Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 2002
gepubliceerd op 20 december 2002

Koninklijk besluit waarbij de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, worden gemachtigd zich toegang te verschaffen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2002000816
pub.
20/12/2002
prom.
20/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/20/2002000816/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, worden gemachtigd zich toegang te verschaffen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij koninklijk besluit van 30 mei 1994 (Belgisch Staatsblad van 15 juni 1994) werd toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister verleend aan het bestuur Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Ingevolge een herstructurering binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn de opdrachten van het (toenmalig) bestuur Huisvesting toevertrouwd aan de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de (buiten) afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen.

Deze afdelingen zijn, in het kader van het huisvestingsbeleid, belast met de volgende taken : 1. het onderzoek, de toewijzing en de controle van subsidiedossiers inzake de huisvesting van particulieren die een woning bouwen, kopen, renoveren, verbeteren, aanpassen of er een huren na het verlaten van een krot of een functioneel onaangepaste woning;2. het onderzoek en de controle van de heffingsdossiers in het kader van de reglementering betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen of woningen;3. de planning van het huisvestings- en het woonbeleid. De wettelijke en reglementaire basis, op grond waarvan de bovenvermelde afdelingen deze taken vervullen, zijn de volgende : 1. Voor de subsidiedossiers : De Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de Huisvestingscode (Belgisch Staatsblad van 17 december 1970) en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971 (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1971), zoals nadien gewijzigd, en haar uitvoeringsbesluiten, in het bijzonder : - het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste huurwoning (Belgisch Staatsblad van 17 maart 1992), gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 (Belgisch Staatsblad van 2 september 1992) en 16 mei 1995 (Belgisch Staatsblad van 22 september 1995); - het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1992 houdende instelling van een aanpassingspremie en een verbeteringspremie voor woningen (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1993), gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 17 september 1994); - het besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1993), gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 17 september 1994), 16 mei 1995 (Belgisch Staatsblad van 22 september 1995), 12 mei 1998 (Belgisch Staatsblad van 19 mei 1998) en 11 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 9 oktober 1999). 2. Voor de heffingsdossiers : - het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 2 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1995), gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 19 oktober 1996); - het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen of woningen (Belgisch Staatsblad van 1 mei 1996). 3. Voor de planning van het huisvestings- en woonbeleid : Het uitvoeren van periodieke woonbehoeftenstudies behoorde tot de elementaire taken van het voormalig Nationaal Instituut voor de Huisvesting.De taken van dit Instituut worden omschreven in artikel 1 van de Huisvestingscode (Belgisch Staatsblad van 17 december 1970).

Dit artikel vermeldt als taken onder meer het bijhouden van een doorlopende inventaris van de huisvestingsbehoeften van de bevolking.

De taken van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting worden op 1 maart 1987 overgedragen aan het Vlaams Gewest door : - de wet van 28 december 1984 (Belgisch Staatsblad 22 januari 1985) tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut; - het koninklijk besluit van 23 februari 1987 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1987 en 13 maart 1987) tot overdracht van de taken van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting aan het Vlaamse Gewest en aan het Waalse Gewest, alsmede van de goederen, rechten en verplichtingen van het Nationaal Instituut voor de Huisvesting aan het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en de Minister van Openbare Werken.

De toenmalige administratie Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd vanaf 1 maart 1987 belast met voormelde taken. Ingevolge een herstructurering van de Vlaamse administratie in 1990 en 1994 behoren die taken momenteel tot de zeven hierboven opgesomde afdelingen (besluit van de Vlaamse regering van 7 december 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel (Belgisch Staatsblad van 4 maart 1995)).

De aanvraag tot het bekomen van toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister wordt gemotiveerd als volgt : 1. Toegang tot het Rijksregister a) Voor de subsidiedossiers : De personen die een tegemoetkoming in de hypothecaire leningslast, een premie of een huursubsidie aanvragen, moeten aan bepaalde wettelijke en reglementaire voorwaarden voldoen : de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister maakt een meer efficiënte en vlotte afhandeling van de aanvragen mogelijk, wat van aard is een versnelde uitkering van de aangevraagde voordelen aan de gerechtigden mogelijk te maken. Wat deze dossiers betreft, kan men stellen dat 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats met inbegrip vanaf welke datum), 6° (plaats en datum van overlijden) de gegevens zijn die minimaal noodzakelijk zijn om een dossier betreffende een natuurlijke persoon samen te stellen. De toegang tot de gegevens met betrekking tot de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is eveneens verantwoord : - de burgerlijke staat (8°) heeft een invloed op het maximum inkomen dat in aanmerking wordt genomen bij het berekenen van de huursubsidie en de installatiepremie; - de samenstelling van het gezin (9°) vormt een belangrijk gegeven voor de bepaling van de maxima qua inkomen en omvang van de woning, die in aanmerking genomen worden bij het verlenen van de huursubsidie en de installatiepremie.

Hierbij kan verwezen worden naar het gunstige advies dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gaf op 9 oktober 1992 omtrent de vorige aanvraag tot toegang tot het Rijksregister, ingediend door de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor de behandeling van de dossiers met betrekking tot het verlenen van subsidies.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens van het Rijksregister is eveneens noodzakelijk, en dit tot 1 januari 1985. Het voormelde besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 bepaalt immers dat geen aanvraag voor een bij dit besluit ingestelde tegemoetkoming kan worden ingediend ten gunste van een particulier die na deze datum reeds een premie ontvangen heeft, noch voor verrichtingen met betrekking tot een woning waarvoor na deze datum nog een premie werd uitbetaald (cf. art. 24). b) Voor de heffingsdossiers : Net zoals voor de subsidiedossiers, zijn de informatiegegevens 1° tot en met 6° noodzakelijk om een dossier betreffende een natuurlijke persoon samen te stellen. De toegang tot het informatiegegeven betreffende de hoofdverblijfplaats (5°) is hier echter van bijzonder belang.

Het "decreet van 22 december 1995 van de Vlaamse Raad houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996" (1) legt de voorwaarden vast op grond waarvan de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen of woningen verschuldigd is.

Belastingplichtige van de heffing is de houder van een zakelijk recht met betrekking tot een dergelijk gebouw of woning, die het gebouw of de woning laat leegstaan, of laat verkrotten.

De houder van dit zakelijk recht zal echter niet beschouwd worden als belastingplichtige, indien hij het gebouw of de woning volledig en uitsluitend gebruikt als zijn hoofdverblijfplaats en hij over geen andere woning beschikt.

De houder van het recht dient zulks niet te bewijzen. Hij moet enkel een verklaring op erewoord opmaken.

Het is dan ook van groot belang de effectieve woonplaats van de belastingplichtige te kennen : - eerst zal nagegaan worden of de heffing inderdaad verschuldigd is; - daarna zal de belastingplichtige door de bevoegde ambtenaar van de Vlaamse administratie aangemoedigd worden de woning niet langer te laten leegstaan of de nodige herstellingen te doen om de verkrotting tegen te gaan; - zo de belastingplichtige aan dit verzoek geen gevolg geeft, zal de heffing geïnd worden.

Ook de toegang tot de gegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is gewettigd, inzonderheid voor het opsporen van de waarschijnlijke erfgenamen, indien na het overlijden van de belastingplichtige blijkt dat : - de overledene de door hem verschuldigde heffing niet betaald heeft, en zij bijgevolg bij de erfgenamen zal moeten ingevorderd worden; - de heffing door de overledene ten onrechte betaald werd. In dat geval zal de heffing door de administratie terugbetaald worden aan de erfgenamen.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens van het Rijksregister is in dit geval noodzakelijk tot 1 mei 1995. Het voormelde decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1995, zoals gewijzigd door het decreet van 8 juli 1996, bepaalt dat een woning wordt beschouwd als leegstaand wanneer ze gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet effectief wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie (cf. art. 30 § 2). In uitvoering van dit decreet kwam het "besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen of woningen" tot stand, waarin de door het decreet van 22 december 1995 opgelegde regels nader uitgewerkt worden.

Dit besluit van 2 april 1996 trad in werking op 1 mei 1996. Indien men 12 maanden terugtelt, komt men aan 1 mei 1995. c) Voor de planning van het huisvestings- en woonbeleid : De taken en bevoegdheden van het voormalige Nationaal Instituut voor de Huisvesting en de Gewestelijke Comités voor de Huisvesting, die inmiddels werden overgedragen aan de zeven hierboven opgesomde afdelingen, situeren zich vooral op het vlak van informatieverlening en beleidsstudies, en kunnen als volgt bondig omschreven worden : - adviezen, studies en onderzoeken ten behoeve van het globaal huisvestingsbeleid en van de diverse beleidsaspecten; - opzetten en bijhouden van een huisvestingsdatabank die een aantal algemene, demografische, socio-economische, ruimtelijke en bouwtechnische gegevens groepeert met betrekking tot de bevolking en het woningpark; - periodieke ramingen van de woonbehoeften en peilingen naar de kwaliteit van de woningen, alsmede de vaststelling van de gevolgen hiervan op de planning inzake sociale woningbouw.

Een belangrijk onderzoek, dat periodiek herhaald wordt, is dat naar de woonbehoeften in het Vlaamse Gewest. Het resultaat van het onderzoek is zowel op kwantitatief als op kwalitatief vlak richtinggevend voor het huisvestingsbeleid op korte en middellange termijn, en vormt de basis voor de uitwerking van een concreet huisvestingsprogramma in functie van de beschikbare kredieten.

Voor de efficiënte uitvoering van dit onderzoek is het nodig over een aantal demografische gegevens tot op het niveau van steden en gemeenten, of delen hiervan, te kunnen beschikken. Deze gegevens kunnen via het Rijksregister worden verkregen : het betreft o.a. het aantal inwoners, de migraties, de samenstelling van de gezinnen.

In haar advies betreffende de aanvraag van het toenmalige bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting was de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de mening toegedaan dat de toegang tot het Rijksregister voor studie- en onderzoeksdoeleinden niet gewettigd was, en dat de mededeling van informatiegegevens, zoals voorzien bij artikel 5, tweede lid, b) , van de wet van 8 augustus 1983, hiervoor kon volstaan (cf. advies nr. 14/92 van 9 oktober 1992).

Deze beperking is ook in het huidige ontwerp van besluit dat U wordt voorgelegd opgenomen : indien aan het Rijksregister informatiegegevens gevraagd worden voor het uitvoeren van de studies bedoeld in artikel 2 van het ontwerp van besluit, zal deze informatie verstrekt worden onder de vorm van mededeling. De aanvraag zal de precieze doeleinden vermelden, zodat de diensten van het Rijksregister kunnen nagaan : - of de informatiegegevens waarvan mededeling gevraagd wordt overeenstemmen met de doeleinden zoals ze worden vastgelegd in artikel 2 van het ontwerp van besluit; - of deze gevraagde informatiegegevens uitgaande van de doeleinden, toereikend, terzake dienend en niet overmatig zijn, zoals vereist volgens artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Voor deze taken van analyses, studies en onderzoeken, wordt echter geen mededeling verleend van de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983.

In het advies (L.29.327/2) dat de Raad van State op 27 oktober 1999 met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit heeft uitgebracht is hij van oordeel dat zulk een machtiging tot mededeling van de informatiegegevens van het Rijksregister niet zou mogen leiden tot een geringere bescherming van de gegevens dan die bepaald in het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b , van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om inzage te verkrijgen van de informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn (Belgisch Staatsblad van 25 april 1995), zoals de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Raad van State reeds herhaaldelijk hebben opgemerkt.

Meer bepaald stelt de Raad van State dat voor de mededeling van de informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen aan de volgende voorwaarden dient voldaan te worden : 1° indien de van het Rijksregister ontvangen informatie de gegevens bevat bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen) en/of 5° (hoofdverblijfplaats) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, de verbintenis om deze gegevens in een apart bestand op te slaan dat slechts met het bestand dat de gegevens van wetenschappelijke aard bevat in verband gebracht kan worden door middel van een intern identificatienummer, waarbij de personen die binnen de instelling toegang tot dat bestand hebben, bij name worden aangewezen. In dit verband moet worden opgemerkt dat de Afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zich op 27 november 2000 schriftelijk ertoe heeft verbonden twee afzonderlijke bestanden bij te houden : een bestand dat de gegevens bevat vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats) van de hogervermelde wet van 8 augustus 1983 en een ander bestand dat de wetenschappelijke gegevens bevat.

Alleen de directeur-generaal van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, en de daartoe speciaal door hem aangestelde ambtenaren van de in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit genoemde afdelingen, beschikken over de sleutel waarmee beide bestanden met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Zodra de van het Rijksregister ontvangen informatiegegevens in verband gebracht zullen zijn met de andere wetenschappelijke informatiegegevens zullen de naamsgegevens worden vernietigd en vervangen door een identificatiecode om het strikt anoniem karakter van de in de gegevensbank opgenomen informatiegegevens te waarborgen; 2° de verbintenis om de resultaten van de wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteit slechts aan derden te verstrekken in de vorm van anonieme informatie, waardoor de identiteit van de personen die de steekproef vormen waarop de activiteit heeft gesteund, niet, zelfs niet indirect, kan worden achterhaald, en aan te geven welke maatregelen daartoe in uitzicht zijn gesteld;3° de instelling die aan navorsing wil doen, moet vermelden hoe lang de medegedeelde informatie zal worden gebruikt en behoort dit te motiveren in de aanvraag om mededeling van informatie aangezien in het machtigingsbesluit de termijn moet worden bepaald waarna de gegevens dienen te worden uitgewist. Om rekening te houden met de opmerkingen die de Raad van State in het voormeld advies van 27 oktober 1999 met betrekking tot de mededeling van de informatiegegevens heeft geformuleerd, werd artikel 2 van het koninklijk besluit in volgende zin aangepast : - de personen bij wie de analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de in het eerste lid vermelde doeleinden worden ingesteld dienen voor de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte worden gebracht van : * de precieze aard daarvan, de juiste benaming van de overheid waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, de doelstellingen die zij nastreeft en de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt; * dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven; * de termijn van bewaring van de gegevens en het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem zullen worden gemaakt; - de van het Rijksregister verkregen informatiegegevens zullen slechts bewaard worden gedurende de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften van de bevolking : - de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens zullen ten laatste vijf jaar na de mededeling hiervan uitgewist worden. 2. Gebruik van het identificatienummer a) Voor de subsidiedossiers : De subsidies aan particulieren worden toegekend door de verschillende hierboven opgesomde afdelingen. Niet alleen binnen elke afdeling, maar ook in de communicatie tussen de afdelingen onderling en tussen de andere overheden die eveneens bij de samenstelling van deze dossiers betrokken zijn, is het identificatienummer het ideale middel om premieaanvragen en premiebegunstigden op correcte wijze te identificeren en vergissingen hierbij uit te sluiten. b) Voor de heffingsdossiers : Ook hier ligt de uitvoering van de taken verspreid over de afdelingen. Bovendien staat de verzameling van een reeks gegevens bij de diensten van het kadaster en de registratie centraal bij het opsporen van heffingsplichtigen. Aangezien deze diensten zelf reeds toegang en gebruik van het identificatienummer bekomen hebben, is het nummer voor de hierboven opgesomde afdelingen het middel bij uitstek om eventuele heffingsplichtigen te identificeren en de daartoe noodzakelijke gegevens uit te wisselen.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bracht haar advies uit op 11 september 1997. Dit advies is gunstig, behoudens enkele opmerkingen waarmee rekening werd gehouden.

Overeenkomstig artikel 14, 1°, a) , van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole heeft de Inspectie van Financiën haar advies uitgebracht op 1 juli 1998. Dit advies is gunstig. De Raad van State heeft, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zijn advies uitgebracht op 27 oktober 1999. Het ontwerp van besluit werd aan de in dit advies geformuleerde opmerkingen aangepast.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M.. VERWILGHEN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 19 mei 1999 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer in hoofde van de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap", heeft op 27 oktober 1999 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Tweede lid (nieuw) Bij het onderzochte ontwerp wordt het koninklijk besluit van 30 mei 1994 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor het bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap opgeheven. Naar dat besluit behoort dan ook te worden verwezen in een nieuw tweede lid van de aanhef.

Tweede lid Het tweede lid van de aanhef vermeldt de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, "inzonderheid (...) artikel 5". Deze vermelding in de aanhef die begint met de woorden "Gelet op ..." behoort te worden vervangen door een considerans, om aan te geven dat het niet gaat om de rechtsgrond van het ontworpen besluit, maar om de herinnering dat dit besluit niet buiten de werkingssfeer valt van sommige bepalingen van de wet van 8 december 1992, waaronder ook artikel 5, zoals de Raad van State in verschillende van zijn adviezen heeft benadrukt.

Vijfde en zesde lid Aangezien het om een verzoek om binnen een maand advies te geven gaat, is het gebruikelijk deze leden als volgt te stellen : « Gelet op het besluit van de Ministerraad van 4 december 1998 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; « Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 oktober 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Dispositief Artikel 2 Bij dit artikel wordt toestemming verleend tot het mededelen van informatiegegevens vervat in het Rijksregister "voor het uitvoeren van analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften van de bevolking".

Het verlenen van zulk een machtiging tot toegang zou niet mogen leiden tot een geringere bescherming van de gegevens dan die bepaald in het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om inzage te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn (Belgisch Staatsblad van 25 april 1995), zoals de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Raad van State reeds herhaaldelijk hebben opgemerkt.

Tot die voorwaarden behoort enerzijds de verbintenis, indien de van het Rijksregister ter inzage ontvangen informatie de gegevens bevat bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen) of 5° (hoofdverblijfplaats) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, om deze gegevens in een apart bestand op te slaan dat slechts met het bestand dat de gegevens van wetenschappelijke aard bevat in verband gebracht kan worden door middel van een intern identificatienummer, waarbij de personen die binnen de instelling toegang tot dat bestand hebben, bij name worden aangewezen (artikel 1, 6°). Anderzijds behoort daartoe de verbintenis om de resultaten van de wetenschappelijke navorsings- en onderzoeksactiviteit slechts aan derden te verstrekken in de vorm van anonieme informatie, waardoor de identiteit van de personen die de steekproef vormen waarop de activiteit heeft gesteund, niet, zelfs niet indirect, kan worden achterhaald en aan te geven welke maatregelen daartoe in uitzicht zijn gesteld (artikel 1, 7°).

De instelling die aan navorsing wil doen, moet bovendien vermelden hoe lang de medegedeelde informatie zal worden gebruikt en behoort dit te motiveren in de aanvraag om mededeling van informatie (artikel 5, derde lid), aangezien in het machtigingsbesluit de termijn wordt bepaald waarna de gegevens dienen te worden uitgewist (artikel 6, 3°).

Hoewel bij het onderhavige besluit toestemming wordt verleend tot het mededelen van de naam, de voornamen en de hoofdverblijfplaats, wordt daarin echter nagelaten te voorzien in beschermingsmaatregelen zoals die welke hierboven in herinnering zijn gebracht.

Aangezien de termijn voor de omzetting van richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is verstreken, dient deze tekortkoming van het ontworpen besluit te worden weggewerkt.

Immers, artikel 11 van de richtlijn bepaalt dat wanneer de gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen, wat hier het geval is, de voor de verwerking verantwoordelijke aan die betrokkene een reeks inlichtingen moet verstrekken, behalve wanneer dat onmogelijk of veel te moeilijk blijkt te zijn, of wanneer de verstrekking van die gegevens bij wet is voorgeschreven. Maar in al deze gevallen dienen de Lid-Staten te zorgen voor "passende waarborgen", die dan in de plaats komen van de informatieverplichting.

België kan zich thans niet meer onttrekken aan de Europese verplichting om in zulke waarborgen te voorzien.

Het thans onderzochte koninklijk besluit dient derhalve te worden aangevuld met de vermelding van zulke waarborgen, indien deze voldoende rechtsgrond kunnen putten uit de bestaande wetgeving, bijvoorbeeld uit artikel 9 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De kwestie van de uitdrukkelijke instemming van personen die bij de onderzoeken geraadpleegd zijn of verzocht zijn daaraan deel te nemen, zou meteen in het besluit moeten worden geregeld, zoals de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de Raad van State vroeger reeds hebben aanbevolen (zie onder andere het advies van 28 maart 1994 van de afdeling wetgeving over het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995).

Als het ontworpen koninklijk besluit niet wordt aangevuld in de zopas aangegeven zin en als artikel 2 erin behouden blijft, zal dat besluit pas kunnen worden uitgevaardigd na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, welk besluit in zulke waarborgen behoort te voorzien.

Artikel 6 Dit artikel zou beter op zijn plaats zijn in een nieuw artikel 2. De nummering van de artikelen en het opschrift van hoofdstuk III behoren dienovereenkomstig te worden aangepast.

Slotopmerkingen De Nederlandse tekst van het ontwerp is op verschillende plaatsen voor verbetering vatbaar. Onder voorbehoud van de voorgaande inhoudelijke opmerkingen worden bij wijze van voorbeeld de volgende tekstvoorstellen gedaan : Opschrift Het zou correcter zijn te schrijven : « Koninklijk besluit waarbij de afdeling ... worden gemachtigd zich toegang te verschaffen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken". Een soortgelijke opmerking geldt voor artikel 1.

Artikel 1 Men schrijve : "regelgeving" in plaats van "reglementering".

Artikel 3 In het eerste lid schrijve men "met toepassing" in plaats van "bij toepassing".

In het tweede lid zou geschreven moeten worden : « Voor de toepassing van het eerste lid worden, wat de met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens betreft, niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen op wie ... (voorts zoals in het ontwerp)". 2°... de informatiegegevens die hun krachtens die aanwijzing medegedeeld kunnen worden ...

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;

Y. Kreins en P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperee, J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. F. Carlier, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, De eerste voorzitter, J. Gielissen. J.-J. Stryckmans.

ADVIES NR. 20 / 97 VAN 11 SEPTEMBER 1997 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer in hoofde van de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen en van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 15 juni 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992, en artikel 8, gewijzigd bij wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag vanwege de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 2 juli 1997;

Gelet op het verslag van de Voorzitter;

Brengt op 11 september 1997 het volgend advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor advies wordt voorgelegd strekt ertoe de afdelingen Financiering Huisvestingsbeleid, Woonbeleid, Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap te machtigen : A. toegang te hebben tot sommige gegevens van het Rijksregister vermeld in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna de wet van 8 augustus 1983);

B. het identificatienummer te gebruiken van de personen die zijn ingeschreven in het Rijksregister.

II. ONDERZOEK VAN HET ONTWERP A. VOORAFGAAND Bij koninklijk besluit van 30 mei 1994 verkreeg het bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister voor het vervullen van volgende taken : - het onderzoek, de toewijzing en de controle van dossiers betreffende het toekennen van voordelen aan particulieren in de huisvestingssector; - het uitvoeren van analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften der bevolking.

Sedertdien heeft er een herstructurering plaatsgevonden binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De opdrachten van het toenmalig bestuur Huisvesting zijn nu toevertrouwd aan de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de (buiten)afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen.

Bovendien wordt door het ontwerp aan de twee voorvermelde taken een derde toegevoegd, namelijk het onderzoek en de controle van de heffingsdossiers in het kader van de reglementering betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, taak die zij vervult in uitvoering van het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1995 zoals gewijzigd bij decreet van 8 juli 1996 en van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen.

Een uitgebreid overzicht van de regelgeving die de bevoegdheden en taken van de betrokken administratie vastlegt vindt men in het Verslag aan de Koning.

Tenslotte wordt door het ontwerp voorzien de betrokken administratie de toelating te geven om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.

Het feit dat door het ontwerp vergeleken met het koninklijk besluit van 30 mei 1994 ingrijpende wijzigingen worden aangebracht was meteen de reden om een nieuw ontwerp van koninklijk besluit op te stellen, eerder dan het bestaande aan te passen.

B. TOEGANG TOT DE GEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER 1. Wettelijke basis voor de toegang tot de gegevens van het Rijksregister. De begunstigden van de toegang tot de gegevens van het Rijksregister zijn openbare overheden. Het eerste lid, in fine, van artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning de toegang verleent tot het Rijksregister aan de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, de notarissen en gerechtsdeurwaarders, voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen.

Op grond van deze bepaling kan de betrokken administratie toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister bekomen. 2. De doeleinden van het ontwerp. Overeenkomstig het derde lid van artikel 1 van het ontwerp geldt de toegang tot de informatiegegevens uitsluitend voor het vervullen van taken in verband met de huisvesting, inzonderheid met betrekking tot : 1° het onderzoek, de toewijzing en de controle van subsidiedossiers op basis van de reglementering betreffende het toekennen van voordelen aan particulieren en aan rechtspersonen in de huisvestingssector;2° het onderzoek en de controle van de heffingsdossiers in het kader van de reglementering betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen;3° het uitvoeren van analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften van de bevolking.3. Omvang en verantwoording van het toegangsrecht. Het eerste lid van artikel 1 van het ontwerp bepaalt dat aan de afdeling Financiering Huisvesting, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap toegang wordt verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

In het verslag aan de Koning wordt de toegang tot bepaalde informatiegegevens van het Rijksregister verschillend verantwoord naargelang het gaat om de subsidiedossiers, heffingsdossiers en de planning van het huisvestings- en woonbeleid.

De Commissie stelt met voldoening vast dat rekening gehouden werd met haar opmerking vervat in het voorvermelde advies nr. 14/92 betreffende de onmogelijkheid om, op basis van de toenmalige adviesaanvraag na te gaan of elk van de gevraagde informatiegegevens nodig is en dat thans in het Verslag aan de Koning een uitgebreide motivering voor de toegang tot ieder gevraagd informatiegegeven wordt gegeven. 3. a) Wat de subsidiedossiers betreft. Hier wordt de toegang gevraagd om een meer efficiënte en vlotte afhandeling van de aanvragen om een tegemoetkoming in de hypothecaire leningslast, een premie of een huursubsidie mogelijk te maken, wat van aard is een versnelde uitkering van de aangevraagde voordelen voor de gerechtigden mogelijk te maken.

In het verslag aan de Koning wordt de toegang tot elk informatiegegeven uitgebreid gemotiveerd. De Commissie heeft daar geen bemerkingen bij, behoudens wat betreft het gegeven beroep. De toegang tot dit gegeven wordt gerechtvaardigd op statistische gronden - wat het kader van de afhandeling van subsidiedossiers te buiten gaat - en met het argument dat in principe, bij de berekening van het woonvolume, geen rekening gehouden kan worden met het gedeelte van de woning dat als beroepslokaal wordt gebruikt. Dit lijkt niet te beantwoorden aan de vereiste van toereikendheid en het ter zake dienend karakter van de gegevens, noch aan de noodzakelijkheidsvoorwaarde, vervat in artikel 5 van de wet van 8 december 1992. Zo kan uit de informatie dat iemand een beroep uitoefent dat thuis beoefend kan worden niets afgeleid worden met betrekking tot het woonvolume vermits die activiteit even goed elders plaats kan vinden. 3. b) Wat de heffingsdossiers betreft. In tegenstelling tot wat het geval was voor de subsidiedossiers wordt geen algemene motivering voor het gebruik van de informatiegegevens van het Rijksregister gegeven.

De informatiegegevens waarvan het gebruik voorzien wordt zijn, met uitzondering van het beroep (7°), dezelfde als deze die voor de subsidiedossiers voorzien zijn. Wel wordt het belang van het gebruik van het gegeven 'hoofdwoonplaats' anders en met grotere nadruk gemotiveerd.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aan de informatiegegevens is voorzien vanaf 1 mei 1995. Zij kadert in de strijd tegen de leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen. Het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen, genomen in uitvoering van het decreet van de Vlaamse Raad van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, gewijzigd bij decreet van 8 juli 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1996, dat bepaalt dat een woning als leegstaand wordt beschouwd wanneer zij gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet effectief wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie, trad in werking op 1 mei 1996.

Bijgevolg, aldus de adviesaanvraag, is de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen noodzakelijk tot 1 mei 1995, zijnde twaalf maanden voor de inwerkingtreding van het besluit van 2 mei 1996. 3. c) Wat de planning van het huisvestings- en woonbeleid betreft. Evenmin als bij de heffingsdossiers het geval was wordt er een algemene motivering voor het gebruik van de informatiegegevens van het Rijksregister gegeven.

Overeenkomstig het vierde lid van artikel 1 zal de toegang bedoeld bij het derde lid, 3° van dat artikel (toegang voor het uitvoeren van analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften van de bevolking) beperkt blijven tot de mededeling van de informatiegegevens die nodig zijn voor de ondernomen studie of het onderzoek (1).

De Commissie vindt het terminologisch ongelukkig de woorden 'toegang' en 'gebruik' door elkaar te gebruiken en tot zekere hoogte te assimileren (2). 4. Aanwijzing van de houders van de machtiging tot toegang tot het Rijksregister. Artikel 1, laatste lid van het ontwerp behoudt de toegang tot de informatiegegevens voor aan : - de directeur-generaal van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen; - de afdelingshoofden van de in artikel 1, eerste lid, genoemde afdelingen bij voormelde administratie; - de ambtenaren die de onder 1° en 2° vermelde personen daartoe binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en voor de uitvoering van de hen toegewezen opdrachten.

De Commissie betreurt, in de lijn van eerder verleende adviezen, dat bovenvermelde personen geen verklaring moeten ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen te bewaren.

De lijst van deze personen, met vermelding van hun titel en hun ambt, moet jaarlijks opgesteld en aan de Commissie toegezonden worden (artikel 5). 5. Gebruiksvoorwaarden. Artikel 2 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt op nuttige wijze dat de uit het Rijksregister verkregen gegevens slechts mogen gebruikt worden voor de doeleinden bepaald in artikel 1, derde lid en niet aan derden mogen worden meegedeeld.

Worden niet als derden beschouwd : - de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers; - de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun kunnen worden medegedeeld omwille van deze aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, derde lid, vermelde doelstellingen met de in artikel 1, eerste lid, genoemde afdelingen onderhouden.

Aldus wordt de mededeling van de gegevens strikt beperkt.

C. Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister.

Overeenkomstig artikel 3 van het ontwerp wordt machtiging verleend aan de ambtenaren aan wie de toegang tot de informatiegegevens voorgehouden wordt om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, doch enkel voor de eerste twee van de drie taken, met name de activiteiten betreffende de subsidie- en de heffingsdossiers.

Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de bestanden, dossiers en repertoria die door de in artikel 1 bedoelde afdelingen worden bijgehouden en enkel voor de eerste twee voornoemde taken (artikel 4 van het ontwerp).

Voor externe doeleinden mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de drie taken noodzakelijk zijn met de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger en met de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het nummer te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden (artikel 5 van het ontwerp).

De Commissie heeft geen bezwaren tegen deze bepalingen.

Om deze redenen Brengt de Commissie onder voorbehoud van de hierboven gemaakte opmerkingen een gunstig advies uit.

De secretaris, J. PAUL. De voorzitter, P. THOMAS. _______ Nota's (1) Destijds voorzag het ontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie ter advies werd voorgelegd en dat het koninklijk besluit van 30 mei 1994 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor het bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zou worden eveneens in de toegang met het oog op de uitvoering van deze taak. De Commissie heeft toen in haar advies nr. 14/92 van 9 oktober 1992 geoordeeld dat de uitvoering van die taak de toegang tot het Rijksregister niet nodig maakt en dat de mededeling van bepaalde gegevens volstaat. Het verslag aan de Koning van het ontwerp dat thans voor advies wordt voorgelegd brengt het advies nr. 14/92 in herinnering en wijst erop dat deze 'beperking' (mededeling in plaats van toegang) ook nu is opgenomen. (2) Dat is met name het geval in artikel 1, 3e en 4e lid van het ontwerp.In het derde lid, 3e, in fine, is er immers sprake van "de toegang", terwijl het vierde lid preciseert dat deze "toegang (...) echter beperkt (zal) zijn tot de mededeling van die informatiegegevens (..). Verder in het ontwerp wordt dan nogmaals "toegang" gebruikt, daar waar ook de mededeling daaronder begrepen is (art. 1, laatste lid, in fine) terwijl in artikel 2, tweede lid, 2|My van "mededeling" sprake is, daar waar net zo goed "toegang" gebruikt had kunnen worden.

Ook het Verslag aan de Koning bezondigt zich aan deze tweeslachtigheid, met name waar gesteld wordt dat "voor deze taken van studies en onderzoeken, geen toegang (wordt) verleend tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983" (p. 9).

20 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij de afdeling Financiering Huisvestigingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, worden gemachtigd zich toegang te verschaffen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 mei 1994 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen van het bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5, c) , gewijzigd door de wet van 11 december 1998, van toepassing is;

Overwegende het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid het artikel 70;

Gelet op het advies nr. 20/97 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 11 september 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 juli 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 4 december 1998 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 oktober 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.De afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, de afdeling Woonbeleid en de afdelingen Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen in Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, worden gemachtigd zich toegang te verschaffen tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, 8° en 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de informatiegegevens bedoeld in het eerste lid, wordt voor het vervullen van de taken vermeld in het derde lid, 1°, verleend tot 1 januari 1985, en voor de taken vermeld in het derde lid, 2°, tot 1 mei 1995.

De toegang tot de informatiegegevens, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor het vervullen van taken in verband met de huisvesting, inzonderheid met betrekking tot : 1° het onderzoek, de toewijzing en de controle van subsidiedossiers op basis van de regelgeving betreffende het toekennen van voordelen aan particulieren en aan rechtspersonen in de huisvestingssector;2° het onderzoek en de controle van de heffingsdossiers in het kader van de regelgeving betreffende de heffing op leegstand en verkrotting van gebouwen of woningen. De toegang tot de informatiegegevens is voorbehouden : 1° aan de directeur-generaal van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen;2° aan de afdelingshoofden van de in artikel 1, eerste lid, genoemde afdelingen bij voormelde administratie;3° aan de ambtenaren die de onder 1° en 2° vermelde personen daartoe binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en voor de uitvoering van de hen toegewezen opdrachten. De onder 1°, 2° en 3° bedoelde ambtenaren ondertekenen een verklaring waarbij ze zich ertoe verbinden de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.

Art. 2.Aan de in artikel 1 bedoelde afdelingen van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt mededeling verleend van de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor het uitvoeren van analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de huisvestingsbehoeften van de bevolking.

De mededeling van de informatiegegevens vermeld in het eerste lid, geschiedt aan de in artikel 1, vierde lid, bedoelde ambtenaren.

De personen bij wie de analyses, studies en onderzoeken met betrekking tot de in het eerste lid vervulde doeleinden worden ingesteld, zullen voor de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de overheid waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die zij nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.

Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.

Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, bedoeld in het zesde lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.

De met toepassing van het eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden bewaard gedurende de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de in het eerste lid bedoelde analyses, studies en onderzoeken. Zij dienen te worden gewist ten laatste vijf jaar na de mededeling uit het Rijksregister.

Art. 3.De met toepassing van de artikelen 1 en 2 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de erin vermelde doeleinden. Ze mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid, wat de bij toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens betreft : 1° de natuurlijke personen op wie die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun krachtens die aanwijzing kunnen worden medegedeeld in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, derde lid, vermelde doeleinden met de in artikel 1, eerste lid, genoemde afdelingen onderhouden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 4.Aan de onder artikel 1, vierde lid, vermelde ambtenaren van de in artikel 1, eerste lid, genoemde afdelingen, wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen, te gebruiken.

De machtiging tot gebruik van het identificatienummer is beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, derde lid, 1° en 2°, vermelde taken.

Art. 5.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de afdelingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, derde lid, 1° en 2°, vermelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, derde lid, vermelde taken noodzakelijk zijn met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het nummer te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, vierde lid, aangewezen ambtenaren wordt, met vermelding van hun ambt of functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 30 mei 1994 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor het bestuur Huisvesting van de administratie Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven.

Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^