Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 1998
gepubliceerd op 07 maart 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022059
pub.
07/03/1998
prom.
21/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/21/1998022059/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt om, in uitvoering van de beslissingen genomen op het begrotingsconclaaf, over te gaan tot de sluiting van overtollige acute ziekenhuisbedden, Omtrent bedoelde wijzigingen werd ruim overleg gepleegd met de Gemeenschappen/Gewesten, wat aanleiding gaf tot een quasi consensus omtrent de te nemen maatregelen.

I. Doelstelling 1. De bestaande erkenningsnormen, vervat in het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, zullen strikt moeten nageleefd worden, onverminderd bepaalde overgangsmaatregelen. 1.1.1. Ieder algemeen ziekenhuis moet over minimum 150 bedden, de nodige basisdiensten en functies en medische permanentie beschikken; de groepering zal niet langer kunnen aangegrepen worden om ziekenhuizen in stand te houden die niet aan deze minimumvereisten voldoen.

Binnen de ziekenhuissector zal een schaalvergroting gerealiseerd worden door de groeperingen en fusies tussen ziekenhuizen aan te moedigen, onder meer via de afschaffing van de verplichte inlevering van 5 % van het globaal aantal bedden ingeval van vrijwillige fusie vóór het einde van 1998. 1.1.2. Met het oog op een optimale aanwending van de beschikbare middelen dienen zoveel mogelijk overlappingen in het aanbod van diensten vermeden te worden.

Bovendien vereist de specialisering van de geneeskunst en de bediening van gesofistikeerde apparatuur de aanwezigheid van medisch, verpleegkundig en paramedisch personeel van uiteenlopende disciplines, aanwezigheid die slechts kan gegarandeerd worden wanneer de ziekenhuizen een voldoende activiteitsniveau halen.

Ziekenhuizen worden bijgevolg aangezet tot betere taakverdeling en complementariteit, door ze aan te sporen tot samenwerking. Dit gebeurt door het statuut van de groepering te revaloriseren.

Bovendien zal er een specifiek kaderbesluit genomen worden dat het statuut van de ziekenhuisassociatie omschrijft, waarbij een samenwerking rond één of meerdere diensten of functies wordt beoogd. 1.2. Wat de verplichte aanwezigheid van de 5 basisfuncties binnen de muren van het ziekenhuis betreft wordt er een versoepeling doorgevoerd. 1.3. De bestaande erkenningsnormen inzake minimum activiteitsniveau van een kraaminrichting zullen strikt moeten worden nageleefd. 1.4. De bestaande erkenningsnorm inzake de minimum bedcapaciteit van een pediatriedienst, zal strikt moeten nageleefd worden. 1.5. De eerstvolgende toepassing van de vastgestelde bezettingsnormen wordt vervroegd tot 1 oktober 1997. 2. De noodzaak blijft om samenwerkingsvormen tussen ziekenhuizen te bevorderen. 2.1. Voor de groeperingen worden er bijkomende voorwaarden gesteld, gericht op de daadwerkelijke samenwerking tussen de groeperende ziekenhuizen. 2.2. Tegelijkertijd worden de regels voor het aangaan van een fusie versoepeld. Met name wordt de verplichting om op termijn te komen tot een vestiging op één enkele plaats opgeheven en wordt de maximale kilometerafstand tussen twee ziekenhuizen die fusioneren opgetrokken. 3. Parallel met de verplichte afbouw van bedden wordt een vrijwillige beddenafbouw gestimuleerd.4. Met het oog op het maximaal behoud van de tewerkstelling wordt 50 % van de gerealiseerde besparingen, teweeggebracht door verplichte sluiting op macro-niveau, ten gunste van de tewerkstelling gerecycleerd.Voor wat de vrijwillige sluiting betreft wordt dat gedeelte van de 50 % besparing, dat niet naar de instelling zelf terugvloeit, op macro-niveau en ten gunste van de tewerkstelling gerecycleerd.

II. Genomen maatregelen 1. Minimale bedcapaciteit ziekenhuizen 1.1.1. Het juridisch kader is geschapen voor de sluiting, op 1 juli 1998, van alle acute ziekenhuizen die op 1 oktober 1997 niet beschikken over 150 bedden, exclusief bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, de nodige basisdiensten en functies en medische permanentie en vóór 1 juli 1998 geen fusie realiseren.

De verplichting om over 150 bedden te beschikken geldt niet voor de geïsoleerde geriatriediensten. Ingeval van groepering of fusie met een geïsoleerde G-dienst worden de bedden van deze geïsoleerde dienst niet in rekening genomen voor de vaststelling van het minimum aantal bedden.

De gefusioneerde ziekenhuizen moeten, in hun globaliteit, beantwoorden aan voormelde norm.

De bestaande afwijking dat een ziekenhuis slechts moet beschikken over een minimum van 120 bedden, exclusief de bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, zo het gevestigd is in een gemeente van 25 000 inwoners of minder en het dichtst bijgelegen ziekenhuis, ten minste 15 km verder ligt, blijft behouden.

Er wordt tevens een afwijking voorzien voor die ziekenhuizen met minder dan 120 bedden,wanneer het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt. 1.1.2. Het inhoudelijk beter invullen van de groepering belet niet dat ziekenhuizen worden aangemoedigd om fusies aan te gaan. Ziekenhuizen die vóór 31 december 1998 overgaan tot vrijwillige fusie dienen geen bedden in te leveren, ziekenhuizen die na die datum overgaan tot vrijwillige fusie moeten ieder slechts een aantal bedden inleveren gelijk aan 5 % van het aantal bedden van het kleinste fusionerende ziekenhuis. 2. Minimum aanwezigheid van 5 functies in het ziekenhuis 2.1. Het koninklijk besluit van 30 januari 1989 wordt gewijzigd in die zin dat het voortaan zal volstaan dat een ziekenhuis, voor wat de klinische biologie en de ziekenhuisapotheek betreft, de basisactiviteiten kan verrichten. Het begrip basisactiviteit zal later geëxpliciteerd worden. 2.2. Voor wat de prestaties betreft die de basisactiviteit te buiten gaan zal het volstaan dat het ziekenhuis, via samenwerkingsakkoorden, beroep kan doen op een volledig uitgebouwd laboratorium voor klinische biologie en een volledig uitgebouwde ziekenhuisapotheek. 3. Minimum aanwezigheid van 2 basisdiensten in het ziekenhuis De verplichting om over een C-dienst én een D-dienst te beschikken wordt gewijzigd in de verplichting over een dienst te beschikken waar zowel chirurgische activiteiten als activiteiten in het domein van de inwendige geneeskunst worden verricht. De verplichtingen die nu aan elk der bedoelde diensten (C-en D-diensten) opgelegd worden, worden gecumuleerd opgelegd aan de nieuwe gemengde C-D-dienst (de minimum bedcapaciteit van de C-D-dienst bedraagt 60). 4. Afwijking op het basisconcept van het ziekenhuis Op de verplichting om te beschikken over 150 bedden, een dienst waar zowel chirurgische activiteiten als activiteiten in het domein van de inwendige geneeskunst wordt verricht (C-D-dienst) en een andere basisdienst en 5 basisfuncties, wordt een afwijking voorzien voor ziekenhuizen die terzelfdertijd chirurgische verstrekkingen en verstrekkingen van inwendige geneeskunst verrichten exclusief voor kinderen of voor de behandeling van tumoren. 5. Minimaal activiteitsniveau van kraaminrichting (400 bevallingen) 5.1. De nodige aanpassingen zijn aangebracht om de datum van de eerstvolgende toepassing van de norm inzake het minimum activiteitsniveau van een kraaminrichting te vervroegen tot 1 oktober 1997. Deze toepassing zal gebaseerd zijn op de gegevens van de jaren 1994, 1995 en 1996. 5.2. De kraaminrichtingen, die gemiddeld, gedurende 3 opeenvolgende jaren, het activiteitsniveau van 400 bevallingen per jaar niet bereiken, zullen op 1 juli 1998 moeten sluiten, tenzij : 1° het ziekenhuis dat over bedoelde kraaminrichting beschikt vóór 1 juli 1998 een fusie realiseert.In voorkomend geval zal, indien het activiteitsniveau van die kraaminrichting lager is dan 275 bevallingen, de kraaminrichting van het gefusioneerde ziekenhuis, ten laatste 2 jaar na de publikatie van het besluit tot wijziging van voormeld besluit van 30 januari 1989, een homogene dienst op één vestigingsplaats moeten vormen.

Deze gefusioneerde kraaminrichting zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake het activiteitsniveau; 2° wanneer de kraaminrichting, voor wat deze toepassing van de normen inzake activiteitsniveau betreft, gedurende het jaar 1996 vooralsnog het niveau van de 400 bevallingen bereikte. 5.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in 5.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de kraaminrichting in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.

De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Indien meerdere kraaminrichtingen, gelegen in dezelfde gemeente niet voldoen aan bovenvermelde activiteitsnorm, wordt de activiteitsnorm slechts toegepast op de minst performante dienst of diensten behoudens andersluidend onderling akkoord tussen betrokken ziekenhuizen, zodanig dat er in de bedoelde gemeente een kraaminrichting blijft bestaan. 5.4. De bestaande afwijking voor kraaminrichtingen die opgericht zijn in een gebied waar de dichtstbijzijnde soortgelijke dienst zich minstens 25 km verder bevindt of in een gemeente met minstens 20 000 inwoners waarbij de dichtstbijzijnde soortgelijke dienst zich minstens 15 km verder bevindt blijft behouden en wordt aangevuld met die ziekenhuizen waarvoor het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt. 6. Minimale bedcapaciteit en minimaal activiteitsniveau in pediatriediensten (15 bedden bezet aan 70 %) 6.1. De nodige wijzigingen zijn aangebracht teneinde het juridisch kader te scheppen voor de sluiting op 1 juli 1998 van iedere pediatriedienst die op 1 oktober 1997 niet beschikt over 15 bedden,bezet aan 70 %, gecorrigeerd met het negatief aantal ligdagen (NAL), tenzij het ziekenhuis dat over bedoelde pediatriedienst beschikt, vóór 1 juli 1998 overgaat tot een fusie. De toepassing gebeurt op basis van de pathologieën van de jaren 1993 en 1995. 6.2. In voorkomend geval moet, indien die pediatriedienst over minder dan 10 bedden beschikt,de pediatriedienst van het gefusioneerde ziekenhuis, ten laatste 2 jaar na de publikatie van onderhavig besluit, een homogene dienst op één vestigingsplaats vormen. Deze gefusioneerde dienst zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake activiteitsniveau. 6.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in 6.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de pediatriedienst in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.

De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Indien meerdere pediatriediensten,gelegen in dezelfde gemeente, omwille van onderbezetting onder de minimale bedcapaciteitsdrempel zakken, wordt de bezettingsnorm slechts toegepast op de minst performante dienst of diensten behoudens andersluidend onderling akkoord tussen betrokken ziekenhuizen,zodanig dat er in de bedoelde gemeente een pediatriedienst blijft bestaan. 6.4. Pediatriediensten die niet beschikken over 15 bedden kunnen overgaan tot interne reconversie van acute ziekenhuisbedden van een andere kenletter naar E-bedden teneinde de minimale bedcapaciteit te bereiken, indien ze kunnen aantonen dat de pediatrische activiteit in de E-diensten tijdens het dienstjaar 1996, voldoende was om 15 bedden aan 70 % te bezetten. 6.5. De pediatriediensten die niet beantwoorden aan de in punt 6.1. bedoelde voorwaarden en die vóór 1 juli 1998 nog geen fusie hebben aangegaan moeten op 1 juli 1998 gesloten zijn. 6.6. Voor de pediatriediensten die gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in punt 5.4. wordt de bestaande afwijking behouden en wordt aangevuld met die ziekenhuizen waarvoor het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt. 7. Toepassing van de normen inzake de bezettingsgraad voor andere diensten dan de kraaminrichtingen 7.1. De datum van de eerstvolgende toepassing van de normen inzake de minimale bezettingsgraad wordt vervroegd tot 1 oktober 1997. Bedoelde toepassing zal gebaseerd zijn op de pathologie gewogen gegevens van de jaren 1993 en 1995. 7.2. Bedoelde onderbezette bedden moeten op 1 oktober 1997 gesloten zijn.

Bedoeld aantal bedden worden op evenredige wijze verminderd in die groep of groepen van ziekenhuisdiensten die aan de basis liggen van de onderbezetting van het ziekenhuis. 7.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in punt 7.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die de bezettingsgraad van een bepaalde dienst in negatieve zin benvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van de bezettingsgraad voor die dienst geneutraliseerd.

De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. 8. Bevorderen van de samenwerking tussen ziekenhuizen 8.1. Aan alle groeperingen worden volgende bijkomende voorwaarden gesteld : 1° de taken van het coördinatiecomité van de groepering worden versterkt.Het Comité zal meerdere keren per jaar verplicht samenkomen en een jaarlijks rapport opstellen. Dit rapport moet worden overgemaakt aan de bevoegde Minister en zal een erkenningsvereiste vormen; 2° elke beslissing inzake investeringen, tot oprichting van nieuwe diensten of van nieuwe medisch-technische diensten door de ziekenhuizen van de groepering moet door het coördinatiecomité worden goedgekeurd.Zonder dergelijke beslissing van het coördinatiecomité kunnen geen vergunningen of erkenningen worden afgeleverd; 3° teneinde te komen tot een optimale samenwerking moeten de ziekenhuizen overgaan tot de aanduiding van een hoofdgeneesheer-coördinator, een coördinator van het verpleegkundig departement, een algemeen coördinator evenals tot de oprichting van een gemeenschappelijk medisch comité, samengesteld uit afgevaardigden van de onderscheiden medische raden.De coördinatoren wonen de vergadering van het coördinatiecomité bij; 4° de ziekenhuizen van de groepering behouden ieder hun campus, maar moeten betrachten om tot een efficiënte taakverdeling te komen zodat ze op termijn daadwerkelijk complementair zijn ten opzichte van elkaar.Daartoe moeten ze een plan uitwerken, dat aan de Gemeenschaps- of Gewestminister moet worden overgezonden, welke de toepassing ervan opvolgt.

De groepering mag niet leiden tot mono-specialistische vestigingen (behalve sub-acute geriatrie en Sp-diensten). 8.2. Het toetreden tot een groepering volstaat niet langer om te beantwoorden aan de norm inzake het minimumconcept van het ziekenhuis (150 bedden, een C-D-dienst, een andere basisdienst, vijf basisfuncties en medische permanentie). 8.2.1. Ziekenhuizen die niet beantwoorden aan het minimumconcept van 150 bedden, een C-D-dienst, een andere basisdienst, vijf basisfuncties en medische permanentie dienen vóór 1 juli 1998 over te gaan tot fusie (met verplichte inlevering van 5 % van de bedcapaciteit). 8.2.2. Voor wat de verplichte bedvermindering ingeval van fusie betreft werd het principe van de laatst bijgekomene in het fusiebesluit ingeschreven zodat, bij opeenvolgende fusies, de bedvermindering slechts doorgevoerd wordt op het aantal bedden van het ziekenhuis dat tot een reeds bestaande fusie toetreedt. 8.3. Indien ziekenhuizen met een bedcapaciteit van 150 acute bedden of meer, de nodige diensten, functies en medische permanentie, een fusie aangaan moeten ze geen 5% van de bedden afbouwen indien de fusie plaatsvindt vóór 31 december 1998 en moeten ze elk slechts een aantal bedden afbouwen, gelijk aan 5% van het aantal bedden van het kleinste fusionerende ziekenhuis, indien de fusie plaatsvindt na 31 december 1998. 8.4. Teneinde groeperingen en fusies te stimuleren werd de vereiste dat ze slechts tussen maximum drie ziekenhuizen kunnen afgesloten worden, geschrapt. 8.5. Binnen de groepering en de fusie moet de homogeniteit van de diensten gegarandeerd worden.

Indien evenwel een ziekenhuis dat van de groepering of fusie deel uitmaakt over één of meerdere types van diensten beschikt waarvan de bedcapaciteit lager wordt dan 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, moeten de bedden van bedoeld type dienst op dezelfde vestigingsplaats gegroepeerd zijn. De ziekenhuizen moeten in het fusie- of groeperingsplan preciseren op welke wijze de homogeniteit of complementariteit van de groepering of van het fusieziekenhuis op verschillende sites zal geregeld worden.

De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar na de ondertekening van de groeperings-of fusie-overeenkomst om hieraan te beantwoorden. Het groeperings- of fusieplan moet door de Gemeenschappen/Gewesten goedgekeurd worden. 8.6. Indien het gefusioneerde ziekenhuis beschikt over meerdere gelijksoortige ziekenhuisdiensten, eventueel verspreid over verschillende campi, dient ieder van die diensten afzonderlijk te beantwoorden aan alle desbetreffende erkenningsnormen behalve deze inzake minimum bedcapaciteit, mits deze bedcapaciteit niet lager is dan 2/3 van het vastgestelde minimum. 8.7. Bij de in 8.2.1. en 8.3. bedoelde vermindering wordt rekening gehouden met de in de betrokken instelling reeds vroeger gesloten bedden in het kader van een groepering of een fusie.

Eventuele sluiting van bedden in een ziekenhuis dat op het ogenblik van de fusie niet langer deel uitmaakt van de groepering wordt evenwel niet in rekening genomen. 8.8.1. De regeling inzake maximumcapaciteit van het fusieziekenhuis werd gewijzigd. In beginsel mag de maximum capaciteit niet meer dan 1 000 bedden bedragen. De Gemeenschaps/Gewestminister kan hierop een afwijking van maximum 10 % verlenen voor ziekenhuizen die zich bevinden binnen één der 5 grote agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi).

De ziekenhuizen van de fusie mogen verder dan 25 km van elkaar verwijderd zijn wanneer ze, op 1 december 1996 reeds deel uitmaakten van eenzelfde groepering. 8.8.2. Het uitgangspunt is dat het aantal bedden van een gefusioneerd ziekenhuis een bepaalde capaciteit beter niet overschrijdt. De ratio legis hiervan is dat een ziekenhuis zowel om kwalitatieve als om financieel-economische motieven niet over een te grote capaciteit mag beschikken. Bovendien bestaat ook de vrees dat indien te veel grote ziekenhuizen ontstaan deze allemaal zullen willen beschikken over zware gespecialiseerde en dus dure diensten waarvan bovendien de behoefte beperkt is.

Na analyse van de toestand in het land is evenwel gebleken dat door voornoemde regel een aantal fusies onmogelijk worden gemaakt, inzonderheid in grote agglomeraties, waar twee of meerdere ziekenhuizen samen vrij gemakkelijk over meer dan 1 000 bedden beschikken. Toch kan het aangewezen zijn om in deze situaties fusies te kunnen realiseren precies om rationaliseringen mogelijk te maken, daar waar deze ziekenhuizen over dezelfde soorten van diensten beschikken. Door deze uitzondering te weerhouden zullen geen arbitraire situaties worden gecreëerd omdat de uitzondering beperkt wordt tot grote agglomeraties. Met andere woorden,in het besluit zelf is een duidelijk criterium aangegeven om afwijkingen boven de 1 000 bedden toe te staan. 9. Vrijwillige bedvermindering 9.1. De vrijwillige bedvermindering wordt gestimuleerd. 9.2. Zoals in het verleden wordt er een schadeloosstelling voorzien voor die ziekenhuizen die overgaan tot een belangrijke afbouw van bedden.

Bovendien wordt 50 % van de gerealiseerde besparing gerecycleerd, met name zal, voor die ziekenhuizen die vrijwillig minstens 10 % van hun bedden sluiten 25 % van de gerealiseerde besparing terugvloeien naar de instelling. De overige 25 % van de gerealiseerde besparing wordt op macro-niveau gerecycleerd.

Voor die ziekenhuizen die vrijwillig minder dan 10 % van de bedden sluiten wordt een premie ter vergoeding van zekere vaste kosten uitgekeerd. Het saldo van de 50 % van de besparing wordt eveneens op macro-niveau gerecycleerd. 10. Recyclage in geval van verplichte bedvermindering In geval van verplichte bedvermindering wordt 50 % van de gerealiseerde besparing op macro-niveau gerecycleerd.11. Bijkomende mogelijkheden tot reconversie Aan de ziekenhuizen die vrijwillig bedden sluiten en niet opteren voor één der in punt 9 bedoelde stimuli werden bijkomende mogelijkheden tot reconversie van ziekenhuisbedden naar Sp- en PVT-bedden en naar plaatsen van beschut wonen, geboden.Deze reconversie is niet mogelijk in het kader van de verplichte bedvermindering wegens het niet bereiken van het vastgestelde activiteitsniveau. 12. Afwijking op moratorium ingesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1996 De verplichting tot homogeniteit van diensten binnen de groepering heeft voor gevolg dat het aantal bedden zowel binnen een ziekenhuis als binnen een bepaald type van ziekenhuisdienst zal verhogen. Het blokkeringsbesluit van 18 januari 1996 werd dan ook aangepast teneinde de ziekenhuizen die van een groepering deel uitmaken in staat te stellen aan deze verplichting te voldoen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, derde kamer, op 15 december 1997 door de Minister van Sociale Zaken en door de Minister van Volksgezondheid verzocht hun, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen", heeft op 18 december 1997 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het voorliggende geval wordt de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd als volgt : "Het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, was het voorwerp van een verzoek tot schorsing en een beroep tot vernietiging ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State;

Gelet op het verslag opgemaakt door het auditoraat van de Raad van State op grond van artikel 94 van de Procedureregeling;

Overwegende dat het verslag besluit dat het ingeroepen middel, namelijk de afwezigheid van motivering van de dringende noodzakelijkheid, wel degelijk gegrond is;

Overwegende dat de regelmatigheid van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, ernstig betwist wordt;

Overwegende dat het nodig is de aangevoerde onregelmatigheid recht te zetten en de dringende noodzakelijkheid te motiveren;

Gelet op het bericht dat de rechtsdag in openbare zitting op 19 december 1997 is vastgesteld;

Overwegende dat het dringend geboden is het budget van de sociale zekerheid te beheersen, meer bepaald door de ziekenhuisstructuren te rationaliseren via schaalvergroting, verplichte sluiting van overtollige acute ziekenhuisbedden en verplichte toepassing van de erkenningsnormen zoals uiteengezet in het verslag aan de Koning dat hier als woordelijk weergegeven moet worden beschouwd (1);

Overwegende dat de rationalisering van de ziekenhuisstructuren moet gebeuren op basis van de situatie op 1 oktober 1997;

Overwegende met name dat de ziekenhuisstructuren die niet aan de vastgestelde voorwaarden voldoen, gesloten zullen worden tenzij zij vóór 1 juli 1998 tot een fusie overgaan zodat de structuur die via de fusie tot stand komt aan de erkenningsnormen beantwoordt;

Overwegende dat de ziekenhuizen zo vlug mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht van deze maatregelen en dat de reeds genomen maatregelen moeten worden bevestigd;

Overwegende dat de procedures tot fusie op dit ogenblik aan de gang zijn, dat de rechtszekerheid gewaarborgd moet worden en de oprichting van de nieuwe ziekenhuisstructuren en het aan de gang zijnde rationaliseringsproces niet op de helling mogen worden gezet;

Overwegende dat de motieven die de dringende noodzakelijkheid rechtvaardigden bij de goedkeuring van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, a fortiori gelden na de inwerkingtreding van deze tekst." Met toepassing van het bepaalde in artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling wetgeving zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Strekking van het ontwerp 1. Het voor advies voorgelegde ontwerp strekt tot de wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen.De wijzigingen hebben betrekking, zowel op de algemene normen die van toepassing zijn op ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, als op de bijzondere normen die gelden voor de ziekenhuisgroeperingen.

Zoals in het verslag aan de Koning wordt uiteengezet, is het ontwerp bedoeld om te komen tot de sluiting van overtollige acute ziekenhuisbedden. Ziekenhuizen die niet aan de minimumnormen voldoen, zullen moeten sluiten, tenzij ze vóór 1 juli 1998 een fusie hebben aangegaan. De samenwerking van ziekenhuizen wordt bovendien aangemoedigd door een revalorisatie van het statuut van de ziekenhuisgroepering. 2. Het ontwerp neemt grotendeels de inhoud over van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 met hetzelfde opschrift.In vergelijking met dat besluit worden in het ontwerp de data opgeschoven waarop aan bepaalde normen voldaan moet zijn (2), en worden enkele juridisch-technische wijzigingen aangebracht.

Het koninklijk besluit van 6 mei 1997 wordt overigens bij het ontworpen besluit ingetrokken.

Uit de motivering van het spoedeisend karakter van de adviesaanvraag blijkt dat de vervanging van de regeling vervat in het koninklijk besluit van 6 mei 1997 door die van het ontworpen besluit, is ingegeven door het feit dat tegen het koninklijk besluit een vordering tot schorsing en een beroep tot nietigverklaring zijn ingesteld (3), en dat de auditeur in haar verslag besluit tot de vernietiging. Het ontwerp wil de vernietiging kennelijk vermijden.

Algemene opmerkingen 1. Het hiervoor bedoelde beroep tot nietigverklaring is gesteund op een aantal middelen die vragen doen rijzen, welke ook voor het thans voorliggende ontwerp relevant kunnen zijn. Overeenkomstig haar vaste praktijk zal de afdeling wetgeving zich er evenwel van onthouden om een standpunt in te nemen ten aanzien van rechtsvragen welke het voorwerp uitmaken van een geschil bij een rechter, te dezen de afdeling administratie van de Raad van State. 2. Volgens artikel 23 van het ontworpen besluit wordt het koninklijk besluit van 6 mei 1997 ingetrokken.Het zal m.a.w. geacht worden nooit bestaan te hebben, en dus geen rechtsgevolgen teweeggebracht te hebben.

Zoals artikel 24 van het ontwerp geredigeerd is, treedt het ontworpen besluit in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. De ontworpen regeling zou dus alleen maar voor de toekomst (weder)ingevoerd worden.

De gemachtigde ambtenaar heeft evenwel laten weten dat de stellers van het ontwerp in feite de voorkeur geven aan een inwerkingtreding met terugwerkende kracht tot 1 mei 1997, zijnde de datum met ingang waarvan het koninklijk besluit van 6 mei 1997 uitwerking heeft.

Het intrekken van een besluit dat door een annulatieberoep is bestreden, en het terzelfdertijd invoeren, met terugwerkende kracht, van een regeling die in essentie hetzelfde voorwerp heeft, komt neer op een inmenging van het bestuur in een hangend geding. Aan de annulatierechter wordt immers de mogelijkheid ontnomen om zich nog over de betwiste regeling uit te spreken. Te dezen blijkt uit de motivering van het spoedeisend karakter van de adviesaanvraag dat dit effect ook uitdrukkelijk beoogd wordt.

De retroactieve wederinvoering van een betwiste regeling kan in dergelijke gevallen slechts als wettig beschouwd worden, als er uitzonderlijke omstandigheden zijn die zulks redelijkerwijze kunnen verantwoorden (1).

Te dezen is door de gemachtigde ambtenaar de volgende verantwoording gegeven : "Deze inwerkingtreding met terugwerkende kracht is belangrijk met het oog op het garanderen van de continuïteit en de rechtszekerheid.

Immers, inmiddels hebben de ziekenhuizen die structureel onderbezet waren op 1 oktober 1997, deze onderbezette bedden moeten inleveren (artikelen 16, 18bis en 21 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 mei 1997).

Wanneer het besluit niet met terugwerkende kracht wordt genomen, betekent dit dat ziekenhuizen die, omwille van onderbezetting, op 1 oktober 1997 bedden moesten inleveren, een schadevergoeding zouden kunnen vragen omdat deze beslissing genomen werd op grond van een inmiddels vernietigd besluit.

Anderzijds zijn reeds vele ziekenhuizen met minder dan 150 bedden of ziekenhuizen die niet beschikten over de vereiste basisdiensten en/of basisfuncties, overgegaan tot (verplichte) fusie." Het komt de Raad van State voor dat de continuïteit inderdaad een wettig doel zou zijn voor een retroactiviteit die het herstel beoogt van de louter formele gebreken van een regeling die op het terrein tot ingrijpende ontwikkelingen aanleiding geeft.

Voor de wettigheid van de retroactiviteit van een regeling volstaat het niet dat die retroactiviteit een wettig doel nastreeft. Vereist is bovendien dat de aantasting van het grondbeginsel van de rechtszekerheid, die het gevolg is van de retroactiviteit, niet onevenredig is met het nagestreefde doel (2).

Te dezen herneemt de ontworpen regeling grotendeels bepalingen die, tot op het ogenblik waarop het koninklijk besluit van 6 mei 1997 ingetrokken zal zijn, uitwerking gehad hebben. De aan die regeling onderworpen rechtssubjecten zullen door de ontworpen bepalingen dus niet verrast worden. Bovendien wordt, door het opschuiven van de data waarop aan de minimumvereisten voldaan moet worden, de gestrengheid van de oorspronkelijke regeling zelfs enigszins afgezwakt (3).

De eventuele terugwerkende kracht van de ontworpen regeling zou aldus eveneens verenigbaar zijn met het evenredigheidsbeginsel.

Het staat de stellers van het ontwerp in die omstandigheden derhalve vrij om artikel 24 te vervangen door een bepaling die aan het ontworpen besluit terugwerkende kracht verleent.

De kamer was samengesteld uit: De heren : W. Deroover, kamervoorzitter;

P. Lemmens en L. Hellin, staatsraden;

Mevr. F. Lievens, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer L. Hellin.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. R. Thielemans, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer W. Weymeersch, adjunct-referendaris.

De Griffier, F. Lievens.

De Voorzitter, W. Deroover.

21 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 68, 1° en 2° en artikel 69, 3°, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 4 maart 1991,12 oktober 1993, 23 december 1993, 28 maart 1995 en 20 augustus 1996;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, gegeven op 23 februari 1996 en op 19 september 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State van 3 april 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 84, eerste lid, 2°, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid die als volgt gemotiveerd wordt;

Het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, was het voorwerp van een verzoek tot schorsing en een beroep tot vernietiging ingediend bij de afdeling administratie van de Raad van State;

Gelet op het verslag opgemaakt door het auditoraat van de Raad van State op grond van artikel 94 van de Procedureregeling;

Overwegende dat het verslag besluit dat het ingeroepen middel, namelijk de afwezigheid van motivering van de dringende noodzakelijkheid wel degelijk gegrond is;

Overwegende dat de regelmatigheid van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen ernstig betwist wordt;

Overwegende dat het nodig is de aangevoerde onregelmatigheid recht te zetten en de dringende noodzakelijkheid te motiveren;

Gelet op het bericht dat de rechtsdag in openbare zitting op 19 december 1997 is vastgesteld;

Overwegende dat het dringend geboden is het budget van de sociale zekerheid te beheersen, meer bepaald door de ziekenhuisstructuren te rationaliseren via schaalvergroting, verplichte sluiting van overtollige acute ziekenhuisbedden en verplichte toepassing van de erkenningsnormen zoals uiteengezet in het verslag aan de Koning dat hier als woordelijk weergegeven moet worden beschouwd;

Overwegende dat het dringend geboden is de ziekenhuisbeheerders ervan op de hoogte te stellen dat de datum tegen welke de verplichte fusie van ziekenhuizen moet gerealiseerd zijn, uitgesteld wordt tot 1 juli 1998;

Overwegende dat de rationalisering van de ziekenhuisstructuren moet gebeuren op basis van de situatie op 1 oktober 1997;

Overwegende met name dat de ziekenhuisstructuren die niet aan de vastgestelde voorwaarden voldoen, gesloten zullen worden tenzij zij vóór 1 juli 1998 tot een fusie overgaan zodat de structuur die via de fusie tot stand komt aan de erkenningsnormen beantwoordt;

Overwegende dat de ziekenhuizen zo vlug mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht van deze maatregelen en dat de reeds genomen maatregelen moeten worden bevestigd;

Overwegende dat de procedures tot fusie op dit ogenblik aan de gang zijn, dat de rechtszekerheid gewaarborgd moet worden en de oprichting van de nieuwe ziekenhuisstructuren en het aan de gang zijnde rationaliseringsproces niet op de helling mogen worden gezet;

Overwegende dat de motieven die de dringende noodzakelijkheid rechtvaardigden bij de goedkeuring van het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, a fortiori gelden na de inwerkingtreding van deze tekst;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 18 december 1997, binnen een termijn van drie dagen;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1bis van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 maart 1991, 12 oktober 1993,23 december 1993, 28 maart 1995 en 20 augustus 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° van de Nederlandstalige tekst worden de woorden "ingrepen" respectievelijk "ingreep" vervangen door de woorden "verstrekkingen" respectievelijk "verstrekking";2° in punt 3° worden de woorden ", zoals ingevoegd door de bijlage 2 van het ministerieel besluit van 28 december 1994" geschrapt;3° punt 4° wordt opgeheven.

Art. 2.In de artikelen 1bis, 5°, c), 14, § 1, 4°, en 16, § 1, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit worden, na de woorden "(kenletter N)" de woorden "of, met ingang van 1 januari 1997 de dienst voor intensieve neonatologie (kenletter NIC)" ingevoegd.

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin van § 1 wordt vervangen als volgt : "Met uitzondering van de geïsoleerde geriatriediensten (kenletter G), moet ieder ziekenhuis beschikken over :";2° in § 1, 1°, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), bestemd voor patiënten met chronische aandoeningen" worden vervangen door de woorden "in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven";b) het punt wordt aangevuld met het volgend lid : "In geval van groepering of fusie met een geïsoleerde G-dienst, worden de bedden van deze geïsoleerde dienst niet in rekening genomen voor de vaststelling van het minimum aantal bedden";3° in § 1 wordt het punt 2° vervangen door de volgende bepaling : "2° de hiernavolgende soorten van ziekenhuisdiensten : a) een dienst waar zowel chirurgische activiteit als activiteit in het domein van de inwendige geneeskunst verricht wordt (C-D-dienst); b) een dienst voor geriatrie (kenletter G) of een dienst voor neuropsychiatrie voor observatie en behandeling (kenletter A) of een kraaminrichting (kenletter M) of een dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E)."; 4° in § 1, 3°, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het punt c) wordt vervangen door de volgende bepaling : "c) basisactiviteiten van klinische biologie.Voor wat de prestaties betreft die de basisactiviteit te buiten gaan, volstaat het dat het ziekenhuis, via een samenwerkingsakkoord, beroep kan doen op een volledig uitgebouwde functie;"; b) het punt e) wordt vervangen door de volgende bepaling : "e) basisactiviteiten van ziekenhuisapotheek.Voor wat de prestaties betreft die de basisactiviteit te buiten gaan, volstaat het dat het ziekenhuis, via een samenwerkingsakkoord, beroep kan doen op een volledig uitgebouwde functie."; c) het punt 3° wordt aangevuld met het volgende lid : "Het in de punten c) en e) vermeld begrip van basisactiviteit kan door Ons nader worden omschreven."; 5° er wordt een § 1bis ingevoegd luidend als volgt : "§ 1bis.Door de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft kan slechts een afwijking op § 1, 1°, 2° en 3° worden toegestaan aan de ziekenhuizen waar terzelfdertijd chirurgische en geneeskundige verstrekkingen verricht worden exclusief voor kinderen of voor de behandeling van tumoren."; 6° de § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : "§ 3.De ziekenhuizen die op 1 oktober 1997 niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in de §§ 1 of 1bis worden gesloten op 1 juli 1998 tenzij het ziekenhuis vóór 1 juli 1998 een fusie realiseert."; 7° De § 4 wordt vervangen door de volgende bepalingen : "§ 4.Een kraaminrichting mag niet geïsoleerd opgesteld staan, maar moet steeds deel uitmaken van een ziekenhuis bestaande uit ten minste een dienst waar zowel chirurgische activiteit als activiteit in het domein van de inwendige geneeskunst verricht worden (C-D-dienst)."

Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tegenwoordige tekst zal § 1 vormen;2° in die § 1 worden de woorden "in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), bestemd voor patiënten met chronische aandoeningen" vervangen door de woorden "in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp), bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven";3° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt : "§ 2.In afwijking op § 1 mag een ziekenhuis beschikken over minder dan 120 bedden, wanneer het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt."

Art. 5.De artikelen 4, 5 en 6 van hetzelfde koninklijk besluit worden opgeheven.

Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "twee jaren" vervangen door de woorden "één jaar";2° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "en dit onverminderd de bepalingen van artikel 2, § 3";3° in het tweede lid worden de woorden "of een groepering" geschrapt;4° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 7.Artikel 8 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld als volgt : "De groepering mag niet leiden tot mono-specialistische vestigingen, met uitzondering van sub-acute geriatrie- en Sp-diensten."

Art. 8.In artikel 9 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 1° wordt opgeheven;2° de tegenwoordige tekst van het punt 2° vormt voortaan het punt 1° van het artikel;3° in het nieuwe punt 1° worden de woorden "meer dan 20 km" vervangen door de woorden "meer dan 25 km"; 4° het punt 3° wordt vervangen door een nieuw punt 2° luidend als volgt : "2° de ziekenhuizen van de groepering moeten elk afzonderlijk voldoen aan de bepalingen van artikel 2, § 1 of § 1bis of, in voorkomend geval, aan de bepalingen van artikel 3;"; 5° het artikel wordt aangevuld met de volgende punten : "3° onverminderd de bepalingen van punt 2°, moet de homogeniteit van de diensten, ten laatste twee jaar na de ondertekening van de groeperingsovereenkomst,gewaarborgd worden.Indien een ziekenhuis dat van de groepering deel uitmaakt over één of meerdere types van diensten beschikt waarvan de bedcapaciteit lager wordt dan 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, zullen de bedden van bedoeld type dienst op dezelfde vestigingsplaats moeten gegroepeerd zijn, met dien verstande dat de in artikel 2, § 1, 2°, bedoelde basisdiensten op iedere vestigingsplaats in ieder geval moeten beantwoorden aan de minimale bedcapaciteit bedoeld in artikel 14; 4° teneinde te komen tot een optimale samenwerking moeten de ziekenhuizen overgaan tot de aanduiding van een hoofdgeneesheer-coördinator, een coördinator van het verpleegkundig departement, een algemeen coördinator en een gemeenschappelijk medisch comité, samengesteld uit afgevaardigden van de onderscheiden medische raden.De coördinatoren wonen de vergadering van het in artikel 13 bedoelde coördinatiecomité bij; 5° de ziekenhuizen van de groepering moeten tot een efficiënte taakverdeling komen zodat ze op termijn daadwerkelijk complementair zijn ten opzichte van elkaar.Daartoe moeten ze een plan uitwerken,dat ze aan de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft moeten overzenden, welke de toepassing ervan opvolgt; 6° elke beslissing tot investering, oprichting van nieuwe diensten of van nieuwe medisch-technische diensten door de ziekenhuizen van de groepering moet door het in artikel 13 bedoelde coördinatiecomité worden goedgekeurd.Zonder dergelijke beslissing kunnen geen vergunningen of erkenningen worden afgeleverd."

Art. 9.De artikelen 10 en 11 van hetzelfde koninklijk besluit worden opgeheven.

Art. 10.Artikel 12, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld als volgt : "16° de aanduiding van de hoofdgeneesheer-coördinator, de coördinator van het verpleegkundig departement, de algemeen coördinator en de samenstelling van het gemeenschappelijk medisch comité; 17° de wijze waarop aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, 5° zal worden voldaan."

Art. 11.Artikel 13, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een punt d) luidend als volgt : "d) het komt meerdere keren per jaar samen en het stelt een jaarlijks rapport op. Dit rapport moet worden overgemaakt aan de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft."

Art. 12.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 13bis ingevoegd luidend als volgt : "

Art. 13bis.De groeperingen die op het ogenblik van de bekendmaking van dit artikel erkend zijn, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar, die aanvangt op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel, om te beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9, 3°, 4° en 5° en in artikel 12, § 2, 16° en 17°."

Art. 13.In artikel 14, § 1 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin wordt vervangen door de volgende bepaling : "Onverminderd de bepaling van artikel 9, 3°, moet ieder van de hierna vermelde diensten van een ziekenhuis of van een ziekenhuisgroepering beschikken over een minimum aantal bedden dat als volgt wordt vastgesteld :"; 2° de punten 1° en 2° worden vervangen door de volgende bepaling : "1° een dienst waar zowel chirurgische activiteit als activiteit in het domein van de inwendige geneeskunst verricht worden (C-D-dienst) : 60 bedden, met dien verstande dat bij de berekening van dit aantal iedere theoretische plaats als één bed wordt beschouwd;"; 3° punt 3° wordt aangevuld met de volgende bepaling : ", onverminderd de bepalingen van artikel 20, § 3".

Art. 14.In artikel 15 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "de P.A.L. en" geschrapt.

Art. 15.In artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 2° wordt geschrapt; 2° in § 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "of het P.A.L." geschrapt; b) in het tweede lid worden de woorden "bedoelde N.A.L. en P.A.L., worden door de Minister" vervangen door de woorden "bedoelde N.A.L.,wordt door de Minister"; 3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : "§ 3.Het ziekenhuis moet een aantal bedden verminderen overeenkomstig het aantal ligdagen dat het ziekenhuis tekort heeft om het in § 1 bedoelde bezettingspercentage te bereiken. Dit aantal bedden wordt op evenredige wijze verminderd in de groep of groepen van ziekenhuisdiensten waar de minimaal gemiddelde bezettingsgraad zoals bedoeld in het derde lid van § 1 niet wordt bereikt."

Art. 16.In artikel 18 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Het in artikel 17 vastgestelde activiteitsniveau voor kraaminrichtingen (kenletter M), geldt niet indien :";2° in punt 1° worden, vóór de woorden "in een gebied waar", de woorden "deze opgericht zijn" ingevoegd;3° in punt 2° worden, vóór de woorden "in een gemeente met", de woorden "deze opgericht zijn" ingevoegd; 4° het artikel wordt aangevuld met een 3° luidend als volgt : "3° de dichtstbijzijnde kraaminrichting, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt."

Art. 17.In hetzelfde koninklijk besluit wordt er een artikel 18bis ingevoegd luidend als volgt : "

Art. 18bis.§ 1. De bezettingsgraad van de pediatriedienst moet gemiddeld tijdens drie opeenvolgende jaren ten minste beantwoorden aan 70 percent van bezetting. § 2. Bij de berekening van de in § 1 bedoelde werkelijke gemiddelde bezettingsgraad van de pediatriedienst worden de gerealiseerde dagen verminderd met het N.A.L. De in het vorig lid bedoelde N.A.L., wordt door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft medegedeeld aan de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft. § 3. Het ziekenhuis moet in de pediatriedienst een aantal bedden verminderen overeenkomstig het aantal ligdagen dat de dienst tekort heeft om het in § 1 bedoelde bezettingspercentage te bereiken."

Art. 18.In artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "Indien de in artikel 16, § 1, bedoelde bezettingsgraad" vervangen door de woorden "Indien de in de artikelen 16, § 1, en 18bis bedoelde bezettingsgraad";b) in het tweede lid worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 18, 1° en 2°" vervangen door de woorden "zoals bedoeld in artikel 18, 1°, 2° en 3°";c) het laatste lid wordt opgeheven;d) de § wordt aangevuld met de volgende leden : "Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die de bezettingsgraad van een bepaalde dienst in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van de bezettingsgraad voor die dienst geneutraliseerd. De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken voor te leggen aan de minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu." 2° de § 2 wordt vervangen als volgt : "§ 2.De kraaminrichtingen (kenletter M) die op 1 oktober 1997 niet beantwoorden aan de bepaling van artikel 17, worden op 1 juli 1998 gesloten, tenzij : 1° het ziekenhuis dat over bedoelde kraaminrichting beschikt vóór 1 juli 1998 een fusie realiseert met het oog op het beantwoorden aan deze vereiste.In voorkomend geval zal, indien het activiteitsniveau van die kraaminrichting lager is dan 275 bevallingen, de kraaminrichting van het gefusioneerde ziekenhuis, ten laatste twee jaar na de ondertekening van de fusie-overeenkomst, een homogene dienst op één vestigingsplaats moeten vormen.

Deze gefusioneerde kraaminrichting zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake activiteitsniveau; 2° wanneer de kraaminrichting, voor wat deze toepassing van de normen inzake het activiteitsniveau betreft, gedurende het jaar 1996 vooralsnog het niveau van de 400 bevallingen bereikte. Indien meerdere kraaminrichtingen gelegen in dezelfde gemeente niet voldoen aan bovenvermelde activiteitsnorm, zal de activiteitsnorm slechts wordt toegepast op de minst performante dienst of diensten, zodanig dat er in de bedoelde gemeente een kraaminrichting blijft bestaan.

Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de kraaminrichting in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.

De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken aan de minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft, voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu."; 3° de §§ 3, 4 en 5 worden vervangen als volgt : "§ 3.Onverminderd de bepalingen van § 5, worden de pediatriediensten (kenletter E), andere dan die bedoeld in § 1, tweede lid, en § 4, wier bedcapaciteit op 1 oktober 1997 gedaald is tot onder het niveau van 15 bedden gesloten,tenzij het ziekenhuis dat over bedoelde pediatriedienst beschikt vóór 1 juli 1998 een fusie realiseert met het oog op het beantwoorden aan deze vereiste. In voorkomend geval zal, indien die pediatriedienst over minder dan 10 bedden beschikt, de pediatriedienst van het gefusioneerde ziekenhuis,ten laatste twee jaar na de ondertekening van de fusie-overeenkomst een homogene dienst moeten vormen, zoniet wordt bedoelde dienst vooralsnog gesloten.

Deze dienst van het gefusioneerd ziekenhuis zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake activiteitsniveau.

Indien meerdere pediatriediensten, gelegen in dezelfde gemeente, omwille van onderbezetting onder de minimale bedcapaciteitsdrempel van 15 bedden zakken, wordt de bezettingsnorm slechts toegepast op de minst performante dienst of diensten, behoudens andersluidend onderling akkoord tussen betrokken ziekenhuizen vóór 1 januari 1998, zodanig dat er in de bedoelde gemeente één pediatriedienst blijft bestaan.

Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de pediatriedienst in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.

De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken aan de Minister die de erkenning van de ziekenhuizen onder zijn bevoegdheid heeft voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken,Volksgezondheid en Leefmilieu. § 4. Pediatriediensten die niet beschikken over 15 bedden kunnen overgaan tot interne reconversie van acute ziekenhuisbedden van een andere kenletter naar E-bedden teneinde de minimale bedcapaciteit te bereiken, indien het ziekenhuis dat over een dergelijke dienst beschikt kan aantonen dat de activiteit in de E-dienst van 1996, voldoende was om 15 bedden aan 70 % te bezetten. § 5. De ziekenhuizen die beschikken over een pediatriedienst met minder dan 15 bedden mogen deze dienst tot op een door Ons te bepalen datum behouden voor zover het aantal bedden niet daalt onder de 10 bedden en de kraaminrichting van het desbetreffend ziekenhuis voldoet aan het gestelde activiteitsniveau."

Art. 19.In artikel 21, tweede lid van hetzelfde koninklijk besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "op artikel 16, § 1, en op het vorig lid" worden vervangen door de woorden "op artikel 16, § 1, 18bis, § 1, en op het vorig lid";2° de woorden "op 1 januari 1998, op basis van de gegevens van de jaren 1995 en 1996" vervangen door de woorden "op 1 oktober 1997 op basis van de gegevens van de jaren 1993 en 1995, met dien verstande dat de normen bedoeld in artikel 17 gebaseerd zullen zijn op de gegevens van 1994, 1995 en 1996".

Art. 20.In artikel 25bis van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "van de in de artikelen 7, tweede lid en 20, §§ 2, 3, 4, 1°, en 5 bedoelde plannen" vervangen door de woorden "van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde plannen".

Art. 21.In artikel 27 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "voorzien in de artikels 2, §§ 2 en 3, 4, § 1, 6, 7, 10, § 2, 12, § 3, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24 en 26 van dit besluit" vervangen door de woorden "voorzien in de artikels 2, § 2, 7, 13bis, 16, 17, 18, 18bis, 20 en 21 van dit besluit".

Art. 22.De bijlage 1 en 2 bij hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de als bijlage 1 en 2 bij dit besluit opgenomen bepalingen.

Art. 23.Het koninklijk besluit van 6 mei 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen wordt ingetrokken.

Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1997.

Art. 25.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA

Bijlage 1 A. Berekening van het te verminderen aantal erkende bedden voor bedden erkend onder een andere kenletter als E 1. Verantwoord aantal bedden : 1.1. Voor het dienstjaar x : (GL - N.A.L.)/365 x T = A waarbij : GL = aantal gerealiseerde verpleegdagen gedurende het dienstjaar x voor de bedden andere dan erkend onder kenletter E. N.A.L. = aantal dagen voor het dienstjaar x bedoeld in artikel 1bis, 3° voor de bedden andere dan erkend onder kenletter E. T = minimale gemiddelde bezettingsgraad voor het dienstjaar x berekend overeenkomstig artikel 16, § 1. 1.2. Voor het dienstjaar x + 1 : (GL - N.A.L.)/365 x T = B waarbij : GL, N.A.L. en T dezelfde betekenis hebben dan in 1.1. doch betrekking hebben op het dienstjaar x + 1. 1.3. Voor het dienstjaar X + 2 : GL - N.A.L.)/365 x T = C waarbij : GL, N.A.L. en T dezelfde betekenis hebben dan in 1.1. doch betrekking hebben op het dienstjaar x + 2. 1.4. Voor de dienstjaren x, x + 1, x + 2 : A + B + C/3 = AGB Waarbij : AGB = gemiddeld aantal gerechtvaardigde bedden voor de drie desbetreffende dienstjaren. 2. Gemiddeld aantal bestaande en erkende bedden in de beschouwde : dienstjaren (AEB) : AEB = gemiddeld aantal bestaande en erkende bedden gedurende de dienstjaren x, x + 1, x + 2.3. Aantal af te bouwen erkende bedden (AAB) : Als AEB g AGB AAB = AEB - AGB Indien het ziekenhuis tijdens de drie desbetreffende dienstjaren een aantal bedden heeft gesloten moet dat aantal gesloten bedden eerst afgetrokken worden van het AAB.Indien dat resultaat negatief is, is het AAB gelijk aan 0.

B. Berekening van het te verminderen aantal erkende pediatriebedden : 1. Verantwoord aantal bedden : 1.1. Voor het dienstjaar x : (GL - N.A.L.)/365 x T = A waarbij : GL = aantal gerealiseerde verpleegdagen gedurende het dienstjaar x voor de bedden erkend onder kenletter E. N.A.L. = aantal dagen voor het dienstjaar x bedoeld in artikel 1bis, 3° voor de bedden erkend onder kenletter E. T = minimale gemiddelde bezettingsgraad voor het dienstjaar x berekend overeenkomstig artikel 18bis, § 1. 1.2. Voor het dienstjaar x + 1 : GL - N.A.L.)/365 x T = B waarbij : GL, N.A.L. en T dezelfde betekenis hebben dan in 1.1. doch betrekking hebben op het dienstjaar x + 1. 1.3. Voor het dienstjaar X + 2 : (GL - N.A.L.)/365 x T = C waarbij : GL, N.A.L. en T dezelfde betekenis hebben dan in 1.1. doch betrekking hebben op het dienstjaar x + 2. 1.4. Voor de dienstjaren x, x + 1, x + 2 : A + B + C/3 = AGB waarbij : AGB = gemiddeld aantal gerechtvaardigde bedden voor de drie desbetreffende dienstjaren. 2. Gemiddeld aantal bestaande en erkende bedden in de beschouwde dienstjaren (AEB) : AEB = gemiddeld aantal bestaande en erkende bedden gedurende de dienstjaren x, x + 1, x + 2.3. Aantal af te bouwen erkende bedden (AAB) : Als AEB g AGB AAB = AEB - AGB Indien het ziekenhuis tijdens de drie desbetreffende dienstjaren een aantal bedden heeft gesloten moet dat aantal gesloten bedden eerst afgetrokken worden van het AAB.Indien dat resultaat negatief is, is het AAB gelijk aan 0.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^