Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 februari 2001
gepubliceerd op 22 maart 2001

Koninklijk besluit waarbij het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen »

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000238
pub.
22/03/2001
prom.
21/02/2001
ELI
eli/besluit/2001/02/21/2001000238/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen »


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit, waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister te verlenen voor de uitvoering van een onderzoeksactiviteit met als titel « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen. » De rechtsgrond van het besluit wordt gevormd door artikel 5, tweede lid, b) van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Het onderzoek kadert binnen het Nationaal Fonds voor het Wetenschappelijk onderzoek en zal gebeuren door het wetenschappelijk instituut volksgezondheid, afdeling Epidemiologie.

De doelstelling van dit onderzoek is het bepalen of de intellectuele capaciteit op jeugdige leeftijd (ongeveer 12-13 jaar) een determinant is van het cognitief functioneren en van de ontwikkeling van dementie en Alzheimer dementia op oudere leeftijd. De retrospectieve follow-up studie van de « meest begaafden » in Vlaanderen beoogt of er een differentieel effect is volgens de dimensie van de intellectuele capaciteit : taalkundig, rekenkundig en algemene kennis op jongere leeftijd, op het behoud van de cognitieve functie en de incidentie van dementie op oudere leeftijd.

In het onderzoek worden personen die deelgenomen hebben aan het examen van het « Fonds der Meest Begaafden » opgespoord. Hun toestemming wordt gevraagd voor deelname aan het onderzoek. Dit examen had tot doel het geven van studiebeurzen voor het secundair onderwijs binnen de provincie Antwerpen tussen de jaren 1922 en 1940, aan jongeren geboren tussen 1910 en 1928. Het onderzoek beoogt minstens 500 personen in leven te vinden waarvoor minstens 1600 individuele dossiers moeten geraadpleegd worden.

Het WIV beschikt over een databestand van de personen die deelgenomen hebben aan het examen tot het bekomen van een studiebeurs voor het secundair onderwijs. De lijst bevat de namen van de betrokken personen en hun geboortedatum, doch niet het huidig adres.

Voor het uitvoeren van deze studie is het noodzakelijk deze personen te kontacteren om hun uitdrukkelijke toestemming te vragen : - om hun examen in te kijken en hun examenresultaten te gebruiken voor de studie; - voor deelname aan een enquête en klinisch onderzoek ter bepaling van hun huidige gezondheidstoestand; - om na te gaan of er een differentieel effect is volgens de dimensie van de intellectuele capaciteit op het behoud van de cognitieve functie c.q. de incidentie van dementie op basis van hun examenresultaten.

Daarom vraagt het WIV toegang tot de volgende gegevens van het Rijksregister : 1° (naam en voornamen) en 5° (hoofdverblijfplaats) : dit is nodig om de betrokken persoon te kunnen identificeren en op zijn huidig adres te kunnen aanschrijven;2° (de geboorteplaats en datum) : uiteraard van belang gezien het thema van het onderzoek;3° (het geslacht) 7° (het beroep) en 8° (burgerlijke staat) : van belang om bij het onderzoek te kunnen nagaan of er significante verschillen zijn naargelang geslacht, beroep en burgerlijke staat.6° (de plaats en datum van overlijden) en 9° (de samenstelling van het gezin) : van belang omdat, gezien hun leeftijd, een aanzienlijk deel van de te ondervragen personen overleden zal zijn.In dat geval kunnen met hun toestemming de gezinsleden ondervraagd worden.

Er werd nochtans niet ingegaan op de vraag om, indien de persoon overleden is en er geen inwonende familieleden meer zijn, het adres van een ander familielid mede te delen. De afstamming is immers geen wettelijk gegeven van het Rijksregister.

De afstamming is wel een gegeven van het bevolkingsregister (1).

Overeenkomstig artikel 6, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn, preciseert artikel 4 van het ontworpen besluit, wat de bewaring van de informatiegegevens van het Rijksregister betreft, dat die slechts voor een beperkte tijd bewaard mogen worden; wat de overleden personen betreft, uitsluitend gedurende de periode die nodig blijkt om de informatie in verband met de plaats en datum van het overlijden in verband te brengen met de gegevens van wetenschappelijke aard van het onderzoek, en wat de andere personen betreft, gedurende de periode die nodig blijkt om contact met hen op te nemen om hen een vragenlijst op te sturen.

In de voormelde bepaling wordt bovendien vastgelegd dat de informatiegegevens die verkregen zijn uit het Rijksregister, ten laatste op 31 december 2001 uitgewist of vernietigd moeten worden.

De Regering heeft zich ervan vergewist dat de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen zijn om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie de informatiegegevens die verkregen zijn uit het Rijksregister betrekking hebben, te waarborgen : 1° de aanvraag tot mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister blijkt te voldoen aan de voorwaarden die bepaald zijn door het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995, namelijk : - de Minister van Wetenschapsbeleid heeft het wetenschappelijk belang van het onderzoek erkend op 21 januari 2000; - het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur beschikt over de rechtspersoonlijkheid in toepassing van het « koninklijk besluit van 14 oktober 1987 waarbij de rechtspersoonlijkheid aan het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie voor het beheer van zijn eigen vermogen wordt verleend » (dit was de vroegere naam van het Instituut Louis Pasteur) (Belgisch Staatsblad 24 november 1987); - het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid « Louis Pasteur » beschikt over het nodige personeel en materieel; - er zal geen gebruik gemaakt worden van onderaanneming; - de voormelde onderzoekseenheden hebben zich ertoe verbonden zich te onderwerpen aan de controle die georganiseerd zal worden door zowel het Ministerie van Binnenlandse Zaken als de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; - er zal alleen informatie van anonieme aard verspreid worden; - het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het onderzoeksproject is onderworpen aan de naleving van de regels inzake medische deontologie (in het bijzonder het medisch geheim); - er worden twee afzonderlijke bestanden bijgehouden : een bestand met de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983, en een ander bestand met de gegevens van wetenschappelijke aard.

Hiertoe worden aan alle personen die gecontacteerd worden een intern identificatienummer (dat niet het identificatienummer is van het Rijksregister) toegekend. Dit intern identificatienummer laat toe de gegevens van het Rijksregister in verband te brengen met het medisch bestand. Enkel de wetenschappelijke medewerkers en een informaticus zullen beide bestanden met elkaar in verband kunnen brengen. Voor personen waarvan blijkt dat ze niet wensen mee te werken aan het onderzoek, zal het identificatienummer onmiddellijk verwijderd worden.

Voor de medewerkende personen zal het slechts bewaard worden gedurende de tijd die nodig is voor het veldwerk.

Na de afname van de vragenlijsten worden de identificerende gegevens verwijderd en vernietigd. 2° De aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit verwijst uitdrukkelijk naar de wettelijke en reglementaire bepalingen die hieronder opgesomd worden : - de artikelen 4, 5 en 7 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; - de Aanbeveling nr. R (83) 10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens bestemd voor wetenschappelijk onderzoek en statistiek, inzonderheid op de punten 3.1 en 3.2 van de bijlage ervan.

Deze opsomming vereist de volgende toelichting : - artikel 4 van de voormelde wet van 8 december 1992 en punt 3.1 van de voormelde Aanbeveling van de Raad van Europa leggen de verplichting op om de ondervraagde personen te informeren over de promotors van het onderzoek, de aard van dat onderzoek, de doelstellingen ervan en de wijze waarop de verkregen informatie-gegevens verwerkt zullen worden; - artikel 5 van de voormelde wet van 8 december 1992 bepaalt dat persoonsgegevens slechts mogen worden verwerkt voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden. Deze gegevens dienen, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn; - artikel 7 van de voormelde wet van 8 december 1992 bepaalt dat de medische persoonsgegevens uitsluitend onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de geneeskunst mogen worden verwerkt.

Dit zal inderdaad het geval zijn : de gegevensverwerking zal gebeuren door het hoofd van de afdeling epidemiologie van het Instituut.

Elk van deze bepalingen strekt ertoe de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen op wie de verzamelde informatiegegevens betrekking hebben, te waarborgen.

De personen die gemachtigd zijn toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister, ondertekenen een verklaring volgens welke zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van die informatiegegevens na te leven.

Krachtens artikel 5, tweede lid, b) van de voormelde wet van 8 augustus 1983 werd de aanvraag van het Instituut Pasteur onderworpen aan het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De Commissie bracht op 23 augustus 2000 een gunstig advies uit.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zie artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister (9°). ADVIES NR. 26 / 2000 VAN 23 AUGUSTUS 2000 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Louis Pasteur mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen » De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 3 juli 2000, Gelet op het verslag van dhr. E. Van Hove Brengt op 23 augustus 2000 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG : Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur (WIV) wenst de huidige adressen te kennen van deelnemers aan het examen van het Fonds der Meest Begaafden die werden ingericht in de jaren 1922 tot 1940 in de provincie Antwerpen met het oog op het toekennen van studiebeurzen voor het secundair onderwijs. Het Instituut beschikt over de namen en geboortedata van de kandidaten en de resultaten behaald op dat examen. Door toegang tot het Rijksregister zou het mogelijk zijn de actuele adressen van de nog levende kandidaten op te sporen zodat hun medewerking gevraagd kan worden aan een onderzoek dat tot doel heeft na te gaan of er een verband is tussen intellectuele begaafdheid en het optreden van dementie en de ziekte van Altzheimer op latere leeftijd.

II. BESPREKING : Het Koninklijk Besluit van 3 april 1995 regelt de toegang tot het Rijksregister voor onderzoeksdoeleinden. Dit koninklijk besluit voorziet volgende voorwaarden : Wat de aanvragende instelling betreft (art. 1) : 1. Rechtspersoonlijkheid bezitten;2. passend uitgerust zijn in personeel en infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek;3. het betrokken personeel schriftelijk verbinden het vertrouwelijk karakter van de gegevens uit het Rijksregister te eerbiedigen;4. zeer restrictief van onderaanneming gebruik maken;5. zich onderwerpen aan controle;6. de nominatieve gegevens uit het Rijksregister afzonderlijk opslaan en met naam de personen aanwijzen die toegang tot deze gegevens hebben;7. in de rapportering aan derden enkel anonieme gegevens verstrekken. Wat het onderzoek betreft (art. 2) : 8. Erkend worden door de Minister van Wetenschapsbeleid als van wetenschappelijk belang. De aanvraag moet gericht worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en vergezeld zijn van alle stukken waaruit blijkt dat aan de voorgaande voorwaarden is voldaan. Daarenboven moet de aanvraag vergezeld zijn van de statuten van de instelling.

Uit het dossier blijkt dat aan al deze voorwaarden werd voldaan.

De toegang wordt gevraagd tot de gegevens: 1° (naam en voornaam), 2° (geboorteplaats en datum), 5° (hoofdverblijfplaats) om evidente identificatie redenen, en tot de gegevens 3° (geslacht), 7° (beroep) en 8° (burgerlijke staat) als basis sociale gegevens. De gegevens 6° (plaats en datum van overlijden) en 9° (samenstelling van gezin) zijn belangrijk voor het correcte verloop van het onderzoek.

Tevens blijkt uit het dossier dat de onderzoekers daadwerkelijk bezorgd zijn om de privacy van de proefpersonen te eerbiedigen en zich schikken naar alle bepalingen van de Wet terzake. Meer in het bijzonder wordt de voorafgaande toelating gevraagd van de betrokkenen en worden de onderzoekers gebonden door strikte deontologische regels.

BESLUIT Het onderzoeksprotocol werd met zorg ontworpen om te voldoen aan de vereisten van beveiliging die deze gegevens stellen. Alle voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 3 april 1995 zijn voldaan.

OM DEZE REDENEN, brengt de Commissie een gunstig advies uit.

De secretaris, (get.) B. HAVELANGE De voorzitter, (get.) P. THOMAS

21 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend in het kader van het onderzoek « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen » ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, b), gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de instellingen bedoeld in artikel 5, tweede lid, b), van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen moeten voldoen om mededeling te verkrijgen van informatiegegevens die in dit register opgenomen zijn;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op de artikelen 4, 5 en 7;

Gelet op de Aanbeveling nr. R(83) 10 van 23 september 1983 van de Raad van Europa betreffende de bescherming van persoonsgegevens gebruikt voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek;

Gelet op de beslissing van 21 januari 2000 waarbij Onze Minister van Wetenschapsbeleid het wetenschappelijk belang erkent van de door het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur geplande onderzoeksactiviteiten, waarvoor mededeling van informatiegegevens uit het Rijksregister gevraagd wordt;

Overwegende dat uit het omstandig dossier dat aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken bezorgd werd door het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur blijkt dat de geplande onderzoeksactiviteiten op alle gebied voldoen aan de voorwaarden vastgesteld door de artikelen 1, 3 en 5 van het voormelde koninklijk besluit van 3 april 1995;

Gelet op het advies nr. 26/2000 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 23 augustus 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 november 2000;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur wordt machtiging verleend om mededeling te ontvangen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3° en 5° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen in het kader van haar onderzoek « een retrospectieve follow-up studie van de meest begaafden in Vlaanderen ».

Het gebruik van de informatiegegevens verkregen door mededeling uit het Rijksregister is enkel toegestaan voor de hierna vermelde doeleinden : voor zover het noodzakelijk is voor dit onderzoek wordt het bovenvermelde Instituut gemachtigd een streekproef te trekken uit het Rijksregister bestaande uit 1600 personen, die in de jaren 1922 tot 1940 hebben deelgenomen aan het examen van het Provinciaal Fonds voor de Meest Begaafden van de Provincie Antwerpen.

Art. 2.De personen die deel uitmaken van de steekproef, bedoeld in artikel 1, zullen vóór de aanvang van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht worden van de precieze aard daarvan, van de juiste benaming van de instelling waarvoor de onderzoeksactiviteit wordt verricht, van de doelstellingen die het nastreeft en van de modaliteiten volgens welke de ingewonnen informatiegegevens zullen worden verwerkt.

Zij zullen ervan worden in kennis gesteld dat zij niet verplicht zijn mede te werken aan het onderzoek, en dat zij hun medewerking op ieder moment kunnen stopzetten, zonder hiervoor een wettiging te moeten geven.

Zij zullen bovendien ingelicht worden over de termijn van bewaring van de gegevens, waarin wordt voorzien in artikel 4, eerste lid, en over het feit dat de hen betreffende gegevens anoniem gemaakt zullen worden.

Een exemplaar van de brief bedoeld in het eerste lid, alsmede van de vragenlijst die aan de personen die uitgenodigd worden aan het onderzoek mee te werken zal voorgelegd worden, zal vooraf aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden worden.

Art. 3.De mededeling van de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens geschiedt aan de Directeur van het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur.

De persoon bedoeld in het eerste lid duidt onder de leden van het personeel van het wetenschappelijk instituut volksgezondheid Louis Pasteur bij name en schriftelijk aan wie gebruik mag maken van de informatiegegevens in het kader van hun geplande onderzoeksactiviteit, en dit enkel voor de doeleinden vermeld in artikel 1.

De lijst van de leden van het personeel van het bovenvermelde Instituut, bedoeld in het voorgaande lid, met aanduiding van hun functie, wordt opgesteld in de maand die volgt op de inwerkingtreding van het onderhavig besluit. Hij wordt dadelijk aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gezonden.

Art. 4.De met toepassing van artikel 1 uit het Rijksregister verstrekte informatiegegevens moeten worden gewist of vernietigd binnen twee maanden volgend op de beëindiging van het onderzoek en uiterlijk op 31 december 2001.

Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het voorgaande lid de personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Wetenschapsbeleid en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Wetenschapsbeleid, Ch. PICQUE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^