Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2003
gepubliceerd op 03 februari 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003022082
pub.
03/02/2003
prom.
21/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/21/2003022082/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit verslag wordt opgesteld in toepassing van artikel 3bis, § 1, tweede en derde lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd volgt op de afsluiting op 19 december 2001 van een collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.

Sedert 1 januari 2002 is dit stelsel in de privé-sector in de plaats gekomen van het stelsel van loopbaanonderbreking, geregeld door de herstelwet van 22 januari 1985.

Artikel 19, 2°, van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven voorziet dat de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nodige maatregelen neemt met het oog op de aanpassing van de sociale-zekerheidswetgeving ten behoeve van de werknemers bedoeld door deze maatregelen.

Daarnaast werd in dezelfde wet een nieuwe reglementering voorzien betreffende vaderschapsverlof en adoptieverlof, die vanaf 1 juli 2002 in werking treedt, van toepassing op alle werknemers met een arbeidsovereenkomst.

Deze hervormingen vereisten een aantal aanpassingen in verschillende wetgevingen.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat U wordt voorgelegd, voorziet dus in de aanpassing van volgende wettelijke en reglementaire teksten : - de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939; - de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994; - het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers; - het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers; - het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

In het algemeen gaat het over formele tekstaanpassingen behalve voor de sector van de pensioenen.

In de regeling van het tijdskrediet wordt inderdaad voor de latere pensioenberekening de voltijdse of halftijdse onderbreking gratis gelijkgesteld met een tewerkstelling. Alhoewel het tijdskrediet bij C.A.O. op sector- of ondernemingsniveau verlengd kan worden tot 5 jaar maximum, dan kan voor de berekening van het pensioen maar 3 jaar gratis worden gelijkgesteld.

Deze periode van gelijkstelling zal niet meer kunnen verlengd worden zelfs mits het vrijwillig betalen van de regularisatiebijdragen, zoals dit voorheen het geval was in het geval van loopbaanonderbreking.

In geval van een vermindering van de tewerkstelling met 1/5e, wordt een gratis gelijkstelling verleend voor een maximale periode van 5 jaar. Deze gelijkstelling kan wel bovenop de gelijkstelling van 3 jaar worden verkregen.

Zoals dit reeds voordien het geval was, wordt tot de wettelijke pensioenleeftijd een gratis gelijkstelling verleend aan de werknemers die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt en hun tewerkstelling hetzij met 50 % of met 1/5e hebben verminderd.

Het huidig ontwerp van koninklijk besluit werd aangepast aan het advies van de Raad van State, behalve op de volgende punten.

Artikel 1, punt a) , van het ontwerp heeft als wettelijke basis de artikelen 30 en 134 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Artikel 1, punt b) , van het ontwerp heeft als wettelijke basis artikel 53, § 3, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.

Bijgevolg blijven het derde lid van de aanhef en het eerste artikel van het ontwerp behouden.

Het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie aan de andere kant, diende niet te worden gevraagd, omdat artikel 3 van het ontwerp enkel betrekking heeft op de reglementering voor de bedienden, die door deze Rijksdienst niet wordt toegepast.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

21 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, inzonderheid op artikel 53, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 1990 en de wetten van 30 december 1992 en 22 februari 1998, en § 3;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op de artikelen 8 en 25, eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 december 1996;

Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 30, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1985, en op artikel 134;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel 105, § 2, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 103, § 1, 7°;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, inzonderheid op artikel 46, eerste lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 34, §§ 1 en 2, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997;

Gelet op het advies nr. 317 van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag van Werknemers, gegeven op 4 december 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen, gegeven op 28 januari 2002;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst Uitkeringen voor werknemers, gegeven op 20 februari 2002;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 oktober 2001, 3 december 2001, 24 januari 2002 en 10 juni 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 21 augustus 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies nr. 34.246/1 van de Raad van State, gegeven op 14 november 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 53, § 1, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 1990 en de wetten van 30 december 1992 en 22 februari 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 5° worden de woorden « ministerieel besluit » vervangen door de woorden « koninklijk besluit »;b) § 1 wordt aangevuld als volgt : « 15° de dagen waarop hij het recht heeft om van het werk afwezig te zijn ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind overeenkomstig artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 2, van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen;16° de dagen waarop hij het recht heeft om van het werk afwezig te zijn omwille van het onthaal van een kind in zijn gezin in het kader van een adoptie overeenkomstig artikel 30, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en artikel 25quinquies, § 3, van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen.»

Art. 2.Artikel 103, § 1, 7°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen als volgt : « 7° voor de periode gedurende dewelke een beroep kan worden gedaan op een onderbrekingsuitkering bij volledige onderbreking van de loopbaan. »

Art. 3.In artikel 46, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2001, worden de woorden « of wanneer een periode van tijdskrediet zoals bepaald in artikel 3, § 1, 1°, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 in vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zoals beoogd in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen een aanvang neemt » ingevoegd tussen de woorden « een aanvang neemt » en « of wanneer zijn contract ».

Art. 4.In artikel 25, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 23 december 1996, worden de woorden « , wegens tijdskrediet, » ingevoegd tussen de woorden « loopbaanonderbreking » en « of wegens het verminderen van de arbeidsprestaties ».

Art. 5.In artikel 34 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 wordt een punt Nbis ingevoegd, luidende : « Nbis.1° De perioden van inactiviteit wegens uitoefening van het recht op tijdskrediet voorzien in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 in vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaan-vermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, zoals beoogd in artikel 103bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

De gelijkstelling is beperkt tot twaalf maanden of indien bij collectieve arbeidsovereenkomst op sector- of ondernemingsniveau de duur van het recht op tijdskrediet wordt opgetrokken, tot 36 maanden. 2° De perioden van inactiviteit wegens uitoefening van het recht op loopbaanvermindering voorzien in artikel 6 van genoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr.77bis.

De gelijkstelling is beperkt tot 60 maanden. » b) § 1, punt O wordt vervangen als volgt : « O.de perioden van inactiviteit vanaf de leeftijd van 50 jaar wegens uitoefening van het recht op loopbaanvermindering of vermindering van arbeidsprestaties als voorzien in artikel 9 van de in Nbis genoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis of gedurende dewelke de werknemer zijn arbeidsprestaties heeft verminderd overeenkomstig de in artikel 102 van de voornoemde herstelwet voorziene voorwaarden of heeft genoten van de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 maart 1996 betreffende de toekenning van onderbrekingsvergoedingen. » c) § 1 wordt aangevuld met de volgende punten : « R.de zeven laatste dagen van het vaderschapsverlof bedoeld in artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en in artikel 25quinquies, § 2, van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen;

S. de zeven laatste dagen van het adoptieverlof bedoeld in artikel 30, § 3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en in artikel 25quinquies, § 3, van de wet van 1 april 1936 op de arbeidsovereenkomst wegens dienst op binnenschepen; » d) in § 2, punt 4 wordt de opsomming « N en O » vervangen door « N, Nbis en O »;e) in § 2, een punt 7 wordt toegevoegd, luidende : « 7.De perioden vermeld in § 1, R en S, worden gelijkgesteld voor zover de werknemer het genot heeft van de uitkering betaald in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. »

Art. 6.Artikel 53, 13°, van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot het in overeenstemming brengen van sommige koninklijke besluiten inzake sociale zekerheid met het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot eenvormige definiëring van begrippen met betrekking tot arbeidstijdgegevens ten behoeve van de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt ingetrokken.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002, met uitzondering van de artikelen 1, 5, c) en e) die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2002.

Art. 8.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^