Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 2002
gepubliceerd op 09 oktober 2002

Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van FED+ als staatsdienst met afzonderlijk beheer

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2002002269
pub.
09/10/2002
prom.
20/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/20/2002002269/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van FED+ als staatsdienst met afzonderlijk beheer


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 103 van de programmawet van 30 december 2001 bepaalt dat er « een staatsdienst met afzonderlijk beheer, zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 wordt opgericht, met de naam FED+, die behoort tot de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie en belast is met het ontwikkelen van culturele, promotionele, ontspannende, vormende en sportieve initiatieven ten behoeve van de federale ambtenaren.

De nadere bepalingen worden vastgelegd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ».

Het doel van FED+ is het collectieve en individuele welzijn van de ambtenaren te stimuleren. FED+ moet naar binnen toe het groepsgevoel van de ambtenaren versterken en naar buiten toe het globale imago van het federale ambtenarenkorps verbeteren.

De middelen die aan FED+ ter beschikking gesteld worden, kunnen aangewend worden om een ruim socio-cultureel ontspanningsaanbod uit te werken door het inrichten van eigen activiteiten of door deelname aan activiteiten ingericht door derden. Kortingen bij de aankoop van boeken, tijdschriften, audio-visuele producten, reizen en andere cultuurgoederen in de breedtste zin van het woord behoren eveneens tot de mogelijkheden.

De ambtenaren zullen via een website en het tijdschrift Fedra door FED+ bestendig op de hoogte gehouden worden van aanbiedingen en evenementen. Er wordt gestreefd naar de grootst mogelijke synergie met de bestaande sociale diensten, personeelsdiensten en thans bestaande personeelsverenigingen.

In artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer melding gemaakt. Bedoeld artikel bepaalt dat « de diensten van de Staat, waarvan het beheer krachtens een bijzondere wet gescheiden is van de diensten van algemeen bestuur van de Staat, zijn onderworpen aan bepalingen, vast te leggen door de Koning, op voordracht van de Ministers onder wie deze diensten ressorteren en van de Minister van Financiën. Zij worden Staatsdiensten met afzonderlijk beheer genoemd ».

Deze bepalingen moeten o.a. voorzien in : - het opmaken en het bekendmaken van een begroting en van rekeningen; - de controle van de rekeningen door het Rekenhof; - de behandeling en de bewaring van de gelden en waarden door een tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige; - het bijhouden van een vermogenscomptabiliteit en het opmaken van een inventaris van het vermogen, enz.

Van bedoeld artikel 140 van dezelfde wetten kan dus afgeleid worden dat op het vlak van begroting en de comptabiliteit verschillende regelen voor deze twee categorieën van diensten van toepassing zijn.

Bedoeld artikel beperkt er zich dus toe alleen maar een zeker aantal principes op het vlak van de begroting vast te stellen, terwijl voor de rest aan de Koning de zorg overgelaten wordt de beheersregelen (van de betrokken dienst) vast te stellen die afwijken van die van de diensten van algemeen bestuur van de Staat.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb voor ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, wordt dus genomen in uitvoering van de bepalingen van artikel 103 van de programmawet van 30 december 2001 en bepaalt de regelen die betrekking hebben op het financiële beheer van de Dienst.

Op 8 juli 2002 heeft de Raad van State over dit ontwerp een advies uitgebracht.

De daarbij door dit Hoog College gemaakte opmerkingen werden opgevolgd, behalve een « formele » opmerking i.v.m. artikel 4 van het ontwerp. De Raad van State suggereert artikel 4 te integreren in artikel 5 waar de uitgaven van FED+ worden vermeld, maar omwille van redenen van leesbaarheid werd hierop niet ingegaan.

Bij het opstellen van het ontwerp dat aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, werd eveneens de oprichting van een Beheerscomité voorzien. De samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden ervan zullen vastgelegd worden bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, J. VAN DE LANOTTE

ADVIES 33.639/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 14 juni 2002 door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende het financiële beheer van FED+ als staatsdienst met afzonderlijk beheer », heeft op 8 juli 2002 het volgende advies gegeven : Aanhef 1. In het tweede lid van de aanhef dient de wet van 30 december 2001 met haar correcte opschrift te worden vermeld. Men schrijve derhalve « Gelet op de programmawet van 30 december 2001, inzonderheid op artikel 103; ». 2. Men schrijve in de Nederlandse tekst van het vierde lid van de aanhef : « Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 18 april 2002;». 3. Gelet op het bepaalde in artikel 140, eerste lid, van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, dient het ontworpen besluit mede te worden voorgedragen door de Minister van Financiën. Artikel 1 Artikel 1 van het ontwerp bevestigt wat reeds voortvloeit uit artikel 103 van de programmawet van 30 december 2001 en kan derhalve vervallen.

De redactie van artikel 2 dient dan te worden aangepast.

Artikel 4 Artikel 4 wordt beter geïntegreerd in artikel 5 waar de uitgaven van de FED+ worden vermeld.

Artikel 5 De onderverdelingen van artikel 5 dienen te worden aangegeven door de vermeldingen "1°", "2°", "3°", enzovoort, en niet door streepjes.

Artikel 8 1. Aangezien de begroting van de FED+ een onderdeel vormt van de algemene uitgavenbegroting, is de eerste volzin van artikel 8 overbodig en kan deze vervallen.2. Het is in strijd met het beginsel van de annaliteit van de begroting dat voortvloeit uit artikel 174 van de Grondwet en uit de artikelen 9, 11 en 24 en volgende van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit, dat dezelfde verrichtingen als die welke in de begroting van het vorige begrotingsjaar zijn toegestaan, mogen worden uitgevoerd vanaf 1 januari van het volgende begrotingsjaar wanneer de in de algemene uitgavenbegroting opgenomen begroting van de FED+ niet is goedgekeurd vóór dat tijdstip.In dat geval zou de toestemming om uitgaven te doen conform artikel 24 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit enkel kunnen voortvloeien uit een wet waarbij voorlopige kredieten worden geopend.

De tweede volzin van artikel 8 dient bijgevolg te vervallen.

Artikel 13 Opdat het bepaalde in artikel 140, tweede lid, 7°, van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit zou worden nageleefd, dient artikel 13 te worden aangevuld met voorschriften die zorgen voor een beperking in de tijd van de overdrachten waartoe machtiging is verleend.

Artikel 14 Men schrijve in artikel 14 "1°", "2°", "3°", enzovoort in plaats van "1.", "2.", "3.", enzovoort.

Artikel 17 Aangezien er geen reden is om af te wijken van de normale termijn van inwerkingtreding, dient artikel 17 te vervallen.

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert, J. Smets, staatsraden;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.

Het verslag werd uitgebracht door de heer B. Weekers, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer J. Drijkoningen, eerste referendaris.

De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme.

20 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit betreffende het financiële beheer van FED+ als staatsdienst met afzonderlijk beheer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de programmawet van 30 december 2001, inzonderheid op artikel 103;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 18 april 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 33.639/1van de Raad van State, gegeven op 8 juli 2002 met toepasssing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De middelen van FED+, staatsdienst met afzonderlijk beheer, hierna « de Dienst » genoemd, bestaan uit : 1° een op de algemene uitgavenbegroting uitgetrokken jaarlijks krediet;2° inkomsten van eigen activiteiten;3° sponsoring;4° de opbrengst van aan derden verstrekte diensten.

Art. 2.De bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit, en inzonderheid die welke betrekking hebben op de comptabiliteit van de Diensten van Algemeen bestuur, zijn van toepassing op de Dienst tenzij in dit besluit anders wordt bepaald.

Art. 3.De wedden van de personeelsleden en de uitgaven die betrekking hebben op de werkwijze en op het vermogen van de Dienst worden gedragen door de begroting van de Dienst. HOOFDSTUK II. - Het opmaken van de begroting

Art. 4.De begroting wordt onderverdeeld als volgt : Saldo op 1 januari : Ontvangsten : 1° ontvangsten afkomstig van de staatsbegroting;2° ontvangsten uit diensten verstrekt aan derden;3° gelden uit sponsoring;4° ontvangsten uit eigen activiteiten; Uitgaven : 1° werkingskosten;2° uitgaven voor prospectie en opdrachten aan derden;3° uitgaven voor eigen activiteiten. Saldo op 31 december : De verrichtingen worden opgesplitst volgens de economische classificatie.

De uitgaven mogen de beschikbare middelen en de goedgekeurde limitatieve kredieten niet overschrijden.

Art. 5.De kredieten van de uitgaven slaan op de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zullen zijn.

Art. 6.Het hoofd van de Dienst dient bij de Minister van wie FED+ afhangt het begrotingsontwerp van de Dienst in met het oog op het vaststellen van het krediet dat ten gunste van de Dienst in de Algemene Uitgavenbegroting ingeschreven moet worden.

Het begrotingsontwerp van de Dienst wordt vóór 1 mei voorafgaand aan het begrotingsjaar door de Minister van wie FED+ afhangt aan de Minister die bevoegd is voor de begroting toegezonden. HOOFDSTUK III. - Comptabiliteit, rekening en verantwoording

Art. 7.Op het einde van ieder semester wordt een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt. Ze worden aan het beheersorgaan voorgelegd.

Deze staten worden door de Minister van wie FED+ afhangt aan het Rekenhof voorgelegd via de Minister van Financiën.

De verantwoordingsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 8.Op het einde van ieder jaar worden een beheersrekening, een rekening van uitvoering van de begroting en een staat van activa en passiva opgesteld. Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop ze betrekking hebben, worden deze rekeningen door de Minister van wie FED+ afhangt aan de Minister van Financiën gezonden, die ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof overlegt.

Art. 9.Bij zijn ambtsneerlegging maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op. HOOFDSTUK IV. - Beheer

Art. 10.De begroting wordt beheerd door het hoofd van de Dienst of door een gemachtigd ordonnateur. Deze leven in de uitoefening van hun ambt de regels na omtrent de vastlegging van de uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat en voeren daartoe een boekhouding van de vastgelegde uitgaven.

Art. 11.In de loop van het begrotingsjaar mogen de bij het verstrijken van het vorige begrotingsjaar beschikbare geldmiddelen gebruikt worden.

Art. 12.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige is belast met : 1° de inning van de vastgestelde rechten;2° de uitvoering van de betalingen;3° het beheren en bewaren van de gelden en waarden;4° het opstellen en bewaren van de in artikelen 7 en 8 bedoelde bescheiden, met uitzondering van de rekening van uitvoering van de begroting;5° het bijhouden van de vermogenscomptabiliteit;6° het periodiek opmaken van de inventaris van het vermogen. HOOFDSTUK V. - Controle

Art. 13.§ 1. De Dienst is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Minister van wie FED+ afhangt. Deze controle wordt uitgeoefend door de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van wie FED+ afhangt. De Inspecteur van Financiën woont, met raadgevende stem, de vergaderingen van het beheersorgaan bij. Hij beschikt voor het vervullen van zijn opdracht over de ruimste bevoegdheid.

De Inspecteur van Financiën kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend.

Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen werd, voor zover de Inspecteur van Financiën daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.

Heeft de Minister van wie FED+ afhangt, bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als de in het voorgaande lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het beheersorgaan betekend door de Minister van wie FED+ afhangt. § 2. Het Rekenhof kan de comptabiliteit ter plaatse controleren. Het Hof mag zich te allen tijde alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.

Art. 14.De uitgaven worden vereffend en betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 15.Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, J. VAN DE LANOTTE

^