Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 2002
gepubliceerd op 26 september 2002

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen inzake het maximumaantal en tot vaststelling van de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie « mobile urgentiegroep »

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022767
pub.
26/09/2002
prom.
20/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/20/2002022767/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen inzake het maximumaantal en tot vaststelling van de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie « mobile urgentiegroep »


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 23, gewijzigd bij de wet van 30 december 1988 en 76quater , ingevoegd bij de wet van 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie « mobiele urgentiegroep »;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, afdeling Programmatie en Erkenning, gegeven op 6 juni 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 31 mei 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 6 juni 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 7 juni 2002 over de adviesaanvraag binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 33.671/1/V van 5 september 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het aantal functies « mobiele urgentiegroep » dat in elk Gewest, mag worder erkend, bedraagt één per begonnen schijf van 140 000 inwoners die ten minste voor de helft is ingevuld.

Ten aanzien van het aantal functies bedoeld in het eerste lid, mag in elk Gewest een bijkomende functie worden erkend, per provincie waarin de bevolkingsdichtheid minder bedraagt dan de gemiddelde bevolkingsdichtheid van het Rijk.

Ten aanzien van het aantal functies bedoeld in het eerste lid, mogen, onverminderd de toepassing van het tweede lid, in elk Gewest twee bijkomende functies worden erkend, per provincie waarin de bevolkingsdichtheid minder dan 200 inwoners per vierkante kilometer bedraagt.

Ten aanzien van het aantal functies bedoeld in het eerste lid, wordt in elk Gewest één functie in mindering gebracht, per provincie waarin de bevolkingsdichtheid meer bedraagt dan 2 000 inwoners per vierkante kilometer. § 2. Voor de toepassing van § 1, wordt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelijkgesteld met een provincie.

Art. 2.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 1, wordt in elk administratief arrondissement ten minste één functie erkend.

Indien er in een arrondissement meerdere ziekenhuizen of associaties van ziekenhuizen, zich kandidaat stellen voor de erkenning van een functie, geschiedt de erkenning in de gemeente met het grootste aantal inwoners. § 2. Onverminderd de toepassing van artikel 1, wordt per gemeente maximaal één functie per begonnen schijf van 140 000 inwoners erkend. § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 1 en §§ 1 en 2, van dit artikel, dient bij de erkenning van de bedoelde functies het spreidingscriterium, bedoeld in artikel 6bis , § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 2 april 1965, houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra voor het eenvormig oproepstelsel, te worden toegepast.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot vaststelling van de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie « mobiele urgentiegroep », wordt opgeheven.

Art. 4.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 20 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^