Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 1998
gepubliceerd op 29 oktober 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1998014244
pub.
29/10/1998
prom.
20/09/1998
ELI
eli/besluit/1998/09/20/1998014244/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig besluit heeft als doel de omzetting van de Richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 9 oktober 1993 houdende aanvulling van de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur. Laatstgenoemde richtlijn werd omgezet door het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie. Het doel van deze richtlijnen is het tot stand brengen van geharmoniseerde wetgevingen ter zake binnen de Europese Gemeenschap. Dit besluit is een wijziging en een aanvulling op het koninklijk besluit van 10 november 1996 in die zin dat het bepaald op welke manier apparatuur voor satellietgrondstations goedgekeurd en gemarkeerd moet worden.

Essentieel is het onderscheid dat gemaakt wordt tussen apparatuur voor satellietgrondstations die bestemd is om aangesloten te worden op een openbaar telecommunicatienet, en apparatuur voor satellietgrondstations die daar niet voor bestemd is. Beide soorten apparatuur moet immers voldoen aan een aantal fundamentele voorschriften, maar voor apparatuur die niet bestemd is om aangesloten te worden op een openbaar net, worden deze voorschriften beperkt tot deze bepaald in artikel 5, 1°, 3° en 5°, van het koninklijk besluit van 10 november 1996.

De goedkeuringsprocedures die ter sprake komen in dit besluit hebben tot doel na te gaan of de betreffende apparatuur al dan niet voldoet aan de toepasselijke fundamentele voorschriften.

De zend- of zend/ontvangapparatuur is onderworpen aan de reeds bestaande goedkeuringsprocedures voorzien in het koninklijk besluit van 10 november 1996 in die zin dat voor deze apparatuur de procedure van type-onderzoek (artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 10 november 1996) moet doorlopen worden en dat deze gevolgd moet worden door hetzij een procedure van overeenstemming (artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 november 1996), hetzij een procedure van productkwaliteitsbewaking (artikels 10 en 11 van het koninklijk besluit van 10 november 1996).

Voor wat betreft de ontvangapparatuur moet vooreerst nagegaan worden of deze bedoeld is om al dan niet aangesloten te worden op een openbaar telecommunicatienetwerk. Indien de ontvangers niet bedoeld zijn om op een openbaar net aangesloten te worden, moeten zij naar keuze een van de reeds bestaande procedures van het koninklijk besluit van 10 november 1996 doorlopen, of de procedure die geregeld wordt door artikel 7 van dit besluit, dat het artikel 11quater in het besluit van 10 november 1996 invoegt. Deze procedure is de zogenaamde procedure van de interne EG-fabricagecontrole zoals geregeld in de bijlage van de richtlijn 93/97/EEG. Indien de ontvangers wel bedoeld zijn om op een openbaar net aangesloten te worden, moet een onderscheid gemaakt worden tussen de grondinterface en de overige elementen van de ontvangapparatuur. De grondinterface moet onderworpen worden aan één van de volgende procedures : procedure van typeonderzoek, procedure van overeenstemming, of de procedure van artikel 7 van dit besluit. Voor de overige elementen van de ontvangapparatuur kunnen dezelfde procedures gekozen worden als voor ontvangers die niet bedoeld zijn om op een openbaar net aangesloten te worden.

De markering van de apparatuur voor satellietgrondstations verloopt volgens de regels vastgelegd in het koninklijk besluit van 10 november 1996, met dien verstande echter dat de markering voor ontvangapparatuur die niet bestemd is voor aansluiting op een openbaar net, beperkt wordt tot de letters "CE'.

Antwoord op het advies van de Raad van State. 1. De grondslag van dit besluit is wel degelijk te vinden in artikel 94 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, zoals vervangen door artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 december 1994.Het eerste lid van dit artikel luidt immers : « De eindapparatuur moet goedgekeurd zijn door de Minister, op voorstel van het Instituut voor zover zij niet op hun conformiteit zijn geëvalueerd en voorzien zijn van het CE-merkteken van conformiteit voorgeschreven in richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de ouderlingen aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur, gewijzigd door richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993 en door richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 houdende aanvulling van richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft. 2. De overige opmerkingen van de Raad van State werden gevolgd. Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 28 oktober 1997 door de Minister van Telecommuniatie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninkijk besluit "betreffende de conformiteitsbeoordeling inzake apparatuur voor satellietgrondstations", heeft op 8 juli 1998 het volgende advies gegeven : Volgens de gemachtigde ambtenaar steunt het ontworpen besluit op de artikelen 68, 94 en 96 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Artikel 94 van die wet vormt echter niet de rechtsgrond die het in de handel brengen van zend- of ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor aansluiting op een telecommunicatienet (1), wettelijk regelt.

Men kan zich ook afvragen of de rechtsgrond niet besloten ligt in artikel 7 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, vervangen bij de wet van 6 mei 1998.

Ook die wetsbepaling vormt geen voldoende rechtsgrond. Ze vindt namelijk geen toepassing op de apparatuur die louter bedoeld is voor de ontvangst van telecommunicatieberichten. (1) Artikel 68 bevat definities en artikel 96 verbodsbepalingen.Zij kunnen duidelijk niet strekken als rechtsgrond van het ontworpen besluit.

Daaruit volgt dat, wil men de volledige omzetting verzekeren van richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 houdende aanvulling van Richtlijn 91/263/EEG wat de apparatuur voor satellietgrondstations betreft, eerst de wettelijke bepalingen dienen te worden goedgekeurd die noodzakelijk zijn om een voldoende rechtsgrond te vormen voor het ontworpen besluit.

De Raad van State, afdeling wetgeving, wijst de stellers van het ontwerp er nu reeds op dat ter wille van een behoorlijke wetgeving de bepalingen van dit ontwerp met die van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie samengevoegd zouden moeten worden.

Er kan hoe dan ook niet worden geduld dat, zoals bepaald wordt in artikel 10 van het ontwerp : « Voor alles wat niet uitdrukkelijk wordt geregeld in dit besluit, wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 10 november 1996. » Overigens dient men zich, zoals gebruikelijk is, zoveel mogelijk te houden aan de terminologie die gebruikt wordt in de EEG-richtlijn, waarvan de omzetting wordt beoogd. Deze opmerking geldt voor de Franse tekst van het ontworpen besluit.

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter;

C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;

F. Delperée en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. M. Proost, Griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het Coordinatiebureau werd opgesteld door de heer C. Amelynck en toegelicht door de heer A. Lefèbvre, adjunct-referendarissen.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, R. Andersen. 20 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 9 oktober 1993 houdende aanvulling van de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 november 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 12 december 1997;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de goedkeuring van eindapparaten voor telecommunicatie wordt aangevuld als volgt : « 6° zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations : apparatuur die ofwel uitsluitend gebruikt kan worden voor het zenden, of wel voor het zenden en ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienet van een Lid-Staat van de Europese Unie; 7° ontvangapparatuur voor satellietgrondstations : apparatuur die uitsluitend gebruikt kan worden voor het ontvangen van radiocommunicatiesignalen door middel van satellieten of andere in de ruimte gestationeerde systemen, met uitsluiting van speciaal geconstrueerde apparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor gebruik als onderdeel van een openbaar telecommunicatienet van een Lid-Staat van de Europese Unie;8° apparatuur voor satellietgrondstations : zowel zend- of zend/ontvangapparatuur als ontvangapparatuur voor satellietgrondstations;9° grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet : elke aansluiting op het openbaar telecommunicatienet die geen ruimtesegment omvat.»

Art. 2.Een artikel 3bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « Art.3bis. Apparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet voldoet aan de bepalingen van artikel 3, §§ 1 tot 3, van dit besluit in die zin dat in de verklaring van niet-bestemming tot aansluiting verwezen wordt naar de richtlijn 93/97/EEG van de Raad van 9 oktober 1993 houdende aanvulling van de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur en niet naar de richtlijn 91/263/EEG van de Raad van 29 april 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge erkenning van de conformiteit van de apparatuur. »

Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. de huidige tekst van het artikel wordt § 1;

B. het artikel wordt aangevuld met de §§ 2 en 3, luidend als volgt : « § 2. Met betrekking tot zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations omvat § 1, 5°, van dit artikel ook het doelmatig gebruik van de beschikbare baanruimte en de voorkoming van storende interferentie tussen de in de ruimte gestationeerde en grondcommunicatiesystemen en andere technische systemen. § 3. Apparatuur voor satelliegrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet is enkel onderworpen aan de fundamentele voorschriften vermeld in § 1, 1°, 3° en 5°, van dit artikel. »

Art. 4.Een hoofdstuk Vbis met als opschrift "Hoofdstuk Vbis. - Goedkeuringsprocedures inzake apparatuur voor satellietgrondstations" wordt na hoofdstuk V van hetzelfde besluit ingevoegd.

Art. 5.Een artikel 11bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 11bis.§ 1. Alle zend- of zend/ontvangapparatuur voor satellietgrondstations is onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikels 7 en 8 van dit besluit en aan een (EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of aan een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit. § 2. Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecommunicatienet is voor wat betreft de grondinterface onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikelen 7 en 8 van dit besluit en aan een EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of aan een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit. Voor wat betreft de overige aspecten is deze apparatuur onderworpen aan hetzij de procedures omschreven in vorig lid, hetzij aan de procedure bepaald in artikel 11quater van dit besluit. »

Art. 6.Een artikel 11ter, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 11ter.Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor grondaansluiting op een openbaar telecomrnunicatienet is onderworpen aan een (EG)-typeonderzoek in de zin van de artikels 7 en 8 van dit besluit en aan een (EG)-procedure van overeenstemming met het type in de zin van artikel 9 van dit besluit of een (EG)-procedure van productkwaliteitsbewaking bepaald in de artikels 10 en 11 van dit besluit, of aan de procedure omschreven in artikel 11quater van dit besluit. »

Art. 7.Een artikel 11quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 11quater.De fabrikant van Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations verklaart en garandeert dat de betrokken producten voldoen aan de voorschriften van de richtlijn die op die producten van toepassing zijn. Daartoe moet hij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° hij brengt op ieder product de overeenkomstige EG-markering aan en stelt een schriftelijke verklaring van overeenstemming op;2° hij stelt een technische documentatie op en houdt ze tenminste tien jaar na de vervaardiging van het laatste product, ter beschikking van het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie.Indien de fabrikant niet in België is gevestigd, of hij heeft er geen gemachtigde aangeduid, moet degene die het product in België in de handel brengt, de technische documentatie ter beschikking houden. Aan de hand van deze documentatie moet nagegaan kunnen worden of het product in overeenstemming is met de geldende voorschriften. Daartoe moet de documentatie omvatten : a) de algemene omschrijving van het product; b) ontwerp- en fabricagetekeningen alsook lijsten van onderdelen, deelsystemen, circuits, enz.; c) beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en lijsten en van de werking van het product;d) een lijst van de relevante technische normen of, bij ontstentenis van deze normen, het technisch constructiedossier en een beschrjving van de oplossingen die gekozen zijn om te voldoen aan de op het product van toepassing zijnde voorschriften; e) de resultaten van ontwerpberekeningen, onderzoeken, enz.; f) beproevingsrapporten;3° de fabrikant, zijn gemachtigde of degene die het product in België in de handel brengt bewaart een afschrift van de verklaring van overeenstemming met de technische documentatie;4° de fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde producten in overeenstemming zijn met de technische documentatie en met de fundamentele voorschriften die op de producten van toepassing zijn.»

Art. 8.Een artikel 14bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Art. 14bis.Ontvangapparatuur voor satellietgrondstations die niet bedoeld is voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienetwerk en die onderworpen is aan de procedure bepaald in artikel 11quater van dit besluit, valt onder de toepassing van artikel 14, § 2, van dit besluit in die zin dat de aangebrachte marketing beperkt wordt tot de initialen "CE". »

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 september 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

^