten in kilometer, van het spoorwegnet van een lidstaat, waarvan het toepassingsgebied in artikel 2 is vastgesteld. Voor meersporige spoorlijnen wordt alleen de afstand tussen begin- en eindpunt geteld. 7.4. "Kilometer spoor" : de lengte, gemeten in kilometer, van het spoorwegnet van lidstaten, waarvan het toepassingsgebied in artikel 2 is vastgesteld. Elk spoor van een meersporige spoorlijn wordt geteld.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

BIJLAGE 2 Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 10 bij de Spoorcodex BIJLAGE 10 ALGEMENE VAKKENNIS EN VERGUNNINGSVEREISTEN De doelstelling van de "algemene opleiding" is het verwerven van de "algemene" vakkennis over alle relevante aspecten van het beroep van treinbestuurder. In de algemene opleiding ligt de nadruk op de basiskennis en de principes die op alle types rollend materieel en alle infrastructuur van toepassing zijn. Deze opleiding kan zonder praktijkoefeningen worden georganiseerd.

Kennis over specifieke types rollend materieel of van de veiligheids- en exploitatievoorschriften en -technieken voor specifieke infrastructuur maken geen deel uit van de "algemene" vakkennis.

Opleiding over specifieke types rollend materieel of infrastructuur houdt verband met het bevoegdheidsbewijs van de treinbestuurder en is gespecificeerd in de bijlagen 11 en 12.

De algemene opleiding bestrijkt de hierna in de punten (1) tot en met (7) genoemde onderwerpen.De volgorde daarvan is geen weerspiegeling van een bepaalde prioriteit.

De in de lijst gebruikte werkwoorden verwijzen naar de aard van de door de leerling te verwerven vaardigheden. Hun betekenis wordt omschreven in de volgende tabel :

Aard van de bekwaamheid

Omschrijving

kennen, beschrijven

beschrijft het verwerven van kennis (gegevens, feiten) die nodig is om verbanden te begrijpen

begrijpen, herkennen

beschrijft de herkenning en het memoriseren van inhoud, de uitvoering van taken en het oplossen van problemen in een bepaald kader


(1) De taken van een treinbestuurder, de werkomgeving, de rol en verantwoordelijkheid binnen de spoorwegexploitatie, de professionele en persoonlijke eisen waaraan treinbestuurder dienen te voldoen : a) kennis van de algemene beginselen van de regelgeving en de toepasselijke regels inzake spoorwegexploitatie en -veiligheid (eisen en procedures voor de certificering van treinbestuurder, gevaarlijke goederen, milieubescherming, brandbescherming enz.); b) inzicht in de specifieke eisen en de professionele en persoonlijke vereisten (voornamelijk zelfstandig werken, ploegendiensten over perioden van meer dan 24 uur, individuele bescherming en veiligheid, lezen en bijwerken van documenten enz.); c) inzicht in het gedrag dat conform is met de veiligheidskritieke verantwoordelijkheden (geneesmiddelen, alcohol, drugs en andere psychoactieve stoffen, ziekte, stress, vermoeidheid enz);d) kennis van de referentie- en exploitatiedocumenten (bv. regelgevings-, route- en treinbestuurdershandboek enz.); e) kennis van de verantwoordelijkheden en functies van de betrokken personen;f) inzicht in het belang van nauwkeurigheid bij het uitvoeren van taken en in de werkmethoden;g) inzicht inzake veiligheid en gezondheid op het werk (bv. gedragsregels op of in de nabijheid van sporen, regels om tractie-eenheden op een veilige manier te betreden of te verlaten, ergonomie, regels inzake de veiligheid van het personeel, persoonlijke beschermingsmiddelen enz.); h) kennis van de gedragsregels en -principes (stressbeheer, extreme situaties enz.); i) kennis van de beginselen van milieubescherming (duurzaam rijden enz.). (2) Spoorwegtechnologieën, met inbegrip van de veiligheidsbeginselen die aan de exploitatievoorschriften ten grondslag liggen : a) kennis van de beginselen, voorschriften en regels inzake de veiligheid van de spoorwegexploitatie;b) kennis van de verantwoordelijkheden en functies van de betrokken personen.(3) Basisbeginselen van de spoorweginfrastructuur : a) kennis van de structurele en systeembeginselen en -parameters;b) kennis van de algemene kenmerken van sporen, stations, emplacementen; c) kennis op het gebied van spoorweginfrastructuur (bruggen, tunnels, wissels enz.); d) kennis inzake exploitatiemodi (enkelspoor, dubbelspoor enz.); e) kennis op het gebied van sein- en treinbesturingssystemen; f) kennis op het gebied van veiligheidsinstallaties (warmloperdetectoren, rookdetectors in tunnels enz.); g) kennis op het gebied van stroomvoorziening (bovenleiding, derde rail enz.). (4) Basisbeginselen van operationele communicatie : a) kennis van het belang van communicatie en de communicatiemiddelen en -procedures; b) inzicht in de personen waarmee de treinbestuurder contact moet opnemen en hun rol en verantwoordelijkheden (personeel van de infrastructuurbeheerder, verplichtingen van ander treinpersoneel enz.); c) inzicht in de situaties/voorvallen waarin moet worden gecommuniceerd;d) inzicht in communicatiemethoden. (5) Treinen, de samenstelling daarvan en de technische eisen voor tractievoertuigen, wagons, rijtuigen en ander rollend materieel : a) kennis van de algemene types tractie (elektrisch, diesel, stoom enz.) : b) de indeling van een voertuig kunnen beschrijven (bogies, wagenkast, stuurcabine, beveiligingssystemen enz.); c) kennis van de inhoud en het systeem van de opschriften;d) kennis van de documentatie inzake de treinsamenstelling;e) inzicht in het remsysteem en de prestatieberekening;f) de treinsnelheid kunnen bepalen;g) de maximumbelasting en -krachten op de koppeling kunnen bepalen;h) de werking en het doel van het treinbeheersysteem kennen.(6) Algemene risico's bij de exploitatie van de spoorwegen : a) inzicht in de diverse uitgangspunten van de verkeersveiligheid;b) kennis van de risico's van de spoorwegexploitatie en van de verschillende methoden om deze te beperken;c) kennis van veiligheidsincidenten en weten hoe men zich dient te gedragen/dient te reageren;d) kennis van de procedures die bij ongevallen met personen moeten worden gevolgd (bv.evacuatie). (7) Basisbeginselen van de fysica : a) inzicht in de op de wielen uitgeoefende krachten; b) kennis van de factoren die de acceleratie- en remprestaties beïnvloeden (weersomstandigheden, remuitrusting, adhesieproblemen, zandstrooien enz.); c) kennis van de beginselen van elektriciteit (circuits, meten van voltage enz.)".

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

BIJLAGE 3 Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 18 bij de Spoorcodex BIJLAGE 18 EG-KEURINGSVERKLARING VOOR SUBSYSTEMEN 1. EG-KEURINGSVERKLARING VOOR SUBSYSTEMEN De EG-keuringsverklaring voor een subsysteem is een door de "aanvrager" als bedoeld in artikel 172, § 1, opgestelde verklaring waarin hij op eigen verantwoordelijkheid verklaart dat het betrokken subsysteem, dat onderworpen werd aan de toepasselijke keuringsprocedures, voldoet aan de eisen uit de toepasselijke Uniewetgeving voldoet, inclusief eventuele relevante nationale voorschriften. De EG-keuringsverklaring en de begeleidende documenten worden gedateerd en ondertekend.

De EG-keuringsverklaring is gebaseerd op de resultaten van de EG-keuringsprocedure voor subsystemen van bijlage 19. De verklaring wordt opgesteld in dezelfde taal als het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring en bevat minstens de onderstaande elementen : a) de verwijzing naar deze richtlijn, de TSI's en de toepasselijke nationale voorschriften;b) wanneer er sprake is van een afwijking, gedeeltelijke toepassing van de TSI's in geval van een verbetering of vernieuwing, een overgangsperiode in een TSI of specifiek geval, de verwijzing naar de TSI('s) of delen daarvan waarmee de conformiteit tijdens de EG-keuringsprocedure niet is getoetst en de verwijzing naar de nationale voorschriften die zijn toegepast;c) de naam en het adres van de "aanvrager" als bedoeld in artikel 172, § 1, (met vermelding van de firmanaam en het volledige adres;wanneer het om gemachtigde gaat, ook de firmanaam van de aanbestedende dienst of de fabrikant); d) een beknopte beschrijving van het subsysteem;e) naam/namen, adres(sen) en identificatienummer(s) van de aangemelde instantie(s) die de in artikel 172, § 1, bedoelde EG-keuring heeft/hebben uitgevoerd;f) naam/namen, adres(sen) en identificatienummer(s) van de aangemelde instantie(s) die de conformiteit met andere op grond van het verdrag toegepaste verordeningen heeft/hebben beoordeeld;g) naam/namen en adres(sen) van de aangemelde instantie(s) die de conformiteit met de in artikel 171, § 1, bedoelde nationale voorschriften heeft/hebben beoordeeld;h) naam en adres van de beoordelingsinstantie(s) die de veiligheidsbeoordelingsverslagen heeft (hebben) opgesteld betreffende de toepassing van de CSM inzake risicobeoordeling in de gevallen waarin dat in de richtlijn is vereist;i) de referenties van de documenten die zijn opgenomen in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring;j) alle tijdelijke of definitieve toepasselijke voorschriften waaraan de subsystemen dienen te voldoen en met name alle mogelijke exploitatiebeperkingen of -voorwaarden;k) de identiteit van de ondertekenaar (de natuurlijke persoon of personen die gemachtigd zijn de verklaring te ondertekenen). Wanneer in bijlage 19 naar de tussentijdse keuringsverklaring (TKV) wordt verwezen, is dit deel van toepassing op die verklaring. 2. EG-KEURINGSVERKLARING VAN SUBSYSTEMEN IN GEVAL VAN WIJZIGINGEN Behoudens vervangingen in het kader van onderhoud en onverminderd artikel 178, zijn bij de wijziging van een subsysteem dat onder een EG-keuringsverklaring valt de volgende bepalingen van toepassing. 2.1. Indien de entiteit die de wijziging invoert, aantoont dat de wijziging geen invloed heeft op de fundamentele ontwerpkenmerken van het subsysteem die relevant zijn voor de naleving van de eisen met betrekking tot de fundamentele parameters : a) actualiseert de entiteit die de wijziging aanbrengt de referenties van de documenten in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring;b) moet geen nieuwe EG-keuringsverklaring worden opgesteld. 2.2. Indien de entiteit die de wijziging invoert, aantoont dat de wijziging een invloed heeft op de fundamentele ontwerpkenmerken van het subsysteem die relevant zijn voor de naleving van de eisen met betrekking tot bepaalde fundamentele parameters : a) stelt de entiteit die de wijziging invoert een aanvullende EG-keuringsverklaring op met betrekking tot de desbetreffende fundamentele parameters;b) wordt aan de aanvullende EG-keuringsverklaring een lijst toegevoegd met vermelding van de documenten in het oorspronkelijke technisch dossier bij de oorspronkelijke EG-keuringsverklaring die niet langer geldig zijn;c) wordt in het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring met bewijsstukken aangetoond dat de gevolgen van de wijzigingen beperkt blijven tot de in punt (a) bedoelde fundamentele parameters;d) zijn de bepalingen van deel 1 van deze bijlage mutatis mutandis van toepassing op de aanvullende EG-keuringsverklaring;e) blijft de originele EG-keuringsverklaring geldig voor de fundamentele parameters waarop de wijziging geen betrekking heeft.3. EG-KEURINGSVERKLARING VAN SUBSYSTEMEN IN GEVAL VAN AANVULLENDE KEURINGEN Een EG-keuringsverklaring van een subsysteem mag worden aangevuld wanneer aanvullende keuringen worden uitgevoerd, met name wanneer die aanvullende keuringen noodzakelijk zijn om een aanvullende vergunning tot indienststelling te krijgen.In dit geval heeft de aanvullende verklaring alleen betrekking op de uitgevoerde aanvullende keuringen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

BIJLAGE 4 Bijlage 4 bij het koninklijk besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging van de Spoorcodex Bijlage 19 bij de Spoorcodex BIJLAGE 19 EG-KEURINGSPROCEDURE VOOR SUBSYSTEMEN 1. ALGEMENE BEGINSELEN De EG-keuring is een procedure die door de aanvrager in de zin van artikel 172, § 1, wordt uitgevoerd om aan te tonen dat een subsysteem voldoet aan de eisen van de toepasselijke Unieregelgeving, met inbegrip van eventuele nationale voorschriften die relevant zijn voor een subsysteem, en dat toestemming mag worden verleend om het subsysteem in dienst te stellen. 2. DOOR EEN AANGEMELDE INSTANTIE AFGEGEVEN KEURINGSCERTIFICAAT 2.1. Inleiding In het kader van deze richtlijn wordt onder keuring aan de hand van TSI's verstaan : de procedure waarbij een aangemelde instantie controleert en certificeert dat het subsysteem voldoet aan de toepasselijke technische specificatie inzake interoperabiliteit (TSI).

Dit doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de aanbestedende dienst of fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) om te voldoen aan de andere op het Verdrag gebaseerde regelgeving, met inbegrip van iedere keuring die de beoordelingsinstanties moeten uitvoeren in toepassing van andere regelgeving. 2.2. Tussentijdse keuringsverklaring (TKV) 2.2.1. Beginselen Op verzoek van de aanbestedende dienst of fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) kunnen de keuringen plaatsvinden voor delen van een subsysteem of worden beperkt tot bepaalde stadia van de keuringsprocedure. In deze gevallen kunnen de resultaten van de keuring worden gedocumenteerd in een "tussentijdse keuringsverklaring" (TKV) die wordt afgegeven door de aangemelde instantie die daartoe is gekozen door de aanbestedende dienst of fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,).

In de TKV wordt vermeld met welke TSI's de overeenstemming is beoordeeld. 2.2.2. Onderdelen van het subsysteem De aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1, kan een TKV aanvragen voor om het even welk onderdeel waarin hij het subsysteem besluit op te delen. Elk onderdeel wordt gecontroleerd in elk van de in punt 2.2.3 beschreven stadia. 2.2.3. Stadia van de keuringsprocedure Het subsysteem, of bepaalde onderdelen daarvan, wordt gecontroleerd in elk van de volgende stadia : a) algemeen ontwerp;b) productie : constructie van het subsysteem, met name de uitvoering van civieltechnische werken, de fabricage, de montage van onderdelen en de afregeling van het geheel;c) testen van het afgewerkte subsysteem. De aanvrager (als bedoeld in artikel 172, § 1,) kan een TKV aanvragen voor het ontwerpstadium (met inbegrip van typetesten) en voor het productiestadium voor het volledige subsysteem of voor om het even welk onderdeel waarin hij heeft besloten het subsysteem op te delen (zie punt 2.2.2). 2.3. Keuringscertificaat 2.3.1. De voor de EG-keuring verantwoordelijke aangemelde instanties beoordelen het ontwerp, de productie en het testen van het afgewerkte subsysteem en stellen een keuringscertificaat op ten behoeve van de aanbestedende dienst of de fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,), die op zijn beurt een EG-keuringsverklaring opstelt. In het keuringscertificaat wordt vermeld met welke TSI's de overeenstemming van het subsysteem is beoordeeld.

Wanneer het subsysteem niet is beoordeeld op zijn overeenstemming met alle toepasselijke TSI's (bijv. wegens een afwijking, gedeeltelijke toepassing van de TSI's in geval van een verbetering of vernieuwing, een overgangsperiode in een TSI of specifiek geval), wordt in het keuringscertificaat exact vermeld met welke TSI's of onderdelen daarvan de aangemelde instantie de conformiteit niet heeft beoordeeld tijdens de keuringsprocedure. 2.3.2. Een voor de keuring van het subsysteem verantwoordelijke aangemelde instantie houdt rekening met reeds afgegeven TKV en dient voorafgaand aan de verlening van haar keuringscertificaat : a) na te gaan of de TKV de toepasselijke eisen van de TSI's volledig dekken;b) alle aspecten te controleren die niet door de TKV worden gedekt;en c) het testen van het afgewerkte subsysteem als geheel te controleren. 2.3.3. In geval van een wijziging van een subsysteem waarvoor al een keuringscertificaat is afgegeven, voert de aangemelde instantie alleen die onderzoeken en testen uit welke relevant en noodzakelijk zijn, d.w.z. dat de beoordeling alleen betrekking heeft op de delen van het subsysteem die zijn gewijzigd en op de koppelingen tussen deze delen en de ongewijzigde delen van het subsysteem. 2.3.4. Elke aangemelde instantie die betrokken is bij de keuring van een subsysteem stelt overeenkomstig artikel 172, § 3 een technisch dossier op dat betrekking heeft op het toepassingsgebied van haar activiteiten. 2.4. Technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring Het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring wordt opgesteld door de aanvrager (als bedoeld in artikel 172, § 1,) en dient de volgende stukken te bevatten : a) de technische kenmerken van het ontwerp, met inbegrip van de voor het betrokken subsysteem relevante algemene en detailplannen zoals die worden uitgevoerd, elektrische en hydraulische schema's, schema's van de besturingscircuits, een voor de uitgevoerde overeenstemmingsbeoordeling voldoende gedetailleerde beschrijving van de geautomatiseerde systemen, handleidingen voor bediening en onderhoud enz.; b) een lijst van de in het subsysteem verwerkte interoperabiliteitsonderdelen als bedoeld in artikel 163);c) de in artikel 172, § 3, bedoelde technische dossiers, samengesteld door elke aangemelde instantie die betrokken is bij de keuring van het subsysteem, die het volgende bevatten : - kopieën van de EG-conformiteitsverklaringen en in voorkomend geval de voor de interoperabiliteitsonderdelen als bedoeld in artikel 163, opgestelde EG-verklaringen van geschiktheid voor gebruik, waar nodig, vergezeld van de berekeningen en een kopie van de verslagen van de testen en onderzoeken die op grond van de gemeenschappelijke technische specificaties door de aangemelde instanties zijn uitgevoerd, - de beschikbare TKV die het keuringscertificaat vergezellen, met inbegrip van het resultaat van de door de aangemelde instantie uitgevoerde keuring met betrekking tot de geldigheid van de TKV, - het keuringscertificaat, vergezeld van de desbetreffende berekeningen en ondertekend door de met de keuring belaste aangemelde instantie, waarin wordt bevestigd dat het subsysteem in overeenstemming is met de vereisten van de toepasselijke TSI's en met vermelding van een eventueel tijdens de uitvoering van de werkzaamheden gemaakt voorbehoud dat niet is ingetrokken;het keuringscertificaat dient tevens vergezeld te gaan van de inspectie- en auditrapporten die de aangemelde instantie in het kader van haar opdracht heeft opgesteld overeenkomstig de punten 2.5.2 en 2.5.3; d) de overeenkomstig andere op het Verdrag gebaseerde regelgeving afgegeven keuringscertificaten;e) wanneer op grond van artikel 168, § 3, 2°, een beoordeling vereist is van de veilige integratie, moet het relevante technisch dossier het (de) beoordelingsverslag(en) bevatten betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (CSM) inzake risicobeoordeling bedoeld in artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2004/49/EG. 2.5. Toezicht door aangemelde instanties 2.5.1. De aangemelde instantie die met het toezicht op de fabricage belast is, moet permanent toegang hebben tot bouwplaatsen, constructiewerkplaatsen, opslagplaatsen, eventuele locaties voor prefabricage, beproevingsinstallaties en meer in het algemeen alle plaatsen die zij noodzakelijk acht voor de vervulling van haar taak.

De aanbestedende dienst of de fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) bezorgt de aangemelde instantie alle documenten die daarbij van nut kunnen zijn en met name de uitvoeringsplannen en de technische documentatie betreffende het subsysteem. 2.5.2. De aangemelde instantie die belast is met het toezicht op de uitvoering voert periodiek audits uit om na te gaan of de bepalingen van de toepasselijke TSI's worden nageleefd. Bij die gelegenheid stelt zij een auditverslag op ten behoeve van de met de uitvoering belaste bedrijven. Haar aanwezigheid kan in bepaalde stadia van de werkzaamheden vereist zijn. 2.5.3. Daarnaast kan de aangemelde instantie onaangekondigde bezoeken brengen aan de bouwplaats of constructiewerkplaatsen. Tijdens die bezoeken kan de aangemelde instantie volledige of gedeeltelijke audits uitvoeren. Zij stelt een inspectieverslag op ten behoeve van de met de uitvoering belaste bedrijven en, desgevallend, een auditverslag. 2.5.4. De aangemelde instantie moet in staat zijn toezicht te houden op een subsysteem waarin een operabiliteitsonderdeel is gemonteerd teneinde, wanneer de desbetreffende TSI dit voorschrijft, te beoordelen of het subsysteem geschikt is voor gebruik in de spoorwegsector. 2.6. Depot Een afschrift van het technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring dient door de fabrikant of de aanbestedende dienst (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) bewaard te worden gedurende de volledige levenscyclus van een subsysteem. Het dossier wordt meegedeeld aan iedere lidstaat die het vraagt.

De documentatie voor een aanvraag van een vergunning tot indienstelling wordt ingediend bij de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat waarin de vergunning wordt gevraagd. De nationale veiligheidsinstantie kan vragen dat een deel (delen) van de documenten die samen met de vergunning zijn ingediend, worden vertaald in haar eigen taal. 2.7. Openbaarmaking Iedere aangemelde instantie publiceert periodiek pertinente informatie over : a) de ingediende aanvragen voor keuringen en TKV;b) de aanvragen voor de beoordeling van de conformiteit en geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen;c) de afgegeven of geweigerde TKV;d) de afgegeven of geweigerde conformiteitsscertificaten en EG-certificaten van geschiktheid voor gebruik;e) de afgegeven of geweigerde keuringscertificaten. 2.8. Taal Het dossier en de briefwisseling met betrekking tot de EG-keuringsprocedure moeten worden opgesteld in een officiële taal van de EU-lidstaat waar de aanbestedende dienst of de fabrikanten (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) is gevestigd of een door de aanbestedende dienst of de fabrikanten (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) aanvaarde officiële taal van de Unie. 3. DOOR EEN AANGEWEZEN INSTANTIE AFGEGEVEN KEURINGSCERTIFICAAT 3.1. Inleiding Wanneer nationale voorschriften van toepassing zijn, omvat de keuring een procedure waarbij de overeenkomstig 174, derde lid, aangewezen instantie (de aangewezen instantie) controleert of en certificeert dat het subsysteem voldoet aan de overeenkomstig artikel 171, tweede lid, aangemelde nationale voorschriften voor elke lidstaat die voornemens is toe te staan dat het subsysteem in gebruik wordt genomen. 3.2. Keuringscertificaat De aangewezen instantie stelt het keuringscertificaat op ten behoeve van de aanbestedende dienst of de fabrikanten (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,).

In dat certificaat wordt exact beschreven aan welke nationale voorschriften de aangewezen instantie de conformiteit van het subsysteem in het kader van de keuringsprocedure heeft getoetst.

Wanneer nationale voorschriften van toepassing zijn voor subsystemen die deel uitmaken van een voertuig deelt de aangewezen instantie het certificaat op in twee delen : één deel met de referenties van de nationale voorschriften inzake de technische compatibiliteit tussen het voertuig en het betrokken netwerk, en een ander deel met alle overige nationale voorschriften. 3.3. Technisch dossier Het technisch dossier dat opgesteld is door de aangewezen instantie en dat het keuringscertificaat vergezelt, moet - wanneer nationale voorschriften van toepassing zijn - worden opgenomen in het in punt 2.4 bedoelde technisch dossier bij de EG-keuringsverklaring en bevat alle technische gegevens die relevant zijn om te beoordelen of het subsysteem aan die nationale voorschriften voldoet. 3.4. Taal De dossiers en correspondentie met betrekking tot de EG-keuringsprocedure moeten zijn opgesteld in een officiële taal van de EU-lidstaat waarin de aanbestedende dienst of fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) is gevestigd of in een officiële taal van de Unie die door de aanbestedende dienst of fabrikant (de aanvrager als bedoeld in artikel 172, § 1,) wordt aanvaard. 4. KEURING VAN DELEN VAN SUBSYSTEMEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 172, § 4 Indien een EG-keuringsverklaring wordt afgegeven voor bepaalde delen van een subsysteem, is deze bijlage mutatis mutandis van toepassing op die delen van dat subsysteem. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 20 oktober 2015 tot wijziging de Spoorcodex.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT

^