Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 2013
gepubliceerd op 31 december 2013

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2013003452
pub.
31/12/2013
prom.
21/12/2013
ELI
eli/besluit/2013/12/21/2013003452/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op grond van artikelen 98 en 99 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde hebben de lidstaten de mogelijkheid om een of twee verlaagde btw-tarieven toe te passen, die niet lager mogen zijn dan 5 pct. voor de goederen en diensten die opgenomen zijn in de bijlage III van de Richtlijn 2006/112/EG. Deze richtlijn werd laatst gewijzigd door de Richtlijn 2009/47/EG van 5 mei 2009 wat de verlaagde btw-tarieven betreft.

Categorie 10 van deze bijlage III laat aan de lidstaten toe een verlaagd tarief toe te passen voor de "levering, bouw, renovatie en verbouwing van in het kader van het sociaal beleid verstrekte huisvesting".

Rubriek XXXII, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, tot vaststelling van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, voorziet onder bepaalde voorwaarden de toepassing van het verlaagd btw-tarief voor de werken in onroerende staat en de ermee gelijkgestelde handelingen, aan een privé-woning die bestemd is om te worden verhuurd aan een persoon met een handicap die een tegemoetkoming geniet van de door de bevoegde overheid erkende agentschappen en fondsen voor personen met een handicap.

Rubriek XXXIII van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20, voorziet onder bepaalde voorwaarden, de toepassing van het verlaagd btw-tarief voor de werken in onroerende staat en de ermee gelijkgestelde handelingen, voor instellingen voor personen met een handicap die op duurzame wijze in dag- en nachtverblijf personen met een handicap huisvesten en die om die reden een tegemoetkoming genieten van de door de bevoegde overheid erkende agentschappen en fondsen voor personen met een handicap.

Ingevolge de hoge kostprijs voor de Vlaamse Gemeenschap voor het oprichten van aangepaste woningen voor personen met een handicap, en om het tekort aan dergelijke woningen op te vangen, worden door de Vlaamse Gemeenschap of door de door haar opgerichte agentschappen en fondsen, privé-initiatieven erkend die dergelijke handelingen verrichten om ze aan deze laatste te verhuren.

Deze privé-initiatieven zijn met name de verenigingen zonder winstoogmerk en de vennootschappen met sociaal oogmerk. Rechtspersonen die winst nastreven worden hiervan uitgesloten.

De personen met een handicap die hiervoor in aanmerking komen zijn personen die een duidelijk vast te stellen behoefte aan zorg en ondersteuning nodig hebben en die een tegemoetkoming genieten van een fonds of een agentschap voor personen met een handicap.

De uitbreiding van voornoemde rubriek XXXII laat toe dat ook in de andere gemeenschappen of gewesten gelijkaardige initiatieven kunnen worden ontwikkeld.

Aangezien men noch een idee heeft wanneer de projecten precies van start zullen gaan, noch over de omvang ervan, kan de budgettaire weerslag niet worden berekend.

Artikel 1 breidt de werken in onroerende staat en de ermee gelijkgestelde handelingen uit naar privé-woningen opgericht door dergelijke verenigingen zonder winstoogmerk en vennootschappen met sociaal oogmerk.

De benamingen van de beoogde fondsen voor personen met een handicap zoals opgenomen in de rubrieken XXXII, § 1, 3°, privé-woningen voor gehandicapten en XXXIII, § 1, 2°, instellingen voor gehandicapten, van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 zijn niet meer in overeenstemming met de thans geldende benaming.

Rekening houdende met het feit dat deze benamingen mogelijk in de toekomst nog kunnen wijzigen, worden deze instellingen niet meer expliciet opgenomen in de desbetreffende rubrieken. De specifieke benamingen worden voortaan vervangen door een algemene verwijzing naar deze agentschappen of fondsen.

De artikelen 1 en 2 brengen de wijzigingen met betrekking tot de beoogde fondsen aan.

Krachtens rubriek XXXVI van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 zijn onder meer de leveringen van privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en door de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting onderworpen aan het verlaagde btw-tarief van 6 pct. Deze woningen zijn bestemd om door voornoemde maatschappijen te worden verkocht of verhuurd.

Het verlaagd tarief van 6 pct. kan derhalve worden toegepast op de levering, de bouw, de renovatie en de verbouwing van privé-woningen gefactureerd aan de hiervoor bedoelde maatschappijen om hen in staat te stellen een meer doelmatig sociaal woningbeleid te voeren.

Bepaalde woningfondsen met name het Vlaams Woningfonds, het "Fonds du Logement des Familles Nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dienen in het kader van het sociaal beleid door de Gewesten opgelegde opdrachten te vervullen. Zij worden in dit kader ook expliciet opgenomen in de gewestelijke wooncodes : de Vlaamse Wooncode, "le Code wallon du Logement" en de Brusselse Huisvestingscode.

Zij kunnen evenwel niet worden aangemerkt als gewestelijke huisvestingsmaatschappijen in de zin van voornoemde rubriek XXXVI van tabel A, noch als gemengde holdingmaatschappijen zoals beoogd in rubriek X van tabel B van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20. Zij kunnen derhalve in de huidige stand van de wetgeving niet het verlaagd btw-tarief van 6 pct. genieten.

De budgettaire weerslag van dergelijke maatregel is zeer miniem. Voor het "Vlaams Woningfonds" zou het de laatste jaren slechts 400.000 euro bedragen. Voor het "Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie" loopt momenteel een project dat in zijn totaliteit (over enkele jaren) een budgettaire weerslag zal hebben van 121.000 euro.

Artikel 3 brengt voornoemde wijzigingen aan in rubriek XXXVI. Artikel 4 legt de inwerkingtreding van deze bepalingen vast op 1 januari 2014.

Er werd grotendeels rekening gehouden met het advies van de Raad van State nr. 54.649/3.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 54.649/3 van 9 december 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven' Op 2 december 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 5 december 2013. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 9 december 2013. 1. Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid "- dat de diverse actoren die actief zijn binnen hetzelfde segment van de sociale woningbouw op gelijke voet moeten worden behandeld wat het toepasselijk btw-tarief betreft; - dat deze maatregelen in werking moeten treden op 1 januari 2014; - dat dit besluit dus onverwijld moet worden genomen".

De loutere affirmatie dat een nieuwe regeling in werking moet treden op een tijdstip in de zeer nabije toekomst is op zich onvoldoende om de spoedeisendheid te verantwoorden. Er dient immers te worden aangegeven waarom die regeling op dat welbepaald tijdstip in werking zou moeten treden.

De gemachtigde heeft in dit geval bij de motivering opgenomen in de adviesaanvraag nog volgende verduidelijking verstrekt, waaruit blijkt dat de adviesaanvraag inderdaad spoedeisend is : "- Het `besluit van de Vlaamse regering tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfracstructuren ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen' treedt in werking op 1 januari 2014. Het is bijgevolg wenselijk dat het btw-tarief van 6 pct. voor de werken in onroerende staat mbt deze wooninfracstructuren vanaf die datum van toepassing is; - het `Vlaams Woningfonds', `het Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie' en het `Fonds du logement de la Region de Bruxelles-Capitale', dienen in het kader van het sociaal beleid door de Gewesten opgelegde opdrachten te vervullen respectievelijk ingevolge de Vlaamse wooncode, de le code Wallon de Logement en de Brusselse huisvestingscode. Zij kunnen niet worden aangemerkt als gewestelijke huisvestingsmaatschappijen in de zin van voornoemde rubriek XXXVI. Zij kunnen derhalve in de huidige stand van de wetgeving niet het verlaagd btw-tarief van 6 pct. genieten. In het verleden werden door bepaalde diensten evenwel afwijkende beslissingen genomen in die zin dat `Le Fonds du logement des familles nombreuses de Wallonie' aangemerkt werd als `gemengde holdingmaatschappijen waarin de overheid de meerderheid heeft' zodat zij het verlaagd btw-tarief van 12 pct. konden genieten (Kb nr. 20, tabel B, rubriek X). Voor het `Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest' werd in het verleden dan weer beslist dat het voldeed aan de voorwaarden om het verlaagd btw-tarief van 6 pct. te kunnen genieten (KB nr. 20, tabel A, rubriek XXXVI). Ingevolge deze beslissingen is het gelijkheidsprincipe geschonden aangezien de VZW Vlaams woningfonds nog steeds 21 pct. dient te betalen voor de aan haar geleverde en gefactureerde privé-woningen, ondanks het feit dat de diverse woningfondsen gelijkaardige handelingen ontvangen en/of leveren. Deze toestand dient derhalve zo snel mogelijk te worden rechtgezet; - de benamingen van de fondsen en de agentschappen die vermeld staan in rubrieken XXXII en XXXIII van tabel A stemmen niet meer overeen met de huidige benamingen zodat deze zo spoedig mogelijk moeten worden aangepast." Uit artikel 84, § 1, tweede lid, van de wetten op de Raad van State volgt dat de motivering van het spoedeisende karakter in de aanvraag moet worden vermeld. Gelet op de noodzaak zo spoedig mogelijk komaf te maken met de ongelijke behandeling, zal de afdeling Wetgeving uitzonderlijk toch advies geven, ondanks de zeer beknopte motivering van de spoedeisendheid. Voor de toekomst zal de adviesvrager erover moeten waken de adviesaanvraag zelf meer zorgvuldig en concreter te motiveren.

De aanvullende toelichting verstrekt door de gemachtigde zal alleszins moeten worden overgenomen in de aanhef van het te nemen besluit, teneinde de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde in staat te stellen om in voorkomend geval de wettigheid van de motivering te toetsen met hetzelfde inzicht in de werkelijke draagwijdte van de motivering zoals die aan de afdeling Wetgeving werd geboden door die aanvullende toelichting. 2. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om, door wijziging van het koninklijk besluit nr.20 van 20 juli 1970 `tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven', een uniform verlaagd tarief te bepalen voor bepaalde door gemeenschappen of gewesten ontwikkelde of ondersteunde initiatieven. 4. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door artikel 37, § 1, eerste lid, van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (hierna : Btw-wetboek). Er dient aan te worden herinnerd dat krachtens artikel 37, § 2, van het Btw-wetboek de Koning onverwijld een ontwerp van wet tot bekrachtiging van het te nemen besluit bij de Wetgevende Kamers dient in te dienen.

Vormvereisten 5. Wat het begrotingsakkoord betreft, dient het volgende te worden opgemerkt. In het vierde lid van de aanhef wordt melding gemaakt van de "akkoordbevinding van de Minister van Begroting", terwijl die minister bij brief van 26 november 2013 aan de Minister van Financiën heeft laten weten het begrotingsakkoord niet te verlenen.

Uit - inzonderheid artikel 8 van - het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' blijkt dat het in laatste instantie aan de Ministerraad toekomt zich uit te spreken over de budgettaire implicaties van een ter goedkeuring voorgelegde regeling. Indien de minister bevoegd voor de begroting zijn begrotingsakkoord niet verleent, verhindert dit de Ministerraad niet die regeling alsnog aan te nemen.

Uit de notificatie van de Ministerraad van 28 november 2013 kan echter niet worden afgeleid dat de Ministerraad zich in de plaats van de minister bevoegd voor de begroting heeft uitgesproken over de budgettaire akkoordbevinding. Voor zover dit toch is gebeurd, zal van de akkoordbevinding verleend door de Ministerraad in de aanhef melding dienen te worden gemaakt.

In dit geval heeft de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, dit akkoord geweigerd. Vandaar dat in de aanhef geen melding kan worden gemaakt van de "akkoordbevinding" van de minister. Het betrokken lid van de aanhef dient dan ook te worden vervangen door volgende vermeldingen : "Gelet op de weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 26 november 2013;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van ... om voorbij te gaan aan de weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting;"(1).

Onderzoek van de tekst Artikel 1 6. Uit de toelichting in het verslag aan de Koning bij artikel 1 van het ontwerp valt op te maken dat het de bedoeling is om privé-initiatieven die geen winst nastreven, toe te voegen aan de lijst van personen die het verlaagde btw-tarief van 6 % genieten. Gevraagd waarom de ontworpen toevoeging in rubriek XXXII ("Privéwoningen voor gehandicapten"), § 1, 1°, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 (zie onderdeel c) van de toevoeging) beperkt is tot verenigingen zonder winstoogmerk en vennootschappen met een sociaal oogmerk, met uitsluiting van andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven zoals bijvoorbeeld stichtingen, antwoordde de gemachtigde : "Het besluit van de Vlaamse Regering [tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuren ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen] voorziet momenteel uitsluitend in de erkenning van VZW's en Vennootschappen met sociaal oogmerk. Indien deze regeling in de toekomst zou worden uitgebreid naar andere rechtspersonen zullen de nodige tekstuele aanpassingen worden gedaan." Artikel 3 7. De ontworpen toevoeging in rubriek XXXVI ("Huisvesting in het kader van het sociale beleid"), § 1, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr.20 van 20 juli 1970 heeft betrekking op de gewestelijke woningfondsen, namelijk het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, "le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Gevraagd waarom alleen die woningfondsen kunnen genieten van het verlaagde btw-tarief van 6 %, en niet andere instanties met een analoge bij decreet of ordonnantie bepaalde opdracht inzake huisvesting in het kader van het sociaal beleid, antwoordde de gemachtigde : "Zowel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als in Vlaanderen en Wallonië, zijn er naast de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en de voornoemde Woningfondsen, nog andere instanties die aan de verplichtingen van de respectievelijke wooncodes (...) moeten voldoen.

Om budgettaire redenen werden die andere instanties niet opgenomen in rubriek XXXVI van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 inzake de btw-tarieven. Zij blijven dus onderworpen aan het normale btw-tarief van 21 pct." Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof is een verschil in behandeling slechts verenigbaar met het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het gelijkheidsbeginsel is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel. (2) Voor de verschillende behandeling die uit de ontworpen regeling voortvloeit, dient dan ook een verantwoording in voornoemde zin voorhanden te zijn. De adviesaanvrager doet er dan ook goed aan het gemaakte onderscheid in het verslag aan de Koning te verantwoorden in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Hierbij dient ermee rekening te worden gehouden dat alhoewel budgettaire beperkingen onvermijdelijk dwingen tot het maken van bepaalde keuzes, het gegeven van die beperkingen op zich geen verantwoording kan bieden voor de keuze die concreet wordt gemaakt. Een meer pertinente verantwoording is derhalve noodzakelijk.

De griffier Greet Verberckmoes De voorzitter Jo Baert _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be), F 3-4-7. (2) Zie bv.GwH 28 februari 2013, nr. 24/2013, B.3.2.

21 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 2013;

Gelet op de weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 26 november 2013;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 28 november 2013 om voorbij te gaan aan de weigering van akkoordbevinding van de Minister van Begroting;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit : - dat het "besluit van de Vlaamse regering tot concretisering van de voorwaarden om vennootschappen met sociaal oogmerk en verenigingen zonder winstoogmerk die wooninfrastructuren ter beschikking stellen aan personen met een handicap te erkennen" in werking treedt op 1 januari 2014, en het bijgevolg wenselijk is dat het btw-tarief van 6 pct. voor de werken in onroerende staat met betrekking tot deze wooninfrastructuren vanaf die datum van toepassing is; - dat het "Vlaams Woningfonds", het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het "Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest", in het kader van het sociaal beleid door de Gewesten opgelegde opdrachten dienen te vervullen respectievelijk ingevolge de "Vlaamse wooncode", de "code Wallon de Logement" en de "Brusselse huisvestingscode", maar dat zij niet kunnen worden aangemerkt als gewestelijke huisvestingsmaatschappijen in de zin van rubriek XXXVI van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 inzake de btw-tarieven en zij derhalve in de huidige stand van de wetgeving niet het verlaagd btw-tarief van 6 pct. kunnen genieten; - dat de diverse actoren die actief zijn binnen hetzelfde segment van de sociale woningbouw op gelijke voet moeten worden behandeld wat het toepasselijk btw-tarief betreft; - dat de benamingen van de fondsen en de agentschappen die vermeld staan in de rubrieken XXXII en XXXIII van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 niet meer overeenstemmen met de huidige benamingen; - dat deze maatregelen in werking moeten treden op 1 januari 2014; - dat dit besluit dus onverwijld moet worden genomen;

Gelet op advies nr. 54.649/3 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2013 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In rubriek XXXII, § 1, van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 2010 en 30 april 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt : "1° de handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan hetzij : a) een gewestelijke huisvestingsmaatschappij of een door haar erkende maatschappij voor sociale huisvesting;b) een provincie, een intercommunale, een gemeente, een intercommunaal openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; c) een vereniging zonder winstoogmerk of een vennootschap met sociaal oogmerk die in het kader van het huisvestingsbeleid van personen met een handicap worden erkend door de bevoegde overheid of door een door haar opgericht agentschap of fonds voor personen met een handicap;"; b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° de handelingen moeten worden verricht aan een woning die bestemd is om te worden verhuurd, door een onder 1° bedoelde instelling, maatschappij, vereniging zonder winstoogmerk of vennootschap met sociaal oogmerk aan een persoon met een handicap die een tegemoetkoming geniet van een fonds of een agentschap voor personen met een handicap dat door de bevoegde overheid is erkend;".

Art. 2.In rubriek XXXIII, § 1, van tabel A van de bijlage bij het hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 juni 2010 en 30 april 2013, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° de handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd aan een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die een instelling beheert die op duurzame wijze, in dag- en nachtverblijf, personen met een handicap huisvest en die om deze reden een tegemoetkoming geniet van een fonds of een agentschap voor personen met een handicap dat door de bevoegde overheid is erkend;".

Art. 3.In rubriek XXXVI, van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, wordt paragraaf 1, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021362 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021364 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 februari 2009 en 2 juni 2010, vervangen als volgt : " § 1. Het verlaagd tarief van zes percent is van toepassing op : 1° de leveringen van nagenoemde goederen bedoeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld, wanneer die goederen bestemd zijn voor de huisvesting in het kader van het sociaal beleid : a) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen en aan de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting, aan het Vlaams Woningfonds, "le Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die door deze maatschappijen of fondsen worden bestemd om te worden verhuurd;b) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd aan de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen, aan de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting, aan het Vlaams Woningfonds, "le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die door deze maatschappijen of fondsen worden bestemd om te worden verkocht;c) privé-woningen die worden geleverd en gefactureerd door de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen, door de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en door het Vlaams Woningfonds, "le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° werk in onroerende staat in de zin van artikel 19, § 2, tweede lid, van het Wetboek, met uitsluiting van het reinigen, en de andere handelingen opgesomd in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van tabel A met betrekking tot de onder 1° genoemde privé-woningen mits die worden verstrekt en gefactureerd aan de gewestelijke huisvestingmaatschappijen, aan de door hen erkende maatschappijen voor sociale huisvesting en aan het Vlaams Woningfonds, "le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 3° de in artikel 44, § 3, 2°, b), van het Wetboek, bedoelde onroerende financieringshuur of onroerende leasing die betrekking heeft op de onder 1° bedoelde privé-woningen wanneer de leasingnemer een gewestelijke huisvestingsmaatschappij, een door die maatschappij erkende maatschappij voor sociale huisvesting of het Vlaams Woningfonds, "le Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is.".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.

Art. 5.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie;

Programmawet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021362 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) type programmawet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021364 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet (1) sluiten, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, 3de editie;

Koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970;

Koninklijk besluit van 30 september 1992, Belgisch Staatsblad van 16 oktober 1992;

Koninklijk besluit van 10 februari 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/02/2009 pub. 13/02/2009 numac 2009003066 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven type koninklijk besluit prom. 10/02/2009 pub. 13/02/2009 numac 2009003065 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 4 van 29 december 1969 met betrekking tot de teruggaven inzake belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 13 februari 2009, 2de editie;

Koninklijk besluit van 2 juni 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/06/2010 pub. 22/06/2010 numac 2010003369 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Koninklijk besluit houdende gedeeltelijke verdeling, betreffende schadevergoedingen en gerechtskosten van het tweede kwartaal van 2010, van het provisioneel krediet ingeschreven in het programma 03-41-1 van de wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010 en bestemd tot het dekken van allerhande uitgaven voortvloeiend uit de loopbaanhervorming, de financiering van het Belgisch aandeel in de nieuwe NAVO-zetel, de uitvoering van het plan inzake startbanen bij de FOD's en het BIRB, de wijziging van het indexcijfer van de consumptieprijzen, en andere diverse sluiten, Belgisch Staatsblad van 7 juni 2010, 1ste editie;

Koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 07/05/2013 numac 2013003117 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake belasting van niet-inwoners voor het aanslagjaar 2013 (1) type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 07/05/2013 numac 2013003114 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar 2013 type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 07/05/2013 numac 2013003116 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake rechtspersonenbelasting voor het aanslagjaar 2013 sluiten, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2013;

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^