Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2002
gepubliceerd op 29 maart 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende nationaal akkoord 1999-2000

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012052
pub.
29/03/2002
prom.
21/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/21/2002012052/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende nationaal akkoord 1999-2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende nationaal akkoord 1999-2000.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 1999 Nationaal akkoord 1999-2000 (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2000 onder het nummer 53805/CO/142.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder « werklieden » verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze overeenkomst is gesloten met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000, gesloten op 8 december 1998 en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

Dit nationaal akkoord wordt neergelegd op de griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

De algemeen verbindend verklaring bij koninklijk besluit van dit nationaal akkoord wordt gevraagd. HOOFDSTUK III. - Werk en werkzekerheid

Art. 3.1. Werkzekerheid.

Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot afdankingen om economische redenen vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen - met inbegrip van tijdelijke werkloosheid - uitgeput zijn.

Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht en besproken worden op het gepaste niveau in functie van een na te streven oplossing.

Art. 3.2. Uitzendarbeid en onderaanneming. § 1. Het beroep op de contracten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987 voorziene gevallen, met inachtname van het uitzonderingskarakter van dit regime.

De raadplegingsprocedure, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 36, 58 en 58bis van de Nationale Arbeidsraad waarbij de vakbondsafvaardiging, en bij ontstentenis de werknemersorganisaties, voorafgaand haar/hun toestemming moeten verlenen inzake het gebruik van uitzendkrachten in de onderneming, zal strikt worden toegepast. § 2. De partijen bevelen aan het beroep op contracten van onderaanneming te beperken en engageren zich om alle maatregelen te nemen om praktijken inzake schijnzelfstandigheid uit te roeien. HOOFDSTUK IV. - Inkomenszekerheid

Art. 4.1. Index.

Op 1 april 1999 zullen alle effectieve en baremieke (spanning 100) lonen worden aangepast aan de index volgens de indexformule voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst loonvorming van 22 mei 1991.

Op 1 mei 2000 zullen alle effectieve en baremieke (spanning 100) lonen worden aangepast aan de index, op basis van de formule "sociale index" (= 4-maandelijks gemiddelde) april 2000/maart 1999.

Vanaf 2001 zullen alle effectieve en baremieke (spanning 100) lonen jaarlijks op 1 mei aangepast worden aan de index volgens de formule "sociale index" (= 4-maandelijks gemiddelde) april lopende jaar/april voorafgaand jaar.

De collectieve arbeidsovereenkomst loonvorming van 22 mei 1991 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.

Art. 4.2. Koopkracht.

Op 1 juni 1999 worden alle effectieve en baremieke uurlonen verhoogd met 0,9 pct. (regime 38 uren/week).

Op 1 januari 2000 worden alle effectieve en baremieke uurlonen verhoogd met 1,5 pct. (regime 38 uren/week).

De collectieve arbeidsovereenkomst "uurlonen" van 26 juni 1997 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur.

Art. 4.3. Functieclassificatie.

De partijen verklaren zich akkoord om in 1999 een classificatiecommissie op te richten die zich buigt over het opstellen van een analytische functieclassificatie of een evenwaardig systeem onder meer in functie van een sekse-neutrale functieclassificatie.

De partijen engageren zich deze werkzaamheden af te ronden voor 31 december 2000, met een tussentijdse evaluatie na 1 januari 2000. HOOFDSTUK V. - Loopbaanplanning

Art. 5.1. Loopbaanonderbreking.

Partijen nemen akte van de bestaande wetgeving inzake loopbaanonderbreking die een recht installeert voor 3 pct. van de werknemers, conform het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 (Belgisch Staatsblad van 1 oktober 1998) tot instelling van een recht op loopbaanonderbreking.

De specifieke regelingen inzake loopbaanonderbreking, met name ouderschapsverlof, palliatieve zorgen en medische bijstand aan een zwaar ziek familielid, vallen buiten dit recht van 3 pct.

Art. 5.2. Brugpensioen.

Art. 5.2. 1. Verlenging van de bestaande brugpensioenakkoorden.

De bestaande brugpensioenakkoorden in de sector en in de ondernemingen in de sector worden onder dezelfde voorwaarden en binnen de wettelijke mogelijkheden verlengd vanaf 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003.

In die zin zal een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het brugpensioen worden afgesloten in het paritair subcomité.

Art. 5.2. 2. Berekeningswijze aanvullende vergoeding brugpensioen.

Voor alle werklieden die ontslagen worden met het oog op brugpensioen, volgens de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten op sectoraal- of ondernemingsvlak zullen, om het in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 van 19 december 1974 bepaalde netto-referteloon te berekenen, de sociale zekerheidsbijdragen berekend worden op 100 pct. van het referte brutomaandloon.

Art. 5.2. 3. Brugpensioen - procedure.

Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het kader van de arbeidsherverdelende maatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan : minstens 1 maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken werknemer (bij aangetekende brief) uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de werknemer zich laten bijstaan door zijn syndicaal afgevaardigde. Zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde zullen alsdan sluitende afspraken worden gemaakt. HOOFDSTUK VI. - Vorming en opleiding

Art. 6.De ondertekenende partijen engageren zich om in functie van de uitwerking van een sectoraal opleidingsbeleid samen te werken met de v.z.w. Educam.

Deze samenwerking impliceert voor 1999 een punctuele behandeling van de opleidingsdossiers. Vanaf 1 januari 2000 krijgt de samenwerking met Educam zowel voor wat betreft risicogroepen als de permanente vorming, een continu karakter. De partijen engageren zich om vanuit het sociaal fonds hiertoe de noodzakelijke middelen vrij te maken.

Art. 6.1. Risicogroepen. § 1. In uitvoering van hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen wordt de inning van 0,15 pct., voorzien in het nationaal akkoord 1997-1998 (artikel 3.3. § 1) voor onbepaalde duur verlengd. § 2. Rekening houdende met de artikelen 105 en 106 van de hoger genoemde wet, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, werkzoekenden die het begeleidingsplan hebben gevolgd, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijds lerenden, laaggeschoolde werklieden, werklieden die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en werklieden van 45 jaar en ouder.

Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een werkman van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om in het kader van de opleiding van de deeltijds lerenden te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem. Daartoe zal in functie van een sectorale aansluiting onder meer onderhandeld worden met bevoegde instanties inzake de Middenstandsopleiding (ILW, VDAB/FOREm, CDBSO/CEFA'S,....

Educam zal de coördinatie van dit opleidingssysteem waarnemen. § 4. Gezien deze inspanning vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 1999 en 2000 bestemd voor het Tewerkstellingsfonds.

Art. 6.2. Permanente vorming. § 1. Daarenboven zullen de inspanningen op het gebied van de permanente vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,05 pct. van de brutolonen, voorzien in het protocol van nationaal akkoord 1997-1998 (artikel 3.3., § 2), vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 op te trekken tot 0,10 pct. § 2. Vanaf 1 januari 2000 en voor onbepaalde duur wordt de bovengenoemde bijdrage opgetrokken tot 0,15 pct. § 3. De basisopdracht van Educam is de ontwikkeling en ondersteuning van een sectoraal opleidingsbeleid. Dit impliceert : - het onderzoek van kwalificatie- en opleidingsnoden, in het bijzonder onderzoek naar meer specifieke beroepen waarvoor nog geen beroepsprofielen bestaan; - het screenen van het bestaande opleidingsaanbod; - de ontwikkeling van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - de kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de werkzekerheid van werklieden; - het uitwerken van een Educam-aanbod omtrent veiligheid en milieu; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven. § 4. De ondertekenende partijen bevelen aan om op bedrijfsniveau : - overleg te plegen met de ondernemingsraad, bij ontstentenis met de vakbondsafvaardiging omtrent de permanente vorming; - de geleverde inspanningen inzake permanente vorming te plannen en maximaal te spreiden over alle werklieden; - overleg te plegen met Educam omtrent de opleidingsnoden. HOOFDSTUK VII. - Inzetbaarheid

Art. 7.1. Integratie van minder-validen.

Ondertekenende partijen verklaren zich akkoord om via een paritaire werkgroep uitvoering te geven aan het advies van de Nationale Arbeidsraad, omtrent het wetsvoorstel Maximus-Merchiers, van 27 juni 1995 dat tot doel heeft de herinschakeling te vergemakkelijken van werknemers die als gevolg van ziekte of ongeval het overeengekomen werk niet meer kunnen verrichten.

De partijen engageren zich om voor het einde van dit nationaal akkoord 1999-2000, hieromtrent een collectieve arbeidsovereenkomst neer te leggen.

Art. 7.2. Integratie van migranten.

Tegen uiterlijk 1 oktober 2000 wordt in het arbeidsreglement van elk bedrijf dat ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen de volgende nondiscriminatieclausule opgenomen : « werknemers en werkgevers zijn ertoe gehouden alle regels van welvoeglijkheid, goede zeden en beleefdheid in acht te nemen, inclusief ten aanzien van bezoekers. Dit impliceert ook een zich onthouden van elke vorm van racisme en discriminatie en een bejegenen van iedereen met dezelfde nodige menselijke eerbied voor éénieders waardigheid, gevoelens en overtuiging. Verboden is bijgevolg elke vorm van verbaal racisme, alsook het verspreiden van racistische lectuur en pamfletten. Ook elke discriminatie op grond van geslacht, seksuele geaardheid, ras, huidskleur, afstamming, afkomst, nationaliteit en overtuiging is verboden. » In de loop van het laatste kwartaal 2000 zal het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen steekproefsgewijs evalueren in hoeverre werd voldaan aan deze bepaling. HOOFDSTUK VIII. - Kwaliteit van de arbeid

Art. 8.Gelet op artikel 10 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de verbintenissen van het interprofessioneel akkoord, onder het luik "arbeidsomstandigheden", wordt in de schoot van het paritair subcomité een werkgroep opgericht, teneinde vóór 30 september 2000, een sectoraal model van preventieplan, voor de aanpak van problemen van veiligheid en gezondheid die eigen zijn aan de sector, aan te maken. HOOFDSTUK IX. - Technisch luik

Art. 9.1. Kort verzuim.

De nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst van de Nationale Arbeidsraad betreffende kort verzuim voor achterkleinkinderen en overgrootouders wordt geïntegreerd in de bestaande regelingen inzake kort verzuim.

Art. 9.2. Omzetting in euro.

Onverminderd bestaande afrondingsregels, worden voor de omrekening in euro, alle bedragen vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten binnen het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, uitgedrukt met 2 decimalen na de eenheid, Bijvoorbeeld : 400 BEF wordt 400,00 BEF. HOOFDSTUK X. - Sociale vrede

Art. 10.Het huidig akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op vlak van de individuele onderneming. HOOFDSTUK XI. - Duur

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is geldig van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000; met uitzondering van : - artikel 3.1. (Werkzekerheid), dat geldig is van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2001; - artikel 5.2.1. (Verlening brugpensioen) en artikel 5.2.3. (Procedure brugpensioen) die geldig zijn van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003. - artikel 4.1. (Index), artikel 4.2. (Koopkracht), artikel 5.1. (Loopbaanonderbreking), artikel 5.2.2. (Berekeningswijze aanvullende vergoeding brugpensioen), artikel 6.1. § 1. (Vorming en opleiding - bijdrage risicogroepen 1999), artikel 6.1. § 2. (Vorming en opleiding - bijdrage risicogroepen 2000), artikel 6.2. § 1. (Vorming en opleiding - bijdrage permanente vorming 1999), artikel 6.2. § 2. (Vorming en opleiding - bijdrage permanente vorming 2000), artikel 9.1. (Kort verzuim), artikel 9.2. (Omzetting in euro), die geldig zijn voor onbepaalde duur en die kunnen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^