Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2002
gepubliceerd op 09 maart 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie, loon- en arbeidsvoorwaarden, verloven en vakantiedagen (1)

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012070
pub.
09/03/2002
prom.
21/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/21/2002012070/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie, loon- en arbeidsvoorwaarden, verloven en vakantiedagen (Vlaamse Gemeenschap) (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, betreffende de classificatie, loon- en arbeidsvoorwaarden, verloven en vakantiedagen (Vlaamse Gemeenschap).

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000 Classificatie, loon- en arbeidsvoorwaarden, verloven en vakantiedagen (Vlaamse Gemeenschap) (Overeenkomst geregistreerd op 20 juli 2000 onder het nummer 55356/CO/225) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de instellingen van het vrij onderwijs, gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs, met uitzondering van de werknemers en werkgevers van de vrije hogescholen.

Met "werknemers" worden bedoeld : de mannelijke en vrouwelijke bedienden. HOOFDSTUK II. - Algemeenheden

Art. 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast die van toepassing zijn op de voornoemde werkgevers en werknemers. Zij beogen de loon- en arbeidsvoorwaarden, verloven en vakantiedagen te bepalen voor de functies van het administratief personeel. HOOFDSTUK III. - Arbeidsduur

Art. 3.Voor de personeelsleden vermeld in artikel 2 bedraagt een voltijdse betrekking 38 uur. Deze arbeidsduur volgt de evolutie van de arbeidsduur van de administratief medewerker in het voltijds secundair onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK IV. - Classificatie barema's en weddenschalen

Art. 4.Het administratief personeel van het vrij onderwijs, dat gesubsidieerd wordt door de Vlaamse Gemeenschap, wordt aangeworven op basis van het behaalde diploma in respectievelijk de A, B, C, D-niveaus. Deze niveaus komen overeen met volgende opleidingen : Niveau A : Academisch onderwijs en hoger onderwijs van academisch niveau;

Niveau B : Hoger onderwijs van één cyclus;

Niveau C : Secundair onderwijs;

Niveau D : Secundair onderwijs 2e graad of lager secundair onderwijs.

Art. 5.§ 1. Aan de niveaus vermeld in artikel 4 worden volgende weddenbarema's toegekend zoals vastgesteld voor de administratief medewerker in het voltijds secundair onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De weddenschalen voor de functies van het administratief personeel volgen de evolutie van de weddenschalen vastgesteld voor de administratief medewerker in het voltijds secundair onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. De huidig gangbare weddebarema's zijn gevoegd in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Betalingswijze

Art. 6.De weddenschalen vermeld in artikel 5 worden omgerekend naar een betalingswijze van bedienden. Dit houdt in dat als eindejaarspremie een volledige dertiende maand en als dubbel vakantiegeld 90 pct. van een geïndexeerde bruto maandwedde wordt uitbetaald.

Omrekening Art 7. De omrekening van de weddenschalen gebeurt, rekening houdend met de verworven weddenanciënniteit, volgens volgende formule : Me x 12 x 1.036 + x + y/13,9 = Mi waarin : Me = de geïndexeerde bruto maandwedde van het betrokken weddenbarema met inbegrip van haard- of standplaatsvergoeding; 1,036 = 1,1 pct. van de geïndexeerde bruto jaarwedde met inbegrip van haard-en standplaatsvergoeding berekend op de maand maart, als variabel gedeelte van het vakantiegeld + 2,5 pct. van de geïndexeerde bruto jaarwedde met inbegrip van haard- en standplaatsvergoeding berekend op de maand december, als variabel gedeelte van de sociale programmatie (eindejaarspremie); x = vast gedeelte van het vakantiegeld voor onderwijspersoneel; y = vast gedeelte van de sociale programmatie voor onderwijspersoneel; 13,9 = 12 maanden effectief + 13e maand (EJT) + 90 pct. van de bruto maandwedde (vakantiegeld);

Mi = geïndexeerde bruto maandwedde van bediende met inbegrip van de haard- of standplaatsvergoeding.

Art. 8.Het administratief personeel verwerft anciënniteit, verder geldelijke anciënniteit genoemd, vanaf de minimumleeftijd zoals bepaald in de weddenschalen vermeld in artikel 5.

Art. 9.Er is telkens één jaar bijkomende geldelijke anciënniteit verworven, de 1ste van de maand die volgt op elke nieuwe periode van twaalf maanden opgetelde geldelijke anciënniteit.

Art. 10.§ 1. Diensten gepresteerd als bediende bij vorige werkgevers en/of in de privé-sector komen in aanmerking om de geldelijke anciënniteit vast te stellen, doch met een maximum van 10 jaar. In onderling akkoord tussen de werkgever en de werknemer kan dit maximum overschreden worden. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse tewerkstelling. § 2. Diensten in een andere hoedanigheid dan bediende kunnen door de werkgever in aanmerking genomen worden om de geldelijke anciënniteit vast te stellen, doch met een maximum van 10 jaar. In onderling akkoord tussen de werkgever en de werknemer kan dit maximum overschreden worden. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse tewerkstelling.

Art. 11.Diensten gepresteerd in de onderwijsinstellingen, met inbegrip van de internaten, als GECO of BTK komen zonder beperking in aanmerking om de geldelijke anciënniteit vast te stellen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen deeltijdse en voltijdse tewerkstelling. HOOFDSTUK V. - Eindejaarspremie

Art. 12.§ 1. De in artikel 1 bedoelde werknemers ontvangen jaarlijks een eindejaarspremie volgens de modaliteiten dewelke in deze collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald. § 2. Deze eindejaarspremie is gelijk aan de maandwedde van december, voorzover : a) er werkelijk of daarmee gelijkgesteld arbeidsprestaties werden geleverd tijdens de gehele referteperiode van 1 januari tot 31 december van het betrokken jaar;b) de contractuele arbeidsduur tijdens genoemde referteperiode gelijk is gebleven. § 3. Ingeval van onvolledige referteperiode geeft iedere gepresteerde of daarmee gelijkgestelde maand tijdens de referteperiode recht op één twaalfde van de in § 2 bepaalde eindejaarspremie : - Als "volledige maandprestatie" wordt beschouwd elke arbeidsprestatie begonnen vóór de 16de van de maand of beëindigd na de 15de van de maand. § 4. Ingeval de contractuele arbeidsduur tijdens de referteperiode of de onvolledige referteperiode niet gelijk is gebleven, wordt de in §§ 2 en 3 bepaalde eindejaarspremie vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan de contractuele arbeidsduur van december en de teller gelijk is aan het maandelijks rekenkundig gemiddelde van de contractuele arbeidsduur gepresteerd tijdens de gehele referteperiode of de onvolledige referteperiode. § 5. De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn deze zoals voorzien in de artikelen 16, 18, 19, 41 en 43 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. § 6. Ingeval van uitdiensttreding in de loop van de referteperiode blijven alle voorgaande regelen van toepassing. De berekeningsbasis wordt dan de maandwedde van de maand tijdens dewelke men uit dienst treedt.

Art. 13.Deze eindejaarspremie wordt in één maal uitbetaald in de loop van de maand december van het betrokken jaar, zelfs als de gerechtigde zich op dat ogenblik in een periode van schorsing van de arbeidsovereenkomst bevindt.

Bij uitdiensttreding in de loop van de referteperiode wordt de eindejaarspremie, zoals bepaald in artikel 12, § 6, betaald met de loonafrekening van de laatste maand waarvoor de arbeidsprestaties geschiedden. HOOFDSTUK VI. - Rust-, feest-, verlof- en vakantiedagen

Art. 14.§ 1. De normale rustdagen zijn : - de zaterdagen en de zondagen; - de wettelijke feestdagen, de dagen die wettelijke feestdagen vervangen en de reglementaire verlofdagen; - de jaarlijkse vakantiedagen. § 2. De wettelijke feestdagen zijn: 1 januari, Paasmaandag, 1 mei, O.H.Hemelvaart, Pinkstermaandag, 21 juli, Tenhemelopneming, Allerheiligen, 11 november, Kerstmis.

Wanneer een wettelijke feestdag op een zondag of op een zaterdag valt, hebben de personeelsleden recht op een vervangende verlofdag. Deze vervangende verlofdagen worden in overleg met de directie opgenomen in de periode dat de school gesloten is. § 3. Naast de wettelijke feestdagen zoals opgesomd in § 2 hebben de personeelsleden recht op volgende reglementaire verlofdagen : 11 juli, 2 november en 26 december. § 4. Jaarlijkse vakantiedagen Voor het vaststellen van de jaarlijkse vakantiedagen en bijkomende jaarlijkse vakantiedagen wordt de leeftijd in aanmerking genomen die het personeelslid bereikt op 1 juli van het lopende kalenderjaar. 1. Voltijdse aanstelling en werkzaam in één onderwijsinstelling De personeelsleden die voltijds aangesteld zijn en werkzaam in één onderwijsinstelling genieten per kalenderjaar een aantal jaarlijkse vakantiedagen, zaterdagen niet inbegrepen, waarvan de duur als volgt wordt bepaald : - voor de personeelsleden die minder dan vijfenveertig jaar oud zijn : 30 werkdagen; - voor de personeelsleden die vijfenveertig tot minder dan vijftig jaar oud zijn: 31 werkdagen; - vanaf 50 jaar : 32 werkdagen.

De personeelsleden genieten bovendien bijkomende jaarlijkse vakantiedagen waarvan de duur naargelang de leeftijd als volgt wordt bepaald : op zestig jaar : één werkdag; op eenenzestig jaar : twee werkdagen; op tweeënzestig jaar : drie werkdagen; op drieënzestig jaar : vier werkdagen; op vierenzestig jaar : vijf werkdagen. 2. Deeltijdse aanstelling of voltijds bij verschillende werkgevers of onderwijsinstellingen De personeelsleden die ofwel deeltijds aangesteld zijn of voltijds aangesteld zijn bij verschillende onderwijsinstellingen of werkgevers hebben per onderwijsinstelling recht op een fractie van het aantal jaarlijkse vakantiedagen zoals vastgesteld in § 4. De vakantiedagen dienen omgezet te worden in vakantie-uren. Dertig vakantiedagen komen overeen met 228 vakantie-uren (6 weken à 38 uur).

De vakantiefractie wordt berekend aan de hand van volgende formule : 228 x Y/38 x Z/12 = X Waarin : Y = het aantal uren deeltijdse tewerkstelling dat vermeld staat op het contract;

Z = het aantal volledige maanden waarin het personeelslid gewerkt heeft. Voor personeelsleden die voor 1 januari in dienst kwamen is Z = 12. Bij indiensttredingen na 1 januari moet het aantal volledige maanden die liggen tussen 1 januari en de indiensttreding afgetrokken worden van 12.Onvolledige maanden komen niet in aanmerking.

Voor personeelsleden waarvan de opdracht in de loop van het jaar verandert moet per periode met dezelfde opdracht de berekening gebeuren. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 15.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst doen geen afbreuk aan de bepalingen die voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat.

Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2000.

Zij is gesloten voor een onbepaalde tijd en kan, geheel of gedeeltelijk worden opgezegd door elk der partijen, met een opzegtermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de inrichtingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage - Annexe Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Mme L. ONKELINX

^